Souterliedekens
(1540)–Willem van Zuylen van Nyevelt– Auteursrechtvrij§ Den .lxxxviij. psalm Misericordias Domine in eter. Nae de wise Haer vrouwelijck sucht, haer edel ducht.DIe goetheyt van mijn Heer Ga naar margenoot+
Sal ick hier altijt meer
Singhen al inder eewicheyt
V waerheyt end v eer Ga naar margenoot+
In minen mont sal seer
Gheloeft zijn en altijt verbreyt
Ghi spraect want mijn ghenade fijn Ga naar margenoot+
Inden hemel sal ghetemmert zijn.
V waerheyt daer ooc wesen sel
Ick maeck mijn testament Ga naar margenoot+
| |
[Folio N2v]
| |
seer wel: wel
Die ick voer mijn vercoren tel.
Dauid mijn knecht voerwaer Ga naar margenoot+
Swoer ick met woerden claer
V saedt sal ick bereyden hier
V stoel sal zijn al daer Ga naar margenoot+
Eewich, ick ben v vaer
Die hemelen prisen v wercken fier. Ga naar margenoot+
V waerheyt wort seer hooch gheacht
In v ghemeynte, dach en nacht
Wie sal ghelijck zijn Gods soon? Ga naar margenoot+
Gheseten op sijn hoghen throon//throon
Wie is van Godes kinderen also schoon?
Al bi den heylighen reyn Ga naar margenoot+
Seer groot is God certeyn
Seer vreeslijck, ende excellent
Wie is int aertsche pleyn Ga naar margenoot+
Ghelijck ghi Heer alleyn?
Die waerheyt Heer is v altijt ontrent
Ghi zijt seer goet, en machtich me Ga naar margenoot+
Want ghi regeert die macht der ze.
Haer stormen ghi tot stilte weynt
Den op gheblasen ghi hier vercleynt//cleynt Ga naar margenoot+
V vyanden ghi crachtich scheynt.
Den hemel, en daerde gheheel Ga naar margenoot+
Sijn v: dit schoon rondeel
Het noorden, die zee hebt ghi ghemaect
| |
[Folio N3r]
| |
Thabor en Hermon veel Ga naar margenoot+
Verblijt zijn sonder scheel
In uwen naem tot vruecht gheraect
Groot is v sterckheyt in dit dal Ga naar margenoot+
Verheuen moet zijn ouer al
V hant: uwen stoel is seer verciert
Oprecht ghi alle dinghen hantiert//tiert
Want met iusticie ghi ons regiert.
Goetheyt sal voer v gaen Ga naar margenoot+
Die waerheyt bi v staen
Salich zijn si dien dit verhuecht
V licht sal haer beuaen Ga naar margenoot+
Vwen naem sy cleuen aen
In v gherechticheyt seer veruruecht
Want ghi altijt, haer glory zijt Ga naar margenoot+
Doer v zijn wij ghebenedijt.
God neemt van ons, ons swaer ghequel Ga naar margenoot+
En bewaert ons coninck van Israel//el
Hy is ons trooster en niemant el
Ghi spraect uwen heylighen doen Ga naar margenoot+
Heer doer een visioen
En seyt, ick heb mijn cracht ghestelt
In eenen man seer koen
Verstaet wel mijn sermoen.
Dien heb ick wt mijn schaer ghetelt.
Dauid heb ick gheuonden siet Ga naar margenoot+
Mijn knecht dien ick met olie ghiet
Ick schenck hem hulp, troost, en bystant, Ga naar margenoot+
Die soon der boosheyt vol van alle scant//scant Ga naar margenoot+
Sal hem niet crencken met zijnder hant.
Ick sal verdrucken snel Ga naar margenoot+
En maken heel rebel
Ick salse driuen al in die vlucht
Die hem haten seer fel
Doen teghens mijn beuel.
| |
[Folio N3v]
| |
Mijn waerheyt is zijn beste vrucht Ga naar margenoot+
En mijn goetheyt maect hem bequaem
Sinen hoorn, zijn macht in minen naem
Die is heerlijck gheexalteert
Sijn rijc heb ic altijt vermeert//meert
Want ouer al hy triumpheert.
Soe ver alst water vloet Ga naar margenoot+
Sijn handen stel ick goet
Sijn rijck sal wesen groot opter eerd
Hy badt my o vader soet Ga naar margenoot+
Ghi zijt die my behoet
Ick stel hem bouen die coninghen weerd Ga naar margenoot+
Ick sal hem in alsulcken schijn
Als voer den eersten gheboren mijn
Mijn goetheyt ende testament Ga naar margenoot+
Eewich bewaren sonder ent//ent
Want ick hem in mijn sinnen heb gheprent
Eewich stel ick zijn saet Ga naar margenoot+
Sijn throon in sulcker maet
(Als hemelsche daghen) duert eewelijck
Eest dat zijn kinderen quaet Ga naar margenoot+
Mijn wet (dese woerden vaet)
Mijn woerden, en mijn gheboden rijck
Verachten: en bewaren niet Ga naar margenoot+
Ick sal haer straffen met verdriet Ga naar margenoot+
En haer castyen met een gherdt
Besoecken ooc met slaghen herdt//herdt
So dattet hen ter deghen smerdt.
Mijn goetheyt en ghenaey Ga naar margenoot+
En sal ick vroech noch spaey
Van haer verstroyen, dit wel versint
Ick sal sonder delaey Ga naar margenoot+
Mijn waerheyt houden fraey
Mijn testament, sal bliuen ongheschent
Mijn woerden, die gaen wt minen mont
| |
[Folio N4r]
| |
En sal ick breken tot gheender stont.
Eens swoer ick bi mijn groote trou Ga naar margenoot+
Dat ick Dauid niet lieghen en sou//sou
Want ick zijn saet eewich behou.
Sinen throon in mijn aensicht Ga naar margenoot+
Schijnt als der sonnen licht
En schijnt eewich ghelijck die maen
Hier bouen (hoort dit ghedicht)
Hy is een tuych ghesticht
Die den hemel heeft open ghedaen.
Waer om Heer ghi veracht, versmaet, Ga naar margenoot+
Dat ghi uwen Christum achter laet
Dat ghi tverbont van uwen knecht Ga naar margenoot+
Ghebroken hebt: niet opgherecht//recht
Sijn heylighe plaets die leyt seer slecht.
Ghi hebt zijn mueren pladt Ga naar margenoot+
Ghemaect: al van zijn stadt
Sijn maiesteyt gheheel verplet
Hem zijn sy gheworden sadt Ga naar margenoot+
Al die ghinghen haren padt
Sy hebben op hem veel spijts gheset Ga naar margenoot+
Ghi maecte sterck en hebt verblijt
Die hem altijt hebben benijt.
Ghi hebt zijn sweert van hem ghekeert Ga naar margenoot+
En hebt hem niet ghedefendeert//deert
Als hy was inden strijt verneert.
Ghi hebt sinen stoel beulect Ga naar margenoot+
Die leyt ter aerd ghestrect
Sijn daghen hebt ghi seer vercort Ga naar margenoot+
Met schand is hi beghect
Hoe lang ghi Heer onttrect Ga naar margenoot+
V hulp? uwen thoorn onsteken wort
Wat mijn substancy is: ghedenct Ga naar margenoot+
Hoe ons die ydelheyt hier crenct
Wie ysser die op aerden leeft Ga naar margenoot+
| |
[Folio N4v]
| |
Die hier een eeuwich leuen heeft//heeft
Die inde doot hier niet en sneeft.
Waer is v goetheyt groot? Ga naar margenoot+
Die ghi Dauid hier boot
Al doer v waerheyt met uwen eedt?
Vwer knechten schand en noot
Die ick draech in minen schoot
Ghedenct hoe dat mi die is seer leedt Ga naar margenoot+
Om dat ick hoor schand en verwijt
Van Christo, daer men seer op crijt, Ga naar margenoot+
Ghebenedijt si nacht en dach Ga naar margenoot+
God: die alleen ons helpen mach//mach
Dit moet gheschieden sonder verdrach
|
|