bij de belegering van Namen in 1747, woonde de belegering van Maastricht bij en was krijgsgevangen tot den vrede in 1748. Voorloopig op pensioen gesteld, werd hij nog in datzelfde jaar benoemd tot luitenant kolonel en kommandeur der kolonie Suriname, in plaats van den overledenen J.L. l'Archer. Hij volgde den gouverneur van Spôrcke, na diens overlijden in 1752 als waarnemend gouverneur op, evenwel niet dan nadat dit door de Gouvernante Anna gelast was geworden, daar ook de kolonel Otto Christiaan baron van Verschuer op die betrekking vermeende regt te hebben, en eerst den 2den Februarij 1753 aanvaardde hij het bestuur, totdat de nieuw benoemde gouverneur generaal Pieter Albert van der Meer in de kolonie kwam; na diens overlijden, werd Crommelin in zijne plaats benoemd, en den 26sten September 1757 als zoodanig plegtig gehuldigd.
Met veel beleid heeft Crommelin daarna de kolonie, gedurende nagenoeg twaalf jaren bestuurd, en de eer van haar, door de geslotene vrede met de boschnegerstammen, van eenen bedreigden ondergang te hebben kunnen redden, komt geheel aan hem toe. Mauricius, aan wiens oordeel men wel mag hechten, had, als gouverneur der kolonie, Crommelin leeren kennen, en gaf bij zijne terugkomst in het vaderland, de gunstigste getuigenis van zijne kunde en zijnen ijver voor de dienst in de kolonie. Crommelin kwam in 1768 in Nederland terug, en werd op zijn verzoek, den 27sten October 1769 gepensioneerd.
Het blijkt dat hij later wel moeite heeft gedaan, om weder als gouverneur generaal naar Suriname te worden gezonden, hetwelk echter niet gebeurd is. Hij woonde in den laatsten tijd van zijn leven te St. Oedenrode in 1781, en overleed te Grave den 5den Maart 1789. Hij was gehuwd eerst te 's Hage den 21sten Januarij 1738 met JOhanna Bertha van Orrock, die hem 3 dochters en een zoon schonk; en daarna in 1744 met Sijbrandina Cornelia Johanna Storm van 's Gravesande, waarbij hij vier zonen en vier dochters verwekte. Een zijner zonen was misschien de vaandrig Crommelin, wiens dapperheid inzonderheid uitblonk bij het hernemen van het door de Franschen bezette dorp Werwick aan de Lijs, tijdens den posten oorlog in Vlaanderen ten jare 1793.
Zie Jhr. C.A. van Sijpesteijn, in het Tijdschrift West-Indië, Bijdragen tot de Bevordering van de Kennis der Ned. West-Ind. Kolon., D. II. 2de aflev. bl. 36, 108; Bosscha, Neerl. Held. te Land, D. III. bl. 63; uit medegedeelde berigten aangevuld.