Aan Benjamin Constant, 27 november 1794
[...] Zelfs als ik soms nog cen beetje aardig zou zijn, zou me dat belachelijk lijken. In alle romans en verhalen heb ik altijd gezien dat je een waardige en rustige vrouw moet worden... Enfin, men kan niet anders zijn dan men is... Wat de satelliet be treft, die ik volgens jou van je zou willen maken, niets is zo onecht als het geschitter aan de hemel van planeet en satelliet waargenomen door bewoners van de aarde. Schitter zoveel als je wilt en schitter alléén; maar als je het niet volkomen oneens met me wilt zijn, verwijder je dan niet van mij uit vrije keuze beweeg je niet langs het firmament zonder mij. Ik geloof dat ik gedacht heb, dat je nog tijd genoeg hebt als ik er niet meer ben om je de Montesquieu van L'esprit des lois te tonen en dat je intussen maar de Montesquieu van de Lettres persanes moest zijn. Ik voorzag daar al het genoegen in, je iets tot stand te zien brengen, iets te zien voltooien. Daarinkon ik je begrijpen en volgen. Als je taak niet zo onmetelijk was, zou ik je misschien kunnen hek pen die te volbrengen, en als je je verwaardigt een klein werkje in welk genre ook te ondernemen, dan zal ik het lezen en beoordelen, dan zal ik alles doen wat je maar wilt; zo ook als je wilt dat ik iets schrijf om je te amuseren, dan heb je het maar te zeggen en ik zal dat iets zo aangenaam voor je maken als het mij maar mogelijk is. [...]