Nieuwsbrief
6 december 2023
Nieuws van DBNL - december 2023
Nieuwe titels van december
Ook deze maand zijn we weer druk bezig met het aanvullen van de selectie aan Surinaamse jeugdliteratuur, met daaronder een aantal werken van bekende auteurs. We pakken er enkele opvallende titels uit.
Een aantal werkjes over de natuur: De avonturen van Moski Zilverstreep van Matoeja, over de dagelijkse beslommeringen van enkele gevaarlijke muskietensoorten, mooi geïllustreerd; Het dierencontest (2008) van Wim Veer, met mooie dierenfoto’s; het Dierenalfabet van Orlando Emanuels, waarmee kinderen leren schrijven én de dieren leren kennen; en Thula (2005) van Ineke Oudekerk, een lieflijk verhaal over een koereiger. Voor de zwaardere kost is er No kwik in ons bos (2017) van Cynthia McLeod, over een meisje dat zich verzet tegen het gebruik van het zeer giftige kwik bij de goudwinning in het regenwoud.
Voor de feestdagen hebben we Kerst met de dieren in het Zanderijbos (2005) van Cyiza Wills, die een jaar eerder werd bekroond tot Surinames jongste schrijfster ooit. Ze had er even genoeg van om over mensen te schrijven, dus schreef ze een kerstverhaal over dieren. Het rijk geïllustreerde fantasieverhaal Arjuna’s overwinning (2015) van Cobi Pengel vertelt over het jongetje Arjuna, dat met behulp van de bijzondere ster Anuradha het kwade monster Bubu Fu Dungru moet overwinnen om het feest van het Licht te kunnen vieren.
Peter Pan Suriname (2009) van (weer) Cynthia McLeod en Elly Chang Pan Huo is een bewerking van het verhaal over de jongen die niet wil opgroeien, geïllustreerd met foto’s van een uitvoering van Balletschool Marlène uit Paramaribo. Tiffany (2014) van Marja Themen-Sliggers gaat over een meisje dat juist te snel moet opgroeien omdat ze zwanger raakt als tiener.
Twee dichtbundels: Dromen in Coronie (2010) bevat gedichten van kinderen, en de Kindergedichtenbundel (2018) van Hilli Arduin bevat gedichten vóór kinderen.
Hetty Paërl maakte twee stripverhalen voor de jeugd, De geschiedenis van Suriname (1975) en De geschiedenis van de 'Nederlandse' Antillen. Historia di Antia (1980, tweetalig). Daarin wil ze de strijd van de onderdrukte Surinaamse en Antilliaanse bevolking tegen de buitenlandse overheersing naar voren brengen. Deze werken vormen een interessant contrast met de Beknopte geschiedenis der kolonie Suriname (1863) van M.L.E. Vlier, dat een deel van dezelfde periode juist op een heel klassieke manier beschrijft.
Verder is na veel werk eindelijk het Walchers liedeboeck (1611) van de broers Schabaelje beschikbaar. Deze bundel bevat 153 stichtelijke liederen op bekende melodieën, bedoeld om de doopsgezinde gemeente te Alkmaar te vormen in een leven van vroomheid en godsvrucht. Leuk is dat er in sommige liederen acrostichons zijn verwerkt die lijken te verwijzen naar kennissen van de jeugdige auteurs, zoals Barbara Schruyters, Catelintje Philips, Mecheltje Jans en Pieter Cornelissoon.
Ten slotte komt met Het leven van de seer edele doorluchtighste en H. Begga (1712) een hagiografie van de heilige Begga beschikbaar, voorzien van aanvullende informatie over de leden van de Begijnenorde.
Parels uit DBNL: het weekblad ‘De Hollandsche Lelie’
De periode rond 1900 was een tijd van ongekende vooruitgang op technologisch gebied en van evoluties op het gebied van de vrouwenemancipatie en de arbeidersbeweging. Het was een bloeiperiode voor de kunsten en de mogelijkheden om te reizen namen – althans voor de mensen met geld – enorm toe. Dankzij de verbeterde communicatiemiddelen was men snel op de hoogte van wat er elders in de wereld gebeurde. In het wekelijks verschijnende blad De Hollandsche Lelie zijn veel van dit soort ontwikkelingen van zeer nabij te volgen.
De Hollandsche Lelie was een tijdschrift voor jonge dames dat bestond van 1887 tot 1934. De meest uiteenlopende onderwerpen kwamen erin aan bod: verhalen en gedichten, etiquette, uitvindingen, reizen, fietsen en andere vormen van beweging, boekentips, praktisch huishoudelijk advies, vrouwenkiesrecht, het wereldnieuws, mode, het koningshuis, et cetera. Het belangrijkste doel was de lezeressen voor te bereiden op het leven in de maatschappij, nadat zij hun opleiding hadden afgerond.
De hoofdredactrices van het blad waren meestal schrijfsters die in hun tijd zeer bekend waren, en terecht: Johanna van Woude bijvoorbeeld schreef met Hollandsch binnenhuisje een enorme bestseller, die vele herdrukken kende en in verschillende talen vertaald werd.
In DBNL zijn de jaargangen tussen 1903 en 1916 te vinden en in die periode zwaaide Anna de Savornin Lohman de scepter. Deze eigenzinnige freule transformeerde het blad van een wat zoetig meisjestijdschrift tot een steeds verder polariserend opinieblad. Ze schreef zelf felle stukken over godsdienst, feminisme, de oorlog en waar ze zich verder maar druk over maakte. Na de ondergang van de Titanic bijvoorbeeld ging het in de media voortdurend over de beroemdheden die verdronken waren. De Savornin Lohman ergerde zich daar vreselijk aan en vroeg in het nummer van 24 april 1912 juist aandacht voor de bemanning en alle andere ‘honderden en nog eens honderden niet-rijkaards’ die waren omgekomen.
Ook voor mensen die dieren niet goed behandelen had ze geen goed woord over. Aan een lezeres die teleurgesteld uit een asiel huiswaarts keerde omdat er geen mooi, zindelijk hondje was, schreef ze: ‘Mevrouw. Ik acht mij verplicht – in het belang van de ware dierenliefde – hier in het openbaar te zetten, dat ik U een onuitstaanbaar-aanstellerig, quasi-van-honden-houdend schepsel vind, aan wien ik nooit, welke zwervende hond ook, en al is hij ook nog zoo kamerzindelijk zal zenden. Veel liever maak ik hem terstond af.’
Na haar huwelijk legde De Savornin Lohman in 1916 de pen neer als hoofdredactrice. Vanaf dat moment kwam De Hollandsche Lelie weer in wat rustiger vaarwater.
Gea Schelhaas beheert een website over het tijdschrift: www.dehollandschelelie.nl
De Hollandsche Lelie. Jaargang 1-47. 1887-1934.