Nieuwsbrief
1 juli 2019
Nieuws van de DBNL - juli 2019
Nieuwe titels van juli
De Vlaamse schrijver Paul Kenis studeerde letteren en wijsbegeerte in Gent, maar vertrok op twintigjarige leeftijd naar Parijs, waar hij zich in de decadente wereld van de bohemiens stortte. Hij ontmoette daar een meisje dat werkte als naaister en schreef over zijn relatie met haar de novelle De kleine Mademoiselle Cérisette, waarmee hij aantoonde als een van de eerste auteurs in Vlaanderen oog te hebben voor erotiek in de literatuur. Het verhaal verscheen in 1911 in het literaire tijdschrift De Bloemgaard. De DBNL brengt de eerste zelfstandige druk uit 1921 online.
In Het monster van de oorlog wordt een verzameling liedjes en gedichten over de Eerste Wereldoorlog gepresenteerd vanuit Nederlands perspectief. De samenstellers wilden hiermee het misverstand wegnemen dat deze oorlog geen sporen zou hebben achtergelaten in de Nederlandse literatuur. Aan het woord komen dichters als J.C. Bloem, Herman Gorter en Hélène Swarth, maar ook bijvoorbeeld Jean-Louis Pisuisse, die wel gezien wordt als de grondlegger van de Nederlandse kleinkunst. De verzameling toont de betrokkenheid van deze schrijvers bij de problemen van alledag destijds, zoals smokkel en voedseltekorten, maar ook bij de ellende van het slagveld. De eerste druk uit 2004 staat nu online.
Veel reisverhalen deze maand, van schrijvers Cees Nooteboom en A. den Doolaard. Nooteboom schreef in de jaren zestig voor de Volkskrant korte reisverhalen en Den Doolaard werkte samen met fotograaf Cas Oorthuys aan de Contact foto-pockets die liepen van 1951 tot 1965. Van Nooteboom verschijnen vier titels online, van Den Doolaard acht, waaronder enkele van bovengenoemde pockets.
Verder online deze maand vier romans van Marijke Höweler, waaronder haar doorbraak Van geluk gesproken, het boek Batavia (1588) van Hadrianus Junius waarin Laurens Janszoon Coster voor het eerst bij naam genoemd wordt als uitvinder van de boekdrukkunst, terwijl toen al bij velen bekend moet zijn geweest dat dat een legende was, en tien nieuwe jaargangen van Onze Taal. Daarin wordt deze keer onder andere gesproken over de foutste opmerkingen van mannen tegen vrouwen en de invloed op onze taal van Van Kooten en De Bie.
De schatkamer van… Mike Kestemont
‘Mijn schat in de DBNL is de grote hoeveelheid middeleeuwse literatuur. Die verzameling is uniek, andere landen hebben zo’n overzicht helemaal niet. De dekkingsgraad is ook heel hoog, bijna alles staat erin. Voor mij en mijn vakgenoten is dat fantastisch. Ik werk namelijk veel met computertechnieken en heb dus digitale teksten nodig.
Mijn werk richt zich op de stylometrie, waarbij de schrijfstijl van teksten wordt onderzocht met de computer. Ik richt me daarbij specifiek op auteursherkenning en probeer met behulp van algoritmes anonieme teksten toe te schrijven aan auteurs. Zo heb ik bijvoorbeeld samen met collega’s uit Amsterdam en Utrecht in 2016 onderzoek gedaan naar het Wilhelmus. Dat is een anonieme tekst, maar er waren heel veel hypotheses over wie de auteur zou kunnen zijn. We hebben toen met behulp van de DBNL een corpus teksten samengesteld van schrijvers die ooit genoemd waren als mogelijke auteur, van bijvoorbeeld Philips van Marnix van Sint Aldegonde en Coornhert. Ter controle hebben we ook teksten toegevoegd van auteurs die nog nooit met het Wilhelmus in verband waren gebracht. Van theoloog Pieter Datheen bijvoorbeeld, die eerst bevriend was met de Oranjes, maar later niets meer met hen te maken wilde hebben. We lieten het algoritme los op de teksten en tot onze verbazing kwam hieruit naar voren dat deze voor ons onbekende Datheen de vermoedelijke schrijver is. Dit terwijl niemand aan hem dacht.
Het leuke aan de DBNL is dat er dus ook teksten van auteurs als Datheen in staan, er wordt zonder vooroordelen gedigitaliseerd. We zijn heel bevoorrecht dat wij zoiets in ons taalgebied hebben. Zo’n onderzoek zou in andere talen namelijk helemaal niet mogelijk zijn op dit moment.
Het zou voor mij als onderzoeker wel fijn zijn als ik niet altijd een browser nodig had om teksten te vinden. Ik zou wel een API willen toevoegen, een zogeheten application programming interface. Dan kan ik gewoon zeggen ‘geef me alle teksten van na 1550 en voor 1600’ en dan krijg ik die. Nu moet ik gaan zoeken op de site. Oftewel: ik zou de databank meer complex willen kunnen ondervragen. Verder wil ik de DBNL graag houden zoals ze is, gestaag uitbreidend. We mogen echt trots zijn op zo’n interessant project.’
Mike Kestemont doceert digitale tekstanalyse aan de Universiteit Antwerpen. Hij promoveerde op een proefschrift over auteursherkenning in Middelnederlandse epiek. Zijn huidige onderzoek richt zich op toepassingen van kunstmatige intelligentie in de studie van de letterkunde. Recent verscheen zijn eerste roman De zwarte koning bij uitgeverij Lannoo (2019). Over het onderzoek naar het Wilhelmus hield hij in 2016 de Louis Peter Grijp-lezing.
Foto: Koen Broos
Parels uit de DBNL
Op 13 mei 1619 werd raadpensionaris Johan van Oldenbarnevelt onthoofd op het Binnenhof in Den Haag. Oldenbarnevelt, de wijze bestuurder, werd slachtoffer van een conflict met stadhouder Maurits van Oranje. Directe aanleiding was het geschil over de godsdienstige opvattingen van de gomaristen en arminianen, maar de strijd tussen Oldenbarnevelt en Maurits ging in feite over de macht in de jonge Republiek. Velen waren geschokt door deze politieke moord, weinigen durfden daar openlijk uiting aan te geven vanwege de gespannen situatie.
De dichter Joost van den Vondel (Keulen, 17 november 1587 - Amsterdam, 5 februari 1679) was zeer ontdaan over deze dramatische gebeurtenis en schreef er een toneelstuk over. Dat publiceerde hij pas in 1625, na de dood van Maurits en zelfs toen nog verpakt in een allegorisch verhaal. Palamedes oft Vermoorde onnooselheyd gaat zogenaamd over Palamedes, een Griekse legeraanvoerder uit de Trojaanse oorlog. Die had een conflict met Odysseus, werd valselijk beschuldigd en werd vervolgens terechtgesteld. In feite gaat het toneelstuk over de situatie tussen Maurits en Oldenbarnevelt. Vondel publiceerde het werk anoniem, maar men kwam erachter dat hij de auteur was. Hij kreeg een boete en de uitgave werd verboden. Ook toen al: geen betere promotie voor een boek dan het te verbieden! Er verscheen illegale herdruk op illegale herdruk – in de STCN (Short-Title Catalogue Netherlands) zijn zeven edities uit 1625 te vinden. Het werd een veelgelezen tekst, die ook in de jaren daarna nog op de pers werd gelegd.
Palamedes was en is geen bekende figuur. Hoe kwam Vondel er dan bij om hem als hoofdfiguur voor zijn toneelstuk te kiezen? Natuurlijk, de belevenissen van Palamedes lijken op hetgeen Oldenbarnevelt overkwam, maar hoe wist Vondel dat? Volgens Ton Harmsen van de Universiteit Leiden (Neerlandistiek, 22 januari 2016) heeft Johannes Meursius (1579-1639) Vondel op Palamedes gewezen. Beiden droegen Oldenbarnevelt een warm hart toe en waren verontwaardigd over zijn veroordeling en terechtstelling. En zo liet Vondel Palamedes het stuk openen met de volgende regels:
‘Die sorgt, en waeckt, en slaeft, en draeft, en ploegt, en sweet,
En tot 's Landts oorbaer vast een lastigh ampt betreed,
En waent de menschen aen syn' vroomheyd te verbinden;
Die sal sich jammerlijck in 't end' bedrogen vinden,
Van 't wispelturigh volck; dat veel te los van hoofd,
Genooten dienst vergeet, en leyder 't quaed gelooft.
VVat dorperheyd is dit, onedele gemeente;
Wat bitse nyd verteert het merch in uw gebeente;’
Is dat niet wat Oldenbarnevelt overkomen was? Hij had gezwoegd en gezweet voor het land, een lastig ambt bekleed, gedacht dat hij gewaardeerd werd door het volk om tenslotte ten onder te gaan door jaloezie. Jaren later schreef Vondel een nog openlijker gedicht over de moord dat veel meer mensen kennen: ‘Het stockske van Johan van Oldenbarnevelt, Vader des Vaderlants’.
Joost van den Vondel, Palamedes oft Vermoorde onnooselheyd. Jacob Aertsz Calom, Amsterdam 1625