Ad Interim. Jaargang 5(1948)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 41] [p. 41] Homo novus 1947 I Er hingen nevels om de westertoren. Hij wandelde vereenzaamd langs de gracht, Had zich het leven nooit zo stil gedacht, Zo ingekeerd en aan zichzelf verloren. Verbeten dacht hij: - 'k Ga opnieuw beginnen. Wat ik in oude daden heb verdaan Zal 'k van mij schudden als een waan Om mij op nieuwe daden te bezinnen. 'k Zal eenzaam zijn, maar met veel kostbaarheden, Mijn dromen en mijn boeken zijn mijn goud. Een nieuwe wereld zal in mij gaan leven, Een wereld die ook weer in mij ophoudt. In lichte nevels zal ik zijn geborgen, Een ingekeerde - zij 't uit zelfbehoud. [pagina 42] [p. 42] II Hoe had hij al die jaren kunnen lopen In de versleten molen van den tijd, Om zonder een moment van zelfverwijt Zijn daden als gemeengoed te verkopen? Hoe vaak had hij de strijd niet op zien branden Met de gedachte: - straks wordt er geblust, Wij zijn nu voor de vrede toegerust. - Zijn wereld bleef gewapend tot de tanden. Waar was hij dienstig, waar te kort geschoten? Wat had hij voor die wereld kunnen zijn? Een brandenblusser zonder apparaten, Begoocheld door de spiegels van de schijn - Een die wanneer de stokers zijn vertrokken, Ontgoocheld klagen kan om eigen pijn. [pagina 43] [p. 43] III Hij voelde in de zakken van zijn jas, Of 't half vergane boekje er nog zat, Dat hij als knaap zo vaak gelezen had, Wanneer hij rusteloos en eenzaam was: Khayyàms kwatrijnen, zuiver goud Tussen de zandkorrels van zijn woestijn, Voor hem zo vaak bedwelmender dan wijn: Toen hij nog jong was, voelde hij zich oud. En plots na jaren vond hij woorden, die Hij eens had willen branden in 't geheugen: The Quarrel of the Universe let be. Een uur geleden was dit nog een leugen. Make Game of that which makes as much of Thee. Hij kon er zich nu schuchter op verheugen. Jan Spierdijk Vorige Volgende