[Otto III]
OTTO III, bisschop van Utrecht, zoon van graaf Willem I en broeder van Floris V. Hij bestuurde namens zijn broeder Friesland, toen hij 1235 tot bisschop van Utrecht werd verkozen. Met moeite schijnt hij te Rome 's pausen goedkeuring verworven te hebben, vóór 1245, noemt hij zich dan ook niet bisschop maar elect van Utrecht. Met ijver legde hij zich op de verbetering der wereldlijke belangen en den inwendigen toestand van zijn Stift toe, ten einde de nadeelen in vroegere oorlogen veroorzaakt, ook met opoffering uit eigen middelen te herstellen. Na den dood zijns broeders in het tornooi van Corbeij nam hij den jongen graaf Willem II en het graafschap Holland onder zijn voogdij. Hij was bij diens krooning in 1248 tot koning van Rome tegenwoordig, ook was hij waarschijnlijk tegenwoordig bij diens ridderslag te Keulen en diens veel besproken ontmoeting met Albertus Magnus, het wonder der geleerde wereld van die eeuw. Ook bereidde hij vermoedelijk de invoering der Dominikanen orde in ons vaderland, het gevolg dezer ontmoeting, voor. In zijn tijd was het gebruik van Deventer munt in Overijssel zoo algemeen, dat in een brief, waarbij de Katentol in 1241 door den bisschop van de stad Deventer in erfpacht werd afgestaan, de som daarvan in Deventersche munt betaald werd. Otto stierf in 1249 en liet eene onwettige dochter na, die in 1269 door Floris V aan Boudewijn van Noordwijk uitgehuwelijkt werd.
Zie het Chron. van Beka, p. 62 seqq.; Matthaeus, ad Anonym. p. 229, Anal. T. V. p. 340; Meerman, Gesch. v. Graaf Willem D. I bl. 230 vv.; Arend, Vad. Geschied. D. II, st. I, bl. 236; de Geer, Bijdr. tot de Geschied. der Prov. Ulrecht, bl. 333 vv.; van Gils, Cath. Meijer. Memorieb. bl. 70; van Gils en Coppens, N. Beschrijv. van 's Hertogenb. D. I bl. 136; H.J. Royaards, Geschied. van het Christend. en de Christ. Kerk D. I bl. 120; Moll, Kerk. Geschied. van Nederl. D. II, st. I, bl. 114, 115; van der Chys, de Munten der Bisch. van Utrecht bl. 75, 80.