verkies niet tot een zoutpilaar gemaakt te worden, zooals Loth's nieuwsgierige huisvrouw.
Ja, maar de soep is .... dat kan ik voor den drommel zelf merken wat die soep is; bedorven is ze, onmogelijk te eten. Hoor eens, mijn beste, je hebt onmogelijk in één winkel van ons stadje zooveel zout bij elkander kunnen scharrelen. – Zeg eens eerlijk, in hoeveel winkels is de meid geweest, om die zoutzee daar in de terrine te kunnen aanrichten? Och neen, zeg het ook maar niet; de rekeningen zullen het later wel uitwijzen, want je hebt onmogelijk genoeg gehad aan je huishoudgeld voor zulke ontzaglijke inkoopen.
Ja, maar de soep is .... Ja, jawel, leversoep is mijn lievelingsgerecht, dat is ook zoo; het komt er echter maar op aan, vrouwtje, hoe de spijs toebereid wordt. – Van visch houd ik ook heel veel, maar daarom zou ik toch geen lust hebben mij in een menagerie te laten opsluiten, om mij door de bezoekers te laten opvullen met stukjes walvisch, in levertraan gedoopt. Er was ook eenmaal een periode in mijn leven, toen ik zekere voorliefde had voor vrouwen, maar ik heb er toch nooit over gedacht, weg te loopen met een oude schoonmaakster. Op dezelfde manier houd ik veel van leversoep, maar ik ben een ouwe rot, en je kunt mij niet voor den gek houden, door pekelharing toe te bereiden met azijn en suiker.
Ja, maar de soep is .... Ik zal je zeggen hoe de soep is, mijn kind, die is geschikt om een man zijn eigen huis uit te jagen. Zeg het liever ronduit, als je van mij af wilt, Klara. Zoo iets is heel best mogelijk, zonder dat je pogingen behoeft te doen om mij te vergiftigen. Je kunt van mij afkomen zonder je geweten zoo gruwelijk te