Aan Benjamin Constant, april 1800
[...] Er blijft altijd iets over van sommige neigingen, van sommige gehechtheden; die waar niets van overblijft hebben werkelijk niet bestaan. Het was schijn of illusie. Ik heb nooit geklaagd dat je me slecht begrepen hebt; ik ben er niet van overtuigd dat ik jou slecht heb begrepen; het leek me dat ik begreep en dat ik ontevreden was. Misschien heb ik op dat tweede punt ongelijk gehad, misschien vergiste ik mij in het eerste.