Acta Neerlandica 6
(2008)– [tijdschrift] Acta Neerlandica– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 127]
| |||||||||||||||||
1. InleidingTegen de achtergrond van voortdurende secularisering maken traditionele religieuze gezindten in Europa geen makkelijke tijden door. Binnen traditionele religieuze groeperingen heersen ideeën die vaak sterk afwijken van de consensus in de hedendaagse maatschappij. Kenmerkend voor - in ons geval christelijke - traditionele gemeenschappen is dat ze trouw blijven aan wat zij beschouwen als fundamentele christelijke leerstellingen en waarden, waardoor ze weinig mee veranderen met de samenleving waarvan ze deel uitmaken. Bijgevolg worden ze steeds meer als archaïsch en wereldvreemd beschouwd, wat soms kan leiden tot conflictsituaties met hun naaste omgeving. Als reactie op conflicten kiezen deze groeperingen heel vaak voor isolement, ze trekken zich terug uit de samenleving voor zover dat mogelijk is om hun traditionele levenswijze te behouden. Deze situatie heeft geleid tot het ontstaan van gesloten gemeenschappen waartoe buitenstaanders moeilijk toegang krijgen en | |||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||
waarover in brede lagen van de bevolking heel weinig bekend is. Deze stand van zaken geeft aanleiding tot het ontstaan van allerlei misverstanden, vooroordelen of zelfs een vijandige houding. Ze hebben wat men noemt ‘een slechte pers.’
Het is vanzelfsprekend dat zulke geïsoleerde milieus waarover zo weinig bekend is voor de buitenwereld al snel heel intrigerend kunnen zijn en niet zelden een zweem van geheimzinnigheid hebben. De afgelopen eeuwen zijn er schrijvers geweest die bewust gebruik hebben gemaakt van deze situatie en hebben gekozen voor een setting van hun romans of verhalen in het gesloten milieu van een religieuze gemeenschap. Vaak zijn de hoofdpersonages lid van zo'n onbekend milieu. Zo'n raadselachtige omgeving voegt meteen iets exotisch toe aan een werk en speelt vaak ook een belangrijke rol in de handeling. In Rusland was zo'n setting het milieu van de oudgelovigen, in Nederland het milieu van orthodoxe protestanten.
Een problematische factor bij de uitbeelding van reëel bestaande religieuze milieus in literatuur is dat een stuk van de werkelijkheid geïncorporeerd wordt in fictie en dat daarmee de wereld van de roman banden blijft houden met de werkelijkheid buiten het literaire werk. Als een schrijver een werkelijk bestaande religieuze gemeenschap als zodanig in zijn werk opvoert, mag het beeld dat hij van die groepering schetst worden getoetst aan de werkelijkheid, temeer omdat de schrijver impliciet een beroep doet op de kennis van de wereld van de lezer.
In dit artikel wil ik ingaan op wie de oudgelovigen en wie de orthodoxe protestanten*Ga naar eind1 zijn en hoe zij zijn uitgebeeld in respectievelijk de Russische en Nederlandse literatuur. In verband met de noodzaak zich te beperken zal bij de oudgelovigen en hun voorstelling in de Russische literatuur het accent gelegd worden op het oeuvre van P.I. Mel'nikov, wat de orthodoxe protestanten en hun weergave in de Nederlandse literatuur betreft op Jan Siebelink en zijn roman ‘Knielen op een bed violen.’ Gezien eerdergenoemde noodzaak zich te beperken is afgezien van het opnemen van illustrerende citaten uit literaire werken. | |||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||
2.0 Beschrijvingen en karakteristieken2.1 OudgelovigenOudgelovigen zijn Russische christenen die in het midden van de 17de eeuw los zijn komen te staan van de hiërarchie van de Russisch-orthodoxe kerk uit protest tegen hervormingen die toen werden doorgevoerd door patriarch Nikon. De hervormingen behelsden voornamelijk wijzigingen in riten en teksten en hadden het doel de Russische traditie te uniformeren met de toenmalige Grieks-Byzantijnse traditie. De voorstanders van deze hervormingen gingen ervan uit dat de Russische kerk door onjuiste vertalingen en fouten van incompetente kopiisten in het verleden af was gaan wijken van de overige oosters-orthodoxe kerken. De tegenstanders betwistten dit en bestreden de juistheid en de rechtmatigheid van deze hervormingen. In 1666-1667 kwam het tot een schisma, waarbij de oude riten en teksten werden vervloekt en de oppositie in de ban werd gedaan. Degenen die trouw bleven aan de oude Russische ritus worden ‘oudgelovigen’ genoemd en zij bestaan tot op heden. Binnen de oudgelovigen is er een fundamentele tweedeling tussen priesterlijke en priesterloze oudgelovigen. | |||||||||||||||||
2.1.1 Priesterlijke oudgelovigenPriesterlijke oudgelovigen komen voort uit de conservatieve oppositie en houden vast aan een voortzetting van het kerkelijke leven van vóór de hervormingen. Deze priesterlijken hebben een kerkelijke hiërarchie en kennen alle sacramenten en daarmee staan ze relatief dicht bij de ‘reguliere’ Russisch-orthodoxe kerk zoals wij die kennen. In vergelijking met de ‘reguliere’ Russische kerk zijn de oudgelovigen evenwel aanzienlijk strenger in hun vasthouden aan oude oosters-orthodoxe tradities en kerkelijke discipline. | |||||||||||||||||
2.1.2 Priesterloze oudgelovigenPriesterlozen komen voort uit de radicale oppositie. De gedachtewereld van de priesterlozen wordt gekenmerkt door antiklerikale en eschatologische stemmingen. Deze oudgelovigen zijn van mening dat door de hervormingen de ware kerk op aarde is opgehouden te bestaan en dat de antichrist al op aarde is verschenen, zij het niet fysiek, maar ‘in de | |||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||
geest.’ Zij erkennen geen enkele geestelijkheid of kerkelijke hiërarchie op aarde; behalve de doop en de biecht kennen ze geen sacramenten. Iedere gemeenschap kiest, geheel democratisch, haar eigen geestelijk leidsman en komt bijeen in gebedshuizen voor gezamenlijk gebed. De priesterlozen hebben onwrikbare en niet zelden nogal uitgesproken geloofsopvattingen en onderbouwen hun standpunten met citaten uit de bijbel, de kerkelijke canon en werken van de grote kerkvaders. Door afwezigheid van kerkelijke hiërarchie en apocalyptische tendensen werd de theologie ‘gepopulariseerd’ en als gevolg van theologische meningsverschillen ontstonden er talloze gezindten en zelfs sekten met de meest radicale leerstellingen en strenge leefregels. In dit opzicht doen priesterloze oudgelovigen denken aan protestanten. | |||||||||||||||||
2.1.3 VervolgingenNadat de oudgelovigen in de ban waren gedaan, brak er een periode van vervolgingen aan die ruim 200 jaar heeft geduurd. De oudgelovigen werden zowel ideologisch als fysiek bestreden door zowel de staat als de staatskerk, die daarbij gebruik maakte van de machtsmiddelen van de overheid. De oudgelovigen hadden geen burgerrechten en feitelijk waren ze illegaal in eigen land. Door de vervolgingen waren de oudgelovigen gedwongen een min of meer clandestien bestaan te leiden en zich terug te trekken in eigen kring. Veel oudgelovigen kozen voor een leven in afgelegen gebieden in de Oeral en Siberië waar ze hun geloof vrijer konden belijden. Door de vervolgingen ontstond er een zeer gesloten milieu waarin een diep wantrouwen bestond jegens buitenstaanders. | |||||||||||||||||
2.2 Orthodoxe protestanten (‘bevindelijk gereformeerden’)2.2.1 Definitie en oorsprongDe orthodoxe protestanten, vaker ‘bevindelijk gereformeerden’ genoemd, vinden hun oorsprong in de 17de eeuw uit een calvinistische vroomheidsbeweging, de zgn. Nadere Reformatie. De Nadere Reformatie legde sterk de nadruk op de doorwerking van de Bijbelse boodschap in alle facetten van het dagelijks leven, zowel in de leer als in de concrete levenswandel. Ook in Engeland was destijds een dergelijke groep, bekend onder de naam Puriteinen. In de context van de bevindelijk gereformeerden duidt ‘gereformeerd’ aan dat deze groepering vasthoudt | |||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||
aan de Bijbel zoals deze in de reformatorische traditie wordt geïnterpreteerd. ‘Bevindelijk’ wil zeggen dat het gevoel, de beleving van de Bijbelse boodschap ervaren met het hart, een belangrijke rol speelt in het theologisch denken van deze protestanten. Dit is het zaligmakend geloof, dat door God geschonken wordt en dat boven het verstandelijke geloof (aanvaarding van de Bijbel) gesteld wordt. Formeel gaat het hier om één richting binnen het Nederlandse calvinisme, maar ze bestaat uit meerdere kerkgenootschappen en binnen deze gemeenschappen zijn er in de praktijk plaatselijk kleine verschillen in opvattingen. Daarnaast zijn er zgn. conventikels, autonome gemeenschappen van gelovigen, los van enig kerkverband, waarin meer extreme opvattingen kunnen heersen. | |||||||||||||||||
2.2.2 KarakteristiekenDe ontkerkelijking is één van de meest markante ontwikkelingen in de Nederlandse samenleving van de 20de eeuw. In een wereld van euthanasie, homohuwelijk en wet gelijke behandeling zijn de bevindelijk gereformeerden geneigd zich terug te trekken in eigen kring en stellen aandacht - met name in de media - niet op prijs. Men probeert een zekere distantie tot de moderne buitenwereld te bewaren, maar men maakt wel deel uit van de hedendaagse maatschappij. Men is ‘in de wereld, maar niet van de wereld.’ In hun milieu is de Bijbel onverkort bekleed met absoluut, goddelijk gezag en is hij de basis voor de ware leer en een goede levenswandel. Opmerkelijk is dat bevindelijke gereformeerden hun geestelijke ervaringen verwoorden in een eigen taalgebruik; dit taalgebruik is sterk beïnvloed door de Statenvertaling en wordt door henzelf ‘de Tale Kanaäns’ genoemd. Veel gezaghebbende publicaties uit de 17de eeuw worden nog altijd gelezen in 17de-eeuws Nederlands en velen kunnen dit Nederlands, inclusief de Gotische belettering, zelfs moeiteloos lezen. Het dagelijkse leven is doordesemd met gebed, Bijbellezingen en psalmzingen. Veel zaken die doorsnee protestanten de laatste decennia minder streng in acht nemen, worden hier onverkort in ere gehouden:
| |||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||
| |||||||||||||||||
2.3 Verschillen en overeenkomstenLaten we ons goed realiseren dat op de meeste fundamentele punten orthodoxe protestanten en oudgelovigen lijnrecht tegenover elkaar staan; ze maken deel uit van twee totaal verschillende tradities: het calvinisme met zijn ‘Sola Scriptura’ en rationalismeGa naar eind2 enerzijds en de oosterse orthodoxie met haar verankering in de kerkelijke overlevering en mystieke geloofsopvattingen anderzijds. De overeenkomsten die er zijn, zijn dan ook voornamelijk secundair, maar daarmee niet minder relevant en zeker niet minder belangwekkend.
Voor beide zijn de volgende zaken, die nauw met elkaar samenhangen, kenmerkend:
| |||||||||||||||||
3. Perceptie van deze minderheden door derden3.1.1 OudgelovigenZoals reeds gezegd werden de oudgelovigen lange tijd bestreden en gediscrimineerd. Men verweet hun star conservatisme, een obscurantistisch geloof in rituelen, een onvermogen zich te ontwikkelen. Inmiddels heeft wetenschappelijk onderzoek aangetoond dat de oude Russische ritus niet ontstaan is door fouten bij het overschrijven of | |||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||
vertalen en is de zaak van de oudgelovigen gerehabiliteerd; de banvloek over de oude riten en teksten is in 1971 opgeheven. maar een aantal stereotypen blijft evenwel bestaan. Sommigen Russen, onder wie de schrijver en publicist Aleksandr Isaevič Solženicyn (1918 - 2008), zijn van mening dat de oudgelovigen een bijzonder slag mensen waren: ‘Lang is een bepaald Russisch karakter bewaard gebleven in het afgezonderde milieu van de oudgelovigen - hun kunt u noch bandeloosheid verwijten, noch ontucht, noch luiheid, noch onkunde om zich bezig te houden met industriële, agrarische of koopmanszaken, noch kunt u hun ongeletterdheid verwijten en laat staan onverschilligheid ten opzichte van geestelijke kwesties’ (A.I. Solženicyn, ‘Rossija v obvale,’ Moskva, 1998). Vaak blijft onderbelicht dat de oudgelovigen een cruciale rol gespeeld hebben bij het in cultuur brengen van enorme gebieden aan de rand van het voormalige Russische rijk; veel steden in die nieuwe gebieden zijn in de 18de eeuw gesticht door oudgelovigen (o.a. Klincy, Chvalynsk). | |||||||||||||||||
3.1.2. Bevindelijk gereformeerdenDe bevindelijke gereformeerden zijn in hun bestaan nooit vervolgd of van staatswege gediscrimineerd. Het zijn voornamelijk de media die verantwoordelijk zijn voor de beeldvorming over deze groep; hun rol wordt door de orthodoxe protestanten als twijfelachtig beschouwd. Ze krijgen veel kritiek om hun geslotenheid en hun conservatieve standpunten die door velen als onaanvaardbaar worden beschouwd in onze tijd. Tijdens de bezetting in de Tweede Wereldoorlog liet een aantal predikanten uit hun kring zich leiden door de gedachte van apostel Paulus dat alle gezag door God is ingesteld, wat soms neerkwam op een loyale houding t.o.v. de nazi's. Hoewel het volgens de bevindelijk gereformeerden de meeste predikanten juist actief zijn geweest in het verzet, heeft de collaboratie destijds veel kritiek losgemaakt. Ook uit protestantse kring krijgen ze kritiek te verduren; sommige protestantse theologen zijn van oordeel dat de bevindelijk gereformeerden zouden zijn afgeweken van de ware Bijbelse leer, geen Bijbelse manier van leven zouden hebben en dat hun leer zelfs ketters is. De bevindelijk gereformeerden moeten vechten tegen stereotypen: de vermeende onwil zich te laten inenten, het naar verluidt veelvuldig voorkomen van seksueel misbruik, hun levenswijze die voor moderne Nederlanders streng en | |||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||
ouderwets aandoet. De media zijn geneigd juist op deze zaken de aandacht te vestigen. | |||||||||||||||||
4. Uitbeelding van deze minderheden in de literatuur4.1.0 Klassieke versus moderne literatuurOm te kijken hoe de oudgelovigen worden uitgebeeld moeten we ons wenden tot de klassieke 19de-eeuwse literatuur, in de moderne literatuur komen geen oudgelovigen voor, enkele gevallen waarin ze slechts genoemd worden daargelaten. Met de bevindelijk gereformeerden is het juist omgekeerd: de kritische beschrijving van hun milieu heeft juist haar intrede gedaan in de naoorlogse Nederlandse literatuur. | |||||||||||||||||
4.1.1 Uitbeelding van oudgelovigen de Russische literatuurIn de 19de-eeuwse Russische literatuur zijn drie schrijvers die gebruik hebben gemaakt van het oudgelovigenthema: Pavel Ivanovič Mel'nikov (synoniem Andrej Mel'nikov-Pečjorskij) (1818 - 1883) en in beduidend mindere mate Nikolaj Semjonovič Leskov (1832 - 1895) en Dmitrij Narkisovič Mamin (synoniem Mamin-Sibirjak) (1852 - 1912).
Leskov heeft het prachtige verhaal ‘De verzegelde engel’ (1873) geschreven, een intrigerend relaas over een geconfisqueerde icoon dat geheel is gesitueerd in een milieu van priesterloze oudgelovigen. Met een grote kennis van zaken en zelfs liefdevol worden de oudgelovige personages door de schrijver geportretteerd; het zijn personages met een eigen psychologie, een eigen karakter, een eigen wereldbeeld. De groep priesterlozen is een collectief van metselaars dat door het land trekt en zijn diensten aanbiedt. Het zijn round characters. Geen enkele keer glijdt Leskov af in stereotype voorstellingen. De schrijver laat de oudgelovigen aan het woord en laat hun vertellen over hun tradities en leefregels. Leskovs oudgelovigen zijn eenvoudige, vrome en hard werkende Russen, ze zijn geen sektariërs. Een leitmotiv is evenwel de rechteloze en illegale positie van de oudgelovigen; ze moeten hierdoor allerlei kronkelingen maken om hun doel te bereiken. Dit alles is des te opmerkelijker, omdat hij het verhaal geschreven heeft in een periode waarin de vervolgingen van de oudgelovigen nog geen einde genomen hadden. Hij heeft wel een | |||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||
knieval moeten maken voor de geest des tijds: aan het eind van het verhaal gaan alle oudgelovigen in zijn verhaal over tot de staatskerk als gevolg van een wonder dat achteraf geen wonder blijkt te zijn. Deze bekering tot de staatskerk heeft hij moeten toevoegen van de uitgever, die het verhaal anders niet wilde publiceren.
In de roman ‘Privalovskie milliony’ (1883) van Mamin-Sibirjak worden de hoofdpersonages gesitueerd in een oudgelovigenmilieu in de Oeral. De Oeral is bij uitstek een gebied waar nog steeds veel oudgelovigen leven; de schrijver kwam uit de Oeral en kende de streek en de plaatselijke bewoners dientengevolge goed. In de roman wordt dan ook veel informatie gegeven over locale zeden en gewoonten. De keuze om van zijn helden oudgelovigen te maken is niet toevallig: veel oudgelovigen waren ondernemende en welvarende mensen en onder hen waren vermogende fabrikanten. De uitbeelding van de oudgelovigen in deze sociaal bewogen roman krijgt weinig diepte. Wel wordt de lezer duidelijk gemaakt dat het oude geloof is iets dat heeft afgedaan en dat het gedoemd is weg te kwijnen naarmate de modernisering van de maatschappij zal vorderen.
In de inleiding is al gesteld dat de oudgelovigen gesloten gemeenschappen vormden waarvan maar weinig bekend is. Als men in Rusland al iets weet over de oudgelovigen, verwijst men vaak naar de romans van Pavel Mel'nikov. Mel'nikov was essayist, etnograaf en schrijver en heeft in die hoedanigheid veel kennis verzameld over de oudgelovigen die hij verwerkt heeft in zijn romans en verhalen. Mel'nikov was echter ook ambtenaar die ambtshalve belast was met het bestrijden van de oudgelovigen. Hij was de overtuiging toegedaan dat het oude geloof voortkwam uit een gebrek aan ontwikkeling en dat zijn verdwijning daarom een kwestie van tijd was; deze grondhouding is bepalend voor het perspectief van de verteller. In zijn bekende romans ‘V lesach’ (1871 - 1874) en ‘Na gorach’ (1875 - 1881) en vooral in zijn minder bekende ‘Očerki popovščciny’ (1864) wordt een zedenbeeld van de oudgelovigen geschetst dat gekwalificeerd kan worden als tendentieus: ze worden geportretteerd als strenge gelovigen, maar hun inachtneming van oude tradities en strenge regels blijkt een façade te zijn, waarachter de hypocrisie hoogtij viert. De lezer leert de personages kennen door de handeling, maar ze worden niet geponeerd als mensen met hun eigen psychologie of levenshouding, het zijn eerder episodische personages die | |||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||
dienen als een soort mozaïeksteentjes waarvan Mel'nikov een groot tableau maakt, het zijn voornamelijk flat characters. Een aantal keren voert Mel'nikov reëel bestaande mensen in zijn werken op, vooraanstaande figuren in oudgelovigenkringen, wier negatieve karaktertrekken hij op satirische, hyperbolische wijze ten tonele voert. Deze personages worden consequent eenzijdig geportretteerd als dragers van bepaalde menselijke gebreken: de een is een dronkenlap, de ander gaat zich te buiten aan seksuele uitspattingen, een derde is een principeloze geldwolf. Satirisch aangescherpte uitbeeldingen van reële personen zinken weg in de biografische context van Mel'nikovs proza, waardoor een suggestie van historische waarheidsgetrouwheid gewekt wordt. Bronnenonderzoek heeft verder aangetoond dat Mel'nikov gebruik maakte van onbevestigde geruchten die hij als plausibele informatie presenteerde. Deze procedés dienen steeds één doel - discreditatie. | |||||||||||||||||
4.1.2 Uitbeelding van orthodoxe protestanten in de Nederlandse literatuurIn de Nederlandse literatuur zijn de schrijvers in wier werk het orthodoxe protestantisme een prominente plaats inneemt Jan Wolkers (1925 - 2007), Maarten 't Hart (1944), Maarten Biesheuvel (1939) en Jan Siebelink (1938). In de Nederlandse literatuur heeft de uitbeelding van de streng protestantse omgeving altijd een autobiografisch karakter en overheerst het retrospectieve aspect. Wolkers, Biesheuvel en 't Hart zijn schrijvers die nadrukkelijk dit milieu gebroken hebben en zich er negatief dan wel ironisch over uitlaten; in sommige gevallen spreekt men zelfs van een ‘afrekening.’ Bij Wolkers en Biesheuvel is de uitbeelding van dit milieu episodisch en niet zelden humoristisch of ironisch gekleurd, zoals bij Wolkers in ‘Terug naar Oestgeest’ (1965). Bij 't Hart treedt het orthodox protestantse milieu meer op de voorgrond en vervult het bovendien voor een deel de rol van setting van de handeling. De toon bij 't Hart is scherper: hij verwoordt de streng protestantse omgeving op een manier die zijn negatieve houding verraadt en hij kan soms fel polemiseren met het geloof, waarvan een aantal scènes uit zijn werken getuigen. Vaak is er sprake van een zekere paradox: enerzijds hebben de schrijvers hun oude godsdienstige milieu verlaten, anderzijds verliest het niet aan actualiteit: herinneringen aan die omgeving en religieuze thema's blijven terugkeren.
Jan Siebelink heeft in zijn veelbesproken boek ‘Knielen op een bed | |||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||
violen’ (2005) zeker geen afrekening met het streng protestantse milieu voor ogen gehad. Zijn sterk autobiografische roman is geconcipieerd als een liefdevolle poging zijn vader en diens innerlijke wereld te in kaart te brengen en te begrijpen. Siebelinks vader bewoog zich in een zogenaamd conventikelmilieu, een informeel verband van antikerkelijke protestanten met veelal extreme geloofsopvattingen. De extreme geloofsovertuiging van zijn vader werkt destructief op zijn gezin en op zijn sociale functioneren. Op de site van de NS Publieksprijs wordt het boek omschreven als ‘een onthutsend, meeslepend verhaal over godsdienstwaanzin en vaderliefde.’ En inderdaad, er komen aangrijpende scènes voor in de roman, die bovendien een inkijk geeft in een wereld waarmee de moderne Nederlander volstrekt onbekend is, waardoor er een vervreemdingseffect kan ontstaan: de seculiere lezer kan de psychologie en de daaruit voortvloeiende handelingen geen plaats geven in zijn bewustzijn omdat de romanpersonages, gelet op hun levensovertuiging, een sterk afwijkend referentiekader hebben.
Ondanks Siebelinks milde toon en diens sympathie voor het geloof, ondanks dat velen zich realiseren dat een roman een vertekend beeld geeft van de werkelijkheid, heeft de roman kritiek gekregen uit reformatorische kring. Men vraagt zich af in hoeverre het beeld dat Siebelink schetst als representatief kan worden voor het calvinisme in het algemeen. In de eerste plaats zou het boek een aantal feitelijke onjuistheden bevatten - onjuistheden die wellicht vooral door diegenen kunnen worden vastgesteld die het milieu in kwestie van binnenuit kennen. Hoewel Siebelink zelf beweert dat hij alle gebeurtenissen uit zijn jeugd waarheidsgetrouw heeft opgetekend, twijfelt men aan de betrouwbaarheid van Siebelinks herinneringen, die juist de autobiografische elementen in de roman vormen. Men wijst hierbij op het gegeven dat herinneringen aan gebeurtenissen in de loop der tijd kunnen worden bijgekleurd: ze kunnen als positiever of negatiever worden ervaren. De redacteur van het Reformatorisch Dagblad, W.B. Kranendonk, schrijft aan het einde van zijn recensie over deze roman: ‘De roman draagt, wellicht onbedoeld, bij aan karikatuurvorming van calvinisten.’ (RD, 22 oktober 2005) Opmerkelijk is, dat Jan Siebelink zelf de kritiek van deze calvinisten niet van de hand wijst: hij geeft toe van de wereld waarin zijn vader zich bewoog maar weinig te begrijpen: ‘En ik denk dat ze gelijk hebben. Ik ben niet gekend door God, dus kán ik het niet beschrijven. Ik trek me hun kritiek zo aan, omdat mijn vader ook zo dacht.’ (Intermediair 11, 16 | |||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||
maart 2006, p. 21) Anderzijds beroept Siebelink zich op zijn artistieke vrijheid als romancier: ‘De wetten van een roman eisen nu eenmaal dat ik rottige dingen [...] aanzet, mooie dingen wegsnoei.’ (idem) | |||||||||||||||||
5. Conclusies5.1 De beschrijving van traditionele religieuze minderheden is in de Nederlandse literatuur in prominenter aanwezig dan in de Russische.Voor deze omstandigheid zijn meerdere redenen aan te wijzen. In Rusland is religie na 1917 gedurende drie generaties hoegenaamd een non-issue geweest en daarmee heeft ze geen expliciete uitdrukking gevonden in de moderne Sovjet-Russische literatuur, althans niet in die vorm en in die mate zoals in de klassieke literatuur uit de 19de en het begin van de 20ste eeuw wordt aangetroffen. Daarnaast zijn de oudgelovigen vandaag de dag een zeer marginaal verschijnsel, in tegenstelling tot de 19de en het begin van de 20ste eeuw, toen volgens volkstellingen minimaal tien procent van de Grootrussen oudgelovigen waren en ze een economische factor van betekenis waren geworden. In de Nederlandse literatuur is de het streng protestantse milieu actueel geworden in de jaren '60 en '70, toen op de golf van ingrijpende maatschappelijke veranderingen het afrekenen met religie doordrong in de werken van meerdere toonaangevende schrijvers. Deze periode wordt gekenmerkt door de ontluikende secularisering (lees: ontkerkelijking) van de Nederlandse samenleving en het ontstaan van de zgn. generatiekloof, beide nieuwe fenomenen in de toenmalige Nederlandse maatschappij. Door deze ontwikkelingen kreeg het streng protestantse milieu en het beschrijven en verwerken daarvan actualiteit en bekendheid, temeer, omdat de strijd met religie die deze schrijvers verwoordden herkenbaar waren voor velen in de toenmalige Nederlandse samenleving. De enorme respons die Siebelinks roman ‘Knielen op een bed violen,’ gekregen heeft en die in augustus 2008 zijn 46e druk beleefde, is in deze context exemplarisch. | |||||||||||||||||
5.2 Nergens is de beschrijving van het religieuze milieu ondubbelzinnig positief.De manier waarop vertegenwoordigers van religieuze groeperingen | |||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||
worden beschreven, varieert van neutraal-welwillend (Leskov, Siebelink) naar ironisch-humoristisch (Wolkers, 't Hart) tot karikaturiserend-negatief (Mel'nikov). Opmerkelijk is dat Nederlandse schrijvers soms familieleden ontzien, wat wellicht is terug te voeren op het autobiografische element. | |||||||||||||||||
5.3 De uitgangsposities van de schrijvers verschillen.Hoewel Russische schrijvers veel kennis hebben van het religieuze milieu dat ze in hun werken als setting gebruiken, maken ze zelf geen deel uit van dat milieu; ze zijn en blijven buitenstaanders. Nederlandse schrijvers komen juist wel voort uit het milieu dat ze beschrijven en kennen het van binnenuit; sterker nog: het is zelfs de reden dát dit milieu in hun werken voorkomt. De beschrijving van de religieuze omgeving heeft meestal een autobiografische inslag. | |||||||||||||||||
5.4 De negatieve houding van de schrijvers verschilt.Bij Russische schrijvers, in het bijzonder bij Mel'nikov, is er sprake van een vooringenomen houding: niet alleen als schrijver, maar vooral ook als mens is hij behept, net als Mamin-Sibirjak, met een typisch 19de-eeuws vooruitgangsoptimisme, wat hem versterkt in zijn vooroordelen: het oude geloof is ten dode opgeschreven, het zal geen stand houden in het licht der vooruitgang. Nederlandse schrijvers hebben vaak traumatische ervaringen en frustraties opgedaan in hun jeugd die zich in het bewuste milieu afspeelde. Om deze reden wordt er soms wel eens gesproken van een ‘afrekening’ met dat streng protestantse milieu. Ze geven te kennen dat ze zich los hebben gemaakt uit dat milieu of veroordelen het impliciet. | |||||||||||||||||
5.5 De gebruikte literaire procedés komen vaak overeen.Historisch en literair onderzoek heeft aangetoond dat Mel'nikov bewust feiten manipuleert. Door zijn grote kennis van zaken die hij in zijn werken etaleert, kan hij camoufleren hij dat hij fictie presenteert als werkelijkheid. Mel'nikov hanteert een levendig en kleurrijk, maar tegelijkertijd badinerend en suggestief taalgebruik, waarmee hij impliciet zijn eigen houding ten opzichte van zijn personages te kennen geeft. Nederlandse schrijvers streven naar een onverbloemende, naturalistische weergave van de werkelijkheid en daarbij bewijst het | |||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||
autobiografische aspect als toegevoegde authenticiteitswaarde grote diensten. Het gaat niet alleen om de feiten zelf, maar ook op de wijze waarop ze beschreven worden, waarbij al dan niet humoristisch of ironisch taalgebruik wordt toegepast, dat soms kan leiden tot zekere karikaturalisering van dat milieu. | |||||||||||||||||
5.6 Bij Mel'nikov en Siebelink komen gebruikte procedés overeen.Mel'nikov geeft in zijn romans verzonnen namen aan bekende figuren in oudgelovigenkringen en voert die vervolgens op als romanpersonages, waarbij de persoonlijkheden uit de realiteit uiteraard herkenbaar zijn voor de oudgelovigen; deze personages worden negatieve eigenschappen en handelingen toebedeeld met het doel hen te discrediteren. Siebelink heeft dit procedé voor een deel toegepast in ‘Knielen op een bed violen’: de in bevindelijke kringen bekende predikant ds. J.P. Paauwe (1872 - 1956) heeft model gestaan voor de in de roman voorkomende ds. Poort. Ook de namen van de colporteurs Mieras en Taverne zijn afgeleid van de namen van in bevindelijk gereformeerde kring bekende predikanten. Zij krijgen evenwel geen ondubbelzinnig negatieve eigenschappen toebedeeld, hoewel de aanhangers van ds. Paauwe zich hebben gestoord aan de beschrijving van de fictieve ds. Poort door Siebelink. | |||||||||||||||||
6. AfsluitingZoals reeds gezegd is een problematische factor bij de uitbeelding van reëel bestaande religieuze milieus in de literatuur dat een stuk van de werkelijkheid geïncorporeerd wordt in fictie. In hoeverre een schrijver die een werkelijk bestaande religieuze gemeenschap als zodanig in zijn werk opvoert, af mag worden gerekend op de mate waarin zijn gecreëerde beeld van die gemeenschap overeenkomt met de werkelijkheid, blijft open voor discussie: waar eindigt artistieke vrijheid en waar begint de relatie van het literaire werk met de realiteit - een relatie de die staat voor de geloofwaardigheid van het werk? Er is in deze kwestie echter nog een andere partij: de lezer. Maar de lezer staat niet alleen met zijn perceptie, de lezer is kind van zijn tijd. Hoe een traditionele religieuze groep door de hedendaagse lezer wordt opgevat hangt daarom niet alleen af van de manier waarop de schrijver die | |||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||
gemeenschap opvoert, maar ook van het wereldbeeld van de lezer. En dat wereldbeeld van de lezer is, zoals bekend, veranderlijk en onder invloed van de tijd en de tijdgeest. In het begin van deze lezing is het al gezegd: tegen de achtergrond van voortdurende secularisering hebben traditionele religieuze gezindten het niet makkelijk. Binnen deze groeperingen heersen ideeën die vaak sterk afwijken van de consensus in de hedendaagse maatschappij en ze worden steeds meer als archaïsch en wereldvreemd ervaren. Ze zijn wellicht veroordeeld tot ‘een slechte pers,’ hoe er ook over hen geschreven wordt. Ik vraag me dan ook voorzichtig af, of een neutrale uitbeelding dan wel een onbevooroordeelde perceptie van een traditionele religieuze gemeenschap in Europa aan het begin van de 21ste eeuw wel mogelijk is. | |||||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||
|
|