De strophen in Antw. Lb. zijn vierregelig; de laatste strophe luidt:
Dat doet hem een zijn nichte
Zooals Kalff (Lied 172) opmerkt zal deze strophe een later toevoegsel zijn. v. Duyse I 151 geeft een achtregelige lezing van het lied naar een Brusselsch hs. van 1635. vgl. Amst. Lb. 1589 blz. 10 ‘Int soetste van die mey’ op de wijse ‘Ghy amoureuse gheesten’. Als stemopgave † Schrift. verh. L. 1562 ‘Int soetste van den mey al daer ick quam ghegaen’; † Parnassus 1623 bl. 80.
Het is natuurlijk onzeker of dit de bedoelde tekst is, denkbaar zou ook zijn ‘Hier zijn drie lichte geladen’ Antw. Lb. no. 76, strophe 2. De daarbij passende wijs Dev. en prof. no. 85 past niet bij de onze.