Osman en Ophelia
(1790)–Maria van Zuylekom– Auteursrechtvrij
[pagina 61]
| |
tegen Osman.
ô, Koning! mijne ziel, door dit tafreel verscheurd;
Vertoone u hoe uw gaê Therese's lot betreurt....
Ach! hoe veel jammers werpt de liefde op 's menschen leeven!...
Ik waar onschuldig aan haar sterven!...
osman, verbeisterd.
Zie! zij zweeven,
Zij dwarlen voor mijn oog.. mijn dolk heeft hen gegrift!..
Gaat, offers mijner min!.. wijkt, slaaven van mijn drift!..
Mijn hand, door u gekuscht, dorst u uwe eer ontrooven..
ô, Vrouwen! 'k hoor uw gil, hij vliegt ter wraak naar boven!..
Ook mijne Ophelia!... onmenschelijk echtgenoot!
Stort traanen om haar' echt... Therese zocht den dood...
En ik, lafhartge! en ik breng, met mijn' naam als Koning,
De vloek in mijn gebied - de schande in elke woning...
Ach!... Goden!...
ophelia, met tederheid.
Waarde Vorst! zie op uw gaede neêr,
Herneem, ik smeek het u! herneem uw kalmte weêr!..
Zijne hand vattende.
Een Koning is slechts mensch, hij laat zijn hart vaak leiden
Door 't schoon der oppermacht - door snoodaarts die hem vleiden;
| |
[pagina 62]
| |
Zie daar, gewis, de reên dier buitensporigheid,
Die dikwerf op den Vorst een smet van laagheid spreid;
Dan, Osman! in de daad, uw hart ten throon gebooren,
Zal ras rechtvaardig zijn, wanneer 't mijn raad wil hooren;
Verban al 't laag gebroed, dat om uw' zetel zwiert,
En, door zijn snoode taal, uw zwakke drift bestiert;
Kies mannen, die getrouw hun' eed en plicht betrachten,
Van wien en vorst en volk den besten welvaart wachten;
Geloof me, uw rust - uw roem, zijn door die keus hersteld,
En 't Persiesch rijk groet u als vader en als held!...
osman, opstaande.
Getrouwe hartvriendin! ikwil uw voorbeeld volgen...
Mijn ziel - mijn zwakke ziel is op zichzelf verbolgen.
'k Verfoei de daaden van mijn eerste levenswijs,
En voel, nu ik haar derf, van mijne rust den prijs!...
Schoon ik Therese's dood als wreed - als woest moet doemen,
Moet ik, wat men ook waan, mij daarvan de oorzaak noemen…
Hoe zwaar weegt mij haar dood, in deez gesteltenis!...
't Geweeten zwoegt en knaagt, schoon men een Koning is!..
Therese! ik was uw vloek en 's hemels gramschap waardig,
Ik sidder voor de Goôn; hun straffen zijn rechtvaardig!...
ná eene wijle zwijgens.
Maar, spaart mij voor mijn volk, verbolgen Godendom!
Geeft mij eens Konings hart of - eischt mijn kroon weêrom!..
| |
[pagina 63]
| |
weder ná eene wijle zwijgens.
Gevloekte vleiers! nooit zal mij uw' raad vervoeren;
Mijn hart wil zich aan plicht, aan recht en wetten snoeren;
En, staat dit ijdel hart de waarde eens Konings af,
Dat dan de ramp mij tref - dat mij een blikzem straf!...
EINDE VAN HET DERDE BEDRIJF. |
|