De processierupsen.
Uit verschillende streken van het land werden ook dit voorjaar klachten gehoord over een groote menigte rupsennesten welke in die plaatsen de vruchtboomen letterlijk bedekten; vele middelen werden aan de hand gedaan om dit kwaad te voorkomen, andere om het tegen te gaan. Van deze middelen willen wij hier niet spreken, liever doen wij eene soort van rupsen kennen die dikwijls groote schade toebrengt.
‘Uit verschillende streken’ zoo verhaalt een opmerker, ‘heeft men in vroegere jaren klachten gehoord over de groote verwoestingen door de rupsen aangericht; op sommige plaatsen in de Kempen hebben de eikenboomen vooral veel te lijden gehad, niet weinigen waren letterlijk kaal geëten door de zoogenaamde Processie-rupsen, wier levenswijze eenige merkwaardige bijzonderheden aanbiedt. Op den rug zijn ze donkergrauw, op de zijden grijs en van witte zeer lange haren voorzien; over dag vindt men ze rustig in groote troepen bijeen in een spinsel aan den voet van den eikenstam zitten, soms echter ook op een tamelijken afstand van den grond. Tegen den avond trekken zij processiesgewijze naar de takken van den boom om te eten; zij vormen een lange samenhangende ketting, wijl zij elkander bij den staart of bij de haren vasthouden. 's Morgens vroeg bevinden zij zich nog in de takken van den boom, en dan komen de spreeuwen er in menigte op azen; doch eenigen tijd na het aanbreken van den dag komen zij in dezelfde orde naar het nest terug. Op sommige boomen waren zij dikwijls zoo ongeloofelijk talrijk, dat het nest aan den eenen kant bijna geheel den boomstam bedekte. Bijkomende omstandigheden schijnen echter op den tijd van het op- en nedergaan invloed uit te oefenen; althans wij hebben waargenomen dat, terwijl op den eenen boom een troep naar beneden daalde, op een anderen een troep naar boven klom. Verschillende keeren hebben wij een opgaande ketting verbroken door er met een stokje eenige rupsen uit te stooten en tevens de draden weg te nemen welke zij al kruipende achter laten. Het bovenste stuk der ketting bleef altijd zijn weg voortzetten; de voorste rups van het onderste gedeelte aarzelde gewoonlijk een weinig, sloeg eenigszins zijdelings af, en werd altijd door alle anderen gevolgd; een enkele maal keerde er zich een, in plaats van verder naar boven te kruipen, met een bocht naar beneden en alle overigen volgden dezelfde lijn. Men moet zich wachten de rupsen met de bloote hand aan te raken, want de haren die zeer bros en eenigszins doornachtig zijn blijven dikwijls in de huid vast zitten, en veroorzaken daar een soort van inflammatie; wanneer men er eenigen van in het oog krijgt zwelt dit op, en er verloopen verscheiden uren alvorens het weder in zijn gezonden toestand is teruggekeerd.