Aan Huber, 25 december 1794
Zegt u tegen de heer Constant dat het voor zijn gezondheid niet goed zou zijn op het ogenblik hier te leven, en dat is voldoende om mij te troosten over het feit dat deze winter niet op de andere lijkt. Ik voor mij, die rapen een voldoende substantieel voedsel vind en die maar heel weinig van mijn gelijken eet, kalveren, schapen, varkens, enz., ik voel geen ontbering of persoonlijke ongerustheid.