| |
| |
| |
Joost Zwagerman
door Arie Storm
1. Biografie
Johannes Jacobus Willebrordus (Joost) Zwagerman werd op 18 november 1963 in Alkmaar geboren. Hij groeide op in een ‘progressief katholiek’ milieu. Zijn ouders zijn beiden werkzaam in het onderwijs. Hij bezocht de Rijksscholengemeenschap Noord-Kennemerland in Alkmaar. Na de middelbare school volgde hij van 1981 tot en met 1984 de Pedagogische Academie, het eerste jaar in Bergen, het tweede en derde jaar in Alkmaar. Hij studeerde van 1984 tot en met 1988 Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Deze studie brak hij voortijdig af.
Zwagerman debuteerde met de roman De houdgreep (1986). Hij publiceerde proza en poëzie in onder andere De Revisor, Tirade, Maatstaf en Optima. Hij schreef artikelen en interviews voor HP en De Volkskrant en is sinds 1985 medewerker van het literair katern van Vrij Nederland. Als redacteur was hij van 1988 tot 1990 (het jaar van opheffing) verbonden aan het literaire tijdschrift De Held.
Joost Zwagerman woont sinds 1984 in Amsterdam en is full-time schrijver.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
De personages in het werk van Joost Zwagerman proberen hun onschuld te bewaren in een corrupte en verloederde wereld. Ze trachten zich voor de werkelijkheid af te sluiten door volledig in elkaar op te gaan; ze creëren een broze droomwereld waarin werkelijkheid en fictie met elkaar op gespannen voet staan. Direct al in de debuutroman De houdgreep (1986) speelt deze thematiek een belangrijke rol. De zuivere liefde van de jonge hoofdfiguren Adriënne en Ingmar wordt bedreigd door Ingmars broer Siewald, een filmmaker die het tweetal de hoofdrol wil geven in een videoclip. Adriënne tracht de relatie te beschermen door Ingmar als het ware in de houdgreep te nemen: ze imiteert hem, ze fotografeert hem en hecht daar op een magisch-primitieve wijze belang aan. Ook de seksualiteit wordt in dit perspectief gezien: ‘Geheel verzonken was hij in zijn genot, niet ernstig maar verbeten, net zoals zij verbeten was, zij, die niet méér op hem kon gelijken dan door hem te overrompelen met deze houdgreep.’
Toch lukt het niet de onschuld van hun liefde te behoeden voor aanslagen van buitenaf. Angsten van Adriënne komen in de door Siewald gemaakte videoclip terecht, omdat Ingmar ze doorvertelt. Werkelijkheid vermengt zich zo met fictie, schuld met onschuld. Adriënne staat uiteindelijk alleen, wat wordt benadrukt door het slot van de roman waar ze een groep mensen in het Londense Hyde Park toespreekt: ‘In het Nederlands deed ze dat, die schat.’
Ook Walter van Raamsdonk, de hoofdfiguur van de roman Gimmick! (1989), wordt uiteindelijk op zichzelf teruggeworpen. In de roman wordt de opkomst en teloorgang van de discotheek Gimmick beschreven. Deze uitgaansgelegenheid vormt het trefpunt van een groep ‘postmoderne’ jonge schilders, die in korte tijd veel geld verdienen. Zij bezwij ken voor de verleidingen van cocaïne, drank en seks, en streven een oppervlakkige populariteit na die via de moderne media bereikt kan worden. Walter van Raamsdonk (ook wel kortweg Raam genoemd) is één van hen. In tegenstelling tot zijn vrienden bezit hij nog wel een laatste rest aan integriteit en onschuld in een
| |
| |
verder verloederde wereld. De integriteit van Raam blijkt uit zijn loyale liefde voor Suzan (of Sammie, zoals haar bijnaam luidt): door haar trouw te blijven, bewaart Raam zijn zuiverheid. Sammie verlaat Raam echter en dan raakt ook hij in de verloedering. De neerwaartse spiraal waarin Raam zich bevindt, bereikt een dieptepunt op de laatste bladzijden van de roman wanneer hij Sammie met een ander meisje verwart. Hij gaat dan nog wel met dat meisje mee naar haar kamer, maar stort daar - ook onder invloed van een combinatie van verschillende drugs - volledig in en stelt zichzelf dan de vraag wat hij nu eigenlijk wil. ‘Ik wil een taxi’, luidt de laatste zin van het boek. Doordat deze door een witregel wordt gescheiden van de rest van de tekst, wordt de suggestie gewekt dat Raam met de taxi niet alleen de omgeving van het appartement van het meisje, maar de gehele verziekte wereld van Gimmick! wil verlaten.
Een verziekte wereld vormt ook het decor van de roman Vals licht (1991). Zwagerman heeft in deze roman de gebeurtenissen geplaatst in de wereld van de prostituée en haar klant. De titel kan in verband worden gebracht met het gedempte, valse licht in wijken waar prostitutie wordt bedreven. Verder kan de titel verbonden worden met de wijze waarop de lezer door de auteur voortdurend op het verkeerde been wordt gezet. Niets in de roman is wat het lijkt te zijn; op de verschillende gebeurtenissen in de roman schijnt keer op keer een vals licht. Ten derde verwijst de titel naar het licht dat herhaaldelijk lijkt op te doemen aan het einde van de donkere tunnel waarin de personages zich bevinden, maar dat keer op keer vals blijkt te zijn. In Vals licht wordt het verhaal verteld van de jonge intellectueel Simon Prins, een student in de Nederlandse taal- en letterkunde, die hartstochtelijk verslingerd raakt aan het hoertje Lizzie Rosenfeld. Simon raakt hierdoor verzeild in een wereld van prostitutie, drugsmaffia en Amsterdamse penose. Hij gaat bij Lizzie wonen, in een door haar vakkundig voor de buitenwereld afgesloten appartement: de gordijnen worden voortdurend gesloten gehouden en de deur blijft op slot. De beslotenheid van Lizzie's woonruimte kan echter niet verhinderen dat de buitenwereld er toch geleidelijk aan binnendringt. Geld ei- | |
| |
sende drugsdealers dringen het huis in; de televisie brengt het leven dat Lizzie buitenshuis leidt, in de huiskamer wanneer er een als notoir hoerenloper bekend staande televisiepresentator op verschijnt Hoezeer Sinion en Lizzie ook in elkaar proberen op te gaan, steeds meer wordt duidelijk dat de verloederde wereld om hen heen niet is buiten te sluiten en dat de relatie tot mislukken gedoemd is.
| |
Verwantschap
Zwagerman is niet alleen actief als prozaschrijver, maar ook als dichter. Eind jaren tachtig ontpopte hij zich als een van de voornaamste woordvoerders van de dichtersgroep de Maximalen. De Maximalen pleitten voor een poëzie die met beide benen in het maatschappelijk leven stond en zetten zich af tegen de, in hun ogen, saaie en bloedeloze poëzie van de generatie dichters vóór hen.
| |
Kunstopvatting
Zwagerman liet zijn eerste dichtbundel, Langs de doofpot (1987), vergezeld gaan van een poëticaal op te vatten artikel in De Volkskrant: ‘Het juli van het grote Niets’. Hij signaleert daarin een traditionele en om de zoveel jaar terugkerende tegenstelling tussen aan de ene kant een zogenaamd anekdotische poëzie en aan de andere kant een meer hermetische, in zichzelf besloten, poëzie. Zwagerman ziet niets in een dergelijke tweedeling en breekt een lans voor een poëzie die hij omschrijft als ‘krachtdadig en vol lawaai, ronkend en licht vandalistisch waarbij veel verontwaardigde stampei.’
| |
Thematiek
In de praktijk offert hij deze poëtica echter op aan de thematiek die ook zijn proza bepaalt. De programmatische titel Langs de doofpot geeft weliswaar aan dat het de dichter er vooral om te doen is de stilte te doorbreken en het nodige geluid te produceren, maar de titel dekt niet de inhoud van de bundel. De gedichten hebben een weinig strijdbaar karakter en draaien voornamelijk om het thema van het zoeken naar of het behouden van een plek die nog ongerept en onschuldig is. Die plek lijkt gevonden te kunnen worden binnen de poëzie, een poëzie die een breekbare troost en bescherming kan bieden, zoals in het gedicht ‘De argeloze hangmat’: ‘[...] Rondom haar geeuw kleeft/de behoedzaamheid, op haar tong een klontje angst./Juist voor haar moet een gedicht geschreven/geen wandelgang van woorden, nee: om haar hoofd/moet een geschubde hand waar- | |
| |
in zich schemer plooit/de slaapdoorlopen eierschaal, de argeloze hangmat.’
| |
Techniek
In Zwagermans tweede dichtbundel, De ziekte van jij (1988), wordt het verloop van een liefdesrelatie beschreven, een liefdesrelatie die een hoogtepunt bereikt als de twee geliefden volledig in elkaar opgaan. Dit leidt zelfs tot een soort van mystieke zelfopheffing: ‘Jij was zo jij dat je werd mij/aan mij was het genot om in je op te gaan, geluk/zo groot dat ik steeds minder hoefde te bestaan.’ Uiteindelijk kan deze toestand niet worden volgehouden. De ik-figuur probeert vervolgens dit gevoel wel te bewaren door middel van het schrijven van poëzie, maar de poging om zo de realiteit met fictie te begoochelen blijkt tot mislukken gedoemd: ‘Hoogstens ben ik ziek/en schrijf ik om de ziekte naam te geven. Hoe/hopeloos dit is, het brengt je niet terug naar mij./Wat blijft is de ziekte, de ziekte die heet jij.’ De bundel De ziekte van jij heeft dan ook een tragisch karakter, niet alleen omdat er een verbroken liefdesrelatie in beschreven wordt, maar ook omdat de ik-figuur er niet in slaagt werkelijkheid en fictie in harmonieus contact met elkaar te brengen. Het werk van Zwagerman vertoont een merkwaardige ambivalentie: enerzijds zijn de personages in reële psychologische of maatschappelijke situaties geplaatst - het Londen van de jaren tachtig, het moderne Amsterdamse kunstenaarsmilieu, de wereld van de prostitutie -, anderzijds presenteert de auteur zijn personages als kunstmatige, uit taal opgebouwde figuren. Dit laatste effect wordt bereikt door het vernuftige spel dat de auteur speelt met andere, oudere teksten. Zo kan men Simon Prins, de hoofdfiguur van Vals licht, beschouwen als een modern alter ego van Paul Schiltkamp, het hoofdpersonage uit Vestdijks roman De dokter en het lichte meisje (1951). Simon verwijst niet alleen met zijn voornaam naar de schrijver van die laatste roman, zijn initialen verbinden hem bovendien met de hoofdfiguur ervan. Ook
vertonen de belevenissen van Prins en Schiltkamp allerlei opmerkelijke parallellen. Een ander voorbeeld van deze verwerking van oudere teksten in de eigen tekst vormt de omwerking in De ziekte van jij van een strofe uit het bekende gedicht ‘Zie je ik hou van je’ van Herman Gorter. Gorter dichtte: ‘En je neus en je mond en je haar/en je ogen en je
| |
| |
hals waar/je kraagje zit en je oor/met je haar er voor.’ Zwagerman maakt daar van: ‘En je kut en je kont en je haar/en je lippen en je klit waar/je liefde zit er onderdoor/met je haar ervoor.’
| |
Stijl
Kunstopvatting
Het taalgebruik in zowel poëzie als proza is eigentijds en brutaal. Modieus taalgebruik vermijdt Zwagerman niet, evenmin als woorden die zich niet lijken te lenen voor het oproepen van dichterlijke beelden (‘een dipsaus van dorpen’), en taaluitingen uit zowel de zogenaamde hoge als de lage cultuur plaatst hij in een bonte mengeling naast elkaar. Het is een bewuste keuze van Zwagerman. Met zijn werk pleit hij voor een versmelting van hoge en lage cultuur. In een interview vergeleek hij zijn werkwijze met die van de schilder Rob Scholte: ‘Wat hij in zijn schilderijen deed, heb ik in De ziekte van jij gedaan. Daar banjer ik door de Nederlandse poëzie. Er staan letterlijk zinnen in van Reve, Bloem, P.C. Hooft, Hugo Claus, ook recente dichters zijn daar te bewonderen, gelardeerd met het hedendaagse levenslied.’ Deze citeerlust, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen taaluitingen van gerenommeerde dichters en het werk van een Gerard Cox of een Conny Vandenbos, komt ook voort uit de gedachte dat het voor de moderne kunstenaar nauwelijks meer mogelijk is werkelijk origineel werk te produceren. Met instemming verwijst Zwagerman naar Scholte: ‘Originaliteit is volgens hem een achterhaald idee en deze tijd van oppermachtige beeldproduktie noopt de kunstenaar ertoe die middelen van reproduktie ter hand te nemen wil je nog een statement maken.’
| |
Traditie
Zwagermans werk wordt wel postmodern genoemd. De citeerlust, het samengaan van hoge en lage cultuur en het opgeven van een originaliteitsclaim zijn typisch postmoderne kenmerken. Anderzijds beschouwen sommigen dit werk als een pleidooi voor meer realisme in de literatuur. Zo merkte Arnold Heumakers in zijn bespreking van Vals licht op:‘Wat Zwagerman de pagina's van zijn boek wil binnensleuren is het echte leven, en om het zekere voor het onzekere te nemen heeft hij ook maar meteen het leven in een meer figuurlijke betekenis tot decor gekozen: de wereld van de prostitutie.’
| |
| |
| |
Kritiek
De kritiek heeft niet altijd gunstig gereageerd op het werk van Zwagerman. Een vaak terugkerend verwijt is dat het te oppervlakkig en te uitbundig zou zijn. Verder zou Zwagerman op een te vrijblijvende wijze citeren uit het werk van anderen en zou het werk geen echt eigen thematiek bezitten. Zo vond Robert Anker dat Vals licht niet boven het niveau van een sociale vertelling uitstijgt, ‘en zich nergens verbreedt tot een meer algemeen menselijke thematiek.’
| |
Relatie leven/werk
Publieke belangstelling
Het is niet eenvoudig bij Zwagerman leven en werk met elkaar te verbinden, hoewel dat vaak gebeurt. Schilderende kunstcollega's (onder anderen Rob Scholte) meenden zich in Gimmick! geportretteerd te zien. Vals licht was zelfs aanleiding tot een kleine rel. De in het boek figurerende televisiepresentator zou gemodelleerd zijn naar een werkelijk bestaande quiz-master en zanger. Reden voor Zwagerman bij de uitgave van de tweede druk van het boek de desbetreffende passage te wijzigen, omdat de opwinding die was ontstaan, zou afleiden van de literaire kwaliteiten van het boek. De rel zorgde er wel voor dat Vals licht in een brede publieke belangstelling kwam te staan. De roman werd niet alleen besproken door de literaire kritiek, ook de roddelpers ontleende er stof aan gedurende verscheidene weken. Een brede publieke belangstelling voor het werk van Zwagerman spreekt echter niet alleen uit dit soort randverschijnselen, maar ook uit de redelijk hoge oplagecijfers van vooral de romans. Bovendien staan er verfilmingen op stapel van zowel Gimmick! als Vals licht.
Niettegenstaande de door de buitenwereld snel ‘herkende’ situaties, is de directe link die vaak gelegd wordt tussen leven en werk te simplistisch. Zoals Zwagerman in een interview verklaarde, is ‘alle autobiografie [...] bewust vermeden. Wie is er nu geïnteresseerd in die beperkte ervaringen.’
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Joost Zwagerman, Het getik. In: De Revisor, jrg. 11, nr. 3, juni 1984, pp. 16-19, V. |
Joost Zwagerman, De trein in de polder. In: Tirade, jrg. 29, nr. 3, mei-juni 1985, pp. 346-347, G. |
Joost Zwagerman, De houdgreep. Amsterdam 1986, De Arbeiderspers, R. |
Joost Zwagerman, Pomo!? Of: De tijdgeest en het geheim van de zeven schoenendozen. In: Haagse Post, 18-4-1987, pp. 20-50, E. |
Joost Zwagerman, Het juk van het grote Niets. In: De Volkskrant, 6-11-1987, E. |
Joost Zwagerman, Kroondomein. Amsterdam 1987, De Arbeiderspers, VB. |
Joost Zwagerman, Drie liefdesbrieven. In: Maatstaf, jrg. 35, nr. 11/12, november-december 1987, pp. 124-129, Br. |
Joost Zwagerman, Langs de doofpot. Amsterdam 1987, De Arbeiderspers, GB. |
Joost Zwagerman, De ziekte van jij. Amsterdam 1988, De Arbeiderspers, GB. |
Joost Zwagerman, Gimmick!. Amsterdam 1989, De Arbeiderspers, R. |
Joost Zwagerman, Winnie en de onschuld. Minnezang van een clandestien engelbewaarder. In: 25 onder 35. Nieuwe verhalen van jonge Nederlandse en Vlaamse schrijvers. Samengesteld door Jessica Durlacher, Peter Elberse en Joost Zwagerman. Amsterdam 1990, Bert Bakker, V. |
Joost Zwagerman, Vals licht. Amsterdam 1991, De Arbeiderspers, R. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Ad Fransen, Aan de wieg van het schrijverschap. Rein van der Wiel, Gerrit Grobben en Joost Zwagerman: gesprek met drie debutanten over hun schrijversambities. In: Vrij Nederland, 20-9-1986. (interview) |
Carel Peeters, De druk der metaforen. ‘De houdgreep’ van Joost Zwagerman en ‘De eendenkooi’ van Gerrit Grobben. In: Vrij Nederland, 20-9-1986. |
Lucas Ligtenberg, Werkelijkheid onder de duim van Zwagerman. In: Het Parool, 17-10-1986. (over De houdgreep) |
Wam de Moor, Drie debutanten en het ambacht van schrijver. In: De Tijd, 31-10-1986. (over De houdgreep) |
Peter Elberse, Niet verloren, maar wel ver van huis... In: De Held, jrg. 2, nr. 5, oktober-november 1986, pp. 4-5. (interview) |
Aad Nuis, Ik, ik ben zo'n dichter. Joost Zwagerman debuteert met veel goede voornemens. In: De Volkskrant, 5-6-1987. (over Langs de doofpot) |
Hans Warren, Van alles is de hand te wijzen. Proza en poëzie van Joost Zwagerman. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 11-7-1987. (over De houdgreep en Langs de doofpot) |
Frans de Rover, Schrijver verschanst zich in over- en understatement. Het tweede boek van Joost Zwagerman valt niet tegen. In: Vrij Nederland, 3-10-1987. (over Kroondomein) |
Koos Hageraats, ‘Het verbaast me dat ik zoveel te vertellen heb.’ De passie van Joost Zwagerman. In: De Tijd, 9-10-1987. (over Kroondomein) |
Arnold Heumakers, Ironie en zelfspot. Joost Zwagerman schept ruimte voor zichzelf. In: De Volkskrant, 16-10-1987. (over Kroondomein) |
Robert Anker, Raar proza, jazeker, maar aanstellerij: never. Kroondomein van Zwagerman: wat pomo of zo. In: Het Parool, 4-11-1987. |
Remco Ekkers, Een denkende cirkelzaag en de schim van Willem Kloos. In: De Gids, jrg. 151, nr. 3, maart 1988, pp. 212-214. (over Langs de doofpot) |
Louis Houët, Ik ben de hoofdattractie. Het onverkoopbare liefdesverdriet van Joost Zwagerman. In: De Volkskrant, 4-11-1988. (over De ziekte van jij) |
Guus Middag, Mijn overvolle goocheldoos. Liefdesgedichten van Joost Zwagerman. In: NRC Handelsblad, 18-11-1988. (over De ziekte van jij) |
Rob Schouten, Een smeltkroes van virtuositeit en meligheid. Acrobatische gedichten van Joost Zwagerman. In: Vrij Nederland, 26-11-1988. (over De ziekte van jij) |
Renate Dorrestein, Een geval van overgave. In: De Held, jrg. 4, nr. 6, winter 1988-1989, pp. 46-47. (over De ziekte van jij) |
Bernard Dewulf, De theatrale allures vanjoost Zwagerman. In: Trouw, 2-3-1989. (over De ziekte van jij) |
Willem Kuipers, Tuig van de richel. Joost Zwagerman schetst een niets ontziend beeld van de hedendaagse kunst. In: De Volkskrant, 28-4-1989. (interview) |
Matthijs van Nieuwkerk, De langgerekte snuif van Joost Zwagerman. In: Het Parool, 29-4-1989. (interview) |
Jaap Goedegebuure, Zelfbevrijding. In: Haagse Post, 6-5-1989. (over Gimmick!) |
Arnold Heumakers, Het cynische ziektebeeld van de postmoderne cultuur. Joost Zwagerman portretteert kunstenaars als gewiekste zakenmensen. In: De Volkskrant, 12-5-1989. (over Gimmick!) |
Reinjan Mulder, Kruideniers regeren de wereld. De cultuurkritiek van Joost Zwagerman. In: NRC Handelsblad, 12-5-1989. (over Gimmick!) |
Doeschka Meijsing, Modern leven. De snelle, jonge mensen van Joost Zwagerman. In: Elsevier, 13-5-1989. (over Gimmick!) |
| |
| |
Marisa Groen en Jan Kostwinder, Joost Zwagerman. Rebellie doet de poëzie geen kwaad. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 13-5-1989. (interview) |
Hans Warren, Maximaal opgefokte borrelpraat. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 13-5-1989. (over Gimmick!) |
Koos Hageraats, Verspilling van talent. Joost Zwagerman en het postmodernisme. In: De Tijd, 19-5-1989. (over Gimmick!) |
I. Sitniakowsky, Nieuwe kunstenaarsroman ‘Gimmick!’: coke en bi... In: De Telegraaf, 26-5-1989. (over Gimmick!) |
T. van Deel, De romantiek van de videoclip. In: Trouw, 20-7-1989. (over Gimmick!) |
Koen Vergeer, De engelbewaarder van de onschuld. In: Ons Erfdeel, jrg. 34, nr. 3, mei-juni 1991, pp. 362-371. (over proza en poëzie tot en met Gimmick!) |
K.D. Beekman, Een proeve van postmoderne parodie en pastiche. In: Forum der Letteren, jrg. 32, nr. 2, juni 1991, pp. 81-89. (een intertekstuele analyse van De ziekte van jij) |
Henri de By, Het lijden van Joost Zwagerman. In: HP/De Tijd, 18-10-1991. (interview) |
Peter van Brummelen, Een goed excuus om even van jezelf verlost te zijn. In: Het Parool, 19-10-1991. (interview) |
Tom Engelshoven en John van Luyn, Joost Zwagerman: auteur. In: Oor, 19-10-1991. (interview) |
Carel Peeters, In de schaduw van de erfzonde. In: Vrij Nederland, 19-10-1991. (over Vals licht) |
Arnold Heumakers, Een heilige in het peeskamertje. Joost Zwagerman sleurt de werkelijkheid de literatuur in. In: De Volkskrant, 25-10-1991. (over Vals licht) |
Robert Anker, Een sociale vertelling, maar geen liefdesroman. In: Het Parool, 2-11-1991. (over Vals licht) |
Anthony Mertens, Fluorescerende handelseditie. In: De Groene Amsterdammer, 6-11-1991. (over Vals licht) |
Janet Luis, Zware jongens in mosgroene Opels. Joost Zwagerman over prostitutie. In: NRC Handelsblad, 8-11-1991. (over Vals licht) |
Doeschka Meijsing, Een blik in het peeskamertje. Joost Zwagerman over liefde in de rosse buurt. In: Elsevier, 16-11-1991. (over Vals licht) |
48 Kritisch lit lex.
februari 1993
|
|