Ad Interim. Jaargang 5(1948)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 97] [p. 97] [Ad interim, 1948, nummer 3] Wintermiddag in Holland Terwijl het stilaan donker om mij wordt, Gezeten voor het hoge, helder raam, Zie ik de rijders licht en ijlend op Hun smalle ijzers door de ruimte gaan, Over grauwe vaarten en lange sloten, Zwarte figuren in 't namiddaglicht, Elastisch, twee aan twee aaneengesloten, Voorover hellend, dan weer opgericht, En plotseling met kracht uiteengedreven Als weggeslagen door hun diepste lust, Maar ijlings weerom naar elkander kerend, Elkaar de handen reikend in hun rust, Zo schrijven zij met lange, losse halen, Been over been in eendre regelmaat, In groeiende en krimpende spiralen, Waaraan niet ene krul verloren gaat, Haast moeiteloos ongebroken lijnen De klare wissel-wetten van dit spel Van gaan en komen, komen en verdwijnen, Van stoot en tegenstoot in dit duel, Die binnen ruimte's eindeloos bestand De vreugde vieren van het wijs bestek, Het leven in dit stille, grijze land Voltrekken naar zijn eigen diepste wet, Het rusteloze lichaam voortgedreven, Tot in zijn hoogste evenwicht getild En prachtig in zijn steile stand geheven, In eindeloos bewegen, toch in rust verstild - [pagina 98] [p. 98] Hoe bid ik weer te zijn als deze mensen Wier lust tot zinvol spel verheven wordt, Om de vervulling mijner diepste wensen: Het eindelijk in tucht en zwier voltooide lot. Karel Meeuwesse Vorige Volgende