Acta Neerlandica 6
(2008)– [tijdschrift] Acta Neerlandica– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||||
Anna Molnár, Gábor Pusztai
| |||||||||||||||||||||||||
Na de oorlogHongarijeTijdens de Eerste Wereldoorlog raakte Hongarije helemaal uitgeput. Het land moest tegelijkertijd aan drie fronten vechten, maar soldaten van de Monarchie kregen niet voldoende training en ook de militaire uitrusting vertoonde ernstige gebreken. Deze waren onder meer de oorzaak van het grote verlies aan mensen. De situatie in Hongarije werd steeds erger. De oorlogsverliezen en het gebrek aan voedsel en aan brandstoffen waren | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||
nijpend. De hopeloze economische situatie, de militaire nederlaag, de spanningen in de maatschappij en de onafhankelijkheid van de verschillende volkeren binnen de toenmalige grenzen van Hongarije leidden tot een algemene verbittering bij de Hongaren. Deze gebeurtenissen samen veroorzaakten een revolutie. De revolutie resulteerde in een communistische machtsovername na de oorlog (een Radenrepubliek), met een bloedige (burger)oorlog tot gevolg. Radicaal rechts en radicaal links bevochten elkaar, maar ook vreemde machten (Roemenië en Tsjechië) bezetten, in de schaduw van de geallieerde overwinnaars, delen van Hongarije. Uiteindelijk won rechts, onder leiding van de voormalige admiraal van de K.u.K. Dubbelmonarchie, Miklós Horthy. Zijn ‘Nationale Leger’ trok op 16 november 1919 Boedapest binnen. In deze situatie, in december 1919, kreeg Hongarije een schriftelijke uitnodiging voor een vredesakkoord. De Hongaarse regering probeerde wat betere voorwaarden voor Hongarije te krijgen, maar deze pogingen bleven vruchteloos. Het land leed enorme verliezen door het vredesakkoord: Hongarije verloor tweederde van zijn grondgebied, en een derde van zijn inwoners.Ga naar eind2 De politieke situatie in het buitenland was heel moeilijk. Hongarije was omringd door vier vijandelijke buurstaten. Ook Oostenrijk eiste delen van Hongarije.Ga naar eind3 De Hongaarse economie viel uiteen. De gebieden die bij andere landen gevoegd werden, waren belangrijke economische centra van het land.Ga naar eind4 De afscheiding van deze economische centra betekende dat Hongarije nieuwe economische centra moest opbouwen of de voormalige op een andere manier vervangen. Pas na vier jaar kon de economie van Hongarije zich enigszins herstellen. De economische ontwikkeling verliep langzaam, maar zeker en het land kwam ook uit zijn internationaal geïsoleerde situatie.Ga naar eind5 Maar 1919 was ongetwijfeld een zeer moeilijke periode. Richárd Bodoky, de zoon van de directeur van het Bethesda ziekenhuis in Boedapest schrijft over Kerst 1919:
‘De Kerst van 1919 was ongetwijfeld één van de treurigste en armste kerstfeesten in Hongarije ooit. Wie had gedacht dat het zo erg kon. Brandstof kon je in heel Boedapest niet krijgen, de bomen die in het park en in de omliggende bossen van Boeda werden gekapt waren niet voldoende om de keukenhaarden mee te verwarmen. In koude woningen, in de stinkende muffe lucht, in vervallen, vuile hutjes zaten hele gezinnen, met naakte of in vodden geklede kinderen. Soms zaten er zelfs acht á tien | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||
volwassenen in één kamertje gepropt.’Ga naar eind6 | |||||||||||||||||||||||||
NederlandNederland was tijdens de Eerste Wereldoorlog een sterk en dynamisch groeiend land. Het kon zijn neutraliteit tijdens W.O.I bewaren, maar de gevolgen van de oorlog waren ook binnen de Nederlandse grenzen voelbaar. Het land moest vier jaar lang zijn leger voor grensbewaking gemobiliseerd houden. Economisch leed het onder het feit dat de internationale handel ernstig verstoord was. Sociaal leverde de oorlog ernstige problemen op, omdat de voedselaanvoer niet gegarandeerd was. Dit leidde tot een toenemend overheidsoptreden, tot en met de invoering van de voedseldistributie.Ga naar eind7 In 1914 stroomden vele Belgische vluchtelingen het land binnen. In Nederland wakkerde het uitbreken van de oorlog de nationale gevoelens van saamhorigheid aan. Alle politieke partijen schaarden zich demonstratief achter de regering, om de neutraliteit van het land te handhaven. De Nederlandse samenleving was al met al betrekkelijk ongeschonden door de Eerste Wereldoorlog gekomen.Ga naar eind8 | |||||||||||||||||||||||||
Contacten binnen de gereformeerde kerkDe leiders van het Nederlandse missieziekenhuis, dat in de Mexikóistraat in Boedapest stond, waren Henriëtte en Johanna Kuyper. Het ziekenhuis bestond van januari tot juli 1916. In dit ziekenhuis was Jenő Sebestyén dominee. Hij kon de aandacht van de Kuyper- juffrouwen voor Hongarije en voor de Hongaarse protestanten wekken. Henriëtte Kuyper schreef ook een boek over haar belevenissen in Boedapest. In dit boek vereeuwigde ze de Hongaarse armoede en de Hongaarse werkelijkheid.Ga naar eind9 Er verscheen een boek met de titel: Hongarije in oorlogstijdGa naar eind10. Naar de mening van Sebestyén ‘was het dit boek dat grote belangstelling wekte voor de Hongaarse protestanten en voor het Hongaarse volk in de Nederlandse gereformeerde kerk’. Dit enthousiaste werk verscheen in 1918 in Nederland, precies in het jaar van de ondergang van Hongarije. Het was bedoeld om de sympathie van de Nederlanders voor Hongarije te wekken. Naast dit boek verscheen een artikel van Kuyper in het gereformeerde blad Standaard, waarin de lezers ‘over de ellende in Hongarije’Ga naar eind11 konden lezen. Kuyper stelde in het artikel vast dat ‘naast Duitsland en Oostenrijk ook Hongarije grote behoefte aan hulp heeft’Ga naar eind12. En Hongarije had inderdaad nood aan internationale hulp, op allerlei | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||
gebieden. ‘Hongarije had na de Eerste Wereldoorlog grote behoefte aan iedere internationaal contact om zijn onafhankelijkheid zo veel mogelijk te bewaren. Binnen de calvinistische kerk hadden Géza Antal, die in 1885 aan de Universiteit te Utrecht studeerde, en Jenő Sebestyén, over wie ik later nog schrijven zal, goede contacten. In die periode, tussen de twee wereldoorlogen, was het contact tussen Hongarije en Nederland het meest levendig. Hongarije, als land dat was verslagen na de Eerste Wereldoorlog, was geïsoleerd geraakt van de internationale politiek. In deze situatie had Hongarije aan alle buitenlandse contacten grote behoefte, inclusief die van de kerk. De waarde van deze buitenlandse betrekkingen was groot. Van de contacten van de calvinistische kerk wilde de Hongaarse diplomatie al aan het einde van het jaar 1918 gebruik maken. Toen ging de Hongaarse calvinistische vredesdelegatie naar Zwitserland, Frankrijk, Scandinavië en Nederland, om de kerken van deze landen te winnen voor de bemiddeling bij een aanvaardbare vrede voor Hongarije. Omdat de prominente gereformeerde personen hun internationale autoriteit helemaal inzetten, steunden de Hongaarse politici het versterken van de contacten tussen de gereformeerden in Hongarije en in Nederland.’Ga naar eind13 | |||||||||||||||||||||||||
De kindertreinenHet ideeHet idee van vakantie voor de Hongaarse kinderen kwam uit Nederland. De komende jaren sloten ook Zwitserland, Engeland, vanaf 1923 België, en Zweden zich bij de actie aan. Het feit dat de juffrouwen Kuyper een half jaar in Hongarije doorbrachten en de Hongaarse ellende leerden kennen, speelde hier een belangrijke rol in.
‘Zij - de juffrouwen Kuyper - maakten grote plannen, hoe zij de Hongaren, op wie zij zo gesteld raakten, konden helpen. Het idee van een soort hulpverlening kregen zij juist in Hongarije. Het was algemeen bekend dat Oostenrijk al eerder in een ellendige situatie had gezeten dan Hongarije. Daar werd het gebrek aan voedsel wat vroeger een algemeen verschijnsel dan bij ons. Daarom namen de Hongaarse families tijdens W.O.I vermagerde Oostenrijkse kinderen in huis op, om hen op krachten te laten komen. Waarom zou Nederland dat dan niet met Hongarije | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||
Gezondsheidsverklaring voor het Hongaarse pleegkind Julia Ott. Zij had die nodig om in Nederland te worden toegelaten.
Hongaarse pleegkinderen dienden bij aankomst in Nederland een legitimatiebewijs zichtbaar op hun kleding te dragen. De legitimatie van Julia Ott werd afgegegeven door de Staatspolitie van Budapest. Dit is de binnenkant van het bewijs met haar foto, geboortedatum en de naam van haar ouders. Op de achterkant staat het adres van haar Nederlandse pleegouders, de familie J.F.C. Bosch, die aan de Veenkade 147 in Den Haag woonde.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||
kunnen doen? - vroeg Henriëtte Kuyper zich af. Zij kon binnen korte tijd niet alleen het Nederlandse publiek, maar ook een groot aantal van haar Hongaarse vrienden enthousiast maken voor het idee. De actie kon beginnen.’Ga naar eind14
Het begrip ‘kindervakantie’ was de Nederlanders niet onbekend. Al in de laatste jaren van W.O.I namen Nederlandse pleegouders Belgische, en later Duitse en ook Oostenrijkse kinderen op die onder slechte omstandigheden leefden. De bedoeling was om de kinderen de ellende en verschrikkingen van de oorlog proberen te laten vergeten. Zij voorzagen de kinderen van kleding en voedsel. Voor Hongarije en voor de Hongaarse kinderen wekten de juffrouwen Kuyper de aandacht van de Nederlanders met hun actieve en onvermoeibare lobby. | |||||||||||||||||||||||||
Het beginIn november 1919 werd in Nederland het Centraal Comité voor de Noodleidende Hongaarse Kinderen opgericht, dat met de Hongaarse diplomatieke vertegenwoordiging samenwerkte. De eerste voorzitter van het Centraal Comité werd de Haagse dominee F. Geel van Gildemeester, de secretaris werd Theodor van Schelven. De Hongaarse vrouw van Van Schelven, Irén Balogh, heeft zich ook voor de zaak ingezet. De volgende voorzitter, baron Willem C.A. van Vredenburgh, voelde zich, door zijn Hongaarse echtgenote Henrietta Apor, waarschijnlijk ook persoonlijk betrokken bij de kinderactie.Ga naar eind15 In Hongarije werkten de regeringscommissaris, de Nederlandse Missie en de Landelijke Liga voor de Kinderbescherming (een organisatie die sinds 1906 in Hongarije bestond) en de belanghebbende vakministeries samen om het voorbereidende werk te verrichten. Het uitkiezen van de kinderen deed de Landelijke Liga voor Kinderbescherming. In Nederland moesten allereerst de ontvangst, de plaatsing, de voorzieningen, de opvoeding, de opleiding en de terugreis van de kinderen worden georganiseerd. In Hongarije moest men ervoor zorgen dat de werving en de strenge keuze van kinderen, die volgens de criteria van de Nederlanders moest gebeuren, goed verliepen en dat het contact tussen de kinderen en de thuisgebleven familieleden niet verloren ging.Ga naar eind16 Over de pleegouders vonden we geen precieze gegevens. Het is waarschijnlijk dat aan het begin van de actie het rijkere gedeelte van de Nederlandse gereformeerden grotere offers bracht. Maar later, ten gevolge | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||
van de achteruitgang van de economische situatie en vanwege het uitlopen van de actie, namen veel meer minder rijke families pleegkinderen uit Hongarije in hun huis op.Ga naar eind17 Als de Nederlanders geld of pakjes naar Hongarije stuurden, zonden ze die meestal naar een contactpersoon, instelling of organisatie, omdat ze niet wilden dat hun hulp bij andere personen terechtkwam of andere doelen diende. Zo was het ook bij een groep Hongaarse kinderen, die ten gevolge van de uitnodiging van één bepaalde familie naar Nederland kwam. Aan het begin van de actie dachten de organisatoren dat hun moeilijkste taak de selectie zou zijn. Ze vreesden dat de keuze uit de massaal toestromende, noodlijdende kinderen een opdracht zou zijn, die zij niet aan zouden kunnen.Ga naar eind18 Het bleek precies andersom te gaan.
‘Wij verbazen ons erover en vinden het erg jammer dat de Hongaarse burgerij zijn kinderen niet naar Nederland wil sturen. Vooral voor de domineeskinderen zou de kleine Nederlandse studiereis gunstig zijn. Wij verwachten veel van het werk van de protestantse leraressen, die met de kinderen in Nederland zullen verblijven. Hun werk is een edele missie. Wij geloven dat zij hun ervaringen, die zij in het rijke, Nederlandse kerkelijke leven opdoen, in Hongarije later goed zullen kunnen gebruiken.’Ga naar eind19 | |||||||||||||||||||||||||
De treinen vertrekkenDe eerste kindertrein vertrok op 10 februari 1920 vanuit Boedapest. In deze kindertrein gingen verschillende diaconessen van het ziekenhuis Bethesda mee om de kinderen naar Nederland te begeleiden en hun ter plekke te helpen. Er waren aan het begin van de actie niet genoeg kinderen die naar Nederland wilden reizen. Daarom dacht één van de organisatoren, Biberauer, de dominee-directeur van het Bethesda-ziekenhuis, dat hij voor de andere arme Hongaarse gereformeerde families een voorbeeld moest geven. Hij stuurde zijn magerste kind, zijn zoontje Richárd, naar Nederland. Richárd was toen twaalf jaar oud. In 1999 verscheen een boek met de herinneringen van dit toen 12 jaar oude kind, met de titel: Égi sziget [Hemels eiland]. In dit boek schreef hij ook over zijn reis en zijn | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||
Hongaarse pleegkinderen met leden van het R.K. Huisvestingscomité vóór hun school in de Haagse Tasmanstraat. Links vooraan F. Beretta, secretaresse van de Haagse afdeling van het comité. De priester is waarschijnlijk de Hongaar dr. Miklos Knebel. Julia Ott staat achteraan, derde van rechts. Den Haag, ca. 1926.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||
verblijf in Nederland. Hieronder volgt een lange passage uit het boek overhet vertrek en de aankomst van de kindertrein:
‘Op 8 februari, rond twaalf uur, liep de roetige en rokerige stationshal van het bouwvallige Station Keleti vol met kinderen met rugzakken op. Ze wachtten op het vertrek van de eerste kindertrein. Zeven diaconessen gingen als begeleiders met de kinderen mee. Enkelen van hen kregen de mogelijkheid om naar Eudokia, een gereformeerd ziekenhuis in Rotterdam, te gaan om daar een hogere opleiding tot verpleegkundige te volgen. Eindelijk werd de trein door een locomotief de hal ingeduwd. Ik heb tijdens de oorlog veel treinen van het Rode Kruis gezien, maar deze was het meest versleten van allemaal. Er bleven nog enkele slechte wagons van de MÁV over, waarin tijdens de oorlog gewonden waren vervoerd. Van deze wagons werd onze prachtige kindertrein gemaakt. Alle stukken van deze wagons waren versleten, alleen het rode kruis praalde nieuw geverfd aan de buitenkant, in het midden van de wagons. Er waren bijna geen glazen ramen, hun vervanging of aanvulling was ook niet uniform. Het ene was met een roestig stuk blik aangevuld, andere waren gewoon met planken dichtgespijkerd. Misschien was dit al jaren geleden gemaakt. Door de kieren huilde de februariwind. In enkele wagons waren van planken stapelbedden gemaakt, met strozakken erop. De wagon waar ook ik in reed, was een gewone wagon met houten banken en massieve, houten bagagerekken. Over de stank kan ik niet spreken. Deze rare vervoermiddelen droegen de stank in zich van vele honderden, zwerende wonden van soldaten. Het stonk vreselijk naar insecticide en naar ontsmetting. De vloer was ook hier met het olieachtige carbolineum besmeerd. In het midden van de uit drie coupés bestaande wagons snorde de gloeiende potkachel. Daarnaast stond een kolenkist. In de onmiddellijke nabijheid van de kachel heerste heidense hitte, maar in de twee kleinere coupés bleef het ijskoud. Toen iedereen zijn eigen plaats gevonden had, bleek dat er meer kinderen in de trein waren dan zitplaatsen. Daarom meldden enkele oudere jongens zich, onder wie ik, die graag op het bagagerek wilden slapen. (...) Toen schokte de locomotief hard en de trein vertrok naar Nederland. (...) Bij bleek licht kregen wij het eerste Nederlandse avondeten in onze eetketeltjes. Het was uit water gekookte cacao met een grote boterham. Hoe blij waren de kinderen ermee! (...) Wij moesten daarna gaan slapen. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||
Ik klom het bagagerek op. Ik viel in slaap en ik werd wakker toen ik op het kind viel dat onder mij sliep. Ik rolde op de vloer. Daarna sliep ik op een grove, wollen deken op de vloer die naar olie stonk en ik krabde aan steeds een nieuwe teek van de hongerige luizen. (...) In de ochtend van 13 februari passeerden wij de Nederlandse grens. Het spoorwegpersoneel omringde onze trein op het station van Zevenaar. Zij keken hoofdschuddend naar onze trein, enkelen van hen kwamen ook binnen. Zij lieten elkaar de dichtgespijkerde ramen zien, daarna zetten ze ons de trein uit. Wij stapten in mooie, schitterend schone en lekker warme Nederlandse wagons over. Waar zich de aangename geur van melk verspreidde, blozende en vriendelijke vrouwen en meisjes ons trakteerden op warme cacao en sneeuwwitte boterhammen met kaas. (...) Wij werden met ongewone schoonheid, aangename warmte en met de geur van zuiverheid omringd. Door de glanzende ruiten keken wij naar een land dat aan de oorlog ontkomen was. (...) We kwamen bij zachte regen om twee uur 's middags in Den Haag aan en gingen naar een kerk in de buurt. Daar zaten zeer veel mensen in de banken, in natte jassen, op ons te wachten. Wij waren de eersten. Niemand kende iemand. Om de avondmaalstafel zaten de organisatoren van de kinderactie. Baron van Vredenburgh met zijn witte baard. (...) Daar zat ook de hoofdorganisator, meneer De Nef. Iemand las de persoonlijke gegevens van een kind van een lijst voor en noemde een nummer. Daarna stonden enkele van de wachtende Nederlanders op. Zij gingen naar het kind toe en bekeken het. Het gebeurde ook dat meerdere Nederlanders hetzelfde kind wilden meenemen. Dan ontstond een hevige discussie. Uiteindelijk bepaalde de voorzitter (...) met wie het kind mee mocht gaan. De winnaar nam het kind bij de hand en zij liepen weg door de regen die naar zee rook. De meisjes moesten in de sacristie eerst grondig onderzocht worden. Ik hoorde later, dat zij aan gynaecologisch onderzoek moest deelnemen. Het werd duidelijk, dat een aantal van hen tijdens de reis onaangenaam besmet waren geraakt door de vuile brillen van de treinwagons. Ons aantal verminderde langzaam. Inmiddels kreeg ieder kind een glas warme melk en een groot stuk koek, dat mij aan het bruine honingbrood herinnerde. Tijdens het eten keek ik wantrouwend toe wat hier zou gebeuren. Ik was ook een beetje bang. Al voor het vertrek had iedereen van ons een registratienummer gekregen. Ik begreep dat het woord, dat geroepen werd voordat een kind | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||
werd weggeleid, dit nummer betekende. Ik kreeg nummer 159. Ik hoorde opeens iemand roepen: - Honderdnegenenvijftig.- Ook werd er een bordje met het nummer erop omhooggehouden.’Ga naar eind20
Met de eerste grope kinderen, tweehonderdzestig meisjes en driehonderdveertig jongens tussen de zes en de veertien jaar, reden twee artsen, twintig verpleegsters, tien diaconessen en hun cheffin, Barones Josephin Prónay, mee. De kinderen brachten ook een geschenk van de burgemeester van Boedapest mee, een album over de stad. | |||||||||||||||||||||||||
In NederlandEnkele Hongaarse theologen en dominees die met een studiebeurs in Nederland studeerden, hielden nauw contact met de Hongaarse kinderen en met de organisatoren van de actie. Eén van hen was János Tantó, die al vier jaar aan de Theologische Academie in Utrecht studeerde. Hij deed Sebestyén gedetailleerd verslag van de gebeurtenissen in Nederland. Hij schreef in één van zijn brieven:
‘Ik laat u, Weleerwaarde heer, en via u de in Boedapest achtergeblevenen, weten dat het verblijf van de Hongaarse kinderen in Nederland voor de ziel tenminste zo verheffend is als voor het lichaam. Alle kinderen zijn bij families terechtgekomen die de dag thuis met een godsdienstoefening beginnen, een dienst, die het gezin thuis houdt. De pleegouders vinden het hun belangrijkste taak, om, naast de lichamelijke voeding, de Hongaarse kinderen een geestelijke opvoeding te geven. Al in het begin kwam aan het licht, hoe gering de Bijbel-, psalm- en catechismuskennis van de kinderen uit Boedapest was. De Nederlandse pleegouders willen ook aan dit gebrek van hun gastkinderen iets doen. Het zou echt gunstig zijn, als ieder kind van intelligente, gereformeerde Hongaarse burgers naar Nederland zou kunnen komen om hier met dit geheel andere leven kennis te maken. Wat ze hier beleven, zal heel hun verdere leven beïnvloeden. Hun ontwikkeling op het gebied van het geloof en de moraal is het meest belangrijke, maar daarnaast komen zij lichamelijk ook aan. Het meest belangrijke is dat zij op moreel gebied, in een onverpest milieu, kunnen leven en voorbeelden kunnen zien van geloof, mensenliefde, goedheid, geduld, betrouwbaarheid en eerlijkheid, zoals men dat alleen in Nederland vinden kan. Juist deze deugden zijn in Hongarije uitgestorven. Het is waar dat bij elk zaaien ook korrels tussen de | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||
dorens zullen vallen, maar sommigen vallen ook in goede aarde en zullen het dertigvoudige dragen. De verschillende lokale comités vroegen ons, drie theologen uit Hongarije, om 's zondags de godsdienstoefeningen voor de kinderen te verzorgen. (Ik zal op Eerste Paasdag in Broek op Langenrijk preken, op Tweede Paasdag verzorg ik de dienst in Haarlem, afgelopen zondag waren we in Den Haag.) De kinderen moeten uit Hongarije hun schoolboeken voor religie meenemen, die ook psalmen bevatten. Op die manier kunnen we makkelijker meezingen en hoeven we de psalmen niet voor geld te laten kopiëren.’Ga naar eind21
Het weekblad Kálvinista Szemle bevatte veel informatie en veel interviews en belevenissen over het verblijf in Nederland. De redactie probeerde de thuis achtergebleven ouders en de anderen trouw over de gebeurtenissen in Nederlandse te informeren. Eén van de steden waar Hongaarse kinderen opgenomen waren, was Bloemendaal. Enkele van de brieven van de kinderen verschenen in dat weekblad. Tantó gaf ook les in de Hongaarse school te Bloemendaal. Over de stad, het leven van de kinderen, de school en de hartelijke Nederlanders schreef hij in zijn brief:
‘Wat is Bloemendaal eigenlijk? Bloemendaal is een groen veld met bloemen, vele lange, slanke beuken, een lachende, blauwe hemel en het gezang van verschillende vogels; in de lucht vermengen zich de heerlijke, zoute lucht van de zee met de geur van bloeiende struiken. Een aantal villa's staat met hun rode daken en schitterende ramen verspreid tussen de lanen. Voor de huizen staan kleurrijke bloembedden in het groene grasveld. Op sommige plaatsen is de oppervlakte van diepe meertjes te zien, met witte zwanen in het water. Bloemendaal is een luxe villawijk bij Haarlem. Dat ligt drie kilometer van de Noordzee en twintig minuten van Amsterdam met de trein. In het Hongaars betekent de naam van deze plaats ‘virágvölgy’. (...) Hier, in dit bekoorlijke paradijs, kregen veertien kinderen plaats voor drie á vier maanden. De kinderen gingen 's middags fietsen, voetballen, wandelen met de pleegouders, en er waren er enkele, die de mogelijkheid kregen om een boottocht te maken. Hun gezicht bloosde van de gezonde, frisse, zoute lucht en werd rond door het lekkere, voedzame, Nederlandse eten. 's Ochtends kregen zij les in de Hongaarse school te Bloemendaal. Met behulp van Hongaarse leraren en leraressen lieten de Nederlandse pleegouders een Hongaarse | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||
school oprichten voor de veertien kinderen uit Boedapest. Iedere ochtend tussen negen en twaalf kregen de kinderen hier les. Zij kregen onderwijs in de Nederlandse cultuurgeschiedenis, in de Nederlandse aardrijkskunde, geschiedenis, en zij maakten in die lessen kennis met de belangrijkste historische personen van Nederland. Daarnaast leerden zij Nederlands, de gymnasiasten leerden ook Latijn, de leerlingen van reaalscholen Frans. Ieder week hadden zij één godsdienstles en drie keer per week wiskunde. Een lerares Duits gaf enkele lessen, en één keer per week kregen ze ook tekenonderwijs. Een Nederlandse gymnastiekleraar gaf twee keer per week een half uur gymnastiekles. Apart voor meisjes en apart voor jongens. De lagere klassen van de basisschool kregen les van Elza Wilde, een diacones uit Boedapest. Het comité benoemde de gereformeerde dominee János Tantó tot directeur van de school. Onze Hongaarse school werd in een zaal van de moderne school in Bloemendaal gehuisvest. Toen onze school te Bloemendaal van mw. Langelan geopend werd, was ons kleine klaslokaal met bloemen versierd. Op het bord waren de Hongaarse en Nederlandse vlag getekend, hun handvatten waren kruiselings over elkaar gelegd. Op het bord was het opschrift: ‘Leve Hongarije!’ te lezen. Op een klein tafeltje stond een reusachtige versiering van bloemen. Dat was het Hongaarse wapen, dat uit rode, witte en groene bloemen en uit mos was samengesteld. Het was met de Hongaarse, nationale driekleur omringd. Er lag een kaart op met het opschrift: ‘Hartelijk welkom aan de Hongaarse kinderen en hun leraar’. In onze ramen werd altijd een vers bloemetje gezet. De Nederlanders hadden twee passende beelden aan de muur gehangen. Op het eerste was Miklós Horthy geschilderd op zijn witte paard, toen hij Boedapest introk, het tweede was een groot beeld met Hongaarse paardenherders en een kudde paarden die rond een put graasde. De kleine leerlingen kregen van de Nederlanders allerlei soorten schoolmiddelen. Een voorbeeld: ieder kind kreeg een eigen atlas van Palestina, omdat zij op school in verband met het leven van Jezus ook de aardrijkskunde van Palestina moesten leren. Op deze manier kregen de leerlingen misschien meer zin in het leren. (...)’Ga naar eind22 | |||||||||||||||||||||||||
De terugreisDe kinderen, die vanuit de Hongaarse ellende en armoede in Nederland kwamen, vonden er meestal een rijk en hartelijk thuis. Zij konden zich in het algemeen goed aan hun nieuwe omstandigheden en aan hun | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||
gastgezinnen aanpassen. Ook waren de Nederlandse pleegouders zeer op de kinderen gesteld. Toch hadden de kinderen veel last van heimwee. In Nederland waren destijds ook kinderen uit Duitsland en Oostenrijk te gast, maar de Hongaarse kinderen verlangden meer naar huis dan de anderen. Daarom waren de kindertreinen, die, behalve de kinderen, pakjes, brieven, Hongaarse en Nederlandse begeleiders of hun familieleden vervoerden, begonnen om vanaf juni 1920 de kinderen terug naar huis te brengen. De eerste trein vertrok, na drie maanden verblijf in Nederland, terug naar Hongarije. De diacones Wilde berichtte in een brief aan de redactie van Kálvinista Szemle over het afscheid. De kinderen die naar huis vertrokken, waren echt gelukkig maar terzelfdertijd ook een beetje treurig. De pleegouders waren op hun Hongaarse kindje gesteld geraakt en het afscheid was ook voor hen moeilijk:
‘Gisteren vertrok de eerste kleine groep met ongeveer één derde van de Hongaarse kinderen uit Haarlem. Het waren alleen kinderen, van wie de pleegouders op vakantie gingen of gasten kregen en kinderen, die zelf naar huis verlangden. Het aantal van deze laatst genoemde groep van de kinderen was groter dan dat van andere groepen. De gastvrije pleegouders konden moeilijk begrijpen dat deze kinderen naar de ellende en armoede thuis verlangden. Noch de Duitse, noch de Oostenrijkse of Belgische kinderen koesterden een dergelijke, grote liefde voor hun land. Ik kon slechts moeilijk aan hen uitleggen dat ook voor de weeskinderen, op wie geen ouders wachtten, Hongarije niet gewoon hun woonplaats, maar hun Vaderland was. De pleegouders overlaadden hun pleegkinderen met alle mogelijke geschenken. Ze gaven voedsel en kledingstukken met hun pleegkinderen mee. Er was ook een meisje, dat als herinnering een horloge kreeg. Ik herinnerde me onze aankomst, toen de kinderen alleen een klein rugzakje hadden gehad. En nu, wanneer zij naar thuis reden, moesten de grote, met cadeaus gevulde zakken, met de auto naar het station gebracht worden. (...) Wij stonden eindelijk op het perron, met de kinderen die naar huis gingen en met degenen die nog hier bleven. Alle pleegouders waren aanwezig, de Nederlandse ‘pleegbroers’ en ‘pleegzusters’ en de leden van het comité, die chocola aan de kinderen uitdeelden. Iedereen had zijn of haar witte zakdoek in de hand. Velen huilden bij het afscheid. Ik was aan het begin bang: hoe zouden de kinderen die de trein in | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||
moesten, uit deze rumoerige menigte gehaald kunnen worden. De trein stopte immers slechts drie minuten in Haarlem. Maar later werd ik rustig, omdat ik de vindingrijkheid van onze kinderen ervaren had. Een jongetje bedankte het comité in het Duits voor al het goeds en moois wat zij hier hadden gekregen. Toen stapten de kinderen de trein in. (...) De trein vertrok met de zwaaiende kinderen. Er was ook een jongetje van een Nederlandse pleegvader dat heimwee kreeg van het emotionele afscheid. De pleegvader vroeg de leidster om een beetje met het jongetje in het Hongaars te spreken. Hij vroeg hoe lang het kind nog bij hen mocht blijven. Zij hadden namelijk geen kinderen en wilden Zolika graag adopteren. Op de eerste avond hadden zij niet met elkaar kunnen communiceren, tot de pleegouders een psalm begonnen te zingen. Het jongetje herkende de melodie en zong in het Hongaars mee. Zoltán sprak al goed Nederlands en zij al helemaal gewend aan elkaar geraakt.’Ga naar eind23
Op 3 oktober 1920 verscheen in Kálvinista szemle een andere beschrijving van het afscheid:
‘De pleegouders kregen een groene briefkaart, met daarop de melding van het comité dat hun pleegkind naar huis moest vertrekken. Veel Nederlandse pleegmoeders begonnen het pakje van hun kind samen te stellen. Zij brachten de kledingstukken en schoenen in orde, en omdat de winter al voor de deur stond, kochten ze voor de kinderen winterkleding. Veel meisjes kregen warme wollen wintermantels en mooie, bonte mutsen. De jongens kregen truien en warme broeken. Het speelgoed mocht ook mee naar Hongarije. Veel jongetjes hadden hun eigen postzegelalbum of voetbal. (...) De Nederlandse ouders wisselden hun gespaarde zakgeld in Hongaarse kronen om. Dat was gunstig voor de kinderen, die voor 1 Nederlandse gulden 80 Hongaarse kronen kregen. De kinderen bewaarden hun chocola of waardevolle voorwerpen voor de thuis achtergebleven familieleden. Iedereen nam voor zijn of haar familieleden wat cadeaus mee. Een oudere jongen had de mogelijkheid een tijdje in het hotel van zijn pleegvader te werken. Van het geld dat hij kon sparen, kocht hij stoffen voor een winterjurk voor zijn moeder. Een ander had het plan om van het gespaarde geld zijn onderwijs aan het Lónyai Gymnasium te financieren. Een Nederlandse pleegmoeder stuurde een compleet kruidenwinkeltje aan de ouders van haar pleegkind. Een kistje met chocola, suikerklontjes, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||
kaas, boter, thee, koffie, cacao, rijst, maïzena, gedroogde vruchten, blauwsel, stijfsel, schoenenpasta, kruiden, zeep en bloembollen.’Ga naar eind24 | |||||||||||||||||||||||||
ObstakelsTijdens de actie deden zich onvoorziene gebeurtenissen voor die een ongestoorde werking van de kinderactie hinderden. Het eerste treinstel vertrok wat later dan gepland vanwege de staking van het Oostenrijkse spoorwegpersoneel. Zulke vertragingen kwamen ook later voor. Aan het eind van 1923 meldden de Oostenrijkse spoorwegen dat het spoorwegtarief van de kindertreinen verhoogd werd. Vanaf 1 januari 1924 moest men voor de kindertreinen tussen Passau-Hegyeshalom 146 miljoen Oostenrijkse kronen betalen. Tot dan toe mochten de kindertreinen ook op dit traject gratis rijden. Dit bedrag kon de Landelijke Liga voor de Kinderbescherming die de actie in Hongarije organiseerde, echter niet uit eigen middelen betalen. Tussen juni en september 1920 konden de kindertreinen vanwege de spoorwegenstaking niet vertrekken. De bekrompenheid van enkele ambtenaren in de raad van Boedapest en het Ministerie van Defensie zorgde ook voor enkele problemen. De Landelijke Liga voor Kinderbescherming moest al in april 1920 de hoofdstedelijke raad schriftelijk verzoeken om de goedkeuring dat leraren en leraressen als begeleiders met de trein mee mochten rijden. Aan deze leraren en leraressen had de kinderactie grote behoefte. Het optreden van de Landelijke Liga voor Kinderbescherming was succesvol. József Vass, de minister van Sociale Zaken, Welzijn en Gezondheidszorg maakte op 5 mei 1922 duidelijk dat zonder treinstellen de actie niet zou kunnen worden voortgezet. Het vervolgen van de actie was belangrijk voor het cultiveren van de nationale contacten van Hongarije en de financiële ontlasting van de staat. De Ministerraad verzekerde het maandelijkse bedrag, zodat de actie door kon gaan. Zo werd het probleem opgelost. De kinderactie bracht gevoelige problemen onder de ouders met zich mee. Er waren kinderen van families die niet echt in behoeftige omstandigheden verkeerden, maar hun ouders wilden hun kinderen desondanks naar Nederland sturen. Deze welgestelde families konden moeilijk begrijpen dat het de bedoeling van de actie was, hulp te bieden aan de heel arme en nooddruftige kinderen. En dat het er niet om ging om kinderen van rijke burgers een gratis vakantiemogelijkheid te bieden. De organisators probeerden soortgelijke aanmeldingen af te slaan, maar dat bracht conflicten met zich mee en het lukte niet altijd. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||
Er waren ook veel persoonlijke conflicten en ruzies. Daarover gaf Oszkár Mendik, de Hongaarse zaakgelastigde in Den Haag, op 24 mei 1921 in vertrouwelijke vorm een verklaring aan de Ministerie van Buitenlandse zaken.Ga naar eind25
De Landelijke Liga voor Kinderbescherming probeerde bij de keuze geen rekening te houden met de religie van de kinderen. Dat vonden echter zowel de gereformeerden als ook de katholieken nadelig.
‘Het is mogelijk dat de Landelijke Liga voor Kinderbescherming het werk van de gezondheidszorg van het kindertransport heel goed kan organiseren, maar die kent de Nederlandse psyche helemaal niet. Men moet weten dat de organisatie van de actie helemaal in de handen van diepgelovige, Nederlandse gereformeerden is. Die mensen willen natuurlijk kinderen bij hen thuis opnemen die gereformeerd zijn. Deze Nederlanders nemen er aanstoot aan, dat de Hongaarse gereformeerde ouders hun kinderen zonder Bijbel, psalmboek en gezangboek laten vertrekken. Ik zou graag de essentie van deze actie in de oren van de lauwwarme Landelijke Liga voor Kinderbescherming willen schreeuwen. Het wezenlijke van de kinderactie is niet de nationale, maar de kerkelijke kant. Dat moet ons elk moment voor ogen staan. Houdt u dat in ere!’Ga naar eind26
De persoonlijke conflicten waren afdoende gekalmeerd. Er waren altijd al mensen die begrepen dat een vervolg van de actie, in het belang van de vele duizenden kinderen, veel belangrijker was dan persoonlijke onenigheden. | |||||||||||||||||||||||||
‘De gouden schietspoelen’Er waren een aantal gereformeerde dominees die meermaals naar Nederland reisden om door hun lezingen over de Hongaarse omstandigheden en omwille van het belang van de actie de aandacht van de Nederlanders wakker te houden. Eén van deze personen was Kálmán Kállay. Als gevolg van zijn lezingen kregen drieduizend Hongaarse kinderen de mogelijkheid om naar Nederland op vakantie te gaan. De honderdste kindertrein vertrok op 17 april 1926 vanuit Hongarije naar Nederland. De gereformeerde bisschop László Ravasz sprak van een vreedzame veldtocht. De reis van de Hongaarse kinderen naar het buitenland vergeleek hij met de kruistochten. Deze moderne kruistocht | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||
bereikt een wonderbare overwinning zonder bloedvergieten. De kinderen veroveren met hun ziel het hart van de mensen over de hele wereld voor Hongarije en voor het Hongaarse volk.
‘Deze honderd treinen reden als gouden schietspoelen door de vervloekte aarde van Europa. De handen zijn gezegend van hen die deze treinen laten vertrekken en ontvangen.’Ga naar eind27
De beweging en het werk van ‘de gouden schietspoel’ hadden een aantal gevolgen en de nodige invloed. Er was een proces begonnen, dat op wederzijdse kennismaking en vriendschap gebaseerd was en dit proces vertoonde zich later ook op het terrein van de economie, de maatschappij en de politiek. Tenslotte kwam het tot bloei in de vorm van kerkelijke, culturele en persoonlijke relaties. Noch in het verleden noch in de toekomst zouden de twee volkeren zo dicht bij elkaar komen. In de invloedrijke kerkelijke en wereldse pers was een hele rij artikelen van de hand van bekende personen verschenen. Deze artikelen hielpen om de beweging bij de bevolking bekend te maken, inlichtingen te verstrekken, een brede, maatschappelijke laag te mobiliseren, de internationale basis te versterken en om steeds nieuwe impulsen aan de actie te geven. In 1921 was het Magyar-Holland Szemle verschenen. Dit tijdschrift diende de doelen van de kinderactie. De Kálvinista Szemle en zijn Nederlandstalige equivalent, de Hongaarse Heraut, diende ook deze kinderactie. Beter gezegd: ze werden hiervoor opgericht. Onder het voorzitterschap van barones Vredenburgh werd de Hongaars-Nederlandse Vereniging in het leven geroepen en in 1922 werd Hongaars-Nederlandse Sociëteit opgericht, met graaf Albert ApponyiGa naar eind28 als voorzitter. Deze twee organisaties verzorgden samen tentoonstellingen in de meest beroemde musea, en concerten, radioprogramma's en lezingen in beide landen. Er waren Nederlandse avonden, galaconcerten, feesten, die uit dankbaarheid werden georganiseerd en er werden vele verjaardagen gevierd. Op 10 mei 1920 werd in de Feestzaal van de Theologische Academie de eerste, zogenaamde Nederlandse soiree gegeven. Op een dergelijke avond werden lezingen over Nederland of over de kinderactie gehouden. De leiders van de actie spraken over hun ervaringen en belevenissen. Deze avonden werden voor de ouders en voor de belangstellende gereformeerden georganiseerd, om over de gebeurtenissen in Nederland zo veel mogelijk informatie te kunnen verstrekken. Eén van de | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||
bedoelingen van deze avonden was om het contact tussen de twee landen te verbeteren. De eerste Nederlandse soiree werd op touw gezet door de redactie van de Kálvinista Szemle. Er werd in het tijdschrift gedetailleerd over geschreven.
‘De redactie van de Kálvinista Szemle organiseerde op 10 mei 1920 vanaf vijf uur 's middags een soiree in de Feestzaal van de Theologische Academie om de Nederlands-Hongaarse contacten te versterken. De soiree was onder auspiciën van de Nederlandse Koninklijke Hoofdconsul, J. Clinge-Fledderus, georganiseerd. Op die avond werd, naast zang - en muziekstukken, een lezing gegeven door de hoofdredacteur van ons blad, Dr. Jenő Sebestyén, met de titel: De morele kracht van de Nederlandse natie. Op die avond werd een aantal bijzonder interessante brieven voorgelezen, die Hongaarse kinderen uit Nederland hadden geschreven. We willen de ouders van kinderen die reeds in Nederland verblijven of van plan zijn om ernaar toe te reizen op deze bijzondere aangelegenheid attent maken.’Ga naar eind29
De Nederlandse avond was een groot succes. Daarom werden er nog meer van soortgelijke avonden gepland. De organisatoren wilden de daaropvolgende keer, naast brieven van kinderen, ook uit brieven van Nederlandse pleegmoeders voorlezen. Over die avond heb in de Kálvinista Szemle het volgende artikel gelezen.
‘De eerste avond was een groot, onvoorstelbaar succes geweest. Dit feit stimuleerde de organisators om een tweede avond te arrangeren. Het bijzondere van deze avond zou zijn, dat, naast interessante kinderbrieven, ook uit brieven van pleegmoeders die zij aan de Hongaarse ouders schreven, zou worden voorgelezen. Richárd Biberauer, de dominee-directeur van het ziekenhuis Bethesda, die langs officiële weg met de derde kindertrein naar Nederland meereed, kwam vorige week thuis. Hij zal een lezing houden over zijn reis. De tweede serie zal op de tweede dag van Pinksteren, 's middags om vijf uur, in de feestzaal van de Theologische Academie plaatsvinden.’Ga naar eind30
De Hongaarse kinderen hadden ook de mogelijkheid om in Nederland prominenten te ontmoeten. Over één van die gebeurtenissen is een aardig artikel verschenen. Het is het verhaal van een meisje dat een bosje | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||
bloemen aan Koningin Wilhelmina overhandigde in naam van de Hongaarse kinderen. De koningin schreef enkele dagen later een mooie brief aan het meisje voor haar verjaardag.
‘De twaalfjarige dochter van Gusztáv Seissel, Márta, bracht tien maanden in Nederland door. Zij logeerde in deze tien maanden in de buurt van Groningen. Koningin Wilhelmina bezocht precies in die tijd Groningen, en Márta begroette koningin Wilhelmina met een bos bloemen. Enkele dagen daarna kreeg Márta voor haar verjaardag van de koningin een met de hand geschreven brief: ‘Ik wil u hartelijk bedanken voor de mooie bos bloemen... In mijn paleis bleven ze tot zondag toe mooi en fris. Ik dank u hier hartelijk voor, goed kind. Ik zag in Groningen, in de boeken, dat u op 7 september jarig bent. Ik feliciteer u bij deze gelegenheid hartelijk, ik hoop dat u lang leven zal, en altijd braaf zal zijn, ook thuis in Hongarije. Hartelijke groeten, Lieve Márta. Den Haag, 6 september 1922, Wilhelmina, Koningin der Nederlanden’Ga naar eind31
De actie had echter ook haar schaduwzijden. Het verblijf in Nederland was niet altijd makkelijk, noch voor de pleegouders, noch voor de Hongaarse kinderen. Er deden verhalen de ronde, waaruit bleek dat hierbij meestal fouten van Hongaarse kinderen en de ellendige situatie in Hongarije een hoofdrol speelden. Er waren namelijk voedingsmiddelen die in Hongarije schaars waren, en daarom kenden de kinderen deze voedingsmiddelen niet. Het ging bijv. om eieren of krenten. Als de kinderen dit voedsel zagen, wisten ze niet wat het was en durfden ze het niet te eten. Want wat de boer niet kent, dat eet hij niet. Daar vloeiden meerdere conflicten en misverstanden uit voort, omdat de Nederlandse pleegmoeder dacht, dat het zo goed ging met het kind, dat het het voedsel niet meer eten wilde. De volgende verhaaltjes gaan over de bijzondere gebeurtenissen in Nederland, in telegramstijl. Het zijn de indrukken en gedachten van Kálmán Kállay. Hij was de belangrijkste persoon, de drijvende kracht achter de kinderactie in Nederland. Hij hield veel lezingen en preken in verschillende plaatsen in Nederland om het pleegouderschap van de Hongaarse kinderen populair te maken, en om het enthousiasme van de Nederlanders levend te houden. Deze artikelen verschenen ook in de Kálvinista Szemle. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||
Het tienjarige jongetje dat nog nooit eieren had gezienEen Nederlandse pleegmoeder klaagde bij mij dat er iets met haar pleegkind niet in orde was. Hij zou bij het eten erg kieskeurig zijn. Hij wilde geen eieren eten, in geen enkele vorm: geen gekookt ei, geen roerei en ook geen spiegelei. Hij haalde het eiwit en het eigeel uit de ovenschotel met laagjes aardappels. Hij liet deze op de rand van zijn bord liggen. Het had volgens haar geen zin een dergelijke, kieskeurige jongen te helpen. Ik vroeg de jongen wat eraan scheelde. Hij klaagde huilend dat hij het ei niet durfde te proeven, omdat hij nog nooit zulk voedsel gezien had. | |||||||||||||||||||||||||
Broer en zus die elkaars taal niet begrepenJuliska en Pista waren zus en broer. Zij gingen voor drie maanden naar Nederland en nadat de termijn afgelopen was, wilde de pleegfamilie van Pista dat het jongetje nog drie maanden zou blijven. Juliska was gelukkig, toen zij hoorde dat Pista's pleegouders ook haar in de familie zouden opnemen, zodat het Hongaarse jongetje niet alleen zou zijn. Het Centrale Comité stuurde het meisje naar het dorp in Friesland. Geen van de dorpelingen kon Hongaars spreken. Juliska praatte Nederlands, Pista Fries. Na de eerste teleurstelling kwam alles in de orde. De twee kinderen begrepen elkaar na enkele weken opnieuw. | |||||||||||||||||||||||||
Twee families maken ruzie om een Hongaars meisjeEr was een Nederlandse familie die haar Hongaarse pleegdochtertje na enkele maanden graag opnieuw wilde uitnodigen. Wegens een administratieve fout kwam het meisje bij een andere familie terecht. De eerste pleegouders waren hier boos over. Het comité reageerde op de klacht en gaf toestemming om het meisje naar haar vorige familie te verhuizen. De nieuwe familie vond haar echter zo lief dat zij haar, ondanks het verzoek van het comité, niet wilden laten gaan. Uiteindelijk moest het meisje om de week beurtelings bij de ene en bij de andere familie verblijven. | |||||||||||||||||||||||||
Gouden armband in de collectebusDe plaats en de ruimte voor propaganda voor de kinderactie was de kerkdienst. Het gebeurde vaak dat de mensen die enthousiast raakten voor de actie, maar niet genoeg geld bij zich hadden, de buurman bij de | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||
collecte vroegen om geld. Er waren er die hun sieraden in de collectebus deden. Na de kerkdienst hadden de Nederlanders de mogelijkheid, zich als pleegouder te melden. Toen ik naar huis ging, liep een Nederlandse vrouw achter mij aan, omdat zij graag een Hongaars kind in huis wilde opnemen. Zij wilde echter eerst nog naar thuis om het haar man te vragen. Hij stemde er graag mee in. Zoals hij zei, dat is verplichte naastenliefde. | |||||||||||||||||||||||||
God werkt in het hart van de NederlandersHet is niet te begrijpen. Het is een groot geheim waarom Nederlandse pleegmoeders de Hongaarse kinderen zo liefdevol behandelden, hoewel ze in het begin geen woord van elkaar begrepen. Ik heb ongeveer honderdvijftig gemeentes in Nederland bezocht, die ons allemaal met geestdrift en vroomheid ontvingen, wat op iedere Hongaar indruk maakte. Dit kan alleen het werk van God zijn. Ook de menselijke kracht speelde nog een rol in de welsprekendheid van de Hongaren of in de geestelijke overtuiging van de Nederlanders. God verscheen in de harten van Nederlanders.’Ga naar eind32 | |||||||||||||||||||||||||
Bezoek aan HongarijeAls gevolg van de Nederlandse kinderactie groeide de aandacht van de Nederlanders voor Hongarije. Vanaf het jaar 1922 kwam het toeristische verkeer vanuit Nederland naar Hongarije steeds meer op gang. In de jaren 1918-1921 waren het vooral de organisators en leidende personen van de kinderactie die Hongarije bezochten. Daarna kwamen er steeds meer Nederlandse dominees naar Hongarije om de omstandigheden van de gereformeerde kerk te leren kennen of de grote gereformeerde centra te bezoeken. In december 1923 bracht de tijdelijke Hongaarse zaakgelastigde in Den Haag het verzoek van de Nederlandse pleegouders over dat zij graag naar Hongarije wilden komen, om het land en de gezinnen van de kinderen te leren kennen. Het ging om ongeveer twee- of drieduizend mensen, hoewel het aantal pleegouders dat uiteindelijk het land het zou bezoeken, veel lager lag. Zij zouden met Nederlandse treinen reizen. De Hongaren waren enthousiast over het idee. Op die manier begon het organisatiewerk. Barones Vredenburgh nam de leiding op zich.Ga naar eind33 Over dit werk en over de aankomst van de Nederlandse delegatie en over hun programma in Hongarije schreef de Kálvinista Szemle, in een aantal artikelen: | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||
‘Tweehonderdvijftig Nederlandse pleegouders kwamen in Boedapest aan, in een trein van de Nederlandse Spoorwegen. Velen van hen waren gereformeerde vrouwen. Hun route liep als volgt: Mosonmagyaróvár-Győr-Komárom. De “Budapesti Dalárda” gaf op 26 juni 1924 ter ere van hen een Nederlands-Hongaars concert in de Dierentuin in Boedapest. Zij zijn op 24 juni's avonds aangekomen en op 1 juli's ochtends om acht uur zullen ze weer naar huis vertrekken. Bij de delegatie bevindt zich ook dominee Rabe, uit Den Burg.’Ga naar eind34 | |||||||||||||||||||||||||
Het eindeHet Katholieke Huisvestingscomité had de Oostenrijkse kinderactie reeds in mei 1924 afgesloten. Hoewel op dit moment nog geen blijk van het verkleinen van de grootte van de Hongaarse kinderactie werd gegeven, moest Hongarije rekening houden met beëindiging van de actie. In 1926 kwamen de gebeurtenissen die ervoor zorgden dat het einde van de actie in zicht kwam. In verband met de beëindiging van de actie vroeg Bakhuyzen van de Sande, lid van het comité, om inlichtingen. Deze verschenen in het 5e nummer van het blad Magyar-Holland Szemle in 1926. De diplomaat beriep zich op zijn door de overstroming getroffen vaderland, en op de schade die de overstroming had aangericht. Hierdoor nam de financiële bereidheid van de families die voor de kinderactie belangstelling hadden, af. In de Kálvinista Szemle van 4 december 1926 werden als hoofdoorzaken het Belgisch-Nederlandse verdrag, de ruzie en de verdeeldheid binnen de gereformeerde kerk genoemd. Het Centraal Comité legde zijn werk, dat zes jaar had geduurd, in juli 1926 neer en hief zichzelf op. Bij deze gelegenheid stuurde het comité een communiqué aan alle Nederlandse kranten. In dit communiqué werd opnieuw naar voren gebracht dat het gereformeerde comité zijn werk uitsluitend uit naastenliefde deed. In de herfst van 1926 deelde de minister van Sociale Zaken, Welzijn en Gezondheidszorg, János Vass, zijn wens aan de Landelijke Liga voor Kinderbescherming mee: voor september 1927 moesten alle Hongaarse kinderen uit Nederland naar huis komen. De betrokken organisaties waren niet het eens over de beoordeling van de situatie en dus ook niet over de verdere gang van zaken. Noch de Landelijke Liga voor Kinderbescherming, noch de leiders van de katholieke kerk vonden de plotselinge beslissing m.b.t. het stoppen van | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||
Hongaarse kinderen voor hun vertrek naar Hongarije op het station Staatsspoor in Den Haag, omstreeks 1927. Het derde meisje van rechts zittend is Márta Nagy; Julia Ott staat derde van links met naast haar F. Beretta, de secretaresse van het R.K. huisvestingscomité en onderwijzeres Magda Kutka.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||
de actie redelijk. De economische en sociale situatie in Hongarije en de omstandigheden van de jeugd veranderde in de laatste jaren niet in die mate dat er genoeg reden was om de actie te stoppen. De laatstgenoemde organisaties probeerden bij alle instanties hun mening over het belang van de kinderactie te benadrukken. De Landelijke Liga voor Kinderbescherming en het bestuur van de katholieke kerk wilden een mogelijke vorm vinden om de actie toch te kunnen vervolgen. Ondanks alle pogingen van die organisaties, bleef de beslissing van het Hongaarse ministerie onveranderd. Minister Vass gaf in een ambtelijk stuk van 10 mei 1927 het volgende te kennen: in de begroting van het jaar 1927/28 zou geen geld zijn om de buitenlandse kinderactie te steunen. Daarmee werd er een punt achter de kinderactie gezet. Op de vraag ‘waarom?’ werd geen precies antwoord gegeven. In 1927 was het comité alleen nog in Amsterdam actief. Het einde van de actie kwam in zicht. De laatste kindertrein bracht 742 Hongaarse jongens en meisjes naar Nederland. Wat de kinderen en de families voor de terugkeer naar Hongarije moesten doen, verscheen in de Nederlandse bladen. De voorlaatste trein vertrok op 21 november 1927 naar Nederland. Met deze trein keerden alle kinderen, die voor juli 1927 in Nederland aangekomen waren, naar Hongarije terug. Met de laatste trein, die leeg uit Boedapest kwam, reden slechts vijftig kinderen naar Hongarije terug. Deze laatste trein vertrok op 1 januari 1928 vanuit Nederland. In het kader van de kinderactie verbleven ongeveer vijftigduizend Hongaarse kinderen voor kortere of langere tijd bij Nederlandse pleegouders. De leiders van de Landelijke Liga voor Kinderbescherming hadden al in 1926 het rapport opgesteld van hun eigen aandeel in de kinderreddingsactie tussen de jaren 1919 en 1928. Wat waren de belangrijkste resultaten van de actie en op welk terrein betekenden ze de meest zichtbare hulp voor Hongarije? Op deze vraag gaf de directeur van de Landelijke Liga voor de Kinderbescherming, Vilmos Neugebauer, antwoord in zijn samenvatting, die later in de Confessio te lezen was. Volgens Neugebauer was de verbetering van de gezondheid van de kinderen het grootste succes van de actie.
‘Van de 52.620 kinderen die in het kader van de actie naar Nederland konden rijden, stierven er 56. Twee van hen waren slachtoffers van ongelukken. Tachtig procent van de 56 kinderen reed met een latente | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||
Julia Ott poseert in december 1926 in de Haagse fotostudio Americaine voor een nieuwjaarskaart die zij naar haar ouders in Hongarije zal sturen.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||
tuberculose naar Nederland en overleed daar aan die ziekte. Voor de staat betekende deze financiële hulp een vermindering van de kosten die voor de verzorging van zieken moest worden uitgegeven. De uiterst deprimerende armoede en de ellende werden door pakjes en andere zendingen aan de Hongaarse mensen wat draaglijker gemaakt. Op deze manier werd ook de ontevredenheid bedwongen. Voor de kinderen betekende hun verblijf een verrijking van hun talenkennis omdat ze na hun terugkeer uit Nederland vloeiend verschillende talen, zoals Frans, Nederlands, Engels konden spreken.’Ga naar eind35
Na afloop van de actie in 1928 stelde de Landelijke Liga voor Kinderbescherming, vanaf de zomer van 1928, vakantietreinen in werking. Over de kindertreinen en het effect van de actie uitte de gereformeerde bisschop László Ravasz zich in de Kálvinista Szemle. Hij benadrukte niet alleen het positieve effect dat de actie op de kinderen had, maar hij stelde tevens vast dat deze actie veel meer had opgeleverd dan dikker geworden Hongaarse kinderen.
‘Als gevolg van de Nederlandse kinderactie werden niet alleen de omstandigheden van kinderen verbeterd, maar werd ook de relatie tussen de gereformeerde kerken van deze twee landen werd veel hechter. Dat zette ons aan tot een verbetering van het geloofsleven, dat vanwege de oorlog en andere omstandigheden verslapt was. De Nederlanders die Hongarije bezochten, gaven een voorbeeld van hoe een gereformeerde christen denkt, leeft en handelt. Deze Nederlandse voorbeelden gaven de Hongaarse dominees de kracht om met hun werk door te gaan of om er opnieuw mee te beginnen.’Ga naar eind36
***
De actie van de kindertreinen bleef echter niet beperkt tot de kerkelijke kringen. Het was een grootschalige reddingsactie, waarbij de bereidheid en de openhartigheid van de Nederlanders duidelijk zichtbaar werd en groot was. In die jaren waren de betrekkingen tussen de twee landen beter geworden dan ooit tevoren. Er waren ook andere landen geweest, waar de Hongaarse kinderen hadden kunnen opknappen, zoals Zwitserland, Engeland, Zweden en België. Toch was het vooral Nederland, waar de meeste kinderen hun oorlogstrauma even konden vergeten. En deze actie is in het Hongaarse, collectieve geheugen blijven bestaan. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||
Toelichting en verantwoording van de afbeeldingenWij danken de medewerkers van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis / Historisch Beeldarchief Migranten voor de vriendelijke toelating de afbeeldingen in deze tekst te mogen gebruiken en hopen tegelijk met dit artikel een bijdrage te kunnen leveren tot hun onderzoek.
Julia Ott (Boedapest 1913) reisde na de Eerste Wereldoorlog als één van de ruim 14.000 Hongaarse vakantiekinderen, ook wel pleegkinderen of transportkinderen genoemd, voor drie maanden naar Nederland om aan te sterken. Ze kwam terecht in een welgesteld Haags gezin, met oudere kinderen, waar goed voor haar werd gezorgd. Pleegvader F. Bosch had een goed lopend aannemersbedrijf. De taal bleek een minder groot probleem dan verwacht. Julia leerde Nederlands met een woordenlijst van het Hongaarse comité, een tweetalige lijst die in de kamer hing en waarop alle woorden stonden die ze in het dagelijks gebruik nodig had. Als ze naar de wc moest of dorst had, hoefde ze alleen maar te wijzen. Volgens haar pleegzusters heeft ze de eerste maanden geen woord gesproken, maar toen ze eenmaal begon te praten was dat meteen in het Nederlands.
Als haar Hongaarse ouders haar ‘opeisten’, reisde zij, beladen met speelgoed, terug naar het land van herkomst. Vervolgens werd er druk gecorrespondeerd en probeerden haar pleegouders via het comité te bewerkstelligen dat ze toch weer naar Nederland kwam. Op een gegeven moment verwaterde het contact met Hongarije en hielden de kindertreinen op met rijden. De actie voor Hongaarse kinderen eindigde officieel in 1928. Ondanks haar voortdurende heimwee en de ouderlijke wens haar terug te hebben, bleef Julia in Nederland.
Het verblijf van de Hongaarse kinderen was in de regel tijdelijk. Om hen toch onderwijs te laten volgen en niet helemaal te doen vervreemden van hun achtergrond, kwamen er Hongaarse leerkrachten met de kindertransporten mee. In Den Haag kwam er in de school aan de Tasmanstraat een Hongaars klasje, waar kinderen tussen de 3 en 18 jaar les kregen van juffrouw Kutka. Later verhuisde het klasje naar het Westeinde.
Julia Ott ging in 1931 - ze was toen 18 jaar - bij Iserief & Co's manufactuurhandel in de Venestraat werken, waar zij tot 1943 verkoopster bleef. Bovendien trad ze in de catalogi van Iserief regelmatig op als fotomodel voor de wolafdeling van het bedrijf. In 1944 trouwde ze met de Nederlander Valk en kwam er een einde aan het jaarlijkse bezoek aan de vreemdelingendienst. Na haar scheiding in 1953 woonde zij, samen met haar twee dochtertjes, op de Veenkade bij haar ongetrouwde pleegzusters. In 1947 werd Julia Ott lid van de in dat jaar opgerichte Eerste Hongaarse Vrouwenclub aan het Nassauplein. Deze club zou later een belangrijke rol spelen bij de opvang van een andere groep Hongaren: de duizenden vluchtelingen die in 1956 in Nederland aankwamen.Ga naar eind37
De ‘Collectie Ott’ vind je op http://www.iisg.nl/hbm/bladeren-op-collectie.php?collectie=1&source=centraal | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||
|
|