| |
| |
| |
Vyfde bedrijf.
Eerste toneel.
't Is nacht. - Het toneel verbeeldt eene slaapkamer der Koningin. - Ophelia rust op een open ledikant. Elane zit, een boek in de hand houdende, aan eene tafel. - Bij het openen des toneels, heerscht 'er eene lange wijle stilte.
ophelia. elane.
elane, haar boek nederleggende, ziet op de slapende Ophelia.
Genoeglijk uur der rust! verkwik haar deugdzaam hart,
Verzacht haar bitter lot en lenig haare smart!...
Met hoe veel rampen moet op aard onze onschuld strijden!..
Wat vrouw kan haare borst voor 't vuur der min bevrijden?
Gebooren voor de liefde, is 't, immers, tederheid,
Die, over't lot der vrouw, een waardig schoon verspreid?..
Rampspoedig voorwerp van een haatlijk staatsbelangen
Gij moest, in weêrwil van uw hart, den vorst ontvangen,
En hij die u bemint - hij die uw min bezat,
Wierdt aan uw liefde ontvoerdt!...
| |
| |
Een throon, met bloed bespat,
Is 't laatste schriktoneel, voor mijn gebrooken oogen!...
ô, Osman!... Elfrid!... Ach!...
Zij droomt, en schijnt bewoogen?
Is 't mooglijk, Goden! is haar alle kalmte ontzegd?
Is zelfs de Slaap haar wreed?...
Doe mijne teêrheid recht,
Barbaaren! zwoegt en woelt; ik laat u uwe kroonen,
Laat ook mijn hart aan mij! - wil u menschlievend toonen!..
'k Kan u nooit minnen, wijk, Osman! eerbiedig mij,
Ontsnoer den keten weêr, en laat uw gaede vrij!...
Ontmenschte vader! gij - gij oorzaak mijner plaagen;
Uw dochter moet van u zich 't allerfelst beklaagen!....
(luider.)
ô, Goden!.. welk gezicht!.. een' tijger grimt mij aan,
Om zijn bebloeden klaauw in mijne borst te slaan!...
Wijk!... wijk!... men vlieg' ter hulp!... Osman! men wil u treffen,
De dolk is reeds gewet! - wil uw gevaar beseffen!..
(nog luider.)
Help!... Help!... Daar zinkt de kroon van zijnen schedel neêr!...
Goôn!... ze is met bloed bespat!... Helaas!... hij leeft niet meer!...
| |
| |
Vorstin! ontwaak! - uw' geest, geslingerd door gedachten,
Ontroert u in den slaap!..
ophelia, ontwaakende - zwijgt een poos en zucht.
Ach! kan ik rust verwachten?...
Gij ziet hoe mij de rust, op 't vorstlijk dons, ontvliedt!..
elane, haare hand neemende.
Vertrouw uw lot den goôn, en vrees zijn wreedheid niet.
Vertroost u, in den staat waar toe gij wierdt gebooren;
De hemel zal, gewis', in 't eind uw zuchten hooren,
U van een' echt ontdaan, die u rampzalig maakt!...
ô, Vlei mij niet, vriendin! die knoop wordt nooit geslaakt,
Ik zal den lievling mijner wenschen altijd derven;
Nooit zal Ophelia, op aard, meer rust verwerven....
Koom spoedig nader, dood! ontruk mij aan mijn pijn,
En laat het sombre graf, eerlang, mijn rustkoets zijn!..
Hier zijn 't slechts traanen die mijn vochtig oog ontspringen,
Mijn leeven is een reeks van wreede folteringen!...
Men hoort een luiden gil achter het toneel, en te gelijk het geraas van eenige zwaare donderslaagen; het licht des bliksems flikkert door de kamer.- Ophelia springt, in haar nachtgewaad, van het ledikant.
Welk een kreet!.. Hij komt van 's Konings zij!..
| |
| |
(de deur der Kamer gaat open.)
Mevrouw! men nadert ons!...
Murat treedt alléén in de Kamer, zijne hand is met bloed bespat, en men ziet een bebloeden dolk in zijn' gordel.- Zijne houding tekent verschrikking. Hij is geheel bleek.
ô Goden! staat ons bij!...
|
|