[Lambertus Canther]
CANTER (Lambertus) of Canther, geboren in het jaar 1513 te Groningen, van zeer deftige ouders, zijnde vermoedelijk een. zoon van Willem Canter, was als de langst levende van elf kinderen, de eenige erfgenaam zijner ouders. Na zich eerst te Keulen en daarna te Leuven in de wetenschappen geoefend te hebben, reisde hij naar Frankrijk en werd te Orleans, Doctor in de regten. Bij zijne terugkomst in de Nederlanden, werd hij, door den Keizer, tot Raadsheer in het Hof van Utrecht aangesteld, ter belooning van de diensten, welke zijn vader den Keizer bewezen had, met de zaken te Groningen in orde te brengen.
Canter zich te Utrecht nedergezet hebbende, besteedde al de tijd, die hem van zijne ambtsbezigheden overschoot, aan de beoefening der Letterkunde. In het jaar 1553 naar Groningen gereisd om zijne vrienden te bezoeken viel hij daar in eene ziekte die hem den 27sten Junij van dat jaar ten grave deed dalen.
Hij was gehuwd met Johanna van Wijek en was bij haar vader van Willem Canteren Dirk Canter, die beide volgen.
Zie Suffridi Petri, de Script. Fris, pag. 194 et seq.; Halma, Toon der Vereen. Nederl. van Hoogstraten en Brouërius van Nidek, Groot Algem. Hist. Woordenb.; Burman, Traj. erud., pag. 59; Brucherus, Gedenkb van Stad en Lande, bl. 298; Kok. Vaderl. Woordenb.; Aardrijksk Woordenb. der Nederl, D IV. bl. 955.