Acta Neerlandica 9
(2012)– [tijdschrift] Acta Neerlandica– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |
Réka Bozzay
| |
Wat betekent ‘een Hongaarse, protestantse intellectueel in de vroegmoderne tijd’?In het Nederlands wordt er geen verschil gemaakt tussen Hongaren die vanwege hun etniciteit Hongaren worden genoemd (magyar in het Hongaars, Ungar in het Duits) en tussen mensen van verschillende etnische | |
[pagina 18]
| |
achtergrond die in het gebied van het Koninklijk HongarijeGa naar eind2 leefden (magyarországi, resp. ungarländisch). In dit artikel wordt deze tweede, bredere betekenis gebruikt. De reis van Hongaren naar buitenlandse academies is geen specifiek verschijnsel van de vroegmoderne tijd, maar in de 17de en 18de eeuw reisden vooral protestantse studenten in groten getale naar de Noord-Nederlandse universiteiten. Daarom heb ik mijn onderzoek alleen tot deze periode beperkt en daarbij uitsluitend reisverslagen van protestanten (vooral calvinisten) betrokken. Veel moeilijker is het om het begrip intellectuelen te definiëren. De Hongaarse samenleving van de vroegmoderne tijd was nog een standenmaatschappij die uit de drie traditionele standen van clerus, adel en burgerij bestond. De burgers waren slechts in kleinen getale aanwezig, bovendien waren er verschillende geprivilegieerde groepen in de Hongaarse maatschappij die collectieve vrijheden genoten (bv. De seklers (Hongaars: székelyek), de jasigen (Hongaars: jászok) etc.). Het artikel van Burke suggereert dat het begrip studenten in de vroegmoderne tijd als eigen maatschappelijke categorie gebruikt kan worden. Zoals de inschrijvingslijsten van de Hongaarse protestantse collegia bewijzen, vormden de studenten geen homogene groep, maar waren ze afkomstig uit de verschillende lagen van de maatschappij.Ga naar eind3 Naar de buitenlandse academies werden niet alleen zonen van edelen, maar ook kinderen van boeren gestuurd.Ga naar eind4 Kunnen we alle studenten intellectuelen noemen? Zelfs Hongaarse historici zijn het er niet over eens hoe we het begrip intellectueel kunnen definiëren. Volgens Domokos Kosáry moet er een verschil gemaakt worden tussen de culturele elite en de intellectuelen, omdat de intellectuelen van hun intellectueel werk konden leven, terwijl bv. een aristocraat die aan (buitenlandse) universiteiten studeerde, maar later niet van intellectueel werk leefde, tot de culturele elite behoorde.Ga naar eind5 Het begrip intellectuelen wordt echter door Zevenburgse historici veel breder geformuleerd. Volgens hen zijn de voorwaarden om tot de intellectuelen/intelligentsia te behoren de opleiding, het regelmatige intellectuele werk (ongeacht of men hiervan kon leven), de intellectuele levenswijze en het doorgeven van de behoefte aan intellectuele vorming aan hun kinderen.Ga naar eind6 In dit artikel wordt over intellectuelen overeenkomstig met deze laatste opvatting geschreven en studenten worden tot de intellectuelen gerekend. Als verklaring wil ik hier twee redenen noemen. Allereerst wist men tijdens de studiereis naar het buitenland nog niet altijd waarvan men in de | |
[pagina 19]
| |
toekomst zou leven, alleen de hoogopgeleiden hadden kans op een intellectueel leven. De peregrinatio academica naar de Noordelijke Nederlanden diende in eerste instantie als opleidingsreis en zo als voorbereiding op een toekomstige intellectuele levenswijze. Ook in het geval van de aristocratie, die echter weinig vertegenwoordigd was, betekende de reis naar Nederland vooral geen cavalierstour, maar een echte opleidingsreis.Ga naar eind7 De studenten waren dus een soort van ‘intellectuals in progress’, die door hun buitenlandse studie een aansporing tot het intellectuele leven hebben gekregen. De tweede reden is dat op grond van het beroep van de vaders van de peregrini een tendens in de beroepskeuze vastgesteld kan worden: degenen die uit een intellectueel gezin kwamen, wilden zelf ook graag het beroep van hun vader uitoefenen. Bij de vaders telden we 77 theologen, 8 ambtenaren (in de stad of in de provincie), 7 artsen of apothekers, 5 juristen.Ga naar eind8 De behoefte aan en het belang van opleiding hebben de vaders dus inderdaad aan hun zonen doorgegeven. Om misverstanden te vermijden moet hier nog een begrip nader verklaard worden. In Hongaarse protestantse kringen van de vroegmoderne tijd werd een verschil gemaakt tussen de intellectuelen: dominees die (ook) in het buitenland hadden gestudeerd werden academici genoemd, zij die alleen Hongaarse protestantse collegia bezocht hadden domi docti (‘die thuis studeerden’). Hoewel in het Nederlands het begrip academici in het algemeen ook naar intellectuelen kan verwijzen, wordt in deze bijdrage het begrip intellectueel gebruikt in plaats van academici. Het corpus van mijn onderzoek werd gevormd door reisberichten van studenten, bv. dagboeken, autobiografieën, brieven, opgaven van onkosten. Hoewel de maatschappelijke achtergrond en hun interesses grote verschillen vertonen, wordt er bovenal aandacht besteed aan de gemeenschappelijke kenmerken bij de intellectuelen die in de Noordelijke Nederlanden studeerden. Maar omdat het hier om een maatschappelijk heterogene groep gaat, kunnen de verschillen ook niet buiten beschouwing blijven. | |
Reisadviezen van de vroegmoderne tijdWie je bent geworden, is beïnvloed door alles wat je hebt gezien en beleefd. Wat de reizigers van de vroegmoderne tijd te zien kregen, werd niet door het toeval bepaald. Tot de voorbereiding van de buitenlandse reis | |
[pagina 20]
| |
behoorde niet alleen het inzamelen van geld en het verkrijgen van een paspoort, maar ook het kennis nemen van de bestaande reisliteratuur in die tijd. Deze boeken schreven namelijk voor wat een intellectuele reiziger tijdens zijn reis moest zien. Er waren dus ‘verplichte’ bezienswaardigheden die tot de vorming van de intellectuelen bijdroegen. Hier moet de naam van Justus Lipsius genoemd worden, die benadrukte dat de reis niet alleen nuttig (utilis) moest zijn, maar de reiziger ook in verrukking (delectatio, voluptatio) moest brengen. De eerste Hongaarse auteur op dit terrein was Mihály Forgách, de correspondent van Justus Lipsius, die in zijn oratie aan de universiteit van Wittenberg de Hongaarse jeugd tot reizen aanspoorde. Ook Dávid Fröhlich, rector van de school te Kézsmárk (Kežmarok, Slowakije), heeft de Hongaarse reiziger van nuttige adviezen voorzien. Hij reisde 12 jaar lang en in zijn geografieboek (Medulla geographiae practicae) heeft hij zijn ervaringen verzameld: niet alleen wat de bezienswaardigheden betreft, maar ook hoe men zich tijdens de reis moest gedragen.Ga naar eind9 Hongaarse peregrini van de vroegmoderne tijd die naar de Noordelijke Nederlanden reisden, kenden deze reisadviezen, vooral de Medulla van Fröhlich was heel populair. Dit blijkt tenminste uit reisbeschrijvingen van die tijd, die deze handleiding vaak nauwkeurig hebben gevolgd. De adviezen dienden tot de veelzijdige ontwikkeling van de toekomstige academici. Van hen werd verlangd en verwacht de belangrijkste bezienswaardigheden (kerken, bibliotheken, privéverzamelingen, ziekenhuizen, etc.) te kennen en bijvoorbeeld met professoren en belangrijke persoonlijkheden kennis te maken. | |
Het effect van de reis naar de Noordelijke Nederlanden op de vorming van Hongaarse intellectuelenIn reisliteratuur kan men veronderstellen dat wat men beschreef altijd vanuit het eigen perspectief werd gezien en hierdoor zegt ze meer over de beschrijver dan over het geziene.Ga naar eind10 Als we van deze veronderstelling uitgaan, kunnen we door de beschrijving van de bezienswaardigheden van een land meer over de beschrijvende groep zelf te weten komen. Deze analyse probeert eigenlijk een indirecte beeldvorming te beschrijven. Hier gaat het niet gewoon om wat men in het buitenland gezien heeft, maar we proberen erachter komen op welke manier alles wat zij in het buitenland hebben gezien en beleefd de vorming van de Hongaarse intellectuelen | |
[pagina 21]
| |
beïnvloed heeft en hoe deze effecten in de reisberichten van de studenten terug te vinden zijn. De belangrijkste bedoeling van de buitenlandse peregrinatio academica, en dus het allerbelangrijkste effect op de vorming van de intellectuele elite, was de studie zelf.Ga naar eind11 Reisverslagen berichten nauwkeurig over het volgen van verschillende colleges. De studenten lieten zich aan verschillende faculteiten van de academies inschrijven, daarom is het begrijpelijk dat zij in hun reisberichten van belangstelling voor verschillende wetenschappelijke terreinen blijk geven. ‘Wij zijn aan tafel telkens begonnen een ethische of een politieke kwestie te bespreken’Ga naar eind12, bericht Gábor Haller in zijn dagboek. Mihály Bethlen schreef: ‘11. 9bris Wij zitten in Amsterdam. Vannacht gaan we voor het aanbreken van de dag naar Leiden en 's ochtends gaan we naar het hoorcollege van meneer Volder. Na het hoorcollege spreken wij met hem. Daarna drinken wij koffie bij meneer Szaniszló en gaan we naar het hoorcollege van meneer Spanhem...’Ga naar eind13 György Vízaknai Bereck bericht: ‘6 mei. De heer Bidlo is met het anatomische hoorcollege begonnen...’Ga naar eind14 Sámuel Teleki prees de hoorcolleges van Wesseling: ‘'s Ochtends om 9 uur ging ik naar meneer Wesselingius om universalis historica te volgen [...] Ik heb nooit slimmere en beter uitgewerkte hoorcolleges gehoord dan die van meneer Wesseling.’Ga naar eind15 ‘5a 's Ochtends was ik bij de les van Albinus, die ik al voor de derde keer bijwoonde. Ik luisterde graag naar deze grote anatomicus.’Ga naar eind16 Naast het bezoeken van hoorcolleges vormden de academische disputen en promoties een belangrijk onderdeel van de studies.Ga naar eind17 Hoewel de studenten tijdens de disputen de standpunten van de professoren verdedigden en er dus geen ruimte was voor eigen opvattingen, waren deze disputen toch heel belangrijk in de vorming van de intellectuelen. Men leerde tijdens de disputen de basis van de discussie en het logisch denken, bovendien leerde men de standpunten van een professor door en door kennen. György Vízaknai Bereck berichtte: ‘Ik disputeerde publiekelijk. Voor mijn disputatio heb ik 11 fl. en 7 st. uitgegeven.’Ga naar eind18 Het eigen wetenschappelijke werk werd getoond in de promoties. Toch werd de doctorstitel niet in alle disciplines van Hongaren verwacht.Ga naar eind19 De eerder genoemde Vízaknai promoveerde toch in geneeskunde in Franeker.Ga naar eind20 Tot de vorming van de elite behoorde naast de studie ook de kennis van verschillende vreemde talen. ‘Ik ben met het leren van de Franse taal begonnen’Ga naar eind21, schreef Gábor Haller. Miklós Bethlen leerde Frans en Engels.Ga naar eind22 ‘De jonge heer [Pál Teleki] [...] gaat in de winter naar Hassia om | |
[pagina 22]
| |
Duits te leren.’Ga naar eind23 Sámuel Teleki heeft in het Duits met de prins van Wolfenbüttel gesproken en tijdens zijn verblijf in Frankrijk zijn dagboek in het Duits geschreven.Ga naar eind24 József Teleki heeft tijdens zijn studiereis een boek in het Frans geschreven en in Leiden uitgegeven.Ga naar eind25 Verder heeft Sámuel Csehszombati zijn dagboek in het Duits geschreven.Ga naar eind26 Bovendien weten we ook dat Hongaren zelfs het Nederlands op een hoog niveau beheersten en teksten uit het Nederlands in het Hongaars vertaalden.Ga naar eind27 Zoals eerder al geschreven, kon het geziene net zoveel invloed op de vorming van intellectuelen uitoefenen als het geleerde. Hier mag men niet vergeten dat het van persoon tot persoon kon verschillen wat men zoal beschreef, maar op grond van de bestaande reisadviezen koos een intellectuele reiziger voor bepaalde bezienswaardigheden. Het reisadvies van David Fröhlich somt de belangrijkste bezienswaardigheden tijdens de reis op: onder andere bibliotheken, tuinen, huizen, kerken en zeeën staan op de lijst.Ga naar eind28 Sámuel Teleki bericht tijdens zijn bezoek aan de universiteitsbibliotheek van Utrecht dat zij ‘niet groot is, je kunt haar niet met die van Basel vergelijken, maar verder is zij in orde.’Ga naar eind29 Een veel positiever beeld kreeg hij van de privébibliotheek van professor Weiss [Bernhardus Albinus Sigfried]: ‘[de bibliotheek] is heel mooi en hij heeft heel goede boeken, vooral ad jus publicum Germaniae.’Ga naar eind30 József Teleki kon onder begeleiding van professor Gronovius de bibliotheek van de Leidse universiteit bekijken, ‘die klein is, maar desondanks veel dure en zeldzame manuscripten bevat.’Ga naar eind31 Ook tuinen werden bezocht. Sámuel Teleki berichtte tijdens zijn reis naar Leiden: ‘Ik ben ook niet vergeten wat voor mooie tuinen er tussen Den Haag en Leiden zijn.’Ga naar eind32 Ook József Teleki prees de botanische tuin in Leiden, ‘die volgens velen zijn gelijke niet heeft.’Ga naar eind33 In zijn brieven aan zijn mecenas, Sándor Teleki, beschrijft András Ajtai de tuinen die hij heeft gezien veel nauwkeuriger: ‘de schoonheid van de tuinen betekent het planten van dennenbomen, haagbeuken en dergelijke bomen in een mooie orde, het snoeien ervan en het door elkaar vlechten.’Ga naar eind34 Sámuel Teleki wilde tijdens zijn verblijf in Den Haag ook de zee bekijken, ‘maar de dagen waren zo nevelig dat ik niets heb kunnen zien.’Ga naar eind35 József Teleki bewondert liever de oorlogsschepen in Rotterdam: ‘ik heb 's ochtends een oorlogsschip met 14 kanonnen bekeken, het is een vreselijke machine. De man die er ons alle delen van heeft laten zien, zei dat het 160 en nog wat voet lang is. [...] 's Middags heb ik gezien dat een ander oorlogsschip in het kanaal te water werd gelaten.’Ga naar eind36 József Teleki heeft verder ook het gemeentehuis met zijn toren en klok bekeken,Ga naar eind37 | |
[pagina 23]
| |
bovendien heeft hij de kerken van de remonstranten en de hernhutters bezocht.Ga naar eind38 Tot de vorming van de intellectuele elite behoorde ook het observeren en bekijken van curiositeiten. Een deel hiervan werd ook al in de reisadviezen vermeld als bezienswaardigheden, maar een ander deel is daadwerkelijk door de eigen waarneming als verschillend van de gewone (in dit geval inheemse) cultuur gezien en als ‘curiositeit’ opgevat. De beschrijving van deze curiositeiten is belangrijk omdat de elite hierdoor als cultuurbemiddelaar optrad, die over ‘bijzondere’ verschijnselen en gewoontes berichtte die van de inheemse cultuur verschilden. Een deel van deze curiositeiten was verbonden met de studie van de peregrini. Hoewel een anatomisch theater tegenwoordig niet tot de curiositeiten zou behoren, heeft József Teleki bericht dat hij in Utrecht ‘'s middags het theatrum anatomicum’ heeft gezien, ‘dat heel mooi is’.Ga naar eind39 Men zou het tegenwoordig bizar vinden om een operatie of een lijkschouwing te beschrijven, maar dit soort berichten vinden we bij György Vizaknai Bereck: ‘de beroemde Cyprianus, lieve dokter te Franeker, uniek chirurg van het hele België [hij bedoelt Nederland], heeft een vrouw, die ziende blind was, van haar staar bevrijd’Ga naar eind40 en iets dergelijks lezen we ook bij Sámuel Pataki: ‘bij hem [Bernhardus Albinus Siegfried] heb ik bij een vrouwelijk lijk gezien dat de nier vanuit de natuurlijke positie in de heup is neergedaald en de pancreas vanuit zijn plaats opzij is geschoven.’Ga naar eind41 Voor Sámuel Csehszombati was de bezichtiging van ziekenhuizen voor zijn toekomstige medische praktijk in Hongarije van belang. In zijn dagboek, geschreven tijdens zijn studiereis via Duitsland naar Nederland, heeft hij behalve zijn onkosten ook een precieze beschrijving van ziekenhuizen, medische faculteiten, medische hoorcolleges en natuurhistorische verzamelingen genoteerd.Ga naar eind42 József Teleki heeft verder over het Rasphuis, het Tolhuis en het Spinhuis als bijzondere instellingen in de Nederlandse samenleving bericht.Ga naar eind43 Van de intellectuelen werd ook al in die tijd verwacht niet alleen te studeren, maar hun kennis thuis ook aan anderen door te geven, bv. als docent of professor aan de protestantse collegia. De peregrini hebben ook de functie gehad tussen culturen te bemiddelen. Hier moet men toch opmerken dat deze bemiddeling eenzijdig was: alles wat ze zich in Nederland konden aanschaffen, hebben ze naar Hongarije gebracht, maar andersom was de culturele uitwisseling - tenminste gelet op hun reisberichten - veel minder waarneembaar. Eerder werden al de intellectuele niet-materiële zaken genoemd die door bemiddeling van de intellectuelen naar Honga- | |
[pagina 24]
| |
rije zijn gebracht, maar uit de bronnen blijkt dat tijdens de reis naar huis ook materiële zaken, bijvoorbeeld boeken, in de bagage zaten. In de vroegmoderne tijd was er in Hongarije geen sprake van instellingen die zich met de handel in boeken bezighielden, en het aanbod van rondtrekkende boekhandelaren bestond niet uit wetenschappelijke boeken. De peregrini hebben boeken met zich naar huis meegenomen. Na de afsluiting van hun studie in het buitenland hebben ze nog zelden de mogelijkheid gehad hun collectie verder uit te breiden.Ga naar eind44 Er waren natuurlijk uitzonderingen zoals Sámuel Teleki die middels een netwerk van boekhandelaren en antiquaren zijn privéverzameling kon uitbreiden. Pál Teleki heeft een lijst van zijn uitgaven opgesteld, waaruit blijkt dat hij in 1697 in Utrecht, in Leiden en in Amsterdam boeken heeft gekocht, en alleen al in Leiden in totaal 55 gulden en 14 stuivers aan boeken heeft uitgegeven. In deze lijst vinden wij werken van Puffendorf, Burmannus, Wittichius, Leusden, Grotius, belangrijke wetenschappers uit de vroegmoderne tijd.Ga naar eind45 Bijna een halve eeuw later heeft József Teleki, eveneens in Leiden, het volgende in zijn dagboek geschreven: ‘Ik ging door met het kopen van boeken, en in totaal heb ik voor honderd drie of honderd vier florijn boeken gekocht.’Ga naar eind46 Boeken werden ook door de niet bijzonder rijke studenten gekocht. Sámuel Bagolts heeft in zijn dagboek genoteerd dat hij zijn kist vol met boeken in Hamburg voor het gemeentehuis heeft laten staan.Ga naar eind47 Teleki Sámuel schreef: ‘ik heb in Leiden en in Utrecht aanwijzingen gegeven aan de boekhandelaren Luchtmans en Paddenburg om voor mij boeken te kopen’.Ga naar eind48 (NB Uit de boekenverzameling van Sámuel Teleki is aan het begin van de 19de eeuw (1802) de Teleki-Téka, de eerste openbare bibliotheek te Marosvásárhely (Târgu Mures, Roemenië), ontstaan.)Ga naar eind49 Naast boeken hebben intellectuelen ook technische gereedschappen, die voor de collegia in de natuurwetenschappen werden gebruikt, meegebracht. Hier moet vooral de verzameling instrumenten van het Gereformeerd College te Sárospatak genoemd worden, die door Pál Szathmári Paksi in Leiden werd gekocht.Ga naar eind50 Soms hebben de peregrini in opdracht van hun weldoeners gehandeld: Ferenc Pápai Páriz heeft in zijn brief aan Teleki het volgende geschreven: ‘het vervoer van Indische bomen en bloemen en hun planten naar huis is onmogelijk [...] het aanschaffen van bonte en geurende anjers die de namen van koningen, vorsten, graven en van grote en beroemde dames dragen, zal ik niet vergeten’.Ga naar eind51 Verder werd van de peregrini verwacht dat zij tussen hun patronen en de professoren aan de universiteiten contact zouden leggen en onderhouden. Van Boerhave heeft Sándor Teleki door bemiddeling van István | |
[pagina 25]
| |
Enyedi een recept voor een medicijn gekregen, waarvan Teleki elk derde uur een kopje moest innemen.Ga naar eind52 Bovendien werden door de bemiddeling van de peregrini tussen graaf Teleki en de curatoren van de universiteit Leiden ook studiebeurzen aan Zevenburgse studenten gegeven.Ga naar eind53 De in het buitenland studerende intellectuelen zijn ook de eerste waarnemers geweest van de verschillen tussen de Hongaarse en de Nederlandse maatschappelijke structuur. Vooral in het dagboek van de aristocraat József Teleki kunnen we opmerkingen terugvinden over elementen van de burgerlijke samenleving, bovenal over de handel: ‘In Rotterdam zijn we vroeg aangekomen. De handel hier heeft me heel erg verbaasd. [...] Voor ieders huis kunnen de handelsschepen in- en uitgeladen worden. Er is hier ook een heel groot aantal rijke mensen.’Ga naar eind54 | |
Levenswijze van de intellectuelen in het buitenlandEen groep in de maatschappij kan zich ook door zijn bijzondere levenswijze van andere groepen onderscheiden. Die voor iedereen (of althans voor de meerderheid) geldende kenmerken kunnen het samenhorigheidsgevoel binnen een groep versterken. In de levenswijze komen de grootste verschillen binnen deze maatschappelijk heterogene groep naar voren. Wat voor vele peregrini gold, was het tekort aan geld. In een gezamenlijke brief van István Rimaszombati, Gáspár Szepsi en Tamás Görgey aan Tamás Debreczeni schreven ze, dat ze geld vroegen ‘om in onze dingen vrolijk verder te kunnen gaan.’Ga naar eind55 Ook bijna een eeuw later schreef Dániel Csernátoni Gajdó aan zijn mecenas Sándor Teleki brieven waarin hij om geld smeekte.Ga naar eind56 Trouwens, ook bij de hoge adel kon het geld een probleem betekenen, Gábor Haller bv. heeft van zijn medestudenten vaak geld moeten lenen.Ga naar eind57 Voor de meeste Zevenburgse aristocraten was geld echter geen probleem. József Teleki heeft zelf een lijst van zijn onkosten samengesteld, waaruit blijkt dat zijn algemene uitgaven per maand ongeveer tussen de 500 en 1200 forint beliepen. Bovendien heeft hij vele boeken gekocht. Een te uitbundig leven konden zij zich niet permitteren. Sámuel Teleki heeft dat zo geformuleerd: ‘Met Den Haag was ik heel tevreden, en ik had daar heel graag langer verbleven, [...] maar mijn levenswijze daar, het dagelijks naar de conversaties gaan, had ik niet met mijn geldbeurs in overeenstemming kunnen brengen.’Ga naar eind58 Een ander verschil binnen de groep intellectuelen is de manier van omgaan met de hoogste intellectuele en politieke kringen. Vanuit de ge- | |
[pagina 26]
| |
schriften van de peregrini weten wij dat ze vaak in persoonlijk contact zijn getreden met hun professoren, die voor de getalenteerden aanbevelingen hebben geschreven. Péter Bod heeft na de afronding van zijn studie in Leiden van Albertus Schultens, Johannes van den Honert en Johannes Alberti referenties gekregen.Ga naar eind59 Toch was het zeer uitzonderlijk dat een professor een student op zijn kamer bezocht. Maar dit gebeurde zowel bij Sámuel als bij József Teleki.Ga naar eind60 Gábor Haller heeft met de Boheemse koning (Frederik V van de Palts), die toen in Den Haag in ballingschap was, kennisgemaakt, en de koning heeft in zijn album geschreven.Ga naar eind61 Pál Teleki heeft zich in Den Haag aan de koning van Engeland, tevens de stadhouder van Nederland, voorgesteld.Ga naar eind62 De graven Teleki hebben met de ambassadeur van Oostenrijk, baron Reischach, en door hem ook met gezanten van andere landen kennisgemaakt. Sámuel werd eveneens aan de Hollandse stadhouder voorgesteld.Ga naar eind63 Ondanks de maatschappelijke verschillen binnen de groep heeft het contact en de omgang met andere Hongaarse peregrini het samenhorig-heidsgevoel van de intellectuele groep versterkt. Voor de graven Teleki was het geen punt dat ze na aankomst in een stad meteen met andere Hongaren kennis wilden maken, hoewel deze anderen vaak uit lagere maatschappelijke kringen afkomstig waren. Sámuel Teleki heeft Sándor Kovásznai, László Kováts en de hele Hongaarse studentencompagnie in Utrecht leren kennen.Ga naar eind64 József Teleki heeft een hele middag met zijn Hongaarse medestudenten in Leiden doorgebracht.Ga naar eind65 Hier moet opgemerkt worden dat de Zevenburgse samenleving een kleinere maatschappelijke afstand kende dan de westerse. Hieraan is het te danken dat tussen de Zevenburgse aristocratie en de hoog opgeleide dominees al in het buitenland een hartelijk contact ontstond dat na thuiskomst aan hun carrière wezenlijk bijdroeg.Ga naar eind66 Samenvattend kunnen we zeggen dat Hongaarse protestantse intellectuelen een aparte groep van de vroegmoderne samenleving vormden. Zij verschilden van de leden van de andere lagen van de standenmaatschappij, niet door geboorte maar door opleiding. Deze verschillen zijn ook tijdens hun buitenlandse studies al duidelijk te zien: zij hebben gestudeerd, hebben met vreemde landen en culturen kennisgemaakt en hebben hun buitenlandse (materiële en niet-materiële) bagage met zich meegenomen. Er is al tijdens de studie een sterk samenhorigheidsgevoel binnen deze groep ontstaan en ook door hun levenswijze onderscheidden zij zich van andere groepen binnen de Hongaarse maatschappij. |
|