| |
| |
| |
Koos van Zomeren
door J.A. Dautzenberg
1. Biografie
Peter Jacob (‘Koos’) van Zomeren werd op 5 maart 1946 geboren te Velp (Gelderland) als zoon van een beroepsmilitair. In zijn jeugd bracht hij de vakanties grotendeels door in het Betuwse dorp Herwijnen bij zijn ‘aangenomen’ grootouders Atje en Jantje (‘Tante’) en Atjes broer Lin. In feite was Jantje een oudtante (een zuster van zijn grootvader) bij wie Koos' vader was opgegroeid.
Van Zomeren deed in 1964 eindexamen HBS-b aan het Christelijk Lyceum te Arnhem. Daarna werkte hij een half jaar bij de Heidemaatschappij en was hij gedurende een half jaar in militaire dienst. In 1965 begon hij te publiceren, maar na een gedichtenbundel en drie romans ‘bleek ik niet de kleine literaire Mozart te zijn die de AP in mij had vermoed’ (tegen Frans Kotterer in 1980). In 1966 werd hij journalist bij Het Vrije Volk, eerst in Arnhem, daarna in Nijmegen. In 1970 nam hij onder andere uit ergernis over de zijns inziens weinig sociale reorganisaties bij Het Vrije Volk ontslag. Hij werd lid van de KEN(ml), dat wil zeggen de Kommunistiese Eenheidsbeweging Nederland (marxisties-leninisties), en op grond van de daar heersende maoïstische ideologie liet hij zich omscholen tot draaier en werkte hij in metaalfabrieken in Andelst (Betuwe) en Nijmegen. In 1971 kwam er een scheuring in de KEN(ml) en Van Zomeren koos de zijde van de groep die in 1972 de Socialistiese Partij zou oprichten. Al snel maakte hij deel uit van het driemanschap dat de partij bestuurde. Hij was belast met de propaganda-activiteiten, met name de redactie van het partijorgaan De Tribune; ook schreef hij tal van brochures over woning- | |
| |
nood, milieuproblemen en dergelijke. Van 1974 tot 1975 was hij gemeenteraadslid in Nijmegen; ook was hij voorzitter van de met de SP gelieerde Bond van Huurders en Woningzoekenden.
In 1975, na een lange gewetenscrisis, verliet hij de SP ‘omdat de revolutie niet kwam. Ik verwachtte die op korte termijn niet meer en met de mensen die SP runden was het ook maar beter dat die revolutie niet doorging. Die mensen wantrouw ik zeer. Als de revolutie nu wel was doorgegaan, was ik nu Volkscommissaris voor Propaganda en Cultuur geweest’ (tegen Frans Kotterer in 1980). Hij trad in dienst bij Nieuwe Revu, waarvoor hij tot 1986 stukken schreef over politiek en vooral de natuur. Sindsdien schrijft hij geregeld in NRC Handelsblad. Koos van Zomeren woont met zijn vrouw en twee zonen in Woerden.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Ontwikkeling
Van Zomerens carrière valt in drie perioden uiteen. Tussen 1965 en 1967 publiceerde hij een dichtbundel en drie romans; daarna zweeg hij tot in 1977 zijn eerste thriller verscheen. In 1983 begon zijn tweede ‘literaire’ periode met de grote roman Otto's oorlog.
Het jeugdwerk is nu vrijwel vergeten: de boeken zijn nooit herdrukt en de auteur zelf staat alleen nog enigszins achter de gedichtenbundel. De wielerkoers van Hank (1965) bevat ‘jongelingspoëzie’: nogal uitdagende, brutale verzen, waarover Kees Fens in zijn bespreking schreef: ‘De meeste [...] zouden in een schoolkrant tussen een boel andere zaken niet misstaan.’ Desalniettemin bevat de bundel ook heel geslaagde gedichten en van enkele schreef Fens: ‘Zo mag Van Zomeren er wat mij betreft nog meer schrijven.’ Deze gedichten zijn door hun vermenging van anekdotische romantiek met nuchtere (zelf)spot verwant aan die van Barbarber; met name de toon van K. Schippers klinkt in de beste door:
waarbij de omcodering luidt:
maar u ziet dat de natuur niet deugt
u weet dat gras niet zwemmen kan
| |
Kritiek
De drie vroege romans zijn Terloops te water (1965), De nodige singels en pleinen (1966) en De vernieling (1967). De eerste is een grote innerlijke monoloog van de jongeman Arthur Terlingen die met een geleende auto over de kop slaat en zich met zijn laatste krachten naar een huis sleept. Terwijl de oude bewoner daarvan een dokter haalt, verlaat Arthur het huis weer en strompelt de weilanden in waar hij ‘terloops te water’ raakt en verdrinkt. De summiere verhaalhandeling is een stramien om de leef- en denkwereld van de hoofdpersoon te tonen. Arthur is het type van wat Knuvelder in zijn literatuurgeschiedenis de
| |
| |
‘landerigen’ noemde: de cynische, laatdunkende en branieachtige jeugd die de naoorlogse welvaart als gegeven aanvaardt en zich afzet tegen de oudere generatie. Bij het ongeluk denkt Arthur: ‘Het toppunt van burgerlijkheid: hij had een ongeluk.’ Terloops te water werd door de kritiek heel goed ontvangen. Anders was dat met zijn tweede roman, De nodige singels en pleinen, waarvoor termen gebruikt werden als ‘opgeklopte landerigheid’ (Fons Sarneel) en ‘een onsmakelijk probeersel’ (J. van Doorne). De hoofdpersoon, een aanstaande jonge vader die zijn vrouw in de steek laat, is een hoogst onaangename versie van Arthur Terlingen en lijkt als zodanig een opmaat voor de hoofdpersoon van De vernieling, een psychopatische jongeman die enkele mensen in de kelder van zijn huis opsluit en vermoordt.
| |
Relatie leven/werk
Na deze drie romans publiceerde Van Zomeren niets tot hij in 1977 aan een reeks van negen thrillers begon. In de tussentijd was hij actief in de hoogste regionen van de Socialistiese Partij, totdat hij in een politieke gewetenscrisis kwam die zijn verdere oeuvre diepgaand zou bepalen. Die crisis had te maken met zijn groeiende afkeer van het totalitaire karakter van de leiding van SP en zijn inzicht dat de SP eerder een cultus was dan een politieke beweging. Later zal hij in vrijwel al zijn boeken (en interviews) terugkomen op deze periode. Hij kijkt erop terug met een mengeling van afkeer en nostalgie. Zoals veel ‘afvalligen’ - of dat nu in religieuze of in politieke zin is - blijft ook Van Zomeren in bepaalde opzichten met handen en voeten gebonden aan de afgezworen ideologie.
| |
Thematiek
Zijn politieke ervaringen plus zijn baan bij Nieuwe Revu gebruikte hij voor zijn thrillers, die alle op de een of andere manier met politieke en sociale kwesties verband houden. Zelf zei hij hierover in een interview met Frans Kotterer: ‘In Collega Vink vermoord zit de reorganisatie van een grote chemische fabriek waarbij een adviesbureau à la McKinsey is betrokken. In Een eenzame verrader zitten veel SP-ervaringen en een staking in een papierfabriek. Een dode prinses gaat over de onthullingsjournalistiek. De val van Bas P. gaat over mijn SP-tijd (niet zo gelukt vind ik zelf). Explosie in mei heeft de verloedering van de CPN als thema. In Oom Adolf heb ik minister-president Van
| |
| |
Agt verwerkt.’ Dit - en hun voortreffelijke stijl - maken deze boeken tot meer dan alleen maar thrillers en het is daarom onjuist dat ze in de beschouwingen over Van Zomeren zelden aandacht krijgen.
| |
Relatie leven/werk
Naast thrillers zijn het bovendien ook nog autobiografische sleutelromans, die een tamelijk ontluisterend beeld geven van een bepaald deel van de Nederlandse journalistiek. Nieuwe Revu heet in de romans Deze Week en hoofdredacteur Ton van Dijk treedt op als Victor Prins; de SP is in De Val van Bas P. de Revolutionaire Arbeiderspartij geworden en stakingsleider Gerrit Blom uit Een eenzame verrader is gemodelleerd naar Daan Monjé, de leider van de SP. Van Zomeren zelf treedt onder diverse namen op (Bas Pippel, Bob Vrolijk) en soms, zoals in Collega Vink vermoord, zijn twee figuren op hem gebaseerd (Cees Vink en Ed van Es).
In de latere thrillers begon Van Zomeren de actuele Haagse politiek te verwerken. De titelfiguur van Oom Adolf (1980) is een venijnig portret van de toenmalige minister-president Van Agt en het tweeluik Haagse fente (1981) en Minister achter tralies (1981) is gebaseerd op de affaire rond CDA-fractievoorzitter Aantjes, van wie bekend werd dat zijn oorlogsverleden niet helemaal zuiver was; in deze twee romans komt Van Agt ook weer voor, nu als de volkomen trouweloze Plugger. Voorin Haagse Lente staat ironisch: ‘Ik ben bang dat lang niet alles uit dit boek verzonnen is.’
Deze drie thrillers ‘zijn geen echte thrillers meer, maar veeleer psychologische tendensromans met - onder andere - misdaad als thema’ (Peter de Boer). Nog duidelijker is dit het geval met de laatste als ‘thriller’ geafficheerde roman, De hangende man (1982), een overgangswerk tussen de thrillers en de nieuwe literaire romans. Symbolisch hiervoor is dat het boek niet meer als Zwart Beertje verscheen bij Bruna, maar als paperback bij De Arbeiderspers, de uitgever bij wie Van Zomeren zijn eerste vier boeken had gepubliceerd en die nu opnieuw zijn vaste uitgever zal worden. Naast de Haagse politiek speelt hierin voor het eerst zijn jeugd te Herwijnen een belangrijke rol: de hoofdpersoon, een nieuwbakken kamerlid van de PvdA met een radicaal verleden, gaat op bezoek in zijn geboortedorp en
| |
| |
wordt daar geconfronteerd met de moord op zijn broer en met de politieke opvattingen van zijn vader, die juist van gematigd naar radicaal links geëvolueerd is. Van Zomerens ‘aangenomen’ grootouders treden op als Marius, Jannemeu en Meindert.
In 1983 verschijnt Otto's oorlog, door velen beschouwd als Van Zomerens beste boek. Het autobiografische element (zijn natuurreportages voor Nieuwe Revu) is ook hier aanwezig maar voor de doorsneelezer veel verhulder. Het verhaal speelt zich op verschillende tijdniveaus af: het heden van een vogelexpeditie naar Mauretanië wordt voortdurend onderbroken door hoofdstukken over enkele eerdere expedities en door talloze passages waarin delen van de levensgeschiedenis van Otto Stein worden verteld. Stein is eenzoon opzoek naar zijn vader; deze is - in zekere zin door Otto's ‘verraad’ - in de oorlog door de Duitsers weggevoerd. Steins schuldgevoelens nemen in zijn latere leven haast pathologische vormen aan. Met een veel jonger expeditielid ontstaat ‘een merkwaardig geperverteerde vader-zoon verhouding waarbij oudere en jongere hun standaardrollen hebben geruild’ (Jaap Goedegebuure). En zoals Stein voor de dood van zijn vader medeverantwoordelijk was, zo is hij nu - misschien - medeverantwoordelijk voor de dood van zijn nieuwe vader/zoon.
| |
Techniek
De verschillende tijdlagen van de handeling geven de roman een fragmentarisch karakter, wat een kenmerk van het hele oeuvre van Van Zomeren zal blijven (het bleek ook al uit zijn eerste roman en uit diverse thrillers). Otto's oorlog is in zoverre atypisch dat de politiek er slechts een bescheiden rol in speelt. Het is primair een psychologische roman, die als zodanig beter in de hoofdstroom van de Nederlandse romankunst past dan zijn overige werk, wat wellicht de positieve ontvangst ervan mede verklaart.
| |
Relatie leven/werk
Zijn volgende romans zijn daarentegen weer zeer sterk politiek georiënteerd en tevens weer openlijk autobiografisch. De witte prins (1985) heeft twee hoofdpersonen: de metaalarbeider Richard Mos, die als twee druppels water lijkt op minister-president Van Agt (‘niet zozeer een politicus maar een ziekteverschijnsel’) en de journalist Chris Fiege, de verburgerlijkte ex- | |
| |
revolutionair, in wie Van Zomeren zichzelf cynisch portretteert. Fiege heeft ooit in de fabriek van Mos gewerkt ‘als representant van de voorhoede in de arbeidersstrijd. Het kapitalisme had er geen merkbare hinder van ondervonden.’. Toen vonden de arbeiders zo'n bevlogen intellectueel in hun midden nog wel interessant, maar die tijd is voorgoed voorbij: ‘Je zou nou eens moeten komen om revolutie te maken. Binnen twee dagen kreeg je een eind ijzer in je nek,’ zegt Mos tegen Fiege. Van Zomeren in een interview met Max Arian en Geke van der Wal in 1985: ‘Er zat iets fundamenteel onwaarachtigs in al die opofferingen. Je deed het niet voor de revolutie, maar voor jezelf, een soort zelfbevrediging, om je zelf het gevoel te geven dat je iets bijzonders deed. Ik schrijf niet voor niets dat het een belachelijke tijd was om opofferingen te brengen. Er was geen oorlog, geen watersnood... Het was een kultus.’
| |
Thematiek
Met het evenzeer autobiografische Het verhaal (1986) keert Van Zomeren niet alleen terug naar zijn revolutionaire tijd maar ook naar zijn jongensjaren. De hoofdpersoon, de schrijver Felix Rutten, is in zijn revolutionaire ijver een representant van degenen die geen ideeën hebben maar door ideeën bezeten worden. In zijn ontwikkeling volgt Rutten het voetspoor van zijn vader, een linkse activist die de bittere Brechtiaanse les heeft geleerd dat ‘idealen wel mooi zijn maar je kunt er niet van vreten’. De vader weet allang dat radicaal-linkse splinterpartijtjes er niet zozeer zijn voor de arbeiders alswel voor de leden voor wie de partij dezelfde rol vervult als religie voor andere mensen: houvast in een ordeloze wereld. De zoon leert deze les pas veel later als hij ziet hoe zijn partij/godsdienst geteisterd wordt door scheurmakers en machtswellustelingen. De beschrijving daarvan is net als in De witte prins vaak heel komisch, vaak heel cynisch, vaak ook onthutsend.
| |
Techniek
Sterk water van 1987 is een buitenbeentje in Van Zomerens oeuvre omdat het autobiografische element er vrijwel in ontbreekt. Twee broers maken een tocht door Zwitserland, waarbij geleidelijk allerlei zaken in een ander daglicht komen te staan (de jongste is ooit door de oudste van de verdrinkingsdood gered, de oudste bekent tijdens de tocht dat hij een moord heeft gepleegd). Het boek heeft een thrillerstructuur: bij eerste
| |
| |
lezing lijkt de clou een grote verrassing, bij herlezing blijkt de clou zorgvuldig voorbereid te zijn en beseft de lezer dat hij niet zozeer met een verzonnen werkelijkheid te maken heeft als wel met de zorgvuldig geconstrueerde wereld van een verhaal waarin alles met alles samenhangt. Wellicht verklaart dit thrillerkarakter de ietwat gereserveerde ontvangst van de roman. ‘Ik ben bang dat Van Zomeren in de psychologische constructie van zijn verhaal iets minder fortuinlijk is geweest dan in het opwekken van spanning,’ schreef Arnold Heumakers.
| |
Visie op de wereld
Kritiek
Naast romans en verhalen schreef Van Zomeren ook veel non-fictie. Zijn puur journalistieke werk voor Het Vrije Volk en later Nieuwe Revu en zijn stukken in De Tribune uit de SP-tijd zijn natuurlijk niet gebundeld. Wel vormden zijn natuurreportages uit Nieuwe Revu de basis voor De grote droogte in waterland, een geïllustreerde beschouwing over natuurreservaten in Nederland (1980). Later schreef hij natuurcolumns voor NRC Handelsblad, die gebundeld werden in Het scheepsorkest (1989). Beide titels geven al de teneur van de boeken aan: het is treurig gesteld met de natuur in dit land en terwijl het scheepsorkest manmoedig doorspeelt, zinkt de Titanic van het milieu onherroepelijk naar de diepte. Van Zomerens grote liefde voor (en kennis van) de natuur en vooral vogels speelt in zijn hele oeuvre een rol, zelfs de thrillers stonden vol natuurobservaties. Juist twee dunne vogelboekjes Een vederlichte wanhoop (1987) en Uilen (1989) werden door sommige critici enthousiast onthaald. Kees Fens schreef over de kleine stukjes uit het eerste boekje: ‘Voor je ogen ontstaat een literaire tekst, een verhalend gedicht voor mijn part’ en ‘Wat is Nederland mooi, als Van Zomeren erover schrijft.’ Diny Schouten noemde het tweede bundeltje (mede op grond van de tekeningen van Siegfried Woldhek) ‘adembenemend’ en Maarten 't Hart betreurde het dat het zo dun was: ‘Wat mij betreft kunnen zulke schetsen over vogels niet lang genoeg doorgaan.’
Van Zomerens belangrijkste non-fictionele werk is Een jaar in scherven (1988), een dagboek uit 1987, gelardeerd met dertien oudere teksten (reportages, verhalen, interviews, gesprekken). Het boek bevat twee lagen: het dagboekdeel (grotendeels over zijn literaire activiteiten en zijn bemoeienissen met de natuur)
| |
| |
en het herinneringsdeel (zijn jeugd in Herwijnen en zijn SP-tijd). De herinneringen zijn, conform de opzet van een dagboek, geen samenhangend verslag van deze twee perioden maar bestaan uit flarden van herinneringen, invallen, essayistische uitweidingen, aforistische opmerkingen, een enkele anekdote. De passages over Herwijnen behoren tot het beste wat hij schreef: de evocatie van een puur gelukkige tijd. Buiten Herwijnen is slechts de ‘kapotte wereld’ zoals Atje het uitdrukt - de kapotte wereld die Van Zomeren later met de SP ging herstellen. Zo blijken zijn politieke ideeën geworteld in een klein plaatsje in de Betuwe: ‘Het zit eenvoudig zo dat er een paar doodgoeie mensen in ons leven waren en die waren arm. Arm was fatsoenlijk, arm was eerlijk, arm was goed.’
| |
Kritiek / Publieke belangstelling
Techniek / Stijl
In het dagboek doet hij ook regelmatig zijn (ironische) beklag over het gebrek aan waardering dat hij ondervindt van de kant van de critici en vooral van het publiek. Voor velen blijft hij ‘dat mannetje van de Revu dat er af en toe een boek bij doet’. Door zijn thrillers heeft Van Zomeren het stigma gekregen een schrijver van ontspanningslectuur te zijn. Deze lectuur wordt echter door literatuurcritici niet gelezen en in ieder geval niet besproken (alleen I. Sitniakowsky recenseerde er enkele in De Telegraaf). Maarten 't Hart mocht op eigen verzoek bij Vrij Nederland Minister achter tralies als een literair boek recenseren, nadat Rinus Ferdinandusse het eerder als een thriller besproken had. Pas met Otto's oorlog gaan de ‘officiële’ literatuurcritici zich met Van Zomeren bezighouden: Carel Peeters, Jaap Goedegebuure, Wam de Moor, later Aad Nuis en Arnold Heumakers. Van Zomeren noemde dit ‘een eigenaardige ervaring: zeer geprezen door de echte literaire kritiek, maar men deed net alsof het mijn romandebuut was.’ Peter de Boer toonde aan dat er tussen Otto's oorlog en Van Zomerens eerste roman, Terloops te water, opvallende parallellen zijn en dat zijn literaire oeuvre dus slechts aan de oppervlakte in twee grote groepen uiteenvalt. Hij noemt als punten van overeenkomst onder andere de fragmentarische bouw, de voortdurende verstoringen van de chronologie (niet alleen door flash-backs, maar ook door het door elkaar lopen van verschillende tijdniveaus) en de toonaangevende rol van de natuur. Dit zijn bovendien niet
| |
| |
slechts kenmerken van deze twee romans maar van zijn hele oeuvre. En er zijn nog meer constanten in Van Zomerens werk die het onjuist maken zijn literaire oeuvre pas te laten beginnen met Otto's oorlog: de laconieke stijl en de talloze aforistisch aandoende zinnen, de afwisseling van verhalende met lange beschouwende passages en de gewelddadigheid die veel personages kenmerkt. In talrijke boeken wordt een groot deel van de handeling in beslag genomen door een reis (Terloops te water, De nodige singels en pleinen, diverse thrillers, De witte prins, Sterk water) en ook zijn natuurboeken zijn grotendeels verslagen van tochten, evenals de korte verhalen uit de kleine verhalenbundel Cupido's afscheid.
| |
Kritiek
Over het algemeen spreekt uit de recensies wel waardering, maar zelden echt enthousiasme. Daarentegen zijn puur negatieve stukken, zoals Hans Warrens recensie van Een jaar in scherven, eveneens zeldzaam. Het lijkt erop dat Van Zomeren typische ‘aanhangers’ heeft die al zijn boeken zonder voorbehoud waarderen. Zo'n aanhanger is Maarten 't Hart, die zich in NRC Handelsblad en Vrij Nederland bij herhaling buitengewoon positief over Van Zomeren uitgelaten heeft, en Frans Kotterer van Het Parool die Van Zomeren gedurende diens hele carrière, ook in de thrillerperiode, heeft gevolgd. In de provinciale pers zijn Ton Verbeeten van De Gelderlander en Frank van Dijl van Het Vrije Volk zulke aanhangers.
| |
Kunstopvatting
Publieke belangstelling
Misschien heeft de nog steeds problematische literaire status van Van Zomeren te maken met het sterk sociaal-politieke karakter van zijn werk. Tegen Frans Kotterer zei hij in 1980: ‘De thema's die ik behandel vind je niet in de huidige literatuur in Nederland. Het zijn vooral boeken van mensen wier vader is overleden en die over die vader gaan [...]. Je had toch mogen verwachten dat er eens een schrijver zou opstaan die het over andere dingen heeft. Dode ouders, een gereformeerde opvoeding en de eeuwige mens: het lijkt het enige waarmerk van de ware literatuur. Terwijl er een geweldige ontwrichting van het sociale leven gaande is, de politiek verloedert, de derde wereldoorlog. De toch scherp geëngageerde jaren 70 zijn, hoewel ze nu onder druk staan, ongemerkt aan de literatuur voorbijgegaan.’ En tegen Frits Abrahams in 1985: ‘De Nederlandse
| |
| |
schrijvers hebben veel te weinig de ambitie om zich met hun tijd bezig te houden.’ In zijn recensie van Minister achter tralies sluit Maarten 't Hart zich hierbij aan als hij opmerkt dat dit boek iets bevat wat je maar zelden in onze literatuur vindt: ‘straatrumoer en actualiteit’. Hij besluit zijn stuk met de zin: ‘Als Van Zomeren zo verder gaat kan hij ons op singels en pleinen brengen die voordien in de Nederlandse literatuur nog niet bezocht werden.’ Het probleem voor Van Zomeren lijkt te zijn dat slechts een beperkt aantal lezers die singels en pleinen wil bezoeken, want hoewel in de laatste jaren het aantal besprekingen in de landelijke en regionale pers is toegenomen, leidde dit vooralsnog niet tot werkelijke verkoopsuccessen.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Koos van Zomeren, De wielerkoers van Hank. Amsterdam 1965, De Arbeiderspers, Giraffe-boeken, GB. |
Koos van Zomeren, Terloops te water. Amsterdam 1966, De Arbeiderspers, Grote ABC Nr. 51, R. |
Koos van Zomeren, De nodige singels en pleinen. Amsterdam 1966, De Arbeiderspers, Grote ABC Nr. 59, R. |
Koos van Zomeren, De vernieling. Amsterdam 1967, De Arbeiderspers, Grote ABC Nr. 89, R. |
Koos van Zomeren, Collega Vink vermoord. Utrecht-Antwerpen 1977, A.W. Bruna & Zoon, Zwarte Beertjes 1734, R. |
Koos van Zomeren, Een eenzame verrader. Utrecht-Antwerpen 1978, A.W. Bruna & Zoon, Zwarte Beertjes 1775, R. |
Koos van Zomeren, Een dode prinses. Utrecht-Antwerpen 1978, A.W. Bruna & Zoon; Leeuwarden 1982, Bruna Pockethuis BV, Zwarte Beertjes 1791, R. |
Koos van Zomeren, De val van Bas P. Utrecht-Antwerpen 1978, A.W. Bruna & Zoon; Utrecht 1983, Bruna Pockethuis BV, Zwarte Beertjes 1799, R. |
Koos van Zomeren, Explosie in mei. Utrecht-Antwerpen 1979, A.W. Bruna & Zoon, Zwarte Beertjes 1856, R. |
Koos van Zomeren, Oom Adolf. Utrecht-Antwerpen 1980, A.W. Bruna & Zoon, Zwarte Beertjes 1870; Amsterdam 1983, De Arbeiderspers, Grote ABC Nr. 449, R. |
Koos van Zomeren, De grote droogte in waterland. Een kijk- en leesboek over Nederlandse natuurreservaten. Met foto's van William Reppel. Utrecht 1980, A.W. Bruna & Zoon, E. |
Koos van Zomeren, Haagse lente. Utrecht-Aartselaar 1981, A.W. Bruna & Zoon, R. |
Koos van Zomeren, Minister achter tralies. Utrecht-Aartselaar 1981, A.W. Bruna & Zoon, R. |
Koos van Zomeren, De hangende man. Amsterdam 1982, De Arbeiderspers, Grote ABC Nr. 440, R. |
Koos van Zomeren, Otto's oorlog. Amsterdam 1983, De Arbeiderspers, Grote ABC Nr. 455, R. |
Koos van Zomeren, Een gegeven moment. Interviews met mensen van 1900. Met foto's van William Reppel. Amsterdam 1984, De Arbeiderspers, Interviews. |
Koos van Zomeren, De witte prins. Amsterdam 1985, De Arbeiderspers, Grote ABC Nr. 495, R. |
Koos van Zomeren, Het verkeerde paard. Verhalen. Amsterdam 1986, De Arbeiderspers, Grote ABC Nr. 530, VB. |
Koos van Zomeren, Het verhaal Roman. Amsterdam 1986, De Arbeiderspers, Grote ABC Nr. 552, R. |
Koos van Zomeren, Portfolio/De slotscènes uit ‘Otto's oorlog’. Foto's van Berry Stokvis. In: Maatstaf, jrg. 34, nr. 11/12, november/december 1986, pp. 64-76. |
Koos van Zomeren, Een vederlichte wanhoop. Met tekeningen van Peter Vos. Amsterdam 1987, De Arbeiderspers, CB. |
Koos van Zomeren, Sterkwater. Amsterdam 1987, De Arbeiderspers, Grote ABC Nr. 605, R. |
| |
| |
Koos van Zomeren, Een jaar in scherven. Amsterdam 1988, De Arbeiderspers, Privé-domein Nr. 150, D. |
Koos van Zomeren, Uilen. Met tekeningen van Siegfried Woldhek. Amsterdam 1989, De Arbeiderspers, CB. |
Koos van Zomeren, Het scheepsorkest. Geïllustreerd door Siegfried Woldhek. Amsterdam 1989, De Arbeiderspers, Grote ABC Nr. 711, CB. |
Koos van Zomeren, Cupido's afscheid. Z.pl. 1989, Februari Boekhandels, VB. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
K[ees] F[ens], Smal en breed. In: De Tijd-Maasbode, 6-10-1965. (onder andere over De wielerkoers van Hank) |
J. v. D[oorne], Nuchter maar benauwend. ‘Terloops te water’ van Koos van Zomeren. In: Trouw, 18-6-1966. |
Fons Sarneel, Terloops, ironisch en poëtisch te water raken. Virtuoos debuut van Koos van Zomeren. In: Vrij Nederland, 9-7-1966. (over Terloops te water) |
Rico Bulthuis, ‘Terloops te water’. Koos van Zomeren in gevecht met zijn puberteit. In: Haagsche Courant, 30-7-1966. |
K. Schippers, Van Zomerens dubbele debuut. In: De Groene Amsterdammer, 24-9-1966. (over De wielerkoers van Hank en Terloops te water) |
Fons Sarneel, De opgeklopte landerigheid van Koos van Zomeren. De nodige singels en pleinen, moeten ze zo nodig? In: Vrij Nederland, 8-12-1966. |
J. van Doorne, Onnodige singels en pleinen: een onsmakelijk probeersel. In: Trouw, 3-3-1967. |
D.F. van de Pol, Een boos sprookje van Koos van Zomeren. In: NRC Handelsblad, 30-3-1968. (over De vernieling) |
Daan Dijksman en Henk van Veen, Voor Koos van Zomeren zijn krotten en ontslagen méér dan handel. In: Haagse Post, 24-2-1973. (interview) |
Frans Kotterer, Er was een revolutionair. In: Het Parool, 26-1-1980. (interview) |
Maarten 't Hart, De terugkeer van Koos van Zomeren. Minister achter tralies: thriller ontpopt zich als roman. In: Vrij Nederland, 19-12-1981. |
Ton van Dijk, Wie is wie bij Koos van Zomeren? De sleutelthriller. In: Haagse Post, 13-3-1982. |
M. van Amerongen, ‘Lange autoritten, verstand op nul en veel kijken naar slechte tvprogramma's’. Interview met thrillerschrijver Koos van Zomeren. In: Vrij Nederland, 5-6-1982. |
J.A. Dautzenberg, Van Zomeren wrijft zout in linkse wonden. In: De Volkskrant, 5-11-1982. (over De hangende man) |
René Appel, Een sociaal-democraat ziet het Licht. In: NRC Handelsblad, 19-11-1982. (over De hangende man) |
Frank van Dijl, Laat woordje ‘thriller’ maar weg bij Koos van Zomeren. In: Het Vrije Volk, 11-12-1982. (over De hangende man) |
Jet Kunkeler, Koos van Zomeren: ‘Het is niet alleen een boek dat begint bij een moord en eindigt met de dader’. De thriller als literatuur. In: De Tijd, 28-1-1983. (interview) |
Maarten 't Hart, Een vliegende suikerbiet Gesprek met Koos van Zomeren. In: NRC Handelsblad, 9-9-1983. |
Carel Peeters, In oorlog met het verleden. Koos van Zomers [sic] eerste grote roman. In: Vrij Nederland, 24-9-1983. (over Otto's oorlog) |
Maarten 't Hart, Ooms en neven als vaders en zonen. Roman van Koos van Zomeren. In: NRC Handelsblad, 30-9-1983. (over Otto's oorlog) |
J.A. Dautzenberg, Van Zomeren schreef Steins oorlog, niet die van Otto. In: De Volkskrant, 7-10-1983. (over Otto's oorlog) |
Jaap Goedegebuure, Tijd, schuld en verantwoordelijkheid. In: Haagse Post, 15-10-1983. (over Otto's oorlog) |
Jan Hendrik Bakker, Otto's oorlog woedt voort. In: Haagsche Courant, 21-10-1983. |
J. Huisman, Na jaren een grote roman. In: Algemeen Dagblad, 22-10-1983.(over Otto's oorlog) |
Frank van Dijl, Roman van geweld en ondergang. In: Het Vrije Volk, 29-10-1983. (over Otto's oorlog) |
Wim Sanders, Een oorlog die nooit ophoudt. In: Het Parool, 5-11-1983. (over Otto's oorlog) |
Wam de Moor, Koos van Zomeren en het woord als voertuig voor de boodschap. In: De Tijd, 18-11-1983. (onder andere over Otto's oorlog) |
Martin Schouten, ‘Het was heel moeilijk een
|
| |
| |
arbeider te vinden. Die mensen worden blijkbaar niet zo oud’. In: De Volkskrant, 1-2-1985. (interview naar aanleiding van Een gegeven moment) |
Leo Thuring, Kruimels in de kantlijn van twaalf levens. In: Het Binnenhof, 8-2-1985. (over Een gegeven moment) |
J.A. Dautzenberg, Linkse offers in roman vol venijn. In: De Volkskrant, 29-3-1985. (over De witte prins) |
Riet Diemer, Twaalf keer vijfentachtig. In: Trouw, 2-4-1985. (over Een gegeven moment) |
Max Arian en Geke van der Wal, ‘Ik heb veel aan Mao gedacht, maar of Mao ook aan mij heeft gedacht?’ Koos van Zomeren en het Hollands maoïsme. In: De Groene Amsterdammer, 3-4-1985. (interview) |
Frits Abrahams, ‘De Nederlandse schrijvers hebben veel te weinig de ambitie om zich met hun tijd bezig te houden’. In: Vrij Nederland, 6-4-1985. (interview) |
Hans Vervoort, De metaaldraaier en de minister-president. In: NRC Handelsblad, 26-4-1985. (over De witte prins) |
Ton Verbeeten, ‘De witte prins’; integer hekelschrift. In: De Gelderlander, 10-5-1985. |
Frank van Dijl, Dubbelganger wapen in strijd tegen de minister-president. In: Het Vrije Volk, 11-5-1985. (over De witte prins) |
Frans Kotterer, Het verkeerde paard is van het goede soort. In: Het Parool, 24-1-1986. |
Aad Nuis, Literaire nieuwsgaring. Pauka en Van Zomeren observeren nauwkeurig. In: De Volkskrant, 24-1-1986. (onder andere over Het verkeerde paard) |
Aleid Truijens, Benarde momenten. Verhalen van Koos van Zomeren. In: NRC Handelsblad, 7-3-1986. (over Het verkeerde paard) |
J.A. Dautzenberg, Bezeten van idealen en toen? Koos van Zomeren breidt met ‘Het verhaal’ zijn autobiografie verder uit. In: De Volkskrant, 19-9-1986. |
Diny Schouten, Het geloof dat iedereen het beste uitkomt Het verhaal: een gevoelige, onsentimentele roman. In: Vrij Nederland, 20-9-1986. |
Hans Vervoort, Ooms zelfmoord. Roman van Koos van Zomeren. In: NRC Handelsblad, 26-9-1986. (over Het verhaal) |
Ton Verbeeten, ‘Het verhaal’ van Koos van Zomeren puntgave vertelling. In: De Gelderlander, 17-10-1986. |
Hans Bouman, Ik houd erg van menselijk falen. Wat ons onderscheidt van dieren is dat wij in staat zijn gek te worden. In: De Volkskrant, 28-11-1986. (interview) |
Johan van Ommen en Lizet Penson, Koos van Zomeren, Otto's oorlog. In: Johan van Ommen en Lizet Penson, Prisma uittrekselboek, deel 2. Utrecht 1986, Uitg. Het Spectrum BV, pp. 324-336. |
Peter de Boer, Bericht van een specht. In: Maatstaf, jrg. 34, nr. 11/12, november/december 1986, pp. 42-50. (algemeen) |
Peter de Boer, Een gesprek met Koos van Zomeren. In: Maatstaf, jrg. 34, nr. 11/12, november/december 1986, pp. 54-63. |
Kees Fens, Het Linschoterbos. In: De Volkskrant, 10-4-1987. (over Een verderlichte wanhoop) |
J. Huisman, Botsende broers. In: Algemeen Dagblad, 24-10-1987. (over Sterk water) |
Carel Peeters, Een matte rivaliteit Van Zomeren en het leven als een afvalrace tussen broers. In: Vrij Nederland, 31-10-1987. (over Sterk water) |
Jaap Goedegebuure, Sterk verhaal. In: Haagse Post, 7-11-1987. (over Sterk water) |
Arnold Heumakers, Brave Pieter en schimmige Bruno. In: De Volkskrant, 6-11-1987. (over Sterk water) |
Lucas Ligtenberg, Klauteren over een gletsjer. In: NRC Handelsblad, 11-12-1987. (over Sterk water) |
Hans Hoenjet, Sentimental journey. Van Rode Tribune-colporteur tot romanschrijver en vogelaar. De desillusies van Koos van Zomeren. In: Haagse Post, 12-12-1987. (interview) |
Ton Verbeeten, Kaïn en Abel vertelling, ‘Sterk water’ van Koos van Zomeren. In: De Gelderlander, 12-12-1987. |
| |
| |
Peter de Boer, Over Koos van Zomeren. Amsterdam 1988, De Arbeiderspers, (monografie) |
J.A. Dautzenberg, En daar veranderde mijn aanwezigheid niets aan. Goede en kwade herinneringen van Koos van Zomeren. In: De Volkskrant, 23-9-1988. (over Een jaar in scherven) |
Hans Warren, Koos van Zomeren verkoopt lucht. In: Provinciale Zeeuwsche Courant, 8-10-1988. (over Een jaar in scherven) |
Diny Schouten, Een verderlichte pathetiek. De grimmige hoekigheid van Koos van Zomeren. In: Vrij Nederland, 5-11-1988. (over Een jaar in scherven) |
Koos Tuitjer, Veertiger blijft rationeel. Koos van Zomeren blikt terug op zijn verleden. In: De Gelderlander, 7-1-1989. (over Een jaar in scherven) |
D[iny] S[chouten], De uil als voorwendsel. In: Vrij Nederland, 22-4-1989. (over Uilen) |
Maarten 't Hart, Nachtclub voor uilen. Koos van Zomeren en de territoriumdrift. In: NRC Handelsblad, 2-6-1989. (over Uilen) |
T. van Deel, Met een woeste snor van waterplanten. In: Trouw, 9-11-1989. (over Het scheepsorkest) |
Koos Hageraats, Na sluitingstijd. Het scheepsorkest van Koos van Zomeren. In: De Tijd, 17-11-1989. |
Louis Houët, Die ene baltsende korhaan. Excursies van Koos van Zomeren. In: De Volkskrant, 17-11-1989. (over Het scheepsorkest). |
Jan-Hendrik Bakker, De laatste resten koppig leven. In: Haagsche Courant, 24-11-1989. (over Het scheepsorkest) |
Midas Dekkers, Loflied op de overlijdenden. De natuurminiatuurtjes van Koos van Zomeren. In: Vrij Nederland, 9-12-1989. (over Het scheepsorkest) |
J.A. Dautzenberg, Vervroegd uitgetreden. Twaalf verhalen van Koos van Zomeren. In: De Volkskrant, 8-12-1989. (over Cupido's afscheid) |
38 Kritisch lit lex.
augustus 1990
|
|