Souterliedekens
(1540)–Willem van Zuylen van Nyevelt– Auteursrechtvrij§ Den .C.xxxv. psalm Confitemini Domino quoniam bo. Na die wise van een danslieken.Lijnken sou backen, mijn Heer sou kneen. Int walsch. Le bergier & la bergiere sont a lumbre dung buysson. Loeft God. WIlt doch belyen, met melodyen Ga naar margenoot+
Den Heer, want hy is alsoe goet
En God der goden tallen tyen Ga naar margenoot+
Danct en loeft in uwen moet.
Eewich zijn ghenade sal dueren
En zijn goetheyt niet vergaen.
Eewich en tot allen vren
| |
[Folio V3r]
| |
Eewich salse bliuen staen.
Wilt doch eeren den Heer der Heeren Ga naar margenoot+
En hem beliden dach en nacht
Hi die alleen hier can hanteeren Ga naar margenoot+
Wonder dinghen doer zijn cracht
Eewich zijn ghenade sal dueren
En zijn goetheyt niet vergaen
Eewich en tot allen vren
Eewich salse bliuen staen.
Wilt hem louen, die hemelsche houen Ga naar margenoot+
Die const hi maken met verstant
Daertrijck op dat water bouen Ga naar margenoot+
Heeft hy hier seer vast gheplant.
Eewich zijn ghenade sal dueren. &cetera.
Groote lichten, wilde hy stichten, Ga naar margenoot+
Voer den dach, die sonne claer Ga naar margenoot+
Die Maen, en sterren, tot ghesichten Ga naar margenoot+
Voer den nacht: dits ymmer waer
Eewich zijn ghenade sal dueren. &cetera.
Die eerste gheboren wou hi verstoren Ga naar margenoot+
Als hy Egypten heeft gheplaecht
Van daen hi bracht zijn wtuercoren Ga naar margenoot+
Israhel: seer onuersaecht.
Eewich zijn ghenade sal dueren. &cetera.
Sijn mogende hant maecte hi bekant Ga naar margenoot+
Aldaer hi deylde die roode ze. Ga naar margenoot+
En bracht soe Israhel wt dat lant. Ga naar margenoot+
Daer me hy Pharo tonder de. Ga naar margenoot+
Eewich zijn ghenade sal dueren
Die den sinen doer die woestinen Ga naar margenoot+
| |
[Folio V3v]
| |
Leyde, en die coninghen groot,
Die stercke princen, dede verdwinen: Ga naar margenoot+
Die hi versloech al totter doot. Ga naar margenoot+
Eewich zijn ghenade sal dueren. &cetera.
Seon verslaghen, naer zijn behaghen Ga naar margenoot+
End Og, den coninck van Basan Ga naar margenoot+
Haer lant dat heeft hy op ghedraghen Ga naar margenoot+
Israhel: die dat ghewan. Ga naar margenoot+
Eewich zijn ghenade sal dueren. &cetera.
Daer wij saten, gheheel verlaten, Ga naar margenoot+
Heeft hy van bouen aen ons ghedacht
Ende ons, van alle die ons haten Ga naar margenoot+
Vry ghemaect: en thuys ghebracht.
Eewich zijn ghenade sal dueren. &cetera.
Wilt hem prisen, die tvleesch can spisen, Ga naar margenoot+
Den God des hemels dancken seer. Ga naar margenoot+
Den Heer der Heeren wilt bewisen, Ga naar margenoot+
Glory, lof, end alle eer.
Eewich zijn ghenade sal dueren. &cetera.
|
|