| |
| |
| |
Gerrit Jan Zwier
door Rody Chamuleau
1. Biografie
Gerrit Jan Zwier werd op 26 januari 1947 in Leeuwarden geboren uit ouders die afkomstig waren van het Friese platteland. Het gezin vestigde zich achtereenvolgens in Assen en Epse (bij Deventer), toen zijn vader carrière ging maken en zich in het bedrijfsleven wist op te werken van loopjongen tot directeur. Na de middelbare school, die hij in Deventer doorliep, vertrok Gerrit Jan Zwier naar Amsterdam om biologie te gaan studeren. Toen hij echter tot de conclusie was gekomen, dat dat geen stad was voor introverten en romantici, brak hij zijn studie af en zwierf een tijdlang door Scandinavië. Hij verdiende zijn brood met werk in visfabrieken en op vissersschepen. Teruggekeerd in Nederland liet hij zich in 1967 aan de Groningse Universiteit inschrijven voor de studie sociale geografie. Zijn hang naar exotiek kon hij uitleven in de culturele antropologie.
Tijdens zijn studie werkte hij op campings op de Waddeneilanden, reisde naar Noord-Afrika, de Shetland Eilanden en de Färöer. In het Noorse Finnmarken bestudeerde hij de zeden en gewoonten van de Lapse bevolking. Twee jaar lang bereidde hij zich voor op een visserijstudie in het noorden van IJsland, maar hij slaagde er niet in dit promotie-onderzoek gesubsidieerd te krijgen. In 1975 studeerde hij af in geografie en antropologie, waarna hij een blauwe maandag les gaf aan een middelbare school in Groningen. Sedert 1979 is hij freelance medewerker van NRC Handelsblad en in 1982 volgde hij Ab Visser op als literair criticus bij de Leeuwarder Courant. Voor de TROS- en KRO-radio maakt hij programma's over literaire en antropologische onderwerpen.
| |
| |
In 1990 zond de TROS De antropologen uit, een vierdelige hoorspelreeks over een paar wereldberoemde onderzoekers, die de participerende observatiemethode hanteerden: ze verhuisden naar een Papoeadorp of een atol in de Stille Zuidzee om de vreemde cultuur te kunnen begrijpen.
Toen in 1996 De knoop van IJsland verscheen, toonden ook de IJslanders belangstelling. Dat resulteerde in 1998 in een vertaling. De IJslandse titel Ráđgátan betekent ‘het raadsel’.
Gerrit Jan Zwier heeft zich altijd afzijdig gehouden van literaire kringen en maakt er geen geheim van dat hij het grotestadsleven verafschuwt.
Hij is gehuwd met de angliste Djuke Houweling, heeft een dochter en een zoon, en woont in Zuidhorn.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Visie op de wereld
In het literaire werk van Gerrit Jan Zwier kan men reisbeschrijvingen, fictioneel proza en essays onderscheiden. De reisverhalen beperken zich niet tot het noteren van waarnemingen en het interpreteren daarvan; zij laten zich vooral karakteriseren als persoonlijke en indringende verslagen van innerlijke ervaringen. Het gaat minder om het vastleggen van afgelegde trajecten, ongerief en geografische bezienswaardigheden als wel om de verwerking daarvan, want de hedendaagse reiziger is volgens Zwier meer een erfgenaam van de romantici dan van de ontdekkingsreizigers. Het landschap, dat de smachtende ziel van de romanticus weerspiegelt, dient men dan ook te ondergaan, te ruiken, te proeven. En bij tijd en wijle is het noodzakelijk dat de reiziger afstand neemt en reflecteert.
Zwier legt een sterke voorkeur aan de dag voor barre, desolate gebieden en primitieve volken en de natuur speelt een grote rol in zijn oeuvre. De beschrijving ervan wordt vooral gekenmerkt door een nauwgezette vermelding van de plaatselijke flora en fauna: aan de bijzonderheden van de vegetatie en het vogelbestand wordt veel aandacht besteed. ‘In het tweegesprek met de natuur keert de mens tot zichzelf in. Tegenover de schijn en oppervlakkigheid van de stad en haar beschaving staat de natuur, als zinnebeeld van eenvoud en waarachtigheid,’ schrijft hij in ‘Jij bent niets, God is alles’ (in Witte heksen).
| |
Thematiek
In bijna alle gevallen is de wetenschap - speciaal de biologie, de cultuurpsychologie en de antropologie - het vertrekpunt, niet alleen voor de reisreportages, maar ook voor de verhalen, romans en essays. Wie poogt een thematische samenhang in de romans en verhalenbundels te ontdekken, kan het best uitgaan van het gegeven, dat de hoofdpersoon meestal een introverte eenling is, liefst een onvermoeibare zwerver die op zoek is naar iets of iemand. Om zijn doel te bereiken tracht hij een contact op te bouwen met een hem vreemde, soms zelfs vijandige omgeving. Alle pogingen daartoe zijn echter gedoemd te falen en daarmee is de basis voor een conflict gelegd. Rinse Feddema in ‘Friko-hotel, Ameland’ (in Een terloopse handreiking) bijvoorbeeld zal door de tappers van de brouwerij nooit als een der hunnen geaccepteerd worden. Alexander
| |
| |
Hakluyt (in Naamloze angst) is als onderzoeker de risee van de wetenschappelijke wereld en daar kan zijn postume rehabilitatie niets meer aan veranderen. De ex-journalist Sief Leeflang, in ‘Stortemelk - goed voor elk’ (in De noordkromp en andere verhalen) kan geen greep krijgen op de gebeurtenissen, omdat hij in wezen een buitenstaander is. ‘Ik schrijf over de meegaande solitair die op weg is naar iets... als bevestiging van zijn bestaan, het eigen zijn,’ verklaarde de schrijver tegenover F.J. Bromberg in 1978. De mens kan op zijn speurtocht, of dat nu is naar een schelp, naar resten van een prehistorische mens of naar Atlantis, alleen op zichzelf vertrouwen.
Heel sterk komt dat naar voren in de beide romans. In Naamloze angst is de jonge onderzoeker, evenals weleer zijn grootvader, door de omstandigheden gedwongen zijn eigen eenzame weg te gaan. In Allemaal projectie is het niet anders: zodra de anti-held, Aaldert Oldekerk, genoodzaakt wordt de hulp van (vermeende) bondgenoten in te roepen, moet dat wel op een fiasco uitlopen.
Het academisch milieu speelt in de meeste verhalen een belangrijke rol. ‘Je vindt daar alles - machtsrelaties, prestatiedwang. Je zit in een vrij overzichtelijk veld waarin al dit soort dingen in geconcentreerde vorm aanwezig zijn. Bovendien zijn de hoofdpersonen daarin geen domoren, je kunt er dus iets mee doen.’ (Nieuwsblad van het Noorden, 17-4-1980) De wetenschapper die veldwerk verricht, is natuurlijk bij uitstek een slachtoffer van vervreemding. Juist omdat hij geen deel uitmaakt van de samenleving die hij bestudeert komt zijn positie scherp tot uiting. Doordat de gebeurtenissen zich veelal in moeilijk bereikbare gebieden of op eilanden afspelen met een andersoortige cultuur, wordt het gevoel van isolement, chaos en ontworteling sterk benadrukt. De etnograaf of antropoloog in Lapland, op IJsland of zelfs op een van de Waddeneilanden is bij voorbaat op zichzelf aangewezen.
| |
Visie op de wereld
Dat de voorkeur van de auteur uitgaat naar natuurvolken in onherbergzame en dus ongerepte streken of naar een milieu waar ondoorzichtige religies met de bijbehorende taboes, mythen en riten - witte heksen, trollen, Papoea's, Berbers - nog van kracht zijn, is wellicht te relateren aan Zwiers queeste naar de oervormen van het leven, naar de oorsprongen van de natuur,
| |
| |
maar ook van de menselijke geest en het menselijk gedrag. In zijn verhalen wordt dat gedrag meer dan eens bepaald door een onbestemde angst. De aandacht voor mystiek en mythologisch denken moet in dit verband gezien worden als een prelogische benadering van het bestaan. De mythologie, waarin alles afgerond en geordend is, sluit direct aan bij Zwiers streven naar een coherent wereldbeeld. Het zoeken wordt doel op zichzelf.
| |
Kunstopvatting
In het titelverhaal van Witte heksen meent de ik-persoon: ‘Je hebt de aarde, de zon en de maan; je hebt de dag en de nacht, er zijn mannen en vrouwen, mensen gaan dood en er worden kinderen geboren, de een heeft geluk en de ander niet, en de vraag is nu hoe deze zaken zich tot elkaar verhouden.’ Die vraag nu dient de schrijver in Zwiers opvatting te beantwoorden. De antropoloog tracht het geloof en de beleving van natuurvolken te doorgronden, zoals de schrijver tracht de chaotische wereld om hem heen in kaart te brengen en zijn waarden te formuleren en al schrijvend een sluitend wereldbeeld te ontwikkelen. Deze parallel komt herhaaldelijk voor in Zwiers literaire werk.
| |
Techniek
Met rake observeringen en nauwgezet als een veldwerker inventariseert hij alle omstandigheden en op het eerste gezicht irrelevante factoren die de catastrofe zullen veroorzaken en eventueel de katharsis zullen bewerkstelligen. Dat geldt onder andere voor ‘Whisky on the rocks’ (in Stilte voor de storm). Als Lode Zeegers in opdracht van de werkgroep ‘Noorderlicht’ naar een van de Shetland eilanden wordt gestuurd om een zeldzaam type boot te bemachtigen, is hij tevens in de gelegenheid de achtergrond van een reeks gewelddadige brandstichtingen te onderzoeken. Hij wil aantonen, dat er een bijna mythisch mechanisme werkzaam is, waardoor er in een populatie natuurlijke selectie optreedt. Daarvoor gaat hij uit van een antropologisch model: bevolking, organisatie, omgeving en technologie dienen ten opzichte van elkaar in harmonie te zijn. Als een van de factoren dreigt te gaan knellen, dienen zich onvermijdelijk problemen aan.
Schrijven is voor Zwier een expeditie door het domein van de verbeelding naar de drijfveren van het menselijk handelen. Hij is geen experimentalist, hij hanteert traditionele verteltech- | |
| |
nieken, die hij met allerlei variaties toepast. Ik- en hij-perspectief wisselen elkaar af en door middel van flash-backs en een zorgvuldige opbouw van het verhaal weet hij de spanning op te voeren. Door nauwkeurige beschrijvingen van details verhoogt hij de suggestie van werkelijkheid. De spiegeleffecten, dubbelstructuren en herhalingen zijn niet geslaagd, waar er sprake is van een overdosis, zoals in ‘Mattheus 24:6, 7’ (in De noordkromp en andere verhalen) en in Naamloze angst.
| |
Traditie / Verwantschap
Informatieve aanhalingen uit andermans werk zijn in Zwiers boeken geen zeldzaamheid. Vooral uit reisverhalen, cultureel-antropologische verslagen en uit het oeuvre van J. Slauerhoff wordt veel geciteerd. De laatste is nadrukkelijk en veelvuldig aanwezig. Zwier wijst zelf op biografische parallellen: van oorsprong Fries, studie in Amsterdam, een voorliefde voor de Waddeneilanden, met name Vlieland. Maar ‘belangrijker dan de geografische parallellen tussen onze levensloop was de gelijkheid in levensgevoel. [...] De pasvorm waarin mijn levensgevoel werd gegoten was kant en klaar aanwezig in Slauerhoffs poëzie,’ vertrouwt de ik-figuur in ‘Tout à toi’ (in Witte heksen) de lezer toe. Zwier heeft er nooit een geheim van gemaakt dat zijn schrijverschap schatplichtig is aan Slauerhoff, die hij de grootste romantische schrijver van deze eeuw noemt en wiens boeken hem bij al zijn veldwerk in den vreemde hebben vergezeld.
De neiging botanische en ornithologische bijzonderheden zo exact mogelijk te beschrijven, op het belerende af, heeft hij gemeen met Maarten 't Hart; de betrokkenheid bij de natuur in haar zuiverste vorm deelt Zwier met Nescio.
De opvatting dat literatuur een bron van kennis dient te zijn en dat het de taak van de schrijver is orde te scheppen in de chaos, doet aan W.F. Hermans denken. Ook op andere gronden is Zwier wel met hem vergeleken. De tocht naar Spitsbergen, beschreven in ‘Geen nieuws uit Smeerenburg’ (in Witte heksen) vertoont door de aaneenschakeling van mislukkingen enige overeenkomst met Nooit meer slapen. Het gesjoemel aan de Groningse Universiteit, waar publikatiedwang en machtsstrijd de hoogte van de overheidssteun bepalen, in ‘Nummer 220: de noordkromp’ (in De noordkromp en andere verhalen) en in Allemaal projectie doet denken aan Hermans' Onder Professoren.
| |
| |
| |
Thematiek
De liefde voor de Waddeneilanden is een terugkerend motief in het werk van Zwier. Hij wijdde er in 1992 een spannend jeugdboek aan: Vlieland in gevaar. Als Zwier in zijn bundel reportages over zijn reizen naar de arctische gebieden, Het noordelijk gevoel (1998), het sentiment uit de titel tegen het licht houdt, begint hij in het Waddengebied. Wat is er, nu hij de vijftig is gepasseerd, over van dat mysterieuze verlangen en welke gedaante heeft het aangenomen bij andere reizigers en reisboekenauteurs die het noorden aandoen? Oorspronkelijk kwam het ‘noordelijk gevoel’ tegemoet aan een ‘hang naar ruimte, eenzaamheid, naar zuiverheid misschien. Het lijkt op nostalgie, die ook nooit bevredigd kan worden. Met dweepzucht heeft dit sentiment in ieder geval niets gemeen,’ schrijft hij in Land van grote eenzaamheid (1987). Weliswaar heeft het fenomeen in de loop der jaren aan kracht ingeboet, maar het is er nog steeds; op Vlieland hoort hij de stem van het noorden in de branding en achter de duinen nog altijd zachtjes naklinken.
De roman De inquisiteur (1989) sluit aan bij Zwiers romantische preoccupatie met de wereld van mystiek en occultisme. Voor de hoofdpersoon, Don Pedro de Simancas, stond de historische Alonso de Salazar y Frias model, een van de drie opperrechters van de inquisitie die in 1609 in de Spaanse stad Logroño een oordeel moesten vellen over de beschuldigingen van hekserij, waarvan heel Noord-Spanje in de ban was. De lezer van de roman krijgt inzicht in de gecompliceerde denkwereld van een man die heen en weer geslingerd wordt tussen zijn mystieke strevingen naar hemelse zuiverheid en de macht van zijn lichamelijke begeerte.
| |
Visie op de wereld
Kampvuren in de dessa (1994) houdt het midden tussen een roman en een reisboek. De titel is een contaminatie van Kampvuren langs de evenaar, een publicatie uit 1940 van Paul Julien over zijn expedities in West- en Centraal-Afrika, en Orpheus in de dessa, een novelle uit 1902 van de in Nederlands-Indië geboren schrijfster Augusta de Wit. Kampvuren in de dessa is ook een (niet geheel geslaagde) satire op de wereld van de reisboekenauteurs; de hoofdpersoon is zelf een schrijver van reisverhalen, al wordt hij steeds afkeriger van de vluchtige reisjournalistiek die hij bedrijft. Net als Zwiers alter ego in Allemaal projectie wordt hij Aal- | |
| |
dert genoemd. Het tweede hoofdstuk heeft de kenmerken van een sleutelroman.
Op een receptie in Amsterdam om de publicatie te vieren van een bundel reisverhalen van diverse auteurs, ontmoet Aaldert zijn collega's. Dat de literaire cercle uit de hoofdstad oververtegenwoordigd is, ligt voor de hand. Het is een mooie gelegenheid om over het genre te bespiegelen en commentaar te leveren op zijn medeauteurs. Voor de goede verstaander is daar behalve Adriaan van Dis ook aanwezig de cultuurfilosoof Ton Lemaire, schrijver van Filosofie van het landschap, die zijn heil op het Franse platteland heeft gezocht. Hier wordt hij Fons Latour genoemd. Verder treffen we aan de borreltafel Carolijn Visser, Boudewijn Büch, Simon Vinkenoog, Cees Nooteboom en Tom van Deel, die ‘liever een experimentele roman van een Vlaming leest dan een sierlijk reisverhaal’.
In de figuur van fotograaf Douwe, met wie Aaldert menig reisje heeft ondernomen en die verslaafd is aan drank, seks en rock-'n-roll, geeft Zwier gestalte aan zijn afkeer van diens dionysisch karakter en aan de erfenis van de jaren zestig.
Als de schrijver de balans opmaakt van zijn leven, vraagt hij zich af wat er terechtgekomen is van de romantische idealen uit zijn jeugd. Is hij een cynicus aan het worden? ‘Als alle dromen zijn verdampt of gerealiseerd en de last der jaren zwaarder gaat drukken, dan verlaat de muze van de romantiek vanzelf het zinkend schip’, zal hij later in Al dwalend (2001) wrang constateren. Gelukkig weet Hermien, een studente die samen met Aaldert en Douwe een tocht naar IJsland onderneemt, met haar onverschillige schoonheid en levenslust weer iets van het oude vuur aan te wakkeren.
| |
Stijl
Het merendeel van de verhalen is in een laconieke, licht ironische stijl geschreven. Wanhoop en troosteloosheid treedt Zwier luchthartig tegemoet en ook het groteske en bizarre gaat hij niet uit de weg. Relativerend beschrijft hij academische arbeid en het intellectuele milieu, waarbij hij vaak de draak steekt met professorale hoogdravendheid en modieus taalgebruik.
| |
Relatie leven/werk
In de eerste twee verhalenbundels heeft Zwier volgens eigen zeggen veel autobiografisch materiaal verwerkt, vooral zijn ervaringen tijdens wetenschappelijke reizen. Het onderzoek waar- | |
| |
van in ‘Whisky on the rocks’ sprake was, is blijkens de inleiding bij zijn reisnotities over IJsland, Land van grote eenzaamheid, gebaseerd op een door hemzelf ontwikkeld onderzoeksmodel. Een vlek op de toendra (1991) is het verslag van drie reizen die hij in de loop der tijden naar Lapland maakte.
Niet altijd is precies uit te maken in hoeverre werkelijkheid tot verbeelding is verheven. Bij het verhaal ‘Twee kratermeren’ (in Stilte voor de storm) en de roman De knoop van IJsland (1996), is dat nog wel mogelijk, omdat Zwier daarvoor uitging van een historisch gegeven: de nooit opgehelderde verdwijning van twee Duitse wetenschappers in 1907, die de krater van de Askja-vulkaan in een uithoek van IJsland onderzochten. In de roman beschrijft Zwier de queeste vanuit het perspectief van de vulkanoloog Hans Otten, die na het drama samen met de verloofde van een van de slachtoffers, Ina van Grumbkow, de tocht opnieuw onderneemt in de hoop zekerheid te krijgen over het lot van de omgekomen geleerden.
Reminiscenties aan Zwiers kortstondige ervaring als leraar aardrijkskunde zijn onder andere verwerkt in ‘Talahassee Jessie’ (in Een terloopse handreiking) en ‘De bestorming van Briltil’ (in Stilte voor de storm).
De artikelen in kranten en tijdschriften die Zwier schreef tussen 1991 en 1995 vulde hij aan en hij bundelde ze tot Dagboek van een provinciaal (2000), geen echt dagboek dus, maar ‘een veldboeket van meningen, satire, roddel en reisverhalen’. Behalve persoonlijke notities over zijn familie wordt het hele scala van Zwiers stokpaardjes erin behandeld: zijn aversie tegen de Revisor-auteurs, zijn ervaringen als reisleider naar Vlieland en door Friesland, Slauerhoff achterna, en de reacties van het publiek op zijn werk als schrijver. De stukken zijn soms geestig, hier en daar drammerig en in een enkel geval polemisch. Voor wie wil weten hoe de werkelijkheid zich verhoudt tot de fictie in Kampvuren in de dessa is dit boek verhelderend, omdat Zwiers verblijf in Sint-Petersburg nauwkeurig wordt beschreven, evenals de receptie bij de Amsterdamse uitgeverij en zijn ontmoeting met de reislustige studente cultuur en communicatie.
In het vervolg op dit ‘dagboek’, waarin de auteur zelf minder centraal staat, is hij de chroniqueur van de periode 1996-2000.
| |
| |
Naar een dichtbundel van J. Slauerhoff noemde hij het boek Al dwalend. Omdat het evenmin een echt dagboek is, maar vooral een verslag van Zwiers belevenissen tijdens zijn reizen, sluit dit deel veeleer aan bij Het noordelijk gevoel.
| |
Kritiek
Zwiers debuut, De noordkromp en andere verhalen, werd in de pers zeer verschillend beoordeeld. Waar de ene criticus sprak van een van de beste debuten van de jaren zeventig (Murk Salverda), verweet de ander Zwier een ondoordachte zorgeloze stijl (Reinjan Mulder) of quasi-intellectuele prietpraat (Frans de Rover). Zijn tweede bundel, Een terloopse handreiking, was een zelfde lot beschoren, maar Ab Visser vond dat hiermee een belofte was ingelost.
Van de romans werden vooral Allemaal projectie en De inquisiteur gunstig ontvangen. Helga Ruebsamen noemde het eerstgenoemde boek ‘een goed geschreven, goed geconstrueerd, in hoge mate onderhoudend, bij vlagen meeslepend boek, dat thuishoort in de categorie elegant en lichtvoetig amusement en dat daar [...] toch boven uitstijgt’. Hans Warren noemde De inquisiteur ‘een bijzonder boek dat dan ook niet onopgemerkt zou mogen blijven’ en Janet Luis vond Don Pedro een overtuigend personage, een weliswaar verlicht mens, ‘maar toch ook een kind van zijn tijd. Een sympathieke eigenschap is zijn zelftwijfel.’
In het algemeen worden Zwiers reisboeken meer gewaardeerd door de ‘noordgangers’ en lezers van reisverhalen dan door de literaire critici, hoewel Land van grote eenzaamheid en Het noordelijk gevoel een goede pers kregen.
Meermalen heeft Zwier zijn visie op de literaire kritiek verwoord. In Maatstaf publiceerde hij in 1992 een schotschrift, gericht tegen de ‘recensiepraktijk’ van Trouw-criticus Tom van Deel. Besprekers van zijn essays en reisverslagen verweten hem soms dat hij zich ten onrechte verongelijkt, irritant en betweterig opstelde en dat zijn onderwerpen niet altijd boeiend waren. Marnix Verplancke, die eerder constateerde dat het noordelijk gevoel in de eerste plaats een onstilbaar verlangen is om het onbestemde te bereiken, ‘een tekort dat iedereen wel voelt, maar alleen door de romantici onder ons belangrijk genoeg geacht wordt om er een boek aan te wijden,’ stelt in zijn artikel over Al
| |
| |
dwalend vast, dat het de auteur aan visie of een interessante kijk op de zaak ontbreekt.
Max Pam, die Zwiers kwaliteiten als schrijver wel degelijk onderkent, wijst er in zijn bespreking van Dagboek van een provinciaal op, dat er in Zwiers opstelling van ik-ben-maar-een-eenvoudige-boerenlul een gevaar dreigt, namelijk ‘dat iemand zo in zijn eigen pose gaat geloven dat zijn ironie het van de werkelijkheid verliest’.
| |
Ontwikkeling
Zwiers neiging die uit de eerste verhalen sprak, om te eindigen met een pointe, een onverwachte wending, is later niet meer zo nadrukkelijk aanwezig. Van een echte ontwikkeling in de zin van thematische verschuivingen kan men eigenlijk niet spreken. Het taalgebruik, dat aanvankelijk nogal exuberant was, werd in de loop der tijd wat soberder. Door die wat meer ingehouden stijl heeft het werk meer zeggingskracht gekregen.
| |
Visie op de wereld
Gerrit Jan Zwier is in zoverre geëngageerd als schrijver dat hij maatschappijkritiek niet uit de weg gaat. Met wetenschappelijke modellen en met zijn gespecialiseerde kennis toetst hij gebeurtenissen en ervaringen. Dat geldt zowel voor de reisreportages en de antropologische essays als voor de verhalen en romans.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Gerrit Jan Zwier, De noordkromp en andere verhalen. Amsterdam/Brussel 1978, Elsevier, Elseviers literaire serie, VB. |
Gerrit Jan Zwier, Een terloopse handreiking. Amsterdam/Brussel 1978, Elsevier/Manteau, Elseviers literaire serie, VB. |
Gerrit Jan Zwier, Stilte voor de storm. Amsterdam/Brussel 1979, Elsevier/Manteau, Elseviers literaire serie, VB. |
Gerrit Jan Zwier, Antropologen te velde. De confrontatie van de etnograaf met vreemde volkeren en met zichzelf. Baarn 1980, Ambo, EB. (2e herziene en uitgebreide druk 1989, De Prom) |
Gerrit Jan Zwier, Allemaal projectie. Amsterdam/Brussel 1980, Elsevier/Manteau, Elseviers literaire serie, R. (2e druk Baarn 1990, De Prom) |
Gerrit Jan Zwier, Naamloze angst. Baarn 1982, Ambo/De Prom, R. |
Gerrit Jan Zwier, Schrijven in Groningen. In: Het land der letteren. Nederland door schrijvers en dichters in kaart gebracht. Samenstelling Adriaan van Dis en Tilly Hermans. Amsterdam 1982, Meulenhoff, pp. 170-172, E. |
Gerrit Jan Zwier, Slauerhoff. Culemborg 1984, Educaboek, Literaire leesbundels, E. |
Gerrit Jan Zwier, Witte heksen. Baarn 1985, De Prom, VB. |
Gerrit Jan Zwier, Grijpen naar de regenboog. Een literaire safari. Baarn 1985, De Prom, Bibliofiel 7, EB. |
Jan Morris, Laatste berichten uit Hav. Vertaald door Gerrit Jan Zwier. Utrecht/Antwerpen 1986, Veen, Op Schrijvers Voeten, Br. (vert.) |
Gerrit Jan Zwier, Het Slauerhoff-jaar. Oosterbeek 1987, Bosbespers, E/T. |
Gerrit Jan Zwier, Land van grote eenzaamheid. Reisnotities over IJsland. Utrecht/Antwerpen 1987, Veen, Op Schrijvers Voeten, VB. (2e druk Amsterdam 1999, Atlas) |
Nigel Barley, De onnozele antropoloog. Notities uit een lemen hut. Vertaald door Gerrit Jan Zwier. Amsterdam 1987, Contact, E. (vert.) |
Evelyn Waugh, 92 dagen. Een reis door Brits Guyana en Brazilië. Vertaald door Gerrit Jan Zwier. Utrecht/Antwerpen 1987, Veen, Op Schrijvers Voeten, V. (vert.) |
Karin von Welck, Bizonjagers en muizenvrienden. De indianen van Noord-Amerika. Vertaald door Gerrit Jan Zwier. Amsterdam 1988, Meulenhoff Jeugd, J. (vert.) |
Beryl Markham, De nacht achterna. Vlucht over Afrika. Vertaald door Gerrit Jan Zwier. Utrecht/Antwerpen 1988, Veen, Op Schrijvers Voeten, R. (vert.) (2e druk Amsterdam 2000, Muntinga, Sirene-pocket 90) |
Gerrit Jan Zwier, Het meisje en de mol. Geïllustreerd door Angela de Vrede. Amsterdam 1989, Meulenhoff Jeugd, J. |
Gerrit Jan Zwier, De inquisiteur. Baarn 1989, De Prom, R. |
Gerrit Jan Zwier, Europese reizen. Baarn 1990, De Prom, VB. |
| |
| |
Gerrit Jan Zwier, Een vlek op de toendra. Reisnotities over Lapland. Baarn 1991, De Prom, VB. |
Gerrit Jan Zwier, Denkwijze 298. Hoogte- en dieptepunten in de Nederlandse literatuur uit de jaren tachtig. Baarn 1991, De Prom, Bibliofiel 24, EB. |
Gerrit Jan Zwier, Een gat in de hemel. Oosterbeek 1991, Bosbespers, EB. |
Gerrit Jan Zwier, Vlieland in gevaar. Ede 1992, Kluwer Jeugdboeken, J. |
Gerrit Jan Zwier, Alleen voor Friesland heb ik nog een zwak. Leeuwarden 1992, Monument van de maand, jrg. 7, deel 6, Biografie. (2e herziene druk 1998, Stichting Kultuer en Toerisme yn Frieslân) |
Gerrit Jan Zwier, Het hart op de juiste plaats. In: Maatstaf, jrg. 40, nr. 7, juli 1992, pp. 64-77, E. |
Gerrit Jan Zwier, Kampvuren in de dessa. Baarn 1994, De Prom, R. |
Ian Bell, Robert Louis Stevenson. Een biografie. Vertaald door Djuke Houweling en Gerrit Jan Zwier. Baarn 1994, De Prom, Biografie (vert.) |
Gerrit Jan Zwier, Vlieland. Geïllustreerd door Gerrit Terpstra. Leeuwarden 1994, Stichting Beeldende Kunst Friesland, Friesland in prent, proza en poëzie 20, E. |
Gerrit Jan Zwier, Een lichte angst. Beschouwingen over reizen en reisboeken. Baarn 1995, De Prom, Bibliofiel 30, EB. |
Gerrit Jan Zwier en Chris de Jong, Drenthe. Den Haag 1995, ANWB-reisgids Nederland. |
Gerrit Jan Zwier, De knoop van IJsland. Baarn 1996, De Prom, R. |
Gerrit Jan Zwier, Het noordelijk gevoel. Amsterdam/Antwerpen 1998, Atlas, VB. (2e druk 2001, Pandora-pocket)
Rondje Drenthe. Den Haag 1998, ANWB/VVV, Fietstochten.
Dagboek van een provinciaal, 1991-1995. Amsterdam/Antwerpen 2000, Atlas, VB. |
Gerrit Jan Zwier, Rondje Groningen. Den Haag 2000, ANWB/VVV, Fietstochten. |
Gerrit Jan Zwier, Al dwalend. Reisdagboeken. Amsterdam/Antwerpen 2001, Atlas, VB. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Wim Hazeu, Gerrit Jan Zwier in de opmars der debutanten. In: Haagsche Courant, 11-2-1978. (over De noordkromp en andere verhalen) |
Murk Salverda, Lachen in wanhoop. In: Het Parool, 11-3-1978. (over De noordkromp en andere verhalen) |
Pierre Spaninks, Jonge Nederlanders op reis. In: de Volkskrant, 11-3-1978. (over De noordkromp en andere verhalen) |
Aad Nuis, Drie manieren om te reizen. In: Haagse Post, 18-3-1978. (over De noordkromp en andere verhalen) |
Reinjan Mulder, Mompelen, fluisteren, staren en brommen. In: NRC Handelsblad, 24-3-1978. (over De noordkromp en andere verhalen) |
F.J. Bromberg, Gerrit Jan Zwier: ‘Gedrag is niet altijd vanzelfsprekend’. In: Het Binnenhof, 8-4-1978. (over De noordkromp en andere verhalen) |
Frans de Rover, Wie in de fuik zit zet zich vast. In: Vrij Nederland, 27-5-1978. (over De noordkromp en andere verhalen) |
Margaretha Ferguson, Modieuze en eigentijdse geluiden bij Gerrit Jan Zwier en Peter ten Hoopen. In: Het Vaderland, 2-9-1978. (over De noordkromp en andere verhalen) |
Aad Nuis, Door dik en dun. In: Haagse Post, 13-1-1979. (over Een terloopse handreiking) |
Murk Salverda, Zwier uitgegleden. In: Het Parool, 26-1-1979. (over Een terloopse handreiking) |
Ab Visser, Verhalen, heel veel verhalen. In: Leeuwarder Courant, 17-2-1979. (over Een terloopse handreiking) |
Hans van de Waarsenburg, Whiskey on the rocks. In: De Limburger, 15-12-1979. (over Stilte voor de storm) |
Arjaan van Nimwegen, Zwier laat meegesleurde lezer in de kou staan. In: Utrechts Nieuwsblad, 3-1-1980. (over Stilte voor de storm) |
Murk Salverda, Tofheid in Groninger Ommelanden. In: Vrij Nederland, 23-2-1980. (over Stilte voor de storm) |
Johannes van der Woude, ‘Schrijven is een emotionele zaak’. In: Nieuwsblad van het Noorden, 17-4-1980. (interview) |
Aad Nuis, Eigentijdse jongensboeken. In: Haagse Post, 31-5-1980. (over Allemaal projectie) |
Willem Kuipers, De angst van de veldwerker zijn baan te verliezen. In: de Volkskrant, 7-6-1980. (over Allemaal projectie) |
Ab Visser, Hoe ver het was... In: Leeuwarder Courant, 19-7-1980. (over Allemaal projectie) |
F. de Keyser, Vergroeid met natuur en landschap. In: De Nieuwe Gazet, 17-10-1980. (over Stilte voor de storm) |
Hans Warren, De confrontatie van Gerrit Jan Zwier. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 10-11-1980. (over Antropologen te velde) |
L. Brunt, Een kijkje achter de coulissen. In: Vrij Nederland, 22-11-1980. (over Antropologen te velde) |
Rob Schouten, Krijgsgeweld en naamloze angst. In: Trouw, 28-10-1982. (over Naamloze angst) |
Durk van der Ploeg, De romantische held en het tragische slachtoffer. In: Leeuwarder Courant, 3-12-1982. (over Naamloze angst) |
Hans Warren, Naamloze angst. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 18-12-1982. |
Pim Lukkenaer, De angst als rem en als motor. In: Vrij Nederland, 28-1-1983. (over Naamloze angst) |
Reinout Hogeweg, Over misantropie en kameleons. In: Vrij Nederland, 13-8-1983. (over Naamloze angst) |
Anton Brand, Nieuwe verhalen van Gerrit Jan Zwier. In: Nieuwsblad van het Noorden, 6-12-1985. (over Witte heksen) |
Martin Hartkamp, Verbluffende verhalen van Gerrit Jan Zwier. In: Leeuwarder courant, 10-1-1986. (over Witte heksen) |
| |
| |
P.M. Reinders, Behendig zigzaggen. In: NRC Handelsblad, 14-3-1986. (over Witte heksen) |
Marcel van Nieuwenborgh, Op reis met boeken. In: De Standaard, 31-5-1986. (over Grijpen naar de regenboog) |
Hans Warren, De trieste witte heksen van Zwier. In: Utrechts Nieuwsblad, 29-8-1986. |
Gerlof Leistra en Fred van Garderen, Radio heeft minder diepgang dan krant. In: De Gooi- en Eemlander, 3-11-1986. (over Zwiers werk bij de radio) |
Eggert H. Kjartansson, Vreemd in IJsland. In: NRC Handelsblad, 9-5-1987. (over Land van grote eenzaamheid) |
Atte Jongstra, De fluitketel van Europa. In: Vrij Nederland, 20-6-1987. (over Land van grote eenzaamheid) |
Piet de Moor, Gerrit Jan Zwier: De schepping is op IJsland nog niet voltooid. In: Hervormd Nederland, 27-6-1987. (over Land van grote eenzaamheid) |
Rudi van der Paardt, Van en over Slauerhoff. In: Literatuur, jrg. 4, nr. 5, september-oktober 1987, pp. 298-300. (over Het Slauerhoffjaar) |
Rody Chamuleau, De wereld van Gerrit Jan Zwier. Baarn 1989, De Prom. (algemene beschouwing) |
Hans Warren, Gerrit Jan Zwier blijft verrassen met oeuvre. In: Leeuwarder Courant, 26-5-1989. (over De inquisiteur) |
Arnold Heumakers, Er wordt bij de Inquisitie aan de bel getrokken. In: de Volkskrant, 21-7-1989. (over De inquisiteur) |
Wim Vogel, De heks als karikatuur van de non. In: Vrij Nederland, 19-8-1989. (over De inquisiteur) |
Janet Luis, De tocht der bezems. In: NRC Handelsblad, 22-9-1989. (over De inquisiteur) |
Eddy Schaafsma, Een humane inquisiteur. In: Nieuwsblad van het Noorden, 6-10-1989. (over De inquisiteur) |
Karel Osstijn, Heksen en duivels in Baskenland. In: De Standaard, 16-12-1989. (over De inquisiteur) |
Henk Lagerwaard, Tumult over hoorspel over antropologie. In: NRC Handelsblad, 20-10-1990. (over De antropologen) |
Hans Warren, Grote reizen, kleine verhalen. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 5-1-1991. (over Europese reizen) |
Tracy Metz, Ik ga de woestijn in en schreeuw. In: NRC Handelsblad, 5-7-1991. (over Een vlek op de toendra) |
Aukje Holtrop, Kinderboek. In: Vrij Nederland, 3-10-1992. (over Vlieland in gevaar) |
Jaap van Heerden, Literaire verwijten. In: NRC Handelsblad, 26-3-1993. (over ‘Het hart op de juiste plaats’) |
Jeroen Vullings, Reizen per stokpaardje. In: Vrij Nederland, 27-8-1994. (over Kampvuren in de dessa) |
Peter Sierksma, Alleen op Vlieland voelde Slauerhoff zich thuis. In: Trouw, 18-9-1998. (over Het noordelijk gevoel) |
Hans Bouman, Van Jokkmokk naar Kvikkjokk. In: de Volkskrant, 11-12-1998. (over Het noordelijk gevoel) |
Marnix Verplancke, Romantiek uit de koude doos. In: De Morgen, 14-1-1999. (over Het noordelijk gevoel) |
Marijke Hilhorst, Buiten schot. In: Elsevier, 6-2-1999. (over Het noordelijk gevoel) |
Gert J. Peelen, De rancune van een broodschrijver. In: de Volkskrant, 21-1-2000. (over Dagboek van een provinciaal) |
Max Pam, Een veldboeket uit de provincie. In: HP/De Tijd, 18-2-2000. (over Dagboek van een provinciaal) |
Gerard Mulder, Aan de zwier. In: HP/De Tijd, 9-2-2001. (over Al dwalend) |
Erik Vissers, Gerrit Jan Zwier. In: De Standaard, 15-2-2001. (over Al dwalend) |
Marnix Verplancke, Slauerhoff van het IJsselmeer. In: De Morgen, 21-2-2001. (over Al dwalend) |
Vladimir Mars, Gerrit Jan aan de zwier met het Noordelijk Gevoel. In: Te voet, maart 2001, p. 21. (over Al dwalend) |
87 Kritisch lit. lex.
november 2002
|
|