zonder fortuin, maar waarvan het karakter en het gezicht niets te wenschen over lieten, en ik vroeg hem of hij wilde dat ik zijn zoon, onder een of ander voorwendsel, uit Lausanne deed heengaan; want te trachten hem van u, mevrouw, en van uw dochter, te verwijderen, zou gelijk hebben gestaan met tot hem te zeggen: er bestaat iets beters dan schoonheid, goedheid, gratie en geest. Ik had meer reden dan iemand anders om deze hatelijke en dwaze taak niet op mij te nemen. De vader en de moeder hebben mij beiden geschreven dat ze, als hun zoon maar liefhad en werd liefgehad, als hij uit liefde trouwde en niet, nadat de liefde voorbij zou zijn, om redenen van eer, heel tevreden zouden zijn, en dat, te oordeelen naar de wijze waarop ik sprak over haar op wie hij gesteld was en over haar moeder, iets dergelijks niet was te vreezen. Ongetwijfeld hadden ze stellig gelijk; niettemin heb ik het jongemensch voor oogen gehouden hoeveel schaamte en wanhoop iemand zou voelen die zich genoodzaakt zou zien koelbloedig een verbintenis na te komen die hij op een oogenblik van volkomen vervoering op zich had genomen; want een dergelijke verbintenis niet na te komen, dat heb ik niet als mogelijk willen veronderstellen.
Ik geloof niet, mevrouw, dat men iets vreemds vindt in zijn bezoeken; voor uw vertrek had hij ze ten overstaan van iedereen aangekondigd. Hij toont zich vlijtig bij zijn lessen, en men ziet hem bijna alle avonden in gezelschap van dames. Ik heb uit Lyon bericht van uw neef gekregen; er is hem niets onaangenaams overkomen, hoewel hij dag en nacht gereisd heeft en de wegen met sneeuw zijn bedekt