Nieuwsbrief
2 februari 2022
Nieuws van de DBNL - februari 2022
Nieuwe titels van februari
Of je zijn boeken nu zelf las op school of er uit voorgelezen werd door grootouders: bij veel Nederlanders roept de naam ‘Anne de Vries’ jeugdherinneringen op. Deze maand komen van de onderwijzer en schrijver meerdere werken online, namelijk Verhalen uit het land van Bartje (1936), Hilde (1939), Licht der wereld. Kerstvertelboek (1941) en Vader en Jaap (1949). De collectie jeugdliteratuur wordt verder aangevuld met Wietse wou wat anders (1945) van de eveneens bekende Nederlandse kinderboekenschrijver K. Norel en Vrolijke vrienden (1940) van Jan Mens.
Minder geschikt voor de jeugd is het werk van de Vlaamse schrijver Paul Kenis. Hij onderbrak zijn literaire studies aan de Universiteit Gent om als dandy het leven in Parijs te gaan verkennen. Na een korte periode in de decadente hoofdstad keerde hij noodgedwongen terug naar Gent. Eenmaal teruggekeerd raakte hij in de ban van het socialistische gedachtegoed en zou hij steeds radicalere vormen hiervan opzoeken. Dit leidde er uiteindelijk toe dat hij zich in 1907 aansloot bij de anarchistische en libertaire Colonie libertaire d’Aiglemont in de Franse Ardennen. Over zijn verblijf bij deze commune bracht hij in 1930 een gefictionaliseerd verslag uit getiteld De apostels van het nieuwe rijk.
De Belgische Illustratie was van 1868 tot 1884 een vermaard Vlaams weekblad met talloze letterkundige bijdragen en veel illustraties. Ondertitel was ‘Zondagsblad voor het Vlaamsche volk’. Door de veelheid en diversiteit aan artikelen is het een ideaal tijdschrift om in te grasduinen. De vier jaargangen die deze maand online komen laten daarnaast weer eens zien dat er niets nieuws onder zon is, bijvoorbeeld door een artikel over processierupsen en een opsomming van menselijke (mannelijke) grillen.
Verder zijn vanaf deze maand beschikbaar in DBNL: Amerika. Van kolonie tot wereldmacht. De geschiedenis van de Verenigde Staten (1949) van historicus Jacques Presser die later vooral bekend werd door zijn publicatie over de Jodenvervolging, columns van Henriëtte van Eyk in Uit en thuis aan de gracht (1957) en het toneelstuk De krankzinnige van Leide (1862) van acteur en schrijver Karel Ondereet.
Parels uit de DBNL
‘Duitschland heeft aan België den oorlog verklaard,’ schrijft Virginie Loveling (1836-1923) op dinsdag 4 augustus 1914. Gedurende de hele oorlog zou ze een dagboek bijhouden, dat later is gepubliceerd onder de titel In oorlogsnood. Dat was niet zonder risico, want over de bezetting schrijven was door het strenge Duitse bewind verboden en bovendien werd Loveling als belangrijke Vlaamse intellectueel in de gaten gehouden door de bezetter. Niettemin noteerde Loveling nauwgezet alles wat zij in haar stad Gent en de omgeving daarvan meemaakte. En dat is een bijzondere prestatie, want Loveling was al 78 jaar toen de oorlog uitbrak.
Lovelings hoge leeftijd weerhield haar er niet van om, voor zover dat mogelijk was, op pad te gaan en de gevolgen van de oorlog zelf te onderzoeken. Zo beschrijft ze onder andere hoe ze de locatie van een neergestorte zeppelin bezoekt. Haar dagboek is ook bijzonder door de alledaagse beslommeringen van de bezetting en door alle gewone mensen die ze beschrijft en aan het woord laat. Maar Loveling is in haar dagboek géén neutrale toeschouwster. Zij veroordeelt bijvoorbeeld de Vlaamse activisten, die met steun van de bezetter de Universiteit van Gent wisten te vernederlandsen. Ook gaat zij uitgebreid in op haar eigen werk. Het dagboek is bij haar leven niet uitgegeven, pas in 1999 maakte de Koninklijke Academie in Gent een eerste editie van het overgebleven materiaal, die later is uitgebreid. Daar is de DBNL-versie op gebaseerd.
Ook de Vlaamse schrijver Stijn Streuvels (1871-1969) hield een oorlogsdagboek bij. Zijn relaas over de maanden van augustus tot december 1914 werd al in de jaren 1915-1916 uitgegeven door zijn vaste uitgever Veen. Ook daarna hield Streuvels zijn dagboek bij, maar de delen over de volgende jaren van de oorlog zijn pas veel later voor het eerst uitgegeven. Toen zijn dagboek over 1914 nog tijdens de oorlog werd gepubliceerd, kreeg Streuvels veel kritiek. Hij schroomde niet om de Belgische propaganda te bekritiseren, naast de Duitse. De patriottische geestdrift kon hij maar amper delen en ook uitte hij zich vaak in pacifistische zin. Dat werd hem niet altijd in dank afgenomen.
Streuvels beschrijft in zijn dagboek de gevolgen van de oorlog in en rond zijn woonplaats Ingooigem, waar hij alleen woonde nadat hij zijn vrouw en kinderen voor hun veiligheid naar Amsterdam stuurde. Uit solidariteit met zijn land- en dorpsgenoten bleef hij in Ingooigem, ook omdat hij zo nauwgezet kon waarnemen en noteren wat er rond zijn dorp gebeurde. Streuvels’ dagboek gaat daarom vooral over het lokale, over dat wat hij met eigen ogen nog wel kon zien en verifiëren. En dat is ook de waarde van de dagboeken van Loveling en Streuvels: aan de feitengeschiedenis van de Eerste Wereldoorlog voegen ze misschien niet veel toe, maar ze tonen wel wat voor leed de oorlog voor gewone mensen betekende, in hun eigen stad of streek en hoe men het hoofd boven water trachtte te houden. In die zin zijn het zeer belangrijke documents humains.
Virginie Loveling, In oorlogsnood (ed. Bert Van Raemdonck). Herziene editie in de DBNL (eerder verschenen in het Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie van de KANTL, Gent 2004), 2007
Stijn Streuvels, In oorlogstijd. Het volledige dagboek van de Eerste Wereldoorlog. Orion, Brugge / B. Gottmer, Nijmegen 1979