| |
| |
| |
Loekie Zvonik
door Paul Schampaert
1. Biografie
Hermine Louise Marie Zvonicek is sedert de publikatie van haar debuut in 1975 bekend geworden onder het pseudoniem Loekie Zvonik. Ze werd op 17 januari 1935 in Gent geboren. Haar moeder Louise was uit het Limburgse plaatsje Herk-de-Stad afkomstig. Haar vader was een uit Bohemen afkomstige Tsjech.
Van 1935 tot 1945 woonden de Zvoniceks in Eeklo waar Hermine naar de lagere school ging en de verschrikkingen van de oorlog beleefde. In 1945 verhuisde ze met haar ouders naar het Waasland en ging ze naar het Onze-Lieve-Vrouw-Presentatie-instituut voor haar middelbare schoolopleiding. In 1952 ging Hermine Zvonicek Germaanse Filologie studeren aan de Rijksuniversiteit te Gent. Ze kreeg er onder andere college van de Rilke- en Kafka-kenner professor Herman Uyttersprot. Zijn fascinerende colleges over vroegrijpe of vroeggestorven dichters als Heinrich von Kleist, Georg Trakl, Stefan Heym of Wolf Graf von Kalckreuth hebben de geestesgesteldheid van een hele generatie studenten sterk beïnvloed. Dat was onder meer het geval met haar studiegenoot, de auteur Dirk de Witte, die zij daar leerde kennen.
Na een verblijf van tien maanden in de Kaapprovincie van Zuid-Afrika in 1971-'72, werd Hermine Zvonicek lerares Nederlands aan het Rijksinstituut voor Technisch Onderwijs te Hasselt. Ze is gehuwd met Rudy Strybol, doctor in de psychologie. In 1965 werd hun zoon Jirko geboren.
Loekie Zvonik werd in 1976 door de Vereniging ter Bevordering van het Vlaamse Boekwezen (V.B.V.B.) bekroond
| |
| |
met de prijs voor het beste debuut. In 1979 werd haar voor haar tweede roman de Yangprijs toegekend en in 1980 ontving ze de Matthias Kempprijs (de vijfjaarlijkse romanprijs van de beide Limburgen).
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Relatie leven/werk
‘Mijn probleem is de vraag of wat ik beleef en voor mezelf belangrijk vind, dat ook voor anderen is. Louter fiktie schrijven kan ik niet’, verklaarde Loekie Zvonik in een interview aan Fernand Auwera. Haar romans en verhalen zijn inderdaad geen pure fictie, al speelt de verbeelding er natuurlijk wel een rol in. Een groot deel van de gegevens komt uit de persoonlijke ervaring van de schrijfster. In Hoe heette de Hoedenmaker? wordt gewezen op de Tsjechische afkomst van Hermine, worden herinneringen opgehaald aan haar studietijd in Gent, wordt de relatie met de auteur Dirk de Witte onder de loep genomen. Ook in Duizend Jaar Thomas wordt het oorlogsverleden en het familieverleden van Marie in herinnering gebracht. Toch is haar werk veel meer dan een geromanceerde autobiografie.
| |
Techniek
Het dient zich aan als een geestelijke queeste, een filosofisch onderzoek naar de relevantie van feiten en gebeurtenissen in haar leven en in het leven van de mens in het algemeen. De eigen levenservaring wordt steeds weer getoetst aan die van de andere personages en daardoor aan die van andere mensen. Meteen schuiven in haar werk realiteit en droom, ervaring en fantasie, reële gebeurtenis en anekdote, actualiteit en verleden door elkaar.
| |
Thematiek
In Didier, de literaire gestalte van Dirk de Witte in Hoe heette de Hoedenmaker?, herkent Hermine haar eigen, haast onuitsprekelijke verlangen naar haar oorsprong. Over de liefde van Didier zegt Hermine: ‘Je wil weten hoeveel ik om je geef. Hoever ik om jouwentwille zou kunnen gaan. Je wil jezelf in mij ontdekken. Je hebt me alleen maar lief om jezelf waar te maken.’ Hermine, Didier en professor Herman voelen zich tot elkaar aangetrokken omdat ze zich als ballingen voelen op deze wereld. Maar de initiatie tot dit gevoel van vervreemding, dat Hermine en Didier in Gent van professor Herman krijgen, wordt door beiden verschillend verwerkt. De professor noemde het de ‘Grausame Verkettung’, de gruwelijke aaneenschakeling van schijnbaar toevallige en onafhankelijk van elkaar verlopende gebeurtenissen, die achteraf dan toch diep ingrijpen in het leven van een mens.
Zo brengt het toeval Didier en Hermine na twaalf jaar weer
| |
| |
samen op een twaalfdaagse reis naar Wenen. Die reis zal voor hen beiden een beslissende wending aan hun leven geven. De liefdesrelatie die tussen hen groeit, maakt Hermine tot de noodzakelijke voedingsbodem voor Didiers geestelijke zelfontdekking. Zij worden broer en zuster voor elkaar. Toch zullen hun aanvankelijk parallel lopende ervaringen langzaam uiteen lopen. Het verlangen naar Praag, het heimwee naar de oorsprong, neemt bij Hermine en Didier verschillende vormen aan. Hermine realiseert zich dat haar verlangen naar Praag een doodsverlangen is en ze distantieert zich daarvan. Didier komt daarentegen tot de slotsom dat Praag hem de ultieme zin van zijn leven openbaart: ‘PRAHA. Een deur naar niets.’ Hun samengaan brengt Didier tot het bewustzijn dat Hermine aan het leven gebonden is, hij aan de dood, het niets. Drie maanden na hun terugkeer uit Wenen, op 27 december 1970, pleegt hij zelfmoord in de auto waarmee ze samen op weg geweest waren naar Praag.
| |
Ontwikkeling
De thematiek die in haar debuutroman wordt voorgesteld, wordt door Loekie Zvonik in haar tweede roman verder uitgewerkt: de vraag naar de betekenis van de dood, naar de zin van het leven en van de liefde. Maar hij wordt nu in een bredere context geplaatst.
| |
Thematiek
Duizend Jaar Thomas is het relaas van een vierdaagse reis naar Londen. Marie, d.i. de verbitterde, gaat er haar jeugdliefde Serge, d.i. de wachter, de dienaar, opzoeken. Tijdens de reis herinnert ze zich de oorlogsjaren met al hun gruwelen en denkt ze terug aan Thomas die na de bevrijding in Eeklo oorlogje speelde en over de borstwering van de spoorwegbrug liep en viel. Dit Thomas-motief is het leitmotief van het hele verhaal. Bij elke ervaring denkt Marie aan Thomas, zelfs wanneer ze met Serge naar bed gaat en wanneer ze, weer thuis bij haar man, vaststelt dat ze zwanger is. Thomas is Maries geestelijke tweelingbroer. Hij is voor haar de verpersoonlijking van het verleden, van oorlog, sterven en heldendom, van het kind-zijn, van de onvolwassenheid. ‘Thomas zat te lezen in “Thomas de Bedrieger”. Het ging over een jongen van zestien die zichzelf bedroog in het streven naar zijn ideaal een heldhaftig soldaat te zijn. Hij viel te Sint-Joris bij Nieuwpoort aan het IJzerfront.’
Maar Thomas is ook de personificatie van de liefde, het
| |
| |
verlangen naar voltooiing binnen het leven, de eeuwigheid. ‘Als dezelfde dingen in hem en in mij leven, dan gaat er niets verloren, want als een van ons beiden verdwijnen moet, dan leeft hij voort in de andere en geeft de andere het weer door tot uiteindelijk niets verloren gaat van wat de mensen beleven, van wat hun enige rijkdom is.’
| |
Ontwikkeling
Met dit Thomas-motief verwoordt Loekie Zvonik meteen de schijnbaar absurde dualiteit in de mens tussen zijn zelfvernietigingsdrang en zijn streven naar zelfrealisatie. Daardoor komen in haar tweede roman een aantal motieven, die in haar eersteling reeds aanwezig waren, duidelijker naar voren.
| |
Thematiek
Marie vertegenwoordigt het ‘ewig Weibliche’, de zich ondanks pijn en lijden steeds vernieuwende liefde, de bestendiging van het goede in het leven en in de mens, een thema dat haar ook inspireerde tot de verhalen ‘De Witte Dame’ en ‘Kinderen krijgen’. In de figuur van Marie wordt ook de kwetsbaarheid van de beschaving, van de schoonheid, van de geestelijke rijkdom van de mensheid gepersonifieerd. Zij verzet zich tegen de massificatie van de maatschappij, tegen de verloedering van de geestelijke waarden, tegen de nivellering van de cultuur door een verkeerd begrepen democratisering, motieven die ook aan bod komen in het verhaal ‘Net iets voor Emma’. ‘Ze wou hem uitleggen dat ze aanvaardde, intuïtief wist, dat er iets op de mens lag te wachten dat beter was dan de traditionele hoogtepunten van het bestaan, de liefde, de voortplanting, de ontplooiing en het sterven.’
| |
Visie op de wereld
In Duizend Jaar Thomas verzet Loekie Zvonik zich tegen de moderne maatschappij die haar jongeren verhindert volwassen te worden in een harmonische wereld met een sereen leefklimaat. Het bereiken van die volwassenheid is voor Marie pas het ware heldendom, evenals voor Ingeleen in ‘Maar in plaats van de koekoek’. Ze komt tot de slotsom dat ze voor dit heldendom nog lang niet klaar is.
| |
Kunstopvatting
Loekie Zvonik stelt het leven in haar werk voor als een reis, een onderweg zijn. Twaalf jaar na hun studietijd in Gent ontmoeten Didier en Hermine elkaar opnieuw en ondernemen een twaalfdaagse reis naar Wenen. Drie maanden later, in de twaalfde maand van het jaar, beneemt Didier zichzelf het leven. Daardoor wordt Hoe heette de Hoedenmaker? het
| |
| |
relaas van een reis naar de voleinding. Een voleinding die Didier in de dood vindt, maar die voor Hermine in iets anders moet liggen. Zij zoekt een voleinding binnen het leven. De realisatie van dit streven wordt ten zeerste bemoeilijkt door de maatschappij, wat de schrijfster tot uitdrukking brengt in Duizend Jaar Thomas. Uit deze twee boeken blijkt telkens weer hoe Loekie Zvonik de literatuur aanwendt om het leven te leren aanvaarden. Telkens weer maakt de literatuur haar de diepere betekenis van haar eigen ervaringen en belevenissen duidelijk. Sommige critici hebben haar verweten dat ze door het inlassen van namen van de groten uit de wereldliteratuur wilde pronken met haar belezenheid en met haar culturele achtergrond. Toch is dit citeren veel meer dan dat. In Hoe heette de Hoedenmaker? worden de namen van de vroegrijpe en vroeggestorven auteurs op een rijtje gezet. Elk hoofdstuk van het boek, dat een nieuwe fase in de verhouding van Didier en Hermine belicht, draagt als titel een citaat uit Der Steppenwolf van Herman Hesse of uit het werk van Rainer Maria Rilke, Gerrit Achterberg, Stendhal of Cesare Pavese. De innerlijke evolutie van Hermine wordt er door verhelderd. Zij is bereid Didier te redden tot op het ogenblik dat blijkt dat hij reddeloos verloren is omdat hij in zichzelf zijn eigen noodlotsmythe verwezenlijkt. Didier komt tot dit besef door de lectuur van Il Mestiere di Vivere, het dagboek van Cesare Pavese. Maar Hermine distantieert zich van dit soort literatuur wanneer ze inziet waartoe ze leiden kan: bij haar doet ze het besef groeien dat er een andere voltooiing van het leven moet bestaan. Tot dezelfde slotsom brengt haar het leven en het werk van Guillaume Apollinaire, het leven van Guillaume Thomas in Cocteau's Thomas de Bedrieger, het werk van Egon Schiele in Duizend Jaar Thomas.
Het literaire werk, dat van anderen en het eigene, het kunstwerk in het algemeen, leidt de auteur en haar personages op de weg van de bewustwording. Literatuur, kunst is dus maar belangrijk in zoverre ze het antwoord is op de vragen die de mens zich stelt. Maar die literatuur is in de moderne maatschappij ‘a second hand rose’ geworden. Volgens Loekie Zvonik is het zover gekomen door de evolutie die de vrouw aan het werk gezet heeft en recht gegeven heeft op vrije tijd en die daarmee het geestelijk monopolie van de mannen heeft
| |
| |
doorbroken. De moderne maatschappij heeft daarmee de kunstenaar een schizofreen leefschema opgedrongen. De waanzin en de barbaarsheid van onze fin-de-siècle-tijd wordt nog in ruime mate versterkt door het feit dat de kunst koopwaar geworden is. ‘Beschaving zet geen grote bek op, dringt zich niet op, intrigeert niet en is daardoor tot veronachtzaming gedoemd’, meent Loekie Zvonik in Duizend Jaar Thomas.
| |
Techniek
Haar werk is daarom een poging om deze aaneenschakeling van gegevens die de evolutie uitmaken, in positieve zin om te buigen. In het relaas van de ‘Grausame Verkettung’ van feiten en gebeurtenissen die tot de dood van Didier leidden, probeert Hermine zijn ervaring van de liefde die ‘...ons in onze naaktheid onthult, in onze ellende, onze weerloosheid, ons niets’ om te buigen tot een ‘...liefhebben in de hoop gelukkig te zijn’. Deze ‘Grausame Verkettung’ is in het werk voelbaar door het gebruik van de zogenaamde ‘Einbildungstechnik’, de montage van fragmenten van heterogene oorsprong tot een nieuwe, een andere realiteit. In Hoe heette de Hoedenmaker? wordt het verhaal van Didier en Hermine op deze wijze vermengd met de levensbeschrijvingen van schrijvers uit de wereldliteratuur, met het verhaal van de mythische oorsprong van de stad Praag en met de legende van de Golem. In Duizend Jaar Thomas worden Serge en André telkens geassocieerd met Thomas, en Thomas met de tweede wereldoorlog. De tweede wereldoorlog roept dan weer de herinnering op aan de eerste, enzovoort. Telkens wordt daardoor in het proza van Loekie Zvonik een verruiming van de epische tijd en van de epische ruimte verkregen. Het aaneenschakelingsprocédé laat het relaas van de twaalfdaagse reis naar Wenen uitgroeien tot een verhaal dat twaalf jaar beslaat, terwijl in het verslag van een vierdaagse excursie naar Londen het overschouwen van honderd jaar beschaving wordt ingelast. Door deze techniek slaagt Zvonik erin de eigen pijn, het eigen lijden en de eigen vreugde te situeren in de geschiedenis van de mensheid en de betekenis van leven, dood en liefde voor de mens in het algemeen te achterhalen.
| |
Stijl
Het aaneenschakelingsprincipe, dat de disparate gegevens
| |
| |
ordent die de basis vormen van het proza van Zvonik, zet zich eveneens door in de zinsbouw. De vaak lange zinnen zijn meestal samengesteld uit nevengeschikte hoofdzinnen die verbonden worden met het voegwoord ‘en’. Ook opsommingen komen regelmatig voor in haar proza. Een voorbeeld uit het verhaal ‘De Witte Dame’ moge volstaan: ‘Ik kon maar best de gordijnen dichttrekken en nog wat spelen met het kind en hopen dat mijn moeder wat warmte zou voelen en niet teveel zou denken aan de tijd toen ze een klein meisje was dat door het hoge huis draafde met haar vriendinnetjes, de kinderen van vijfenzestig jaar geleden, Fien, Alfonsien, Marie, Julienne met hun kantjes en schorten, hun lintjes en stroken.’ De eentonigheid die uit deze aaneenschakelingen zou kunnen voortkomen, wordt handig vermeden door de afwisseling van bekoorlijke poëtische beschrijvingen met korte gesprekken, dialogen in telegramstijl, reflectie en herinnering. De kiesheid in de selectie van details, de beheersing van het gevoel en de atmosferische geladenheid van het virtuoze proza maken van de romans en verhalen van Loekie Zvonik boeiende leeservaringen.
| |
Publieke belangstelling
Hoe heette de Hoedenmaker? werd aanvankelijk wel met argwaan benaderd. Zou Zvonik, na in deze roman het intieme leven van de schrijver Dirk de Witte te hebben belicht, nog wel in staat zijn andere romans te schrijven? Waren de kwaliteiten van het boek te danken aan het gegeven of aan het talent van de schrijfster? Het sensationele van het onderwerp maakte sommige critici huiverig. Wellicht is dat sensationele aspect er mede oorzaak van dat het boek tussen 1975 en 1977 drie drukken kende. Met Duizend Jaar Thomas bevestigde Loekie Zvonik haar schrijverstalent. Haar tweede roman werd over het algemeen ook gunstiger onthaald.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Loekie Zvonicek, Maar in plaats van de koekoek. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 17, nr. 2, 1964, pp. 135-182, V. |
Loekie Zvonik, Kinderen krijgen. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 25, nr. 5, 1972, pp. 481-493, V. |
Loekie Zvonik, Hoe heette de Hoedenmaker? Antwerpen-Amsterdam 1975, Standaard/Van Kampen, Gemini Literaire Paperbacks Glp 40, R. |
Loekie Zvonik, De Witte Dame. In: Vrouwen in Vlaanderen schrijven nu, Zele 1977, pp. 415-433, V. |
Loekie Zvonik, Net iets voor Emma. In: Averbodes Jaarboek, Averbode 1979, pp. 81-87, V. |
Loekie Zvonik, Duizend Jaar Thomas. Antwerpen-Amsterdam 1979, Standaard, R. |
Loekie Zvonik, Brief. In: Kreatief, jrg. 14, nr. 2-3, juli-augustus 1980, pp. 134-138, E. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Georges Adé, De afzijdigheidstheorie. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 23, nr. 4, april 1976, pp. 332-337. (over Hoe heette de hoedenmaker?) |
Hugo Bousset, Loekie Zvonik - Russian roulette. In: Hugo Bousset, Woord en schroom. Brugge-Nijmegen 1977, pp. 37-42. (over Hoe heette de Hoedenmaker?) |
Roger Van Brabant, Ro-Va-Cahier nr. 1. Sint-Truiden 1978. (bevat nagenoeg alle recensies tot dan in tijdschriften, dag- en weekbladen gepubliceerd over Hoe heette de Hoedenmaker?) |
Georges Adé, Kritiek: krisis. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 31, nr. 5, mei-juni 1978, pp. 415-420. (over Ro-Va-Cahier nr. 1) |
Albert Westerlinck, Loekie Zvonik: een groot talent. In: Dietsche Warande en Belfort, jrg. 124, nr. 8, oktober 1979, pp. 592-598. (over Duizend Jaar Thomas) |
E. Janssen, Loekie Zvonik - Duizend Jaar Thomas. In: De Periscoop, december 1979, p. 10. |
Hanneke van Buuren, De verwijdering van Loekie Zvonik. In: Ons Erfdeel, jrg. 23, nr. 3, mei-juni 1980, pp. 430-431. (over Duizend Jaar Thomas) |
Yang 96, jrg. 16, nr. 5, november 1980, Loekie Zvonik - nummer met onder meer:
- | Leo Geerts, Loekie Zvonik: Schermen van woorden, pp. 13-22. (over het autobiografische karakter van haar werk); |
- | Jos Boré, De parallel als structuurprocédé in de roman van Loekie Zvonik, pp. 23-33; |
- | Eugène van Itterbeek, Loekie Zvoniks dichterlijk proza: Cirkelbewegingen rond het geheim van leven en dood, pp. 34-39; |
- | Luc Decorte, Bio- en bibliografie van Loekie Zvonik, pp. 40-45. |
|
7 Kritisch lit. lex.
mei 1982
|
|