Aan mevrouw Vincent van Tuyll van Serooskerken, september 1794
Je vraagt mij, voor jou en je kinderen, een deel van de gevoelens die ik voor mijn broer had. Die bezat je al en mijn broer was te zeer aan je gehecht dan dat ik mijn wensen voor jullie niet zou voegen bij die voor hem; je kinderen vormden in mijn gedachten één geheel met hun vader en hun moeder... De oudste heeft de leeftijd om het ongeluk dat hem treft te beseffen en met je mee te voelen; het is dus zijn plicht jouw leed te verzachten. Hij kan, als hij wil, zich zo gedragen dat je je over hem geen zorgen meer hoeft te maken, en door zijn voorbeeld en zijn bemoedigingen kan hij de last en de zorgen die jongere kinderen nog altijd aan een moeder als jij vol tedere en levendige bekommernis geven, verminderen. Als je eens, lieve schoonzus, met mij over je kinderen en over je schikkingen en plannen met hen wilt spreken, kun je ervan overtuigd zijn dat dit mijn volledige belangstelling heeft. Wat een bijzonder droevige gelegenheid om je die verzekering te geven! Wat had ik je graag kunnen gelukwensen en mij samen met jou verheugen!... Ik heb er lang op gehoopt, mijn hoop was tevergeefs en ik huil nu samen met jou.