Het oude Nederlandsche lied. Eerste vervolg: Souterliedekens
(1922)–Willem van Zuylen van Nyevelt– Auteursrecht onbekend
[pagina 85]
| |
III Minneliederen | |
[pagina 87]
| |
38.
| |
[pagina 88]
| |
De tekst bij Willems nr. 77 wijkt in bijzonderheden eenigszins af en heeft de volgorde der strophen 2, 3, 1, 4. Een bron is niet opgegeven, maar ik meen te kunnen aannemen dat Willems het lied uit Ghyselers-hs. heeft ontnomen: zijne veranderingen beoogen een gladderen vorm en een duidelijker zin, met uitzondering van ‘confuys: niet t'huis’, dat hij - vermoedelijk als te prozaisch - veranderde in een bleek ‘verdriet: hore u niet’, vgl. van Duyse, Souterl. I 122. Wij staan hier voor een waar liederkluwen, zoo als men ziet uit het Weimar-hs. 1537 nr. 23 en het Antwerpsch Lb. nr. 69 (Amst. 1589 bl. 81 v.). Het lied in het Weimar-hs. begint ‘Datt was ain meyken fan twintich jaren Beschlatten in ain klosterkienn’ en bevat 12 strophen waarvan de 2de luidt: Datt was ain jungelinck, der gennck ter schollenn,
Dien rechtten weck had hie gmist;
Ja schonne jonnckfrawlin brengen inn doele
Weder umb to keren datt donncktt my best.
(z. Tijdschr. XXXVIII 101).
Het verdere komt niet overeen, maar str. 10, 11 hebben denzelfden inhoud als onze str. 3. Het Weimaarsche lied toont ook verwantschap met nr. 93 ‘Hoe mach een man sijns lebens lusten die sijn lief’ en met boven genoemd Antw. Lb. nr. 69. Dit laatste is een quodlibet, dat uit minstens een dozijn liederen is samengeflanst, str. 3 luidt: Ic was een clercxken, ic lach ter scolen,
Den rechten wech hebbe ic ghemist;
Schoon ionghe vrouwen doen mi dolen,
Weder te keren dunct mi best.
Verder hebben wij slechts stemopgaven, maar van deze genoeg om te bewijzen dat het lied langen tijd zeer populair was. 1562 † Schriftver. L. (Wackernagel, Ndl. Ref. bl. 29 en 90): ‘Ick was een clercxken en ginck ter scholen’. - 1565* Ecclesiasticus nr. 195 volgens Nyevelts eerste versregel ‘Salich ist den man’; nr. 34 ‘Ick was een clercxken’. - 1569 † Veelderh. L. fol. 80; fol. 68 ‘Salich is de man’. - 1570 † Offer des Heeren (Wackernagel, Ndl. Ref. 181). - 1575 Coornhert. - 1607 † Gulden Harpe 350. - 1618 † Soetjen Gerrits nr. 46. Bij str. 1 vgl. ‘Ic soude so gaerne een boeltgen verkiesen dorst ik wel aventueren’ een andere melodie uit een hs. te Berlijn einde XV eeuw, zie Bäumker, Vierteljahrschr. f. Musikwiss. IV 294. |