Souterliedekens
(1540)–Willem van Zuylen van Nyevelt– Auteursrechtvrij
[Folio S8r]
| |
En hebdy niet ghesien Cornelis neue, die ghister auont vijf WAnneer ick was in druc in pine Ga naar margenoot+
Riep ick tot God en viel aen boort
Hi heeft certeyn met bliden schine
Mijn droeuich clagen wel verhoort.
O Heer mijn siel wilt doch bevryen Ga naar margenoot+
Al vanden boosen lippen quaet
En van een tong tot allen tyen
Die niet dan boosheyt wt en slaet.
Wat mach o Heer v wederuaren Ga naar margenoot+
Al van een tong seer boos en stout?
Wat canse teghens v verclaren?
Al spreectse fel en daer toe bout,
Recht als des stercken scutters pilen Ga naar margenoot+
En vierighe colen seer onghier
Si schieten en vlieghen bi wilen
Seer fel en boos is haer ghetier.
Eylaes, ick mach wel claghen Ga naar margenoot+
Recht als een ballinck, doert torment
Dat hier verlengt worden mijn daghen
Ick heb ghewoont in Cedars tent.
Mijn siel heeft lang gewont, ghebleuen Ga naar margenoot+
Bi die den vrede haten, fel
Ick was vreedtsamich in mijn leuen.
| |
[Folio S8v]
| |
Ick sprack, si mi bestreden snel.
|
|