Acta Neerlandica 1
(2001)– [tijdschrift] Acta Neerlandica– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |||||||||||||||
Letterkunde en Cultuur | |||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||
Herbert Van Uffelen
| |||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||
De zaak Anne Frank bleef dus moeilijk, maar met de publicatie van de uitgave van het Rijksinstituut, waarin naast de oorspronkelijke versie van de dagboekbrieven (versie a), ook de door Anne Frank op 324 losse bladen bewerkte versie van haar dagboeken (versie b) en de door Otto Frank bij uitgeverij Contact onder de titel Het achterhuis gepubliceerde versie (versie c) zijn opgenomen, was de belangrijkste stap gezet. Wie nu nog aan de echtheid van de dagboeken van Anne Frank twijfelt, getuigt van kwade wil. (Nussbaum 1999; Stroom 1986) Uiteraard werd de editie van het Rijksinstituut zo snel mogelijk naar het Duits vertaald (Frank 1988). Maar daarmee was de kous nog niet af. Er moest ook nog een leesversie worden gemaakt, die de vertaling van Anneliese Schütz uit de jaren vijftig definitief moest vervangen. Deze opdracht ging naar Mirjam Pressler. Haar vertaling verscheen in 1991 bij S. Fischer onder de titel Anne Frank - Tagebuch (Frank 1991b). De publicatie werd als volgt verantwoord: ‘Der ANNE-FRANK-Fonds, Basel, der als Universalerbe von Otto FRANK auch sämtliche Autorenrechte seiner Tochter geerbt hat, entschloß sich, von den nun vorliegenden Texten Anne Franks [de door Otto Frank geredigeerde en door Anneliese Schütz vertaalde versie van de dagboeken, HVU] weitere Passagen in die neue Fassung aufzunehmen. Die von Otto Frank geleistete editorische Arbeit, die dem Tagebuch zu großer Verbreitung und politischer Bedeutung verholfen hat, wird dadurch in keiner Weise geschmälert. Mit der Redaktion wurde die Autorin und Übersetzerin Mirjam Pressler beauftragt. Dabei wurde die Fassung von Otto Frank ungeschmälert übernommen und durch weitere Passagen der Fassungen a und b des Tagebuchs ergänzt. Die von Mirjam Pressler vorgelegte, vom ANNE-FRANK-Fonds autorisierte Fassung ist gut ein Viertel umfangreicher als die bisherige Veröffentlichung. Sie soll dem Leser einen tieferen Einblick in die Welt der Anne FRANK ermöglichen.’ (Frank 1991b, 6) Gezien de voorgeschiedenis, roept een dergelijke toelichting toch een aantal vragen op. Wat gaat er schuil achter een zin als: ‘Die von Otto Frank geleistete editorische Arbeit’? Wat zijn ‘weitere Passagen der Fassungen a und b’ en hoe werden die geselecteerd? En ten slotte, hoe rijmt dit met het begrip ‘ungeschmälert’? Ik begin met de laatste vraag en vergelijk even een van de eerste brieven in de vertaling van Anneliese Schütz (dit is in principe de | |||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||
vertaling van het typoscript van Otto Frank of versie c) met de geautoriseerde vertaling van Mirjam Pressler (of de versie van Otto Frank en Mirjam Pressler).
| |||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||
Van een integrale overname is hier geen sprake. Integendeel, bij haar vertaling heeft Mirjam Pressler zich blijkbaar naar believen van de teksten uit de verschillende versies bediend. En ook uit de andere andere brieven blijkt dat Mirjam Pressler een compilatie maakt van de versies a (b) en c. Welke criteria en welke selectieprincipes heeft ze daarbij gehanteerd? Waren het andere dan die van Otto Frank? | |||||||||||||||
De dagboeken van Otto FrankIn verband met de redactionele principes die door Otto Frank werden gehanteerd, vermeldt Gerrold van der Stroom in de editie van het Rijksinstituut: ‘Typescript I [de eerste door Otto Frank gemaakte versie, HVU] werd dus door Otto Frank samengesteld uit de voorhanden handschriften van zijn dochter. Omwille van fatsoen, bescherming van derden en belangwekkendheid meende hij hier en daar te moeten selecteren en bepaalde passages niet op te moeten nemen. Maar de gedeelten die hij uit zijn dochters handschriften overnam typte hij uiterst nauwkeurig over. Slechts af en toe komt men in Typescript I een wijziging ten opzichte van de handschriften tegen.’ (Stroom 1986, 74) Door uitdrukkelijk op de nauwkeurigheid te wijzen, hoopt Van der Stroom eventuele twijfels omtrent de echtheid van de dagboeken van Anne Frank uit de weg te ruimen. Van groot belang zijn in deze context | |||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||
ook zijn opmerkingen over de ‘inderdaad talloze wijzigingen en verbeteringen’ (Stroom 1986, 74) die door Albert Cauvern en de uitgever werden aangebracht. Hieromtrent zegt Van der Stroom dat ze zich enerzijds tot interpunctie, spelling, woordschikking en woordkeus beperken en anderzijds tot hier en daar een toevoeging en een aantal veranderingen van namen (‘grotendeels in overeenstemming met Anne's lijstje’ (Stroom 1986, 74)). Maar de kern van het verhaal gaat Van der Stroom uit de weg. Het echte probleem is namelijk niet de nauwgezetheid waarmee de respectievelijke passages werden overgenomen, maar de selectie die door Otto Frank uit de versies a en b werd gemaakt. In 1999 heeft Laureen Nussbaum hierover een interessant artikel gepubliceerd. Zij verwijst naar de dagboekbrieven van 5 en 6 januari 1944 en schrijft: ‘Otto Frank vond het blijkbaar zowel hier als in latere dagboekbrieven nodig Annes herziene teksten weer aan te vullen met de door haar weggelaten larmoyante passages en soms ook met zinnetjes uit andere aantekeningen. Daardoor gaat veel van de geslotenheid en van de compositorische opzet van Annes b-versie verloren. [...]’ (Nussbaum 1999) En in verband met Annes opmerkingen over haar moeder - die door de ontdekking van de in 1986 niet gepubliceerde losse vellen weer even heel actueel waren -, schrijft Nussbaum: ‘In de a-versie vertelt Anne hoe haar moeder haar ooit een psychische wond had toegebracht, die nog brandt als ze aan die episode denkt. Deze tekst heeft Anne in haar b-versie weggelaten evenals een tweede gedeelte van die brief, waarin ze over haar ontluikende lichaam schrijft, over haar menstruatie en over haar “verschrikkelijke behoefte” om 's avonds in haar bed haar borsten te bevoelen. Otto Frank nam beide passages weer op in zijn c-versie, volkomen in strijd met de telkens weer herhaalde bewering dat hij speciaal die teksten had weggelaten, waarin Anne zich bijzonder onredelijk over haar moeder uitte of waarin zij te openhartig over haar lichaam schreef. [...]’ (Nussbaum 1999) Otto Frank is dus inconsequent te werk gegaan. Soms presenteert hij in zijn versie een verkorte weergave van versie b met aanvullingen uit versie a, een compilatie dus: | |||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||
Typisch in Otto Franks versie van deze brief is ook dat de anekdotische weergave van de gebeurtenissen wordt vervangen door de omschrijving ‘met alles’, zodat de nadruk wordt gelegd op het medelijden met de gedeporteerden. Het beeld van Anne Frank wordt op die manier tegelijk geïdealiseerd. In andere gevallen wordt een gedifferentieerd relaas vervangen door een eerder afstandelijke weergave van de feiten: in de brief van 12 januari 1944 schrijft Anne in haar herwerkte versie (b dus): ‘Sinds 14 dagen is Bep weer bij ons hoewel haar zusje pas de volgende week naar school mag. Zijzelf lag twee dagen met een hevige verkoudheid te bed.’ (Frank 1986, 469) Dit wordt bij Otto Frank: ‘Sinds 14 dagen is Elli weer bij ons.’ (Frank 1986, 469) Iets vergelijkbaars gebeurt ook in de brief van 3 mei 1944: | |||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||
Door schrappingen en veranderingen in deze brief - Anne heeft deze brief in haar bewerkte versie niet opgenomen! - ontstaat opnieuw een geïdealiseerd beeld van Anne Frank. Het is dus niet alleen gewoon onzin om, zoals in het slotwoord van de Nederlandse editie van 1947 is gebeurd, te suggereren, dat ‘op enkele gedeelten na, die van weinig waarde voor de lezer zijn, [...] de oorspronkelijke tekst [is] afgedrukt’ (Frank 1947, 224). In dit verband ben ik het volkomen eens met Laureen Nussbaum, die er in 1999 op heeft gewezen dat de bewering in het slotwoord van Het achterhuis ‘door zorgvuldig lezen van de kritische editie’ (Nussbaum 1999) volledig wordt ‘ontzenuwd’ (Nussbaum 1999). Als men de versie van Otto Frank en Mirjam Pressler naast de kritische editie legt, krijgt men zelfs een vergelijkbaar gevoel als bij het lezen van Calvino's Als op een winternacht een reiziger. Ook in de roman Van Calvino weet men nooit | |||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||
precies met welk boek men bezig is, wiens boek men aan het lezen is. Toch denk ik niet dat de vraag naar de echtheid van de dagboeken opnieuw moet worden gesteld. Deze vraag veronderstelt namelijk dat er zoiets als ‘het’ dagboek van Anne Frank zou bestaan. Het tegendeel is het geval. In werkelijkheid beschikken we over niets anders dan een onvolledige a-versie (op zijn minst een van de dagboeken is verloren gegaan) en een niet afgesloten bewerking (de losse bladen of de b-versie in de wetenschappelijke uitgave). ‘De’ dagboeken van Anne Frank kunnen dus niet gepubliceerd worden. In dit verband kunnen wij Otto Frank dus niets verwijten. Hij had maar drie mogelijkheden: ofwel de slecht geschreven en onvolledige versie a publiceren, of de niet afgesloten versie b, of een bewerking, een compilatie van de twee. Eenmaal de laatste keuze gemaakt, is de vraag naar de echtheid van de dagboeken niet meer echt relevant, want een compilatie kan nooit authentiek zijn, tenzij men rekening houdt met het enige element dat versie a en versie b verbindt, namelijk het concept dat Anne Frank heeft gehanteerd bij het herschrijven van haar stukken. Juist daarmee heeft Otto Frank echter geen rekening gehouden. ‘Er [Otto Frank, HVU] schätzte die Tagebücher seiner Tochter vermutlich vorwiegend als Zeitdokument ein als Bericht eines untergetauchten jüdischen Mädchens in den Niederlanden während der deutschen Besatzungszeit. Das von ihm angestrebte “Wesentliche” sollte daher möglichst objektiv und wahrheitsgetreu sein.’ (Pressler 1992, 25) schrijft Mirjam Pressler. Objectief en waarheidsgetrouw moest de tekst van Otto Frank dus worden, én goed leesbaar én niet te lang want het boek moest door een uitgever worden geaccepteerd en daarom mocht de tekst een bepaald aantal pagina's ook niet overschrijden. (Zie hiervoor: Pressler 1992, 26.) Naast het beeld dat hij van zijn dochter wilde laten zien, zijn dit de criteria die de redactie van Otto Frank hebben bepaald. Daarom hebben Otto Frank en de uitgever zoveel details opgenomen, terwijl andere weer werden geschrapt; daarom werd soms over intimiteiten gesproken en soms weer niet; daarom werd soms een kritische houding ten opzichte van de medebewoners van het achterhuis getolereerd en dan weer niet. Natuurlijk, dagboeken worden over het algemeen niet als literatuur beschouwd. Het is heel gewoon ze als directe weergave van de werkelijkheid te beschouwen. In deze context is het niet verbazingwekkend dat | |||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||
Otto Frank weinig of geen aandacht had voor de manier waarop Anne Frank tijdens het schrijven met de werkelijkheid is omgegaan. Maar dat Otto Frank de dagboeken heeft gepubliceerd, om ook dit aspect even ter sprake te brengen, is minder vanzelfsprekend. Iedereen weet dat auteurs van dagboeken zich juist in hun dagboeken afreageren, zich ongecensureerd en ongeremd uiten over dagelijkse gebeurtenissen en medemensen en daarom hun geschriften bewust achter slot en grendel houden. ‘Menig adolescentendagboek’, schrijft Patricia de Martelaere in haar essay over het dagboek, is zelfs voorzien van ‘bedreigende opschriften ter afschrikking van de ongewenste lezer’ (Martelaere 1993, 150). Zoals bekend was dit ook bij het dagboek van Anne Frank het geval. Enkele jaren geleden werd een vel ontdekt, waarop Anne Frank uitdrukkelijk heeft vermeld dat ze er zorg voor zou dragen dat niemand haar dagboekbrieven in handen zou krijgen. (Müller 1998; Nussbaum 1999) Otto Frank heeft de dagboeken desondanks gepubliceerd. Laureen Nussbaum vermoedt dat Otto Frank nooit iets over het bestaan van het in 1998 ontdekte vel heeft gezegd, omdat hij vreesde ervan beschuldigd te worden ‘Annes geschriften tegen haar wens te hebben uitgegeven’ (Nussbaum 1999) en ik denk dat ze gelijk heeft. Ik ben er in ieder geval vast van overtuigd dat Anne Frank niet zou hebben gewild dat de onbewerkte versie van haar dagboeken (versie a) zou worden uitgegeven. Van de bewerkte versie kan ik dit niet met dezelfde stelligheid zeggen, want Anne heeft in haar dagboeken herhaaldelijk duidelijk gemaakt dat ze auteur wilde worden en dat ze haar dagboeknotities na de oorlog op de een of andere manier wilde laten uitgeven. (Zie hiervoor niet alleen de bekende brief van 29 maart 1994 waarin Anne Frank schrijft ‘Stel je eens voor hoe interessant het zou zijn, als ik een roman van het Achterhuis uit zou geven’ (Frank 1986, 594) maar ook de pagina's 603, 587 en 619 in de wetenschappelijke uitgave van 1986.) Duidelijk is altijd dat het alleen om een bewerkte versie van de brieven uit de versie a kan gaan. Daar had Otto Frank rekening mee moeten houden. Juist omdat Anne niet wilde dat haar dagboeken in de eerste versie zouden worden gepubliceerd, had hij meer aandacht moeten hebben voor de manier waarop Anne Frank tijdens het schrijven met de werkelijkheid is omgegaan. En juist dat is niet gebeurd. Otto Frank heeft Annes pogingen om zich los te schrijven van de gebeurtenissen, om afstand te winnen genegeerd. Zo is Anne Frank, oorspronkelijk het subject van haar dagboek, tot object ervan geworden. | |||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||
De dagboeken van Anne FrankIn verband met de manier waarop Anne Frank haar dagboeken vanaf 20 mei 1944 heeft bewerkt, schrijft Gerrold van der Stroom het volgende: ‘Zij schiftte, herschikte, voegde soms brieven van verschillende data te zamen onder één datum, breidde uit en kortte in. Verder stelde zij een lijst van naamsveranderingen op...’ (Stroom 1986, 71) Over de werkelijke opzet van Anne Franks onderneming worden wij door deze opmerkingen niet echt wijzer. Ook de bijdrage van Laureen Nussbaum over het belang van de vijf door Cor Suijk achtergehouden pagina's helpt ons niet veel verder. Laureen Nussbaum wijst, zoals gezegd, wel op ‘de geslotenheid en [...] de compositorische opzet’ (Nussbaum 1999) van Annes herwerkte dagboekbrieven, op het ‘poëtischer’ (Nussbaum 1999) taalgebruik in herschreven brieven en op het feit dat Anne Frank toen ze haar brieven bewerkte objectiever en geestelijk zelfstandiger zou zijn geweest (zie hiervoor: Nussbaum 1999). Maar werkelijk aantonen waarom de ‘intensieve revisie’ (Nussbaum 1999) van Anne Frank ook literair van belang is, doet Nussbaum niet. Uiteindelijk toont ze in haar bijdrage alleen dat Otto Frank onvoldoende rekening heeft gehouden met de door Anne Frank in haar bewerkte versie geschrapte larmoyante en al te persoonlijke passages.
In werkelijkheid was er, dit suggereert Nussbaum volkomen terecht, veel meer aan de hand. Anne Frank heeft niet alleen geschrapt, geschift en herschikt, ze heeft haar dagboeken compleet herschreven en daarbij vooral geprobeerd (een literaire) ruimte te scheppen voor zichzelf en haar ervaringen. Heel belangrijk in dit verband is de consequente keuze voor een gepersonifieerd dagboek: ‘Om nu het idee van de langverbeide vriendin nog te verhogen in m'n fantasie wil ik niet de feiten zo maar gewoon als ieder ander in dit dagboek plaatsen, maar wil ik dit dagboek, de vriendin-zelf laten zijn en die vriendin heet Kitty’ (Frank 1986, 201 (20.6.1942)) Deze beslissing is, zoals bekend, het resultaat van een lange zoektocht naar de juiste vorm voor haar dagboek. Waarschijnlijk geïnspireerd door | |||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||
de Joop-ter-Heul serie van Cissy van Marxveldt, was Anne Frank lange tijd op zoek naar de juiste correspondente. In het begin schrijft ze zowat met de hele club, maar ergens in de periode tussen 5 december 1942 en het begin van het tweede dagboek (22 december 1943-17 april 1943) moet Anne de beslissing hebben genomen alleen nog aan Kitty te schrijven, want dit dagboek begint al met de ondertitel ‘Ten dele brieven aan “Kitty”’. (Frank 1986, 444) Zo maakte Anne Frank zichzelf tot een literair personage. Mirjam Pressler noemt dit ten onrechte een kunstgreep ‘...der zeigt, dass sie ihre Begabung einschätzen konnte, auch wenn sie vielleicht intuitiv danach gegriffen hat, denn sie schrieb immer dann am besten, wenn sie sich an die Realität und deren Interpretation hielt.’ (Pressler 1992, 32) Natuurlijk, Annes verhaaltjes zijn echt geen grote literatuur, maar toch, met haar opmerking onderkent Mirjam Pressler het feit dat Anne Frank tijdens de bewerking van haar teksten bewust naar afstand tegenover de gebeurtenissen uit haar dagboek en zichzelf heeft gestreefd. Door haar keuze voor een gepersonifieerd dagboek heeft Anne Frank wel degelijk bewust afstand tegenover de realiteit en zichzelf willen scheppen. Ik verwijs in dit verband nog eens naar de brief van 20 juni 1942 waarin Anne Frank schrijft dat ze niet zo maar gewoon de feiten in haar dagboek wil plaatsen, maar dat ze haar dagboek, de vriendin-zelf wil laten zijn. Dat is meer dan alleen een keuze voor een dialoog met een literair personage dat tegelijkertijd adressant is voor de brieven. (Zie hiervoor ook: Martelaere 1993, 150-151) Anne kiest op die manier ook voor een andere presentatie van de feiten, voor het veranderen van anekdotes in meer abstract vertelde gebeurtenissen en voor het loskoppelen van de gevoelens van de feiten. Op die manier schept ze ruimte voor de ervaring. Ruimte scheppen betekent vooral dingen open laten. Daarom wordt een lange opsomming van de Jodenwetten in de herwerkte versie niet meer dan ‘Jodenwet volgde op Jodenwet het is nog uit te houden, ondanks ster, aparte scholen, uur thuis enz. enz.’ (Frank 1986, 202-203 (20.06.1942)) (Otto Frank kiest voor de opsomming.) Maar ook door een naam te vervangen door een woord dat eerder naar een relatie verwijst, schept men ruimte, zoals in de brief over de vriend van Bep, waarin eerst stond: ‘De vriend van Bep, Bertus moet ook naar Duitsland’ (Frank 1986, 292 (9.10.1942)). Dit werd in de b-versie: ‘Ook Bep is stil, haar jongen moet naar Duitsland.’ (Frank 1986, 292). Anderzijds betekent ruimte | |||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||
scheppen contrasten opbouwen, grenzen zichtbaar maken. Minder relativerende gevoelens dus en meer tegenstellingen. Daarom wordt een zin als ‘Als ik zo wel eens bedenk hoe we hier leven, kom ik meestal tot de conclusie dat we het hier in verhouding met de andere Joden [...] als in een paradijs hebben’ (Frank 1986, 374 (02.05.1943)) geschrapt en vervangen door een cynische beschrijving van het verjaardagsfeest van de ‘kleinzielige’ Pf. [= Pfeffer, HVU] die in scherp contrast staat met de angst bij schietpartijen (Frank 1986, 375). Omgekeerd lost Anne Frank de noodlottige claim van de werkelijkheid op door grapjes en verhaaltjes in te lassen (zie hiervoor o.a. Frank 1986, 251, 281, 404, 411), of door commentaren op de politieke ontwikkelingen in te lassen (bijv. Frank 1986, 389 en 397). In dit verband lijkt het me geen toeval dat de twee laatste brieven uit de losse bladen een sterke maatschappelijke en politieke betrokkenheid tonen. De eerste dagboekversie van Anne Frank staat vol ontboezemingen, die Anne Frank later als ‘voorbij’ (Frank 1986, 455) zal beschouwen, en waarover ze zich zal schamen (Frank 1986, 321). Anne Frank wil deze dingen niet meer herhalen. Daarom schrapt ze o.a. de passages over het bevoelen van borsten en het ongesteld worden, en de eerder larmoyante verhalen over Peter, en vervangt ze door teksten waarin ze zelf - ‘Ik - (alweer die fout!)’ (Frank 1986, 476) - minder in het middelpunt staat en vooral probeert minder de ervaringen zelf als de elementen te beschrijven die haar ervaringen hebben bepaald, zodat deze voor haar imaginaire aanspreekpartner (Kitty, de lezer) bespreekbaar worden. Dit impliceert de ene keer een uitvoerige beschrijving van de gebeurtenissen en de andere keer een samenvatting in de vorm van ‘Ruzie met moeder gehad, voor de zoveelste keer’ (Frank 1986, 267). Om vergelijkbare redenen vervangt Anne Frank verhalen over gebeurtenissen door passages waarin vertellend emoties worden geschetst (Frank 1986, 226-230), vervangt ze een boek over de oorlog, door een boek over vrouwen (Frank 1986, 212). De bakvis is een opgroeiende vrouw, een jonge schrijfster geworden. Voor Anne Frank was het schrijven van de eerste versie van haar dagboeken een eerste revolte tegen het leven; het herschrijven was een tweede en wel een revolte waarin ze niet opnieuw in eerste instantie haar ervaring tot beschreven ervaring maakte, niet meer in de eerste plaats haar leven omwerkte tot een roman. Annes tweede revolte is het resultaat van haar ontwikkeling van een in de werkelijkheid opgesloten kind tot een jonge schrijfster, die door het beschrijven en ter discussie stellen van haar ervaringsruimte haar eigen grenzen zichtbaar maakt en zo zichzelf voortdurend opnieuw bepaalt en ontdekt. | |||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||
Door afstand te nemen van haar gevoelens en zich te concentreren op de ruimte die haar ervaring bepaalt, stelt Anne Frank zich in haar bewerkte dagboek niet meer op als slachtoffer van haar (noodlottige) omstandigheden, maar maakt ze van haar situatie (ondanks haar slechte voorgevoelens (zie hiervoor o.a.: Frank 1986, 439, 491, 498) het (positieve) uitgangspunt van haar leven. Zoals ze van haar huisgenoten een evenwichtige (volwassen) behandeling eist, bevrijdt ze zich door het persoonlijke gesprek te zoeken, uit de onpersoonlijke roddel van het achterhuis. Net zoals ze van Peter verlangt over zichzelf te vertellen, zich over het gepraat heen te zetten (zie hiervoor: Frank 1986, 462) probeert ze in haar gesprek met Kitty de kinderlijke babbelzucht te doorbreken en te laten zien dat ze een politiek en sociaal wezen is dat zijn wortels in de traditie heeft en dat zich probeert uit het isolement van het individualisme te bevrijden door zijn ervaring mede te delen, zijn grenzen bespreekbaar te maken. Anders dan in de versie van Otto Frank waarin, zoals gezegd, enerzijds de door Anne geschrapte ‘feiten’ zijn opgenomen, en anderzijds de literaire trucjes, de grapjes en de politieke opmerkingen weer werden geschrapt, zodat in het bijzonder de afstand die Anne Frank steeds weer ten opzichte van haar concrete ervaringen schept, weer ongedaan gemaakt werd, presenteert Anne Frank zich in haar bewerkte versie als een voor haar leeftijd zeer rijpe persoonlijkheid. En wel een persoonlijkheid in de zin van de Vlaamse filosoof Leo Beyers, voor wie de persoon de ‘verschijningsvorm [is] van datgene wat door iemand heen klinkt’ (Beyers 1994, 180). In de bewerkte versie van haar dagboekbrieven toont Anne Frank zich niet als subject of object van het gebeuren, maar als rijper wordend meisje dat zich toont door de articulatie van het ‘zich te midden van’ het gebeuren bevinden (zie hiervoor: Beyers 1994, p. 265). Vooral deze Anne Frank komt in de versie van Otto Frank niet naar voren. Integendeel, onder druk van de objectieve feiten, van een verkeerd begrepen streven naar authenticiteit, heeft hij enerzijds te veel belang gehecht aan grote verhalen en anderzijds zijn dochter geïdealiseerd. | |||||||||||||||
De dagboeken van Mirjam PresslerMirjam Pressler heeft er in de door haar opnieuw geredigeerde versie en in de vertaling nog een schep bovenop gedaan. Hoewel ze, zoals gezegd, in de leesversie suggereert dat ze zich aan de versie van Otto Frank heeft | |||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||
gehouden, deze zelfs integraal heeft overgenomen, heeft ze in werkelijkheid iets heel anders gedaan. In de eerste plaats heeft ze geprobeerd zoveel mogelijk passages uit de a-versie op te nemen en daarom in de tweede plaats de hele vertaling aangepast aan de taal die de dertienjarige Anne Frank heeft gebruikt. Ze heeft dus niet alleen ‘door elkaar [...] gehusseld wat de wetenschappelijke uitgave zorgvuldig uiteen had gerafeld’ (Nussbaum 1999), ook de toon van de brieven is een heel andere geworden. Niet helemaal ten onrechte heeft Mirjam Pressler vastgesteld dat de in de jaren vijftig al wat oudere Anneliese Schütz ‘den eher frischen, an der gesprochenen Sprache orientieren Schreibstil Annes nicht getroffen [hat]’ (Pressler 1992, 27). Maar dat betekent nog niet dat men meteen het kinderlijke Nederlands uit versie a moet overnemen en de hele vertaling aan deze toon moet aanpassen en dat men mag negeren dat sommige brieven (zoals in de al vaker geciteerde brief van 14 juni) door Anne Frank helemaal niet in haar bewerkte versie werden opgenomen. Als voorbeeld neem ik nog eens de net geciteerde brief van 14 juni: de overname van een zin ‘An erster Stelle warst Du es, die ich zu sehen bekam und was wahrscheinlich eines von meinen schönsten Geschenken ist’ ontkent gewoon dat Anne ooit moeite zou hebben gedaan om van haar dagboekbrieven een literaire tekst te maken. Door dergelijke ingrepen en vertaalfouten (de ‘kopjes’ van de kat zijn bij Pressler bijvoorbeeld ‘Purzelbäume’ geworden!) (Frank 1991b, 11) verandert het beeld van de serene Anne Frank, dat door Otto Frank werd opgeroepen, bij Mirjam Pressler in dat van een onervaren, afhankelijk kind. Het is werkelijk jammer dat Mirjam Pressler zich niet van het typoscript van Otto Frank heeft gedistantieerd, dat ze niet heeft geprobeerd een nieuwe vertaling van de dagboekbrieven van Anne Frank te maken, en wel een vertaling die dichter in de buurt komt van dat wat Anne Frank met haar bewerking heeft gewild. Hoewel Mirjam Pressler zelf over de schrijfster Anne Frank heeft geschreven, ‘dass es ihr um mehr ging als um einen geschützten Platz für ihre Geheimnisse’ (Pressler 1992, 30), dat Anne Frank ook in haar ogen in haar dagboeken heeft geprobeerd ‘aus Wörtern ein Bild von sich und der eigenen Position in der Welt zu machen’ (Pressler 1992, 30), heeft ze nog minder dan Otto Frank rekening gehouden met de intenties van de schrijfster Anne Frank. Bij Mirjam Pressler blijft Anne Frank de bakvis die zonder afstand over zichzelf reflecteert. | |||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||
Hier negeert Mirjam Pressler opnieuw dat de schrijfster Anne Frank deze passage heeft herschreven, en zich van het kind Anne Frank (zichzelf) heeft gedistantieerd om er een opgroeiend meisje van te maken. In de b-versie van deze brief staat namelijk: Dinsdag 7 Mrt. 1944 (versie b) ‘Ik kijk op die Anne neer, alsof ze een leuk, maar erg oppervlakkig meisje was, die met mij niets meer te maken heeft. Peter zei zeer terecht over me: “Als ik jou zag was je steevast door 2 of meer jongens en een troep meisjes omringd, altijd lachte je en was je het middelpunt!” Wat is er van dit meisje nog overgebleven?’ (Frank 1986, 533) Laten wij dus hopen dat er snel een uitgave en een vertaling van de dagboeken van Anne Frank op de markt komt die niet alleen naar volledigheid streeft, die niet alleen gebruik maakt van zo veel mogelijk teksten van Anne Frank, maar die ook recht doet aan de intenties van de nog steeds miskende schrijfster Anne Frank. (Zie hiervoor ook: Nussbaum 1999) | |||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||
|
|