Acta Neerlandica 10
(2015)– [tijdschrift] Acta Neerlandica– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| ||||||||||||||
László Pósán
| ||||||||||||||
[pagina 8]
| ||||||||||||||
Ondanks de grote afstand en de dure levering bereikten de Hongaarse en Nederlandse producten in de Middeleeuwen elkaars markten via talrijke bemiddelaars. In deze tussenhandel speelden vooral Pruisische, Zuid-Duitse en Nurnbergse handelaars een belangrijke rol.Ga naar eind1 De Pruisische kooplui volgden de waterroute langs de Wijsel tot Krakau en vanaf de eeuwwisseling gingen ze in de dertiende en viertiende eeuw tot Hongarije.Ga naar eind2 Uit die periode zijn er al vijf Pruisische handelscompagnieën uit Lubeck bekend die via de Pruisische gebieden in Vlaamse laken en Hongaars koper handelden.Ga naar eind3 Een privilegieoorkonde van de Franse koning Filips IV de Schoone noemt Elbing (Ełblag) als een van de steden wiens burgers en kooplui Vlaanderen regelmatig bezochten.Ga naar eind4 In de eerste helft van de veertiende eeuw probeerden de Pruisische en Westfaalse handelaars samen gebruik maken van de Nederlandse handelsmogelijkheden.Ga naar eind5 De Hollandse graaf Willem IV stelde in 1340 een privilegieoorkonde uit aan de ‘gemeine coeplude van Prussen ene van Westfalen’. Hieruit blijkt dat een groot deel van de door hen geleverde producten Hongaars koper en Pools lood was.Ga naar eind6 De vreden van Kalisz gesloten tussen de Duitse Orde en Polen in 1343 garandeerde de Pruisische steden nog betere mogelijkheden om Hongaars koper (en andere producten) die op de Nederlandse markten gewild waren, aan te schaffen. Koning Casimir III de Grote van Polen liet in 1349 de kooplui van de staat van de Duitse Orde toe, vooral die uit Thorn (Toruń) om via de stad Sandomierz (Szandecz) naar Hongarije te gaan. Hetzelfde voorrecht gaf hij ook aan mensen komend uit Honagrije naar Toruń of naar andere Pruisische steden.Ga naar eind7 Maar de Pruisische kooplui kregen al in 1344 en 1345 voorrechten voor hun handelsactiviteit door Polen.Ga naar eind8 Het belangrijkste product van de Pruisische handel naar de Lage Landen betekende het koper uit de mijnen van Noord-Hongarije. Bijna de helft van de koperdelving in Besztercebánya (Bánska Bystrica), Úrvölgye (Špania Dolina), Libetbánya (L'ubietová), Szomolnok (Smolník), Gölnicbánya (Gelnica) bereikte door bemiddeling van Pruisische kooplui op de Baltische zee de markten van Brugge en Antwerpen. Het andere deel kwam via de Zuid-Duitse, vooral Nurnbergse handelaars naar de klanten, vooral naar Dinant die beroemd was om zijn ambachtelijke koperproducten.Ga naar eind9 Deze werden vanuit geïmporteerde grondstoffen gemaakt en waren in heel Noordwest-Europa gevraagd. De Pruisiche Hanzekooplieden interesseerden zich al vanaf de laatste derde van de dertiende eeuw voor het Hongaarse koper. Uit een oorkonde uit 1293 bleek dat de stad Elbing bij de hertog van Pommerellen klaagde dat zijn onderdanen bij | ||||||||||||||
[pagina 9]
| ||||||||||||||
Danzig en Stolp kooplui uit Elbling beroofden toen hij koper aan het leveren waren op de Wijsel.Ga naar eind10 De koperhandel die in de dertiende-eeuwse Bruggse documenten ‘Pools’ (cuprum polona) werd genoemd was een Hongaars product geleverd door Pruisische kooplieden via Polen en de Baltische zee naar Vlaanderen. In die tijd was er in Polen namelijk geen koperdelving.Ga naar eind11 De uitdukkingen libeters (Libetbánya), schmolnitzer (Szomolnok) of gilnitzer koppers (Gölnicbánya) in de Hanze-documenten verwijzen duidelijk naar het koper uit Noord-Hongarije.Ga naar eind12 De andere twee belangrijke routes van de koperexport vanuit Hongarije waren door Wenen en Praag naar Zuid-Duitsland en vandaar verder naar de Lage Landen of via Villach naar Venetië en Firenze.Ga naar eind13 De koperlevering vanuit Hongarije door Zuid-Duitse kooplui naar de Lage Landen werd in de tijd van de Anjou-koningen door Italiaanse mijnondernemers vooral uit Venetië en Firenze verhinderd. Deze situatie veranderde tijdens de regering van Sigismund van Luxemburg. Toen kregen Zuid-Duitse handelshuizen en ondernemers naast de Italianen een belangrijker aandeel aan de bontmetaal- en edelmetaaldelving in Hongarije.Ga naar eind14 Volgens de douaneboeken van Lübeck, Hamburg, Schonen, Odesloe uit 1368 leverden de Lübeckse kooplui in een waarde van 1500 Lübeckse marken Hongaars koper dat ze van Pruisische handelaars in Thorn hadden gekocht, naar Noordwest-Europa, vooral naar Brugge. Dit bedrag maakte 25% van de hele Lübeckse koperlevering van het jaar 1368 uit, betekende dus een aanzienlijk aandeel.Ga naar eind15 De handelsboeken van Hildebrand Veckingchusen, koopman uit Koningsbergen, schrijven vaak over de levering van Hongaars koper naar Vlaanderen en Engeland.Ga naar eind16 Uit de haven van Danzig werd Hongaars koper in 1460 in de waarde van 7000 Pruisische marken geëxporteerd. Dit maakte 11,7% van de hele export van Danzig uit. In 1470 bereikte de koperexport de waarde van 8100 mark, een exportaandeel van 13% dus. In 1492 daalde echter de Hongaarse koperexport vanuit Danzig naar de Lage Landen op 1200 mark.Ga naar eind17 Het Hongaarse koper geleverd naar de Lage Landen, vooral Brugge bereikte de Poolse hoofstad via de route Kassa (Košice) - Sandecz - Krakau of via Lőcse (Levoča) - Lubló (Stará L'ubovňa) - Sandecz - Krakau.Ga naar eind18 De kooplui van de Duitse Orde kochten daar het koper en leverden het op de Wijsel naar Thorn of Danzig of brachten ze zelf naar Vlaanderen eventueel verkochten ze het aan andere Hanzekooplui die het koper dan naar de markten van de Lage Landen brachten. Rond de eeuwwisseling van de zestiende eeuw exporteerde de Fugger-Thurzo compagnie Hongaars koper via Danzig naar Antwerpen.Ga naar eind19 Wladislaus | ||||||||||||||
[pagina 10]
| ||||||||||||||
Łokietek van Polen schreef al in 1306 voor dat niemand Hongaars koper of andere producten vanuit Hongarije of vanuit elders te land of ter zee naar Thorn mag leveren alleen maar via Krakau.Ga naar eind20 Deze oorkonde bewijst dat Krakau al in het begin van de 14e eeuw een belengrijk distributiecentrum van goederen was. Dankzij haar contacten van Vlaanderen tot Venetië, van Nurnberg tot de Italiaanse koloniën aan de Zwarte Zee heeft ze rijk aanbod aan Westerse en Oosterse producten gehad. Casimir de Grote vernieuwde tijdens zijn regering de voorrechten van Krakau meerdere keer om de stad in de positie van verkopen van Pools lood en Poolse zout en Hongaars koper te versterken.Ga naar eind21 Dit hing ermee samen dat in de loop van de 14e eeuw kooplui uit Thorn en Krakau voor de export van Hongaars koper naar Vlaanderen vochten.Ga naar eind22 In zijn oorkonde in Visegrád van 6 augustus 1372 gaf Lodewijk I van Hongarije en Polen aan Hongaarse en Poolse kooplui vrije doorgang richting Lemberg. Hij verbood Tsjechen, Moraviërs, Sileziërs, Pruisen en vooral de kooplui uit Thorn in een dreigement van in beslagnemen van hun goederen als ze daar handel zouden drijven. Verder besloot hij de voorrechten van Krakau te bevestigen tegenover de kooplui ‘de universis Prussie partibus et signanter de Thoron’.Ga naar eind23 Hij verleende Krakau stapelrecht dat grote moeilijkheden veroorzaakte in de directe handel tussen de Pruisische steden en Hongarije.Ga naar eind24 Lodewijk gebood in 1380 de Pruisische Hanzesteden Krakau te ontwijken en op de Wijsel of op de Dunajec of te land Hongaars koper of ijzer te leveren.Ga naar eind25 Als antwoord op het door de Poolse koningen gegarandeerd stapelrecht van Krakau en vanwege de twisten tussen de kooplui van Krakau en Thorn nam de Duitse Orde tegenmaatregelen: Konrad von Jungingen, de Grootmeester, verleende in maart 1403 stapelrecht aan de stad Thorn met instemming van de Pruisische staten en verbood de Poolse kooplui de scheepvaart en het goederenvervoer in het laatste traject van de Wijsel naar de Oostzee op Pruisisch gebied.Ga naar eind26 Deze maartegel maakte echter de situatie moeilijker omdat zowel de Poolse als de Pruisische kooplui werden gedwarsboomd. Voordat het stapelrecht in Krakau en Thorn werd ingevoerd, had de hoeveelheid van het Hongaarse koper geleverd door Pruisen in 1362/63 14.000 centenaar bereikt.Ga naar eind27 In de koperhandel was ook de Duitse Orde zelf geïnteresseerd en stuurde al in de eerste helft van de veertiende eeuw agenten naar Hongarije die belast waren met aankoop van het koper. De inkomsten van de Duitse Orde uit de Hongaarse koperhandel betekende tussen 1390 en 1405 jaarlijks 7,6% van zijn totale inkomsten.Ga naar eind28 In het begin van de vijftiende eeuw verloor Thorn haar leidende rol in de Noordhongaarse koperhandel. Dit bewijst | ||||||||||||||
[pagina 11]
| ||||||||||||||
ook een toenmalig Duits gedicht dat Krakau Kupferhaus, dus centrum van de koperhandel, noemt.Ga naar eind29 Een ander belangrijk product uit Hongarije op de markten van de Lage Landen was het edelmetaal.Ga naar eind30 In het begin van de veertiende eeuw gaf Hongarije bijna een vierde van de zilverdelving (ca. 10.000 kg) en bijna de helft van de gouddelving (ca. 1000 kg) van Europa.Ga naar eind31 Gelijk aan het koper vervoerden er en deel van de kooplui van Thorn via Krakau naar Danzig en vanuit daar ter zee naar de Lage Landen. Vanaf de dertiende eeuw werd het Hongaarse zilver in Brugge als regelmatig gebracht product opgeschreven. Onder de producten ‘uit Polen’ waren er ook edelmetalen, maar dit moeten Hongaarse waren geweest zijn omdat de edelmetaaldelving in Polen in de Middeleeuwen onbelangrijk was.Ga naar eind32 Ook een belangrijk deel van de Pruisische export naar Vlaanderen was het ijzer uit Noord-Hongarije.Ga naar eind33 In het kwitantieboek van de Duitse Orde uit het begin van de vijftiende eeuw is het volgende te lezen: ‘Item ... 5 steyne und 7 krampfund ungerisch ysens.’Ga naar eind34 Volgens de bronnen kon men op de markten van de Lage Landen ook Hongaars zink kopen dat voor een belangrijk deel verwerkt was in koperlegeringen. In de oorkonden van hertog Bogislaw VI van 29 mei 1390 en van de stad Stralsund van 4 juni 1390 staat het dounaetarief van het zink gevoerd uit Hongarije naar Polen.Ga naar eind35 Koning Wladislaus van Jagiello van Polen verleende op 18 augustus 1390 voorrechten voor de zinkhandel aan Lübeckse, Hamburgse, Wismaarse en Frankfurtse handelaars maar niet aan de Pruisen.Ga naar eind36 Deze kooplui maakten gebruik van de waterwegen van de Elbe of van de Oder en niet die van de Wijsel om de staat van de Duitse Orde en de Pruisische steden te ontwijken. Vanwege de concurrentiestrijd tussen Krakau en Thorn werd de koperhandel naar deze route verplaatst.Ga naar eind37 Naast de metalen bereikten ook andere Hongaarse producten de Lage Landen. Volgens een veertiende eeuwse beschrijving over het handelsleven van Brugge kwam bijenwas uit Hongarije, Tsjechië en Rusland naar de stad, waarvandaan het naar Parijs en Londen werd gebracht.Ga naar eind38 In de bronnen van de Hanze staat ook Hongaars bont vermeld,Ga naar eind39 maar we weten niet of dit ook naar de markten van de Lage Landen werd gebracht. Dit geldt ook voor het leer: Pruisische kooplui schaften veel runderleer in Hongarije aan maar de bronnen vermelden de eindbestemmingen van dit product niet. Vanwege zijn schulden aan een Krakause koopman werden zevenhonderd Hongaarse runderleerstukken van Hank Frey, een Thornse koopman, in beslag genomen. De leerstukken vormden de eigendom van | ||||||||||||||
[pagina 12]
| ||||||||||||||
Mátyás Krummenhauer, koopman in Kassa (Košice), en met het verkopen ervan was Hank Frey belast.Ga naar eind40 In Hongarije was het laken het belangrijkste importartikel, zoals de landelijke regeling van de tricesima (zogenaamde dertigste invoerrechten) in 1436 bewijzen.Ga naar eind41 Vanuit de Lage Landen kwam vooral het dure laken van goede kwaliteit op de Hongaarse markt aan omdat de leveringskosten vanwege de grote afstand alleen in het geval van dit artikel rendabel waren. In de tricesima-boeken uit 1542 staan verschillende soorten laken opgesomd waarvan het Bruggse het duurst was: Voor een rol laken moest men twintig florijn invoerrechten betalen. Het blauwe Vlaamse laken was een van de duurtse soorten: voor elke rol moest men tien florijn invoerrechten betalen. Het invoerrecht van het Amsterdamse laken was acht florijn, die hiermee in de middelste prijsklasse viel. Dit duurdere laken maakte slechts 8.84% van de lakenimport uit. 17,49% van de invoerrechten die in de tricesima-boeken vermeld staan was het goedkopere Engelse laken van slechtere kwaliteit. In de grootste hoeveelheid (73,67%) werd het veel goedkopere Zuid-Duitse laken geïmporteerd.Ga naar eind42 De Pruisische kooplui, vooral die uit Thorn, speelden niet alleen in de export naar de Lage Landen maar ook in de import van goederen vanuit de Lage Landen een belangrijke rol. Volgens het douaneboek uit 1368 was 60% van de ingeklaarde Westerse artikelen het laken.Ga naar eind43 De route vanuit de Baltische zee langs het dal van de Wijsel via Krakau richting Wieliczka-Lőcse (Levoča) werd in de Middeleeuwen de ‘Lakenweg’ genoemd. Het distributiecentrum van het Noordwest-Europese, maar vooral Nederlandse laken, was Krakau. Tijdens de regering van Casimir de Grote werd in de tweede helft van de veertiende eeuw de hal van de lakenhandelaars gebouwd op het hoofdplein van Krakau.Ga naar eind44 Zolang de Vlaamse en Noord-Nederlandse textielproducten door bemiddeling van de Hanzekooplui via Polen naar Hongarije kwamen, werd het Brabantse laken te land door handelaars van Keulen en de Nederrijnse steden naar Middenoost-Europa gebracht. Vanaf het eind van de veertiende eeuw vervoerden ook Pruisische handelaars Brabants laken in steeds groter hoeveelheid naar Silezië, Klein-Polen, Hongarije en de Russische gebieden.Ga naar eind45 Samenvattend kunnen we de volgende vaststellingen maken in verband met de economische betrekkingen tussen Hongarije en de Lage Landen:
| ||||||||||||||
[pagina 13]
| ||||||||||||||
(Vertaald door Réka Bozzay) | ||||||||||||||
[pagina 14]
| ||||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||||
[pagina 15]
| ||||||||||||||
| ||||||||||||||
[pagina 16]
| ||||||||||||||
| ||||||||||||||
[pagina 17]
| ||||||||||||||
|
|