Acta Neerlandica 9
(2012)– [tijdschrift] Acta Neerlandica–
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
László Zsigmond Bujtás
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
dragsregels voorschreef. Hoewel de reisinstructie als genre dankzij enkele toevallig ontdekte voorbeelden een internationaal fenomeen lijkt te zijn,Ga naar eind2 heeft de internationale vakliteratuur er duidelijk minder aandacht aan besteed dan de Hongaarse. Aangezien er van de zes tot nu toe bekende Hongaarse reisinstructies uit de 17de eeuw vijf in een adellijke omgeving tot stand zijn gekomen, en slechts één in een niet-adellijke, leek het er aanvankelijk op dat de reisinstructie vooral een hulpmiddel voor de adellijke peregrinatie was. De hieronder te behandelen lijst van bezienswaardigheden, die het aanhangsel vormt van een eveneens uit een niet-adellijke, dat wil zeggen burgerlijke, omgeving (namelijk op een van de hervormde colleges)Ga naar eind3 stammende reisinstructie, levert opnieuw bewijs voor de stelling dat de reisinstructie als genre in Hongarije en Zevenburgen ook in niet-adellijke kringen voorkwam. Deze reisinstructie, die uitdrukkelijk ten behoeve van studenten was opgesteld die in het buitenland gingen studeren (de Latijnse benaming is academica instructio), is tot op heden ongepubliceerd gebleven.Ga naar eind4 Toch is zij in vakkringen niet onbekend.Ga naar eind5 Daarentegen heeft het aanhangsel met de lijst van de bezienswaardighedenGa naar eind6 tot nu toe nog helemaal geen nadere aandacht gekregen, hoewel het een belangrijke bijdrage levert aan het beeld van Nederland in Hongarije en Zevenburgen tijdens de overgang van de 17de naar de 18de eeuw. De reisinstructie maakt deel uit van een handgeschreven bundel die grotendeels preken bevat.Ga naar eind7 In een andere tekst, getiteld Observandum et notandum (Aanwijzingen en opmerkingen), die in de bundel (niet onmiddellijk) voorafgaat aan de reisinstructieGa naar eind8 en door dezelfde hand is geschreven als de genoemde teksten, worden de waarde van de Nederlandse munteenheden en die van de in Hongarije en Duitsland gebruikte munten ten opzichte van elkaar vermeld. Ook worden hier de beurzen vermeld die voor Hongaarse studenten in Nederland verkrijgbaar zijn. De auteur van de tekst vermeldt hier tevens enkele malen dat aan het medegedeelde zijn eigen ervaringen ten grondslag liggen, wat impliceert dat hij persoonlijk Nederland heeft bezocht. Omdat we weten dat de in de tekst genoemde Utrechtse studiebeurs sinds 1725 werd verstrektGa naar eind9 en dat het uitgekeerde bedrag toen overeenkwam met het door de auteur genoemde bedrag, is de conclusie gerechtvaardigd dat de betrokken persoon Nederland in 1725 of iets later heeft bezocht. Op grond van de kenmerken van een eedformulier uit 1738, dat aan het eind van de bundel is opgenomen,Ga naar eind10 en die van het handschrift zelf | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
kan vastgesteld worden dat de lijst van bezienswaardigheden door een zekere János N. Sárói moet zijn neergeschreven. Sárói heeft zich in de eerste maanden van 1724 bij de universiteit van Franeker laten inschrijvenGa naar eind11 en hij hield zich kennelijk ook nog in 1725 in deze stad op, omdat hij toen een lofgedicht heeft geschreven ter gelegenheid van een disputatie van een andere Hongaarse student, György Verestói.Ga naar eind12 In 1726 wordt hij vermeld als neoacademicus (d.w.z. een persoon die na een buitenlandse studie onlangs naar het eigen land is teruggekeerd), die in het dorp GaramkissallóGa naar eind13 het predikantsambt zal gaan uitoefenen. Uit de tekst van de reisinstructie blijkt niet haar ontstaansdatum, maar toch worden er enkele gegevens vermeld van deze onmiddellijk na de reisinstructie opgenomen, in Hongarije unieke lijst van Nederlandse bezienswaardigheden, die een aanknopingspunt vormen voor een ruwe datering. In de tekst komen namelijk de namen van verscheidene personen voor (de Amsterdamse herbergier Jansz Iversche, de Amsterdamse arts en letterkundige Abraham van Poot en de uit Frankrijk afkomstige mysticustheoloog Pierre Poiret, welke laatste dicht bij Amsterdam, in Rijnsburg woonde) die de moeite waard werden geacht om door de studenten bezocht te worden. Uitgaande van de overweging dat deze personen alleen bezocht konden worden als ze nog in leven waren, moeten we het tijdstip waarop de tekst is ontstaan tussen 1688 (het jaar waarin Poiret naar Rijnsburg verhuisde) en 1707 (het jaar waarin Van Poot stierf)Ga naar eind14 plaatsen. Dankzij de vermelding van een beroemd gebouw kunnen we echter nog meer zeggen. Het aanhangsel van de reisinstructie noemt onder de te bezichtigen bezienswaardigheden van Den Haag namelijk het paleis van de Engelse koning - niemand anders dan stadhouder Willem III, die van 1689 tot aan zijn dood in 1702 onder de naam William III koning van Engeland, Ierland en Schotland is geweest. Op grond van de bovenstaande gegevens kunnen we stellen dat de reisinstructie met de bijbehorende lijst van bezienswaardigheden tussen 1689 en 1702 is ontstaan. Dit betekent tevens dat Sárói niet de auteur kan zijn geweest van de genoemde teksten, maar dat hij die enkel heeft overgeschreven, want als hij zich in 1724 in Franeker heeft laten inschrijven, moet hij, gezien de toenmalige gewoonten, daaraan voorafgaand 6 à 8 jaar op een Hongaarse school zijn opgeleid. Hij zal dus vanaf 1716 of 1718 aan een van de Hongaarse hervormde colleges hebben gestudeerd.Ga naar eind15 De reisinstructie wordt in de bundel ook nog voorafgegaan door een gedeelte met Latijnse spreuken,Ga naar eind16 waarvan talrijke van Latijnse auteurs stammen, terwijl andere algemeen bekende gezegden zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
De volgorde waarin de teksten zijn neergeschreven en hun ontstaansdatum duiden erop dat de handgeschreven bundel een soort omniarium is, waarin de eigenaar niet alleen preken en citaten van Latijnse auteurs heeft genoteerd, maar ook zijn eigen ervaringen, waarna hij nog afschriften van diverse voor de peregrinatie noodzakelijke teksten heeft toegevoegd, zoals de verzameling Latijnse spreuken, de reisinstructie en de lijst van bezienswaardigheden. Het feit dat de bundel alleen de laatstgenoemde teksten bevat, maar niet de routebeschrijving en het feitelijke reisverslag van Sarói zelf, duidt erop dat hij deze elementen van het tekstcorpus pas achteraf, na zijn terugkeer, op papier heeft gezet. En uit de omstandigheid dat hij het de moeite waard achtte deze teksten pas na zijn terugkeer, los van het reisjournaal, maar in hetzelfde aantekenboek, neer te schrijven, kunnen we afleiden dat hij ze als belangrijke informatie ten behoeve van de reis beschouwde - informatie die hij vermoedelijk niet alleen voor eigen herinnering in het omniarium vastlegde, maar ook aan anderen wilde doorgeven. Als we het uit vier elementen bestaande tekstcorpusGa naar eind17 nader bekijken, is het niet moeilijk vast te stellen dat de samensteller van de bundel eraan hechtte, dat de afzonderlijke gedeelten ervan in gecomprimeerde vorm de voornaamste elementen van de toenmalige apodemische literatuur weerspiegelden. In dit verband - om slechts vanuit Hongaars oogpunt het meest voor de hand liggende op te merken - is een werk van de uit Hongarije afkomstige auteur David Frölich vermeldenswaard, dat in 1643 en 1644 te Ulm verscheen onder de titel Bibliotheca, seu cynosura peregrinantium (Bibliotheek of leidraad voor reizigers), een boek dat, als compleet hulpmiddel voor de reis, eveneens de tijdens de reis in acht te nemen gedragsregels, stedelijke bezienswaardigheden, zinspreuken en een koerslijst omvat.Ga naar eind18 Wat de lijst van bezienswaardigheden betreft: deze bevat - vooral ten aanzien van Amsterdam - zulke nauwkeurige details dat de veronderstelling voor de hand ligt dat hij met behulp van één of meer bronnen is opgesteld. Al vanaf de tweede helft van de 16de eeuw hielden talrijke werken zich bezig met de geschiedenis en de bezienswaardigheden van Nederland, waaronder land-Ga naar eind19 en reisbeschrijvingen,Ga naar eind20 maar ook reisgidsenGa naar eind21 in de huidige zin van het woord. Wat later, in de loop van de 17de en aan het begin van de 18de eeuw, verschenen boeken waarin de geschiedenis en de bezienswaardigheden van alle belangrijke Nederlandse steden uitgebreid werden behandeld.Ga naar eind22 Er is in die tijd zelfs een landbeschrijving gepubliceerd van de hand van een Duitse auteur, die de bezienswaardigheden van | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Nederland en de op dat land betrekking hebbende theologische wetenswaardigheden expliciet voor studenten in de theologie samenvat.Ga naar eind23 Een vergelijking van dergelijke werken met de hier behandelde Hongaarse reisinstructie toont echter aan dat deze laatste hoofdzakelijk op basis van persoonlijke ervaringen is samengesteld. De samensteller van de lijst moet persoonlijk in Nederland zijn geweest omdat hij in verscheidene steden bezienswaardigheden vermeldt (bijvoorbeeld het vat van Diogenes dat op de binnenplaats van een herberg in Amsterdam te zien was en waarin spijzen genuttigd konden worden en het psalmfragment bij de walviskaak in de kerk van Scheveningen)Ga naar eind24 die zelfs in de meest uitgebreide reisgidsen en stadsbeschrijvingen ongenoemd blijven. Ook andere gegevens duiden erop dat er van persoonlijke indrukken sprake is, zoals het in de tekst voorkomen van de Nederlandse benamingen van enkele Amsterdamse bezienswaardigheden, de namen van de aldaar te bezoeken personen, het logeeradres in deze stad voor de Hongaren en de naam van de herbergier. Een ander bewijs dat de lijst op persoonlijke ervaringen is gegrond, is dat de auteur van de tekst talrijke bezienswaardigheden niet bij naam noemt, maar ze enkel omschrijft door een bijzonderheid ervan te noemen. Zo vermeldt hij bijvoorbeeld de naam van de Nieuwe Kerk te Amsterdam niet, maar hij heeft het alleen over een kerk waarvan het orgel de menselijke stem imiteert.Ga naar eind25 Dit is alleen mogelijk als de betreffende persoon deze bezienswaardigheid wel aanschouwd, respectievelijk beluisterd heeft, maar bij die gelegenheid niet de naam ervan in zijn reisjournaal heeft opgenomen. In plaats daarvan heeft hij zijn indrukken achteraf, zijn geheugen raadplegend, genoteerd. Ook de beschrijving van de kerk in Haarlem duidt erop dat er persoonlijke observaties, en niet de toentertijd bestaande stadsbeschrijvingen en reisgidsen, aan de lijst ten grondslag liggen. Volgens de tekst hebben de scheepjes die daar zijn opgehangen dezelfde vorm als de schepen ‘waarmee de Nederlanders Denemarken (!) en Peleusium zijn binnengedrongen’.Ga naar eind26 Dit fragment komt zelfs in de meest uitgebreide landbeschrijvingen en reisgidsen niet voor, en zo dit wel het geval is, wordt slechts een van de beide namen genoemd,Ga naar eind27 gezamenlijk komen ze alleen in beschrijvingen van de stad Haarlem voor.Ga naar eind28 Omdat in de toenmalige particuliere en openbare bibliotheken van Hongarije en Zevenburgen uitsluitend werken te vinden waren die de geschiedenis en de bezienswaardigheden van geheel Nederland samenvatten,Ga naar eind29 kunnen we uitsluiten dat de auteur van de tekst gebruik heeft gemaakt van de stadsbeschrijvingen van Haar- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
lem die op dit bijzondere detail ingaan. Een tweede aanwijzing voor persoonlijke observaties is, dat in het tekstfragment abusievelijk Denemarken wordt vermeld in plaats van de Egyptische stad Damiate, wat waarschijnlijker maakt dat de auteur deze naam verkeerd verstaan heeft dan dat hij deze foutief uit een of ander boek zou hebben overgeschreven. Had de opsteller van de lijst gebruik gemaakt van de genoemde stadsbeschrijvingen, dan was hem hieruit immers duidelijk geworden dat Damiate en Peleusium twee verschillende namen zijn voor dezelfde Egyptische stad. Nog een argument voor de theorie dat aan de lijst, waarin bij het optekenen hier en daar onnauwkeurigheden zijn geslopen, persoonlijke observaties ten grondslag liggen, zijn de bezienswaardigheden die in de lijst van Amsterdam als Armamentarium terrestre (arsenaal voor het landleger) en Armamentarium nauticum (arsenaal voor de marine) worden aangeduid. Deze naamsvermeldingen zijn uniek omdat ze in teksten uit die tijd niet voorkomen, zodat het onduidelijk is welke van de twee grote wapenmagazijnen van de stad hier bedoeld wordt: dat van de Admiraliteit of dat van de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Had de auteur bij het opstellen van de lijst gebruik gemaakt van gedrukte bronnen, dan zou deze slordigheid evenmin als de al eerder genoemde in de tekst gehandhaafd zijn. Wat er eveneens voor pleit dat de lijst berust op persoonlijke ervaringen is de feitelijke kennis van de auteur, die ten aanzien van sommige bezienswaardigheden verrassend nauwkeurig is. Hij weet precies dat de lutheranen in Amsterdam meerdere (twee) kerken hadden en ook is hij ervan op de hoogte dat het Delftse Armamentarium het wapenmagazijn van de provincie Holland (en West-Friesland) was. Ook weet hij dat de leden van het Huis Nassau(-Dietz) in Leeuwarden zetelden. Opvallend is dat in tegenstelling tot de uitgebreide behandeling van de bezienswaardigheden van bepaalde steden en dorpen, die van andere plaatsen, zoals Leiden en Utrecht, slechts kort, puntsgewijs en zonder verdere toelichting worden opgesomd. Bij deze laatste categorie kunnen we veronderstellen dat de opsteller van de lijst na zijn reis een van de toentertijd bestaande landbeschrijvingen of reisgidsen heeft geraadpleegd, deels vanwege de grote hoeveelheid te vermelden bezienswaardigheden, deels vanwege het ontbreken van persoonlijke observaties. We weten immers dat er in de toenmalige particuliere en openbare bibliotheken van Hongarije en Zevenburgen dergelijke werken aanwezig waren. Wat precies de bron is geweest, valt echter, gezien de beknoptheid van de verwijzingen, die beperkt blijven tot opsommingen, moeilijk vast te stellen. Omdat ech- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
ter ook in dit geval details worden vermeld (bijvoorbeeld de aanwezigheid van brokken toetssteenGa naar eind30 voor en op de voorgevel van het stadhuis) die in reisbeschrijvingen en reisgidsen niet voorkomen, is het zeker dat ook aan deze te boek gestelde gegevens persoonlijke observaties ten grondslag liggen. De volgorde van de steden weerspiegelt ook een oordeel betreffende de wenselijkheid om de daar aanwezige bezienswaardigheden te gaan bekijken. Franeker, dat uit Hongaars oogpunt een van de belangrijkste universiteitssteden was, staat aan het einde van de lijst, en deze vermeldt van deze stad, in tegenstelling tot de beschrijving van andere steden, geen bezienswaardigheden maar enkel wetenswaardigheden betreffende de aldaar mogelijke studies. Groningen is van de genoemde kwalificering duidelijk de dupe geworden, aangezien deze stad noch uit toeristisch oogpunt noch uit het oogpunt van studiemogelijkheden voor Hongaren kon wedijveren met andere steden en dorpen, zelfs niet met Franeker. Het is zinvol de vraag te stellen of de lijst van Nederlandse bezienswaardigheden die aan de Hongaarse studenten werd meegegeven, d.w.z. het van tevoren (vóór de reis) aangeboden beeld van Nederland, afwijkingen bevat ten opzichte van de bezienswaardigheden die personen van andere nationaliteiten plachten te bezoeken.Ga naar eind31 Uit de literatuur over bezoeken van Engelsen, Fransen en Duitsers aan NederlandGa naar eind32 blijkt dat er geen wezenlijk verschil tussen de bezochte bezienswaardigheden was, hetgeen wel begrijpelijk is, immers de bezienswaardigheden van een stad zijn een vast gegeven, dat van geslacht op geslacht wordt doorgegeven.Ga naar eind33 Dit geldt ook voor de eerder genoemde beschrijving van Nederland voor studenten in de theologie: ook de hun aangeraden bezienswaardigheden verschillen niet noemenswaard van de in de traditie waardevol geachte.Ga naar eind34 Onderzoekers van de Hongaarse peregrinatio academica huldigden tot nu toe twee standpunten ten aanzien van de vraag om welke reden de Hongaarse peregrini de voorhanden bezienswaardigheden bezochten. Volgens het ene standpunt duiden de reisjournalen van de Hongaarse studenten erop dat ze tijdens hun reis van reisgidsen gebruik maakten,Ga naar eind35 terwijl het andere standpunt inhoudt dat de Hongaarse peregrini in het buitenland allerlei zaken gingen aanschouwen, omdat zij openstonden voor nieuwe indrukken en omdat zij belangstelling hadden voor al datgene wat in hun eigen land niet aanwezig of anders was.Ga naar eind36 Het lijkt erop dat deze kwestie genuanceerder moet worden benaderd. Het bronnencorpus betreffende de buitenlandse studiereis van bijvoorbeeld Pál Teleki levert gegevens op waaruit blijkt dat zijn docenten van | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
hem verwachtten dat hij bepaalde bezienswaardigheden en rariteiten zou bezichtigen,Ga naar eind37 en de hier gepresenteerde lijst van bezienswaardigheden duidt erop dat de Hongaarse peregrini met een uitdrukkelijk van tevoren vastgelegd ‘sightseeingprogramma’ vertrokken, op basis waarvan zij conform de voorschriften of, om het anders uit te drukken, plichtmatig, of nog beter gezegd: routineus bepaalde bezienswaardigheden bezichtigden.Ga naar eind38 Dit betekent ook dat de ‘uitzenders’ van de studenten het onvoldoende achtten dat zij de bezienswaardigheden enkel volgens de traditie door verhalen van voormalige peregrini bezochten, maar dat zij de studenten voor de aanvang van hun reis een lijst van te bezichtigen zaken in handen stelden. Dit bewijst indirect tevens dat het bezichtigen van bezienswaardigheden in andere landen een zeer belangrijke rol speelde in hun opvatting over de doelstellingen van de peregrinatio academica. De lijst van bezienswaardigheden, die de studenten een compleet overzicht van de mogelijkheden presenteerde, kondigde duidelijk een zo breed mogelijk opgezet programma aan, en wel zo breed dat de totaliteit van de opgesomde bezienswaardigheden, gezien het grote aantal steden en de talrijke aldaar te bezichtigen zaken, hoogstwaarschijnlijk niet op basis van de ervaringen van één, maar op basis van de reiservaringen van meerdere personen, is samengesteld. Het doel van deze activiteit was, zoals eerder betoogd, de bezienswaardigheden en daardoor het beeld van Nederland, zoals men dit zelf had waargenomen, achteraf op papier te brengen, door te geven en uiteindelijk als norm vast te leggen, zodat nieuw-vertrekkenden bij de aanvang van hun reis over voldoende informatie beschikten. Ondanks het streven naar volledigheid bevatte de lijst noodzakelijkerwijs ook vereenvoudigingen, hij was immers slechts het aanhangstel van de reisinstructie en diende als hulpmiddel om tijdens de reis te raadplegen. Omdat de lijst een beknopte opsomming van de bezienswaardigheden moest zijn, vermeldt hij slechts één weeshuis, één bejaardenhuis en één doolhof in Amsterdam, hoewel er meer waren. Dit streven naar beknoptheid moet de oorzaak ervan zijn dat dit soort instellingen alleen in Amsterdam en Leiden worden genoemd, hoewel zij ook in andere steden aanwezig waren. Ten slotte valt nog het volgende op te merken: al legt de lijst duidelijk de nadruk op de bezienswaardigheden van Amsterdam, ook de Amsterdamse boekhandelarenGa naar eind39 en de botanische tuin in deze stad zijn de dupe geworden van het streven naar beknoptheid. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Natuurlijk zullen slechts weinigen van de studenten alle bezienswaardigheden hebben bezocht - het volstaat om in dit verband op de temporele en financiële beperkingen te wijzen. Een summiere vergelijking van de lijst van te bezichtigen bezienswaardigheden met de Hongaarse reisjournalen uit die tijdGa naar eind40 maakt duidelijk dat, hoe belangrijk de uitzenders van de studenten het ook vonden dat laatstgenoemden de bezienswaardigheden bekeken, de theorie en de praktijk van het reizen slechts zelden met elkaar overeenstemden.Ga naar eind41 Bovendien hing de omvang en de frequentie van de gemaakte reizen, alsmede de hoeveelheid bezochte bezienswaardigheden niet alleen af van de financiële mogelijkheden van de betreffende personen, maar ook van hun persoonlijke belangstelling en geaardheid.Ga naar eind42 Voor degenen die niet alle op de lijst voorkomende bezienswaardigheden wilden of konden bekijken, bleef het gemiste passieve kennis, maar kennis die, zij het ook in compacte vorm, toch bijdroeg aan de vorming van een beeld van Nederland. Sterker nog, omdat Sárói, zoals betoogd, eigenhandig een afschrift van de lijst heeft gemaakt, kunnen we aannemen dat er meer exemplaren hiervan in omloop waren, zodat ook degenen die thuis bleven hierdoor een zeker beeld van Nederland kregen, ook al bevatte dat beeld, zoals we gezien hebben, onnauwkeurigheden en vergissingen en was het vereenvoudigd. Het bestaan van de lijst van bezienswaardigheden bewijst dat er in die tijd in Hongarije en Zevenburgen twee beelden van Nederland naast elkaar bestonden: een van tevoren vastgelegd, als norm bedoeld beeld, en een beeld, vastgelegd in de reisjournalen van de studenten en reizigers die Nederland hadden bezocht, welk laatste beeld ook subjectieve indrukken bevatte en aldus het normatieve beeld met persoonlijke ervaringen aanvulde. Als er nieuwe lijsten van Nederlandse bezienswaardigheden mochten ontdekt worden, kan antwoord worden gegeven op de vraag of er ook kortere of juist meer gedetailleerde opsommingen bestonden en of er verschillen zijn aan te wijzen tussen de in Hongarije opgestelde lijsten van Nederlandse bezienswaardigheden en de inventarisaties in andere landen. Juist hierin is het belang van de gepresenteerde lijst van bezienswaardigheden gelegen - hij kan als uitgangspunt en grondslag dienen bij de interpretatie van vergelijkbare teksten die in andere landen aan het licht komen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
AanhangselSpeciales notationesBelgium ingresso primum tibi peregrino occurret: Amstelodamum. Hic curiose perambula et observas:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Lejda
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Ultrajectum(1) Academia (2) Professores, caetera omnia eo ordine visitabis prout Lejdae descripta vides. (3) Scholam militarem (4) Viridarium (5) Campanae harmonicae (6) Domus Annae Mariae Schurman (7) Templum Anglicanum ibique memorabilia. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
Harlem(1) Domus, in qua primum ars typographia inventa juxta versum: Harlemi archetypos praelaqueGa naar eind47 nata scias (2) Templum, in quo naviculae appensae, ad formam navium illarum, quibus Batavi penetrarunt in Daniam, sive Peleusium (3) Domus senatoria, in ea admirandae imagines pictae, celeb[rium] nobil[ium] operum (4) Duae campanulae ex aere Corinthiaco fusae etc. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
HagaPalatium Principis, Ordinum, templa multa in illis memoria digna, Sylva Hagensis, et in ea admirandum Regis Angliae palatium, hortus, curia, pastores, scholae. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
SchelingaMare, ejusdem fluxus et refluxus, templum in quo asservatur maxilla ingentis balenae cum epigraphe Psal. 104. Currus velivolus solo vento portabilis. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
DelffCampanae Harmonicae, epitaphia et monumenta principum Hollandiae in templo posita, schola, curia, armamentarium in meditullio totius Hollandiae sita. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
RotterodamDomus quaedam prope templum, cum inscriptione lat. Aedibus his natus mundum decoravit Erasmus Artibus ingenuis religioneGa naar eind48 fide. Belgica ut et Italica scripta ibidem videre est.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Dodrecth [!]Diversorium, in quo synodus nationalis celeber[rima] fuit habita contra Arianos, domum ubi moneta cuditur, templa, scholas, epitaphia. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
LausdinumMemoratu dignum, monimentum comitissae uno partu 365. infantulos edentis, in cujus memoriam in ibi asservantur latices, in quibus infantuli sunt baptizati. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
GoudaPraecipue ibi admirandum templum magnificum, ibique ejus fenestris raro et venusto, sed jam hodie oblivioni tradito artificio, depictas historias N[ovi] T[estament]i in imaginibus elegantissimis, cataracta, e qvaGa naar eind49 tempore hostilis invasionis, tota Hollandia, aquis innudari potest, his adde, gymnasium, epit[aphia], loca publ[ica], priv[ata]. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
HallingaInsigne pratum, naves, loca publ. et privata. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
FraneqveraAcademiam, professores, collegia privata, disp[utationes]. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
LeovardiaAula Principis Nassovii, epitaphia principum Nassov[iorum] ac aliorum, curia principalis, templa egregia, sublimia propugnacula. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
VertalingGa naar eind50
|
1. | Het stadhuis waar de hemisferen van hemel, aarde en zee te zien zijn, alsmede Atlas, die de hemel op zijn schouder draagt. |
2. | De beurs waar je rond twaalf uur allerlei volkeren van bijna alle gebieden van Europa kunt zien, die zich daar dan verzamelen. |
3. | Het Oost- en het Westindisch huis, waarin enorme stapels specerijen een mierzoete geur verspreiden. |

Gravure afkomstig uit de ‘Beschrijvinge van Amsterdam’ door Caspar Commelin
(Amsterdam, 1726, 2de druk, 1ste deel tussen blz. 252-253)
(Hoofdstedelijke Szabó Ervin-Bibliotheek, Boedapest)

Gravure afkomstig uit de ‘Beschrijvinge van Amsterdam’ door Caspar Commelin
(Amsterdam, 1726, 2de druk, 2de deel tussen blz. 618-619)
(Hoofdstedelijke Szabó Ervin-Bibliotheek, Boedapest)

Gravure afkomstig uit de ‘Beschrijvinge van Amsterdam’ door Caspar Commelin
(Amsterdam, 1726, 2de druk, 2de deel tussen blz. 728-729)
(Hoofdstedelijke Szabó Ervin-Bibliotheek, Boedapest)

Gravure afkomstig uit de ‘Beschrijvinge van Amsterdam’ door Caspar Commelin
(Amsterdam, 1726, 2de druk, 2de deel tussen blz. 734-735)
(Hoofdstedelijke Szabó Ervin-Bibliotheek, Boedapest)

Gravure afkomstig uit de ‘Beschrijvinge van Amsterdam’ door Caspar Commelin
(Amsterdam, 1726, 2de druk, 2de deel tussen blz. 646-647)
(Hoofdstedelijke Szabó Ervin-Bibliotheek, Boedapest)

Gravure afkomstig uit de ‘Beschrijvinge van Amsterdam’ door Caspar Commelin
(Amsterdam, 1726, 2de druk, 1ste deel blz. 509)
(Hoofdstedelijke Szabó Ervin-Bibliotheek, Boedapest)

Gravure afkomstig uit de ‘Beschrijvinge van Amsterdam’ door Caspar Commelin
(Amsterdam, 1726, 2de druk, 1ste deel tussen blz. 577)
(Hoofdstedelijke Szabó Ervin-Bibliotheek, Boedapest)

Illustratie bij de titelpagina van het boek ‘Petrus Poiret - Der Vater der romantischen Mystiek in Deutschland’ door Max Wieser (München, 1932)
4. | Het wapenmagazijn van het landleger, waar een enorme hoeveelheid prachtig uitgevoerde wapens bij iedereen die deze aanschouwt bewondering wekt.Ga naar eind52 |
5. | Het wapenmagazijn van de marine, waar het de moeite waard is de daar aanwezige oorlogsschepen te bekijken, alsmede de scheepsuitrustingen en de fraai uitgevoerde gereedschappen die op oorlogsschepen gebruikt worden.Ga naar eind53
Hier harden de cyclopen Brontes en Steropes ijzer in hun ruime grot.Ga naar eind54 |
6. | De kerken, in het bijzonder de kerk, waarvan het orgel als een menselijke stem klinkt,Ga naar eind55 de grafschriften, ten slotte de kerken van de lutheranen. |
7. | De muziektorens, met name de toren waarin allerlei muziekinstrumenten zijn bijeengebracht.Ga naar eind56 |
8. | Het Amsterdamse AthenaeumGa naar eind57 waar je de colleges van iedere hoogleraarGa naar eind58 moet aanhoren; je moet naar hen toe gaan en met hen kennis maken. |
9. | Het gymnasium, waar je de rectorGa naar eind59 moet groeten en hem moet verzoeken de bezienswaardigheden te laten zien. |
10. | Het tuchthuis van de mannen,Ga naar eind60 waarop het volgende opschrift is te zien: Virtutis est domare, quae cuncti pavent.Ga naar eind61 |
11. | Het tuchthuis van de vrouwen, in het Nederlands Spin hűszsz,Ga naar eind62 waar vrouwen die iets misdaan hebben op diverse manieren worden gedisciplineerd. |
12. | Het krankzinnigengesticht,Ga naar eind63 waar je zult zien hoe de krankzinnigen tot rede gebracht worden met hulp van de magistraat. |
13. | De anatomiezaal, waar je anatomische curiositeiten en ook andere zaken kunt tegenkomenGa naar eind64 die de moeite waard zijn om te bekijken. |
14. | Het is ook de moeite waard om het bejaardenhuis, het toevluchtsoord van oude mensen, te bekijken, dat opgericht is om hen op een betamelijke wijze te verzorgen. |
15. | Het weeshuis, dat dient om kinderen groot te brengen, aan wie aldaar bijzondere zorg wordt besteed. |
16. | De synagoge van de Portugese joden, die nauwelijks haars gelijke in Europa heeft; aanschouw hier hun gewoonten en de manieren waarop zij bidden, leren en onderwijzen. |
17. | De synagoge van de Duitse Joden, die in schoonheid bij de andere achterblijft; toch acht men deze de moeite van het bekijken waard. |
18. | Het vat van Diogenes, dat in een van de herbergen bewaard wordt en waarin voor ettelijke gasten plaats is aan wie daar het avondeten wordt geserveerd.Ga naar eind65 |
19. | Het gastenverblijf van de Hongaren, waar je ook om onderkomen moet vragen. Er staat het opschrift: ‘In Gevele Leu’Ga naar eind66 op. Het is tegenover de Utrechtse poort. De naam van de herbergier is: Jansz Iversche.Ga naar eind67 |
20. | Verzuim niet de zeer beroemde arts, de heer Abrahamus vann PottGa naar eind68 te bezoeken, die je goed kan helpen. |
21. | Bezichtig ook het buiten de stad gelegen gastenverblijf van de beroemde filosoof Petrus Poiret.Ga naar eind69 |
22. | Bezoek de herberg Dolhoff, waar kunstige, door water aangedreven instrumenten zijn tentoongesteld, die de moeite waard zijn om te bekijken.Ga naar eind70 |
23. | De Waag,Ga naar eind71 waar gewichten en maateenheden worden onderzocht. |
24. | De bibliotheken,Ga naar eind72 waarvan je de boeken moet bekijken; als de tijd het toelaat, noteer dan vlijtig alle zaken die van belang zijn. |
25. | De straten; observeer daar de werkplaatsen en de talloze meesterwerken die je passeert. |
26. | De schouwburg, waar het de moeite waard is enkele komediestukken bij te wonen om ervaring op te doen. |
27. | De haven met de schepen, de scheepsuitrustingen en de industriële producten die gereed staan om getransporteerd te worden. |
28. | De leeuwen, de olifanten, krokodillen, luipaarden, Guineese biggetjes en andere dieren, die in grote getale aanwezig zijn; soms vind je daar zulke dieren, die men pleegt tentoon te stellen. |
29. | Gevechten van de stieren met honden, van honden met paarden of beren of enig ander nieuw spektakel ook dat je daar aantreft.
Dit alles vermeld ik slechts als voorbeeld, want een nieuwsgierige peregrinus zal door vlijtig te informeren nog vele andere interessante zaken vinden. |
LeidenGa naar eind73
1. De universiteit met de collegezalen (2) de hoogleraren (3) de anatomiezaalGa naar eind74 (4) het rariteitenhuisGa naar eind75 (5) de botanische tuin van de universiteit (6) de Leidse burcht genaamd BurgGa naar eind76 (7) het StatencollegeGa naar eind77 (8) de universiteitsbibliotheek (9) de andere bibliotheekGa naar eind78 (10) allerlei boekwinkels (11) talrijke werkplaatsen (12 ) de Pieterskerk en de grafschriften aldaar, de orgelsGa naar eind79 (13) het stadhuis en de toetssteenGa naar eind80 (14) de sterrenwacht en talrijke andere attracties die daar aanwezig zijn (15 ) de bejaardenhuizen
en de weeshuizen (16) de grafschriften Waalse KerkGa naar eind81 (17) de lakenateliers en andere ateliersGa naar eind82 (18) de uitgevoerde experimentenGa naar eind83 (19) het tuchthuis en de rechtbankenGa naar eind84 (20 ) de gymnasia enz.
UtrechtGa naar eind85
(1) de universiteit (2) de hoogleraren; bezoek alle overige zaken in dezelfde volgorde als ik bij de beschrijving van Leiden heb aangegeven (3) militaire schoolGa naar eind86 (4) de tuinGa naar eind87 (5) de carillons (6) het huis van Anna Maria van SchurmanGa naar eind88 (7) de Engelse kerkGa naar eind89 en de bezienswaardigheden aldaar.
HaarlemGa naar eind90
1) Het huis waar de boekdrukkunst is uitgevonden, zoals een opschrift in verzen vermeldt: Harlemi archetypos praelaque nata sciasGa naar eind91 (2) een kerk waarin kleine scheepjes zijn opgehangen, die dezelfde vorm hebben als de schepen waarmee de Nederlanders Denemarken of Peleusium zijn binnengedrongenGa naar eind92 (3) het stadhuis met prachtige schilderijen, die door beroemde en voorname personen zijn gemaaktGa naar eind93 (4) twee klokjes, gegoten uit Korinthisch bronsGa naar eind94 enz.
Den HaagGa naar eind95
Het paleis van de prins en de Staten-Generaal,Ga naar eind96 talrijke kerken met veel bezienswaardigheden, het Haagse bos met het prachtige paleis van de Engelse koning, de tuin,Ga naar eind97 het stadhuis, predikanten, scholen.
Scheveningen
De zee met de verschijnselen eb en vloed, een kerk waarin de kaak van een reusachtige walvis bewaard wordt met een opschrift. Psalm 104.Ga naar eind98 Een zeilwagen die alleen door de wind aangedreven wordt.Ga naar eind99
DelftGa naar eind100
Carillons, grafschriften en in de kerk monumenten voor de prinsen van Holland,Ga naar eind101 een school, het stadhuis en een wapenmagazijn - bezienswaardigheden die zich in het midden van heel Holland bevinden.Ga naar eind102
RotterdamGa naar eind103
Het huis naast de kerk met het Latijnse opschrift:
Aedibus his natus mundum decoravit Erasmus
Artibus ingenuis religione fide.
Hetzelfde is ook in het NederlandsGa naar eind104 en het ItaliaansGa naar eind105 te lezen.
(2) Boven de brug verheft zich het standbeeld van de grote Erasmus, dat vanwege de bijzondere opschriften de moeite van het bekijken waard is.
(3) Het Gymnasium Erasmianum, grafschriften, predikanten, hoogleraren,Ga naar eind106 kerken, torens.
DordrechtGa naar eind107
De herberg waarin de beroemde Nationale Synode tegen de Arianen werd gehouden,Ga naar eind108 de munterij,Ga naar eind109 kerken, scholen, grafschriften.
Loosduinen
Vermeldenswaard is het monument voor een gravin die tijdens één enkele bevalling 365 kinderen ter wereld bracht; ter nagedachtenis aan haar bewaart men het doopwater waarin haar kinderen zijn gedoopt.
GoudaGa naar eind110
Bijzonder mooi om te zien is hier een fantastische kerk,Ga naar eind111 waarvan de ramen met hun zeldzame en betoverende, met meesterhand vervaardigde gebrandschilderde glazen, die echter thans in vergetelheid zijn geraakt, verhalen uit het Nieuwe Testament vertellenGa naar eind112; een sluis waarmee bij een vijandelijke inval heel Holland onder water kan worden gezetGa naar eind113; vergeet ook niet het gymnasium, de grafschriften, de openbare plaatsen en de particuliere gebouwen te bekijken.
HarlingenGa naar eind114
Een prachtige weide, schepen, openbare plaatsen en particuliere gebouwen.
FranekerGa naar eind115
Universiteit, hoogleraren, privélessen, disputaties.
LeeuwardenGa naar eind116
Het hof van de prins van Nassau,Ga naar eind117 de grafschriften van de prinsen en van anderen,Ga naar eind118 de kanselarij,Ga naar eind119 prachtige kerken, hoge bolwerken.
- voetnoot*
- Dit artikel maakt deel uit van een bredere Hongaarstalige studie. Vgl. Bujtás, László Zsigmond: Instrukció Hollandiába induló peregrinus számára (1689 és 1702 között) [Nuttige reisadviezen voor een Hongaarse peregrinus op bezoek in de Nederlanden, uit de jaren 1689-1702]. In: Lymbus. Magyarságtudományi Közlemények, 9 (2011), 208-243. De hier voorliggende tekst is aangepast aan de thematiek van de bundel en enigszins bewerkt en uitgebreid ten behoeve van de Nederlandse lezer. De studie is tot stand gekomen met steun van de Klebelsberg Kunó Onderzoekbeurs en van MASZRE (Reprografische vereniging van Hongaarse auteurs en uitgevers op het gebied van vakliteratuur en bellettrie) Ook ben ik dank verschuldigd aan dhr. J.H.A. Kammer, oud-medewerker van de afdeling Finoegrische Talen van de Rijksuniversiteit Groningen, die zo welwillend was de Nederlandse vertaling van dit artikel te controleren en waar nodig te verbeteren. Mijn dank gaat eveneens uit naar Lesley Monfils (Universiteitsbibliotheek Amsterdam) voor zijn waardevolle suggesties.
- eind1
- Zie hiervoor Stagl, Justin: Ars Apodemica: Bildungsreise und Reisemethodik von 1560 bis 1600. In: Reisen und Reiseliteratur im Mittelalter und in der frühen Neuzeit. Hrsg. von Xenja Ertzdorff und Dieter Neukirch. Amsterdam-Atlanta, 1992, pp.141-189.
- eind2
- Voor de instructie van Constantijn Huygens ten behoeve van zijn zoon Christiaan zie: OEuvres complètes de Christiaan Huygens. Tome vingt-deuxième. La Haye, 1950, 447-448; voor die van Dirk Graswinckel ten behoeve van jonge heren (omstreeks het midden van de 17e eeuw) zie: Frank-van Westrienen, Anna: De Groote tour. Tekening van de educatiereis der Nederlanders in de zeventiende eeuw. Amsterdam, 1983, 8; naar de instructie van de Prins van Auersperg jr. en zijn metgezel wordt verwezen in: Széchenyi Zsigmond itáliai körútja 1699-1700 [De rondreis van Zsigmond Széchenyi door Italië 1699-1700]. A dokumentumokat kísérő tanulmánnyal közreadja Ötvös, Péter. Szeged, 1988, p. 18. (Peregrinatio Hungarorum 1.)
- eind3
- Hervormde instelling voor middelbaar onderwijs. Na het voltooien van hun studies gingen de beste studenten meestal enkele jaren leiding geven aan een school in een dorp of een (kleinere) stad, vervolgens gingen ze met financiële steun van een stad en/of van adellijke beschermheren naar het buitenland voor universitaire studies.
- eind4
- Vindplaats: Bibliotheek van de kerkprovincie Transdanubië te Pápa, Hongarije, signatuur: O. 968, pp. 9-11.
- eind5
- Een verwijzing naar en citaten van enkele punten van de reisinstructie zijn te vinden bij Bozzay, Réka: Die Peregrination ungarländischer Studenten an der Universität Leiden (1595-1796). Debrecen, 2009, 72, pp. 76-77.
- eind6
- O. 968, pp. 11-15.
- eind7
- De bundel heeft geen aparte titel en wordt in de catalogus van handschriften als volgt beschreven: Miscellanea (notities van peregrini, smeekgebeden, kerkelijke toespraken, agenda's, eedformulieren en andere aantekeningen, 17e-18e eeuw). Vgl. Szabó, György: A Dunántúli Református Egyházkerület Nagykönyvtárának (Pápa) kéziratkatalógusa [Handschriftencatalogus van de Bibliotheek der hervormde kerkprovincie Transdanubië te Pápa]. Budapest, 1987, p. 161. (Magyarországi egyházi könyvtárak kéziratkatalógusai 6.)
- eind8
- O. 968, pp. 2-3.
- eind9
- Vgl. Segesváry, Lajos: Magyar református ifjak az utrechti egyetemen 1636-1836 [Hongaarse hervormde studenten aan de universiteit van Utrecht, 1636-1836]. Debrecen, 1935, p. 51. (Theologiai tanulmányok 44.)
- eind10
- O. 968, pp. 246-247.
- eind11
- Album studiosorum Academiae Franekerensis (1585-1811, 1816-1844). Onder redactie van S.J. Fockema Andreae en Th.J. Meijer. Franeker, 1968, 11523.
- eind12
- Vgl. Postma, Ferenc-Sluis, J. van: Auditorium Academiae Franekerensis. Bibliographie der Reden, Disputationen und Gelegenheitsdruckwerke der Universität und des Athenäums in Franeker 1585-1843. Leeuwarden, 1995, p. 335. - Zie voor de tekst van het gedicht Verestói, György: Dissertatio philologico-theologica de palma ardente. Franequerae, 1725, p. 190.
- eind13
- Tegenwoordig Šalov, een dorp in de buurt van Levice (beide thans in Slowakije).
- eind14
- Vgl. de begrafenisboeken van de stad Amsterdam in het Stadsarchief Amsterdam.
- eind15
- Het is niet precies vast te stellen waar hij gestudeerd heeft. Weliswaar heeft zich in januari 1723 een zekere János N. Sárói als leerling laten inschrijven bij het hervormde college van Debrecen, maar het lijkt op het eerste gezicht onmogelijk dat dezelfde persoon zich al in de eerste maanden van 1724 bij de studenten in Franeker zou hebben gevoegd. Dit zou alleen mogelijk zijn geweest als hij daaraan voorafgaand een opleiding aan een college zou hebben gevolgd. Omdat er in de hervormde gemeente van Bars, waar Garamkissalló kerkelijk onder ressorteerde, al eerder een predikant met de naam Sárói werkzaam was geweest (vgl. A Dunántúli Református Egyházkerület prédikátorai és rektorai 1526-1760 [Predikanten en rectoren van de Hervormde kerkprovincie Transdanubië 1526-1760]. Szerkesztette: Köblös, József, Kránitz, Zsolt. Pápa, 2009, p. 576. [A Pápai Református Gyűjtemények Kiadványai. Forrásközlések 10.]), is het denkbaar dat de voorouders van Sárói al in die streek het predikantsambt hebben uitgeoefend, en dat hij dus zelf ook uit deze streek afkomstig was. Als dit waar is, moet hij eerst aan het hervormde college van Pápa hebben gestudeerd, omdat een keuze voor die onderwijsinstelling vanwege de geografische nabijheid voor de hand lag en, zoals vele alumni van dat college die predikant wilden worden, moet hij zijn studie in Debrecen vervolgd hebben. (vgl. Köblös, József-Kránitz, Zsolt: ‘Mindenkor az országban harmadiknak tartatott...’ A pápai református kollégium tagolódása a XVIII. század közepéig [‘Het werd altijd als het derde college van het land beschouwd...’ De inrichting van het hervormde college te Pápa tot en met het midden van de 18e eeuw]. In: Acta Papensia 5 (2005), p. 17.
- eind16
- O. 968, p. 8.
- eind17
- In de bovengenoemde Hongaarstalige studie worden ook de overige drie delen van het corpus gepubliceerd.
- eind18
- Frölich, David: Bibliotheca, seu cynosura peregrinantium. Ulm, 1643-1644., Pars I., liber II., pp. 169-270; Pars II., liber I., pp. 208-221; Pars I., liber II., pp. 252-258; Pars I., liber IV., pp. 195-202.
- eind19
- Guicciardini, Lodovico: Belgicae sive inferioris Germaniae descriptio. Antverpiae, 1567; Boxhornius, Marcus Zuerius: Theatrum sive Hollandiae comitatus et urbium nova descriptio. Amstelodami, 1632; Schoockius, Martinus: Belgium foederatum, sive destincta discriptio Reipublicae foederati Belgii. Amstelodami, 1652; Zesen, Philipp von: Leo Belgicus, hoc est, succincta, ac dilucida narratio exordii, progressus ac denique ad summam perfectionem redacti stabiliminis & interioris formae, ac status, Reipublicae foederatarum Belgii regionum. Amsterdam, 1660.
- eind20
- Hegenitius, Gotfridus: Itinerarium Frisio-Hollandicum. Lugduni Batavorum, 1630; Parival, Jean Nicolas: Les delices de la Hollande. Amsterdam, 1651.
- eind21
- Naeuw-keurig reys-boeck bysonderlijk dienstig voor kooplieden, en reysende persoonen. Amsterdam, 1679; Reis-boek door de vereenigde Nederlandsche provincien, en derzelver aangrenzende landschappen en koningrijken. Amsterdam, 1689; Reis-boek door de vereenigde Nederlandsche provincien, en derzelver aangrenzende landschappen en koningrijken. Amsterdam, 1700.
- eind22
- Davids, Karel: Amsterdam as a centre of learning in the Dutch golden age, c. 1580-1700. In: Urban achievement in early modern Europe. Edited by Patrick O'Brien, Derek Keene, Marjolein 't Hart, Herman van der Wee. Cambridge, 2001, pp. 307-308.
- eind23
- Benthem, Heinrich Ludolff: Holländischer Kirch- und Schulen-Staat. Frankfurt-Leipzig-Hannover-Merseburg, 1698.
- eind24
- Zie punt 19 van de beschrijving van Amsterdam.
- eind25
- Zie punt 6 van de beschrijving van Amsterdam.
- eind26
- Zie punt 6 van de beschrijving van Haarlem in de lijst.
- eind27
- Benthem: a.w. p. 67.
- eind28
- Ampzing, Samuel: Beschryvinge ende lof der stad Haerlem in Holland. Haarlem, 1628, p. 154; Schrevelius, Theodorus: Harlemum sive urbis Harlemensis incunabula, incrementa, fortuna varia. Lugduni Batavorum, 1647, p. 33; Schrevelius, Theodorus: Harlemias, of Eerste Stichting der Stad Haarlem. Haarlem, 1648, p. 40. Vgl. Venne, Hans van de: A Greek Xenion in Latin dress. Nicolaus a Wassenaer and Theodorus Schrevelius. In: Myricae: essays on neo-Latin literature in memory of Jozef IJsewijn. Edited by Dirk Sacré and Gilbert Tournoy. Leuven, 2000, p. 438. (Supplementa humanistica Lovaniensia XVI.)
- eind29
- In de bibliotheek van Sámuel Kaposi was een aantal werken van deze soort aanwezig (Leo Belgicus van von Zesen, Belgium Foederatum van Schoockius en Itinerarium van Hegenitius. Vgl. Erdélyi könyvesházak [Bibliotheken in Zevenburgen], III. 1563-1757. Sajtó alá rendezte Monok István, Németh Noémi, Varga András. Szeged, 1994, p. 239, p. 241, p. 243, p. 252, p. 264. (Adattár XVI-XVIII. századi szellemi mozgalmaink történetéhez, 16/3.)
- eind30
- ‘Zwarte of jaspisachtig geaderde, zeer harde, gelaagde steensoort, syn. lydiet.’ Vgl. Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse taal. Utrecht-Antwerpen, 1992.
- eind31
- De vakliteratuur stelde vroeger doorgaans vast dat de Hongaarse peregrini in grote lijnen dezelfde bezienswaardigheden plachten te bezoeken als hun medestudenten. Vgl. Kármán, Gábor: Identitás és határok. 17. századi magyar utazók nyugaton és keleten [Identiteit en grenzen. Zeventiende-eeuwse Hongaarse reizigers in het Westen en het Oosten] . In: Korall, 7 (2006), p. 78.
- eind32
- Strien, C.D. van: British travellers in Holland during the Stuart period: Edward Browne and John Locke as tourists in the United Provinces British travellers in Holland during the Stuart period: Edward Browne and John Locke as tourists in the United Provinces. Leiden-New York, 1993; Murris, Roelof: La Hollande et les Hollandais au XVIIe et au XVIIIe siècles, vus par les Français. Paris, 1925; Bientjes, Julia: Holland und der Holländer im Urteil deutscher Reisender (1400-1800). Groningen, 1967; Chales de Beaulieu, Anja: Deutsche Reisende in den Niederlanden. Das Bild eines Nachbarn zwischen 1648 und 1795. Frankfurt am Main-Berlin-Bern etc., 2000. (Europäische Hochschulschriften, Reihe III, 866.)
- eind33
- In de 17e-18e eeuw bekeken de peregrini die Nederland bezochten gedeeltelijk dezelfde bezienswaardigheden als Márton Szepsi Csombor aan het begin van de 17e eeuw.
- eind34
- Von denen merckwürdigen Sachen im Niederland. In: Benthem: a.w., pp. 30-129.
- eind35
- Magyar utazási irodalom 15-18. század [Bloemlezing uit Hongaarse reisjournalen en apodemische literatuur uit de 15e tot de 18e eeuw]. Válogatás és utószó: Kovács Sándor Iván, a szöveget gondozta és a jegyzeteket írta: Monok István. Budapest, 1990. pp. 995-996.
- eind36
- Jankovics, József: A magyar peregrinusok Európa-képe [Het Europa-beeld van de Hongaarse peregrini]. In: Régi és új peregrináció. Magyarok külföldön - külföldiek Magyarországon [Oude en nieuwe peregrinatie - Hongaren in het buitenland - buitenlanders in Hongarije]. Szerkesztette Békési Imre, Jankovics József, Kósa, László, Nyerges Judit. Budapest-Szeged, 1993, p. 562.
- eind37
- ‘Verlaat die streek niet voordat u de talrijke rariteiten in Dresden hebt gezien.’ Ferenc Páriz Pápai aan Pál Teleki. Nagyenyed, 10 november 1695. Vgl. Teleki Pál külföldi tanulmányútja. Levelek, számadások, iratok 1695-1700 [De buitenlandse studiereis van Pál Teleki. Brieven, financiële verantwoordingen en documenten, 1695-1700]. Összeállította és az utószót írta Font Zsuzsa. Szeged, 1989, p. 32. (Fontes rerum scholasticarum III.)
- eind38
- Wat de routineuze bezichtiging van plaatsen betreft zijn er vergelijkbare gegevens beschikbaar betreffende de peregrinatie naar Italië: de Hongaren bezochten de steden daar in een vaste volgorde. Vgl. Magyar utazási irodalom..., pp. 994-995.
- eind39
- De boekhandelaren worden in de reisinstructie zelf alleen in hun algemeenheid genoemd.
- eind40
- De auteurs van de geraadpleegde reisjournalen zijn in chronologische volgorde van hun verblijf in Nederland: Mihály Bethlen (1692-1694), György Vízaknai Bereck (1694-1695), András Szilágyi (1712-1713), János Miskolczi Szígyártó (1715-1716), István Kérészi (1717-1718). Vgl. Bethlen Mihály útinaplója [1691-1695] [Het reisjournaal van Mihály Bethlen [1691-1695]. Sajtó alá rendezte és az utószót írta Jankovics József. Budapest, 1981; Vizaknai Briccius György naplója (1693-1715) [Het dagboek van György Vízaknai Bereck]. In: Inczédi Pál, Kézsmárki névtelen, Szakál Ferencz és Vizaknai Briccius György naplóföljegyzései 1660-1715 [De dagtekeningen van Pál Inczédi, de anonymus van Késmárk, Ferenc Szakál en György Vizaknai Briccius (1660-1715)]. Jegyzetekkel és oklevéltárral ellátva kiadják Szabó Károly és Szilágyi Sándor. Pest, 1860, pp. 77-116. (Történeti emlékek a magyar nép községi és magánéletéből II.); Czibula, Katalin: Szilágyi András protestáns prédikátor naplója [Het dagboek van dominee András Szilágyi]. In: Lymbus. Magyarságtudományi Forrásközlemények, II (2004), pp. 123-186; Dúzs, Sándor: Hogy útazott 170 évvel ezelőtt a magyar calvinista candidatus [Hoe reisde een Hongaarse predikant-in-opleiding (= János Miskolczi Szígyártó) 170 jaar geleden?]. In: Protestáns Új Képes Naptár, 31 (1885), pp. 44-59; voor zijn dagboek zie ook Antal, Géza von: Het dagboek van een Hongaarsch student, 1714-1716. In: Bijdragen voor vaderlandsche geschiedenis en oudheidkunde, 5e reeks, 9 (1922), pp. 88-112; Kérészi István omniáriuma [Het omniarium van István Kérészi]. Kísérő tanulmánnyal közreadja Lázár István Dávid. Szeged, 1989. (Peregrinatio Hungarorum 4.).
- eind41
- Een soortgelijke contradictie is te signaleren tussen de veel te omvangrijke verplichtingen betreffende het bijhouden van de dagboeken, zoals opgelegd door theoretische werken over het reizen - verplichtingen waaraan nauwelijks voldaan kon worden - en de teksten die in de reisjournalen daadwerkelijk te vinden zijn. Vgl. Kármán: a.w., p. 76.
- eind42
- Blijkens de onderzochte reisjournalen hebben Mihály Bethlen en János Miskolczi Szígyártó van alle studenten het grondigst de op de lijst van bezienswaardigheden vermelde steden bezocht. In tegenstelling tot hen is György Vízaknai Bereck behalve in de plaatsen waar hij studeerde, Franeker en Leiden, alleen in Amsterdam geweest, maar in de laatstgenoemde stad en in Leiden maakte hij in zijn reisjournaal alleen aantekeningen betreffende curieuze zaken, zoals blijspelen op kermissen, spectaculaire vertoningen en bijzondere dieren. Vgl. Vizaknai Briccius György..., pp. 88-89. - Ook reisjournalen uit de tweede helft van de 18e eeuw tonen verschil. De notities van József Keresztesi (hij bereisde Nederland in 1779 en 1780) is het meest uitgebreide Hongaarse reisjournaal over Nederland dat we op dit moment kennen. De aantekeningen van Mihály Benedek over zijn reis in 1775 zijn echter wat de bezienswaardigheden betreft relatief beknopt. Vgl. Keresztesi József akadémiai utazása a' külországokban (De buitenlandse studiereis van József Keresztesi]. In: Theologiai Szemle 1 (1925), pp. 78-83, pp. 154-160, pp. 252-264, pp. 365-367, pp. 530-534, 2 (1926), pp. 707-708, pp. 918-919, 3 (1927), pp. 160-161, pp. 331-338, 4 (1928), pp. 106-109, pp. 199-200, pp. 319-320, 5 (1929), pp. 182-186, pp. 376-381, 6 (1930), pp. 553-556, pp. 764-765, 7 (1931), pp. 285-286, pp. 380-381, 8 (1932), pp. 542-555, 10 (1934), pp. 336-341, 11 (1935), pp. 144-148; Postma, Ferenc: Das Itinerarium von Michaël Benedek (1773-1775) und seine vier Testimonia aus Franeker (Juni 1775). In: Eruditio, virtus et constantia. Tanulmányok a 70 éves Bitskey István tiszteletére [Opstellen voor de 70ste verjaardag van István Bitskey]. Debrecen, 2011, I, pp. 371-390.
- eind43
- Vergilius, Aeneis, VIII. pp. 424-425.
- eind44
- [in het handschrift: quaecunque]
- eind45
- [in het handschrift: parent] Vgl. Seneca, Hercules furens, p. 435.
- eind46
- [in het handschrift: atempore]
- eind47
- [in het handschrift: pleraque]
- eind48
- [in het handschrift: relligione]
- eind49
- [in het handschrift: eqva]
- eind50
- De Nederlande vertaling is tot stand gekomen op grond van de Hongaarse vertaling van Gergő Gellérfi.
- eind51
- Voor de bezienswaardigheden van Amsterdam zie Fokkens, Melchior: Beschrijvinge der wijdt-vermaarde koop-stadt Amstelredam. Amsterdam, 1662; Idem, Amsterdam, 16632; Dapper, Olfert: Historische beschryving der stadt Amsterdam. Amterdam, 1663; Zesen, Philipp von: Beschreibung der Stadt Amsterdam. Amsterdam, 1664; Domselaer, Tobias van: Beschrijvinge van Amsterdam. Amsterdam, 1665; Reisboek..., 1689, pp. 68-112; Commelin, Casparus: Beschryvinge van Amsterdam. Amsterdam, 1693; Idem, Amsterdam, 17262.
- eind52
- Zoals in de inleiding al vermeld is, is het niet duidelijk of de auteur van de tekst op de wapenopslagplaats van de Admiraliteit of op die van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) doelt.
- eind53
- Beide instellingen bouwden schepen voor eigen gebruik, daarom is het niet met volle zekerheid vast te stellen om welke wapenopslagplaats het gaat. Omdat Commelin de opslagplaats en de scheepsbouwateliers van de Admiraliteit ('s Lands zeemagazijn) uitvoeriger beschrijft dan die van de VOC (Oost-Indisch magazijn) (vgl. Commelin: a.w. (1726), pp. 718-731, pp. 734-735), is het waarschijnlijk dat de eerstgenoemde meer belangstelling bij de bezoekers wekte. (Omdat de twee edities van Commelins werk woordelijk met elkaar overeenstemmen, citeer ik uit de uitgave van 1726, die bij het schrijven van dit artikel beschikbaar was.) Het is echter ook mogelijk dat de Latijnse benamingen - die overigens in andere bronnen niet voorkomen - als gevolg van een misverstand gebruikt worden, zodat het ‘armamentarium terrestre’ op 's Lands zee-magazijn, en het ‘armamentarium nauticum’ op het Oost-Indisch zeemagazijn slaat.
- eind54
- Citaat uit de Aeneis van Vergilius (VIII. Pp. 424-425).
- eind55
- De Nieuwe Kerk, waarin onder andere de graftombe van admiraal Michiel de Ruyter is, die de Hongaarse galeislaaf-predikanten heeft verlost. De opmerking betreffende het orgel komt in de beschrijvingen van de stad en de reisgidsen van toen niet voor. Een Hongaarse peregrinus, János Miskolczi Szígyártó, noteert in 1716 wel dezelfde bijzonderheid van de kerk. Vgl. Dúzs: a.w., p. 54.
- eind56
- In de beschrijvingen van de stad en de reisgidsen van toen wordt geen van de torens in dezelfde of soortgelijke woorden gekenschetst. Uit het feit dat Commelin de carillons van de stad vaak met die van de Oude Kerk vergelijkt en dat hij aan de beschrijving van het kerkcarillon verscheidene bladzijden besteedt (vgl. Commelin: a.w., pp. 440-442), kan men concluderen dat de auteur van de tekst de toren, respectievelijk het carillon van deze kerk bedoelt.
- eind57
- De toenmalige benaming van het atheneum was doorluchtige school. Vgl. Commelin: a.w., pp. 646-648.
- eind58
- Omstreeks 1690 waren er zeven hoogleraren aan het atheneum werkzaam. Voor hen en de door hen gegeven colleges zie Commelin: a.w., p. 648.
- eind59
- De Latijnse school, die sinds 1666 aan het Singel was gevestigd. Omstreeks 1690 was de rector van de school Jan Goris. Vgl. Commelin: a.w., p. 646.
- eind60
- Het rasp- of tuchthuis. Vgl. Commelin: a.w., pp. 507-514.
- eind61
- Het is een deugt van 't kloek gemoet, / Te temmen dat elk schrikken doet. Vgl. Commelin: a.w., p. 507.
- eind62
- De auteur van de tekst noteerde het woord ‘spinhuis’ fonetisch.
- eind63
- De toenmalige benaming van het gebouw was dolhuis. Vgl. Commelin: a.w., pp. 577-580.
- eind64
- Het Latijnse woord theatrum anatomicum duidt op auditoriumachtige zalen, waar lijken vooral ten behoeve van het onderwijs werden ontleed. Tegen een vergoeding konden ook particulieren aan de ontledingen deelnemen. In Amsterdam, Leiden en andere universiteitssteden waren in de zaal ook skeletten en geprepareerde lichaamsdelen tentoongesteld. Het Amsterdamse theatrum anatomicum was sinds 1690 in de Nieuwe Waag ondergebracht. Vgl. Commelin: a.w., pp. 651-655.
- eind65
- Deze bezienswaardigheid wordt in de beschrijvingen van de stad en de reisgidsen van toen niet genoemd. Het bewijs dat ze wel bestond en dat de naam juist is, is het feit dat de eerder genoemde János Miskolczi Szígyártó er in 1716 eveneens een bezoek aan heeft gebracht. Vgl. Dúzs, a.w., p. 54.
- eind66
- De reisgids voor Nederland uit die tijd vermeldt talrijke herbergen in Amsterdam met name en geeft aan dat er ook bij de poorten die toegang geven tot de stad herbergen waren, maar hij vermeldt de namen ervan niet (vgl. Reis-boek..., 1689, pp. 109-112.). De naam van de herberg kan eventueel ‘De gevelde leeuw’ zijn geweest, dit is echter onzeker omdat een Hongaarse student, András Szilágyi, in 1713 het onderkomen van de Hongaren als volgt beschrijft: ‘Wij namen onze intrek... in een herberg waarop een uithangbord Nederland of een leeuw weergaf’ (vgl. Czibula: a.w., p. 147.). Dit betekent dat in de naam van de herberg of op het uithangbord ervan in ieder geval een leeuw voorkwam, die waarschijnlijk op de Nederlandse leeuw duidde, maar het is ook mogelijk dat de waarschijnlijk foutief opgetekende woorden ‘in gevele leeuw’ betekenen dat er op de gevel van het gebouw een leeuw te zien was.
- eind67
- Achter de vernederlandste naam van de herbergier schuilen twee leden van de Franse familie Yver, die uit Frankrijk naar Nederland is gevlucht. De vader, Jean Yver (ca. 1625-1694), kwam met zijn familie in 1685 of 1686 in Amsterdam aan en was behalve dominee ook exploitant van een herberg. Na zijn dood nam zijn zoon, Jean jr. (1662-1732), die eveneens dominee was, de exploitatie van de herberg over (vgl. Bots, Hans: Les pasteurs français au Refuge dans les Provinces-Unies: une groupe socio-professionnel tout particulier: 1680-1710. In: La vie intellectuelle aux refuges protestans. Réunis par Jens Häseler et Anthony McKenna. Paris, 1999, I, pp. 67-68.) Zoals gezegd ontving deze herberg nog in 1713 Hongaren.
- eind68
- Poot, Abraham van (1638-1707), arts en letterkundige. Zijn eerste eerste werk over Hongarije verscheen in 1684 in Amsterdam onder de titel Naauwkeurig verhaal van de vervolginge aangerecht tegens de Euangelise leeraren in Hungarien. In 1701 publiceerde hij een ander werk, getiteld Korte historie van de reformatie der kerken van Hongaryen en Sevenbergen, dat een vertaling was het boek Rudus redivivum van Ferenc Pápai Páriz, hoogleraar aan het Hervormde College te Nagyenyed in Zevenburgen. Vgl. Bujtás, László Zsigmond: Pápai Páriz Ferenc Rudus redivivumának holland fordítása (1701) [De Nederlanse vertaling van Ferenc Pápai Páriz' Rudus redivivum (1701)]. In: Magyarország és Németalföld kapcsolata [Betrekkingen tussen Hongarije en de Lage Landen]. Debrecen, 2010, pp. 157-183.
- eind69
- Poiret, Pierre (1646-1719), mysticus en theoloog van Franse afkomst. Hij vestigde zich in 1680 van de in Amsterdam en verhuisde in 1688 naar Rijnsburg. Poiret werd door verscheidene Hongaren bezocht. In 1688 was Miklós Apáti bij hem, in 1693 Mihály Bethlen en in 1697 Pál Teleki. Vgl. Oláh, Róbert: Pierre Poiret ajándéka: adalék Apáti Madár Miklós peregrinációjához [Het geschenk van Pierre Poiret: gegevens betreffende Miklós Apáti's peregrinatie]. In: Könyv és könyvtár, 28 (2006), pp. 183-192.; Bethlen Mihály..., p. 85; Teleki Pál..., p. 327.
- eind70
- De auteur van de tekst noteerde het woord ‘doolhof’ fonetisch. Commelin noemt in zijn werk drie doolhoven. Vgl. Commelin: a.w., p. 742.
- eind71
- De toenmalige benaming van het gebouw was de Oude Waag. Vgl. Commelin: a.w., p. 629.
- eind72
- In de stad waren er destijds twee openbare bibliotheken: een van de stad, een van het atheneum. Vgl. Commelin: a.w., p. 648.
- eind73
- Voor de bezienswaardigheden van Leiden zie Orlers, Jan Janszoon: Beschryvinge der stad Leyden. Leiden, 1614; Leeuwen, Simon van: Korte besgryving (!) van het Lugdunum Batavorum, nu Leyden. Leiden, 1672; Reis-boek..., 1689, pp. 62-68; Aa, Pieter van der: Les délices de Leide. Leiden, 1712.
- eind74
- Zie voetnoot 65.
- eind75
- In het gebouw (het zgn. ambulacrum), dat bij de botanische tuin hoorde, waren opgezette dieren, geprepareerde planten, mineralen en edelstenen, Griekse en Romeinse antiquiteiten alsmede verscheidene voorwerpen uit exotische streken te zien. De catalogus van de collectie was ook apart uitgegeven.
- eind76
- De Burcht.
- eind77
- In de loop van de 18e eeuw kregen verscheidene hervormde colleges in Hongarije en Zevenburgen voor hun studenten een beurs voor het Statencollege. Vgl. Miklós, Ödön: Magyar diákok a leideni Staten Collegeben [Hongaarse studenten in het Statencollege te Leiden]. In: Theologiai Szemle, 4 (1928), pp. 301-302.
- eind78
- De Bibliotheca Thysiana die haar naam te danken heeft aan haar stichter, de jurist Johannes Thysius (1622-1653).
- eind79
- Bedoeld worden het Van Hagerbeer-orgel in het middenschip en het P.J. Swart-orgel in een van de zijschepen.
- eind80
- Voor het Leidse raadhuis was een brok toetssteen (zie voetnoot 31) te zien, terwijl in de gevel van het gebouw verscheidene brokken toetssteen waren gevoegd, afkomstig van een van toetssteen vervaardigd altaar dat vroeger in de Pieterskerk had gestaan, maar tijdens de Beeldenstorm was stukgeslagen. Vgl. Leeuwen, a.w., p. 13, p. 419.
- eind81
- Vrouwenkerk. - De kerk werd vanaf het einde van de 16e eeuw door uit Frankrijk gevluchte Hugenoten gebruikt. Van de kerk zijn slechts enkele muurresten overgebleven.
- eind82
- Leiden was in de 17de eeuw een centrum van de lakenindustrie.
- eind83
- Burchard de Volder (1643-1709), hoogleraar wiskunde, richtte in 1675 naast de botanische tuin zijn natuurkundig laboratorium in. Sinds 1692 gaf hij ook colleges in de wijsbegeerte. Ter illustratie van het onderwezene verrichtte hij experimenten, wat destijds uniek was in Europa. Vgl. Jorink, Eric: Wetenschap en wereldbeeld in de Gouden Eeuw. Amsterdam, 1999, p. 95.
- eind84
- De rechtbank van de stad was in het Raadhuis gezeteld, terwijl de rechtbank van het arrondissement Rijnland in het gebouw Gravensteen recht sprak. Vgl. Leeuwen, a.w., pp. 37-39.
- eind85
- Voor de bezienswaardigheden van Leiden zie Booth, Cornelis: Beschryvinge der stadt Utrecht. Utrecht, 1685; Reis-boek..., 1689, pp. 212-216.
- eind86
- De stad Utrecht opende in 1641 een manege voor de studenten van de universiteit. Sinds 1644 werden er behalve paardrijlessen ook lessen in schermen, dansen en vreemde talen gegeven. Bij de heropening in 1705 waren behalve de al genoemde vakken ook wiskunde en wetenswaardigheden voor genieofficieren in het onderwijsprogramma opgenomen. Vgl. Lisman, A.J.A.M.: Van riddermatige rijschool tot Utrechtse manege. 1641-1711. In: Jaarboek Oud-Utrecht, (1970), pp. 94-96.
- eind87
- Bedoeld wordt kasteel Heemstede en de tuin eromheen in de buurt van Utrecht.
- eind88
- Schurman, Anna Maria van (1607-1678) geleerde, dichteres en aanhangster van de mystieke sekte van Jean Labadie (1610-1674).
- eind89
- Mariekerk. - Bedoeld wordt de Mariekerk, waarvan tegenwoordig slechts de kruisgang is te zien. - De Hongaarse studenten in Utrecht bezochten deze kerk omdat daar Latijnstalige diensten van de Anglicaanse gemeente werden gehouden. In 1722 mochten ze in het zgn. bovenste auditorium van de universiteit Hongaarstalige kerkdiensten houden. Vgl. Segesváry: a.w., p. 66.
- eind90
- Voor de bezienswaardigheden van Haarlem zie Ampzing, a.w.; Schrevelius, Harlemum...; Schrevelius, Harlemias...; Reis-boek..., 1689, pp. 51-56.
- eind91
- De betekenis van de zin in het Nederlands: Je moet weten dat de eerste letters en de drukpers in Haarlem zijn uitgevonden. Volgens de plaatselijke traditie was Laurens Janszoon Coster (1405-1484) de uitvinder van de boekdrukkunst.
- eind92
- De schepen in de Grote of Sint-Bavo Kerk herinneren eraan dat de haven van de Egyptische stad Damiate (Denemarken is een verschrijving!) of Pelusium (ook wel Peleusium) in Egypte (thans Tell el-Farama), die door onder water gespannen kettingen werd beschermd, tijdens de vijfde kruistocht in 1218 alleen kon worden ingenomen dankzij de schepen van de Haarlemmers, die van zagen met grote tanden waren voorzien.
- eind93
- Bezienswaardigheid in het stadhuis zijn schilderijen die de graven en gravinnen van het voormalige graafschap Holland tot het begin van de 15e eeuw afbeelden (de zgn. gravenportretten). De auteur van de tekst beweert abusievelijk dat de schilderijen door beroemde meesters zijn gemaakt, het is namelijk niet bekend wie de schilderijen heeft vervaardigd. Vgl. Bueren, Truus van: De werkwijze van de kunstenaar(s). In: De Haarlemse gravenportretten: Hollandse geschiedenis in woord en beeld. Redactie: Wim van Anrooij. Hilversum, 1997, P. 109.
- eind94
- Volgens de traditie zijn de klokken in de in voetnoot 93 genoemde gevechten buitgemaakt.
- eind95
- Voor de bezienswaardigheden van Den Haag zie Reis-boek..., 1689, pp. 129-137; Cretser, Gysbert de: Beschryvinge van 's-Gravenhage. Amsterdam, 1711.
- eind96
- Het Binnenhof, sinds 1677 de zetel van stadhouder Willem III.
- eind97
- Paleis Huis ten Bosch, het paleis en de tuin van stadhouder Willem III, die in 1689 als William III tot koning van Engeland werd gekroond.
- eind98
- De reisbeschrijvingen en reisgidsen van toen vermelden dit opschrift niet, de overige opschriften echter wel. De tekst kan op de verzen 25 en 26 van Psalm 104 wijzen, waarin van de schepselen Gods de zeedieren worden geprezen (Deze zee, die groot en wijd van ruimte is, daarin is het wriemelende gedierte, en dat zonder getal, kleine gedierten met grote. Daar wandelen de schepen, en de Leviathan, dien Gij geformeerd hebt, om daarin te spelen. - citaat uit de Statenvertaling).
- eind99
- Bedoeld wordt de zeilwagen van uitvinder Simon Stevin, die hij voor prins Maurits ontwierp. De prins maakte met deze wagen samen met zijn voornaamste gasten tochten langs de kust bij Scheveningen. Na de dood van de prins werd de wagen in de kerk van Scheveningen bewaard.
- eind100
- Voor de bezienswaardigheden van Delft zie Bleyswijck, Dirk van: Beschryvinge der stadt Delft. Delft, 1667; Reis-boek..., 1689, pp. 56-61; Boitet, Reinier: Beschryving der stadt Delft. Delft, 1729.
- eind101
- Bedoeld wordt de Nieuwe Kerk met onder andere het monument voor Willem van Oranje. De auteur van de tekst beweert abusievelijk dat in de Nieuwe Kerk de prinsen van Holland zijn begraven. De belangrijkste mannelijke leden van het Huis Oranje-Nassau droegen de titels Prins van Oranje en Graaf van Nassau. Ten grondslag aan deze fout kan liggen, dat deze leden van het Oranjehuis gewoonlijk ook stadhouder waren van Holland en Zeeland (Hollandiae Zelandiaeque praefectus).
- eind102
- In de Latijnse tekst berust het woord ‘sita’ op een vergissing, immers de auteur bedoelde ongetwijfeld niet dat alle bezienswaardigheden zich in het middelpunt van Holland bevonden, maar hij wilde erop wijzen dat de wapenopslagplaats niet alleen voor de stad was bestemd, maar ook voor geheel Holland.
- eind103
- Voor de bezienswaardigheden van Rotterdam zie Reis-boek..., 1689, 137-143; Spaan, Geraard van: Beschryving der stad Rotterdam. Rotterdam, 1698.
- eind104
- Erasmus, die het ligt eerst zag in dit gebouw / Bestraalt al 's werelds rond met godsdienst, konst en trouw. Vgl. Spaan: a.w., p. 415.
- eind105
- De auteur van de tekst vergist zich, omdat het gedicht behalve in het Latijn en het Nederlands niet in het Italiaans, maar in het Spaans te lezen was.
- eind106
- De belangrijksten van hen waren Pierre Jurieu (1639-1713) en Pierre Bayle (1647-1706), de auteur van het Dictionnaire historique et critique (1697).
- eind107
- Voor de bezienswaardigheden van Dordrecht zie Balen, Mathijs: Beschryvinge der stad Dordrecht. Dordrecht, 1677; Reis-boek..., 1689, pp. 42-50.
- eind108
- De synode vergaderde tussen november 1618 en mei 1619.
- eind109
- De Munt.
- eind110
- Voor de bezienswaardigheden van Gouda zie Reis-boek..., 1689, pp. 123-129; Walvis, Ignatius: Beschryving der stad Gouda. Gouda, 1714.
- eind111
- Sint-Janskerk.
- eind112
- De gebrandschilderde glazen geven niet alleen scènes uit het Nieuwe Testament weer.
- eind113
- Het sluizensysteem dat de Gouwe, de haven en de IJssel met elkaar verbindt. Via de laatste rivier is Rotterdam bereikbaar.
- eind114
- Voor de bezienswaardigheden van Harlingen zie Reis-boek..., 1689, pp. 255-256.
- eind115
- Voor de bezienswaardigheden van Franeker zie Reis-boek..., 1689, pp. 251-252.
- eind116
- Voor de bezienswaardigheden van Leeuwarden zie Reis-boek..., 1689, pp. 246-249.
- eind117
- Het Stadhouderlijk Hof. In de periode waarin de tekst ontstond werd het gebouw door Willem Frederik (van 1687 tot 1692) en door Hendrik Casimir II (van 1692 tot 1734) gebruikt.
- eind118
- Bedoeld worden de opschriften op de monumenten in de Grote Kerk.
- eind119
- Het Latijnse woord curia principalis betekent kanselarij. De auteur van de Latijnse tekst vertaalde de Nederlandse naam van het gebouw (kanselarij) letterlijk in het Latijn, niet wetende dat het gebouw de zetel van het Hof van Friesland was.