| |
| |
| |
Jan Wolkers
door Graa Boomsma en Siem Bakker
1. Biografie
Jan Hendrik Wolkers is op 26 oktober 1925 te Oegstgeest geboren als derde kind in een gereformeerd gezin dat later tien kinderen zou omvatten. De Colijn-gezinde ouders dreven een levensmiddelenwinkel, die in de dertiger jaren door de crisis steeds minder omzet haalde. Wolkers bezocht vanaf 1938 de christelijke ulo in Leiden, maar werd al snel van school gehaald om in de winkel te helpen. Vanaf eind 1939 - als de winkel opgeheven is - tot 1943 had hij diverse baantjes, waaronder dierenverzorger op een laboratorium, tuinjongen bij een multimiljonair en jongste bediende op het distributiekantoor in Oegstgeest. In 1942 raakte hij bevriend met Jan Vermeulen (1923-1985), die later als typograaf zijn boeken zou verzorgen. In 1943 dook hij onder in Leiden, waar hij tekende en schilderde op de academie Ars Aemula Naturae. In 1944 overleden kort na elkaar zijn oudste broer Gerrit Johannes en zijn jongste zusje Beatrix, beiden aan difterie.
Samen met zijn jeugdvriend Wim de Kler (1926-1996) meldde Wolkers zich op 23 juli 1945 aan als oorlogsvrijwilliger voor de bevrijding van Nederlands-Indië. De Kler ging erheen, Wolkers werd afgekeurd. Vanaf 1 oktober 1945 stond hij ingeschreven bij de dagopleiding aan de Haagse Academie van Beeldende Kunsten. Hij studeerde van 1949-1953 beeldhouwkunst aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam en nam in 1954 deel aan de zomeracademie van Giacomo Manzù in Salzburg. In 1957 ging Wolkers op uitnodiging van de Franse regering een jaar bij Ossip Zadkine in Parijs werken. Daar begon hij te schrijven. ‘De verschrikkelijke sneeuwman’, in
| |
| |
aanzet een toneelstuk, was zijn eerste verhaal. Hij debuteerde in augustus 1957 met twee gedichten in de Kroniek van Kunst en Kultuur, daarna verscheen een toneelstukje in Podium (1958) en volgden regelmatig verhalen in Tirade, Hoos, De Gids, Merlyn en Podium.
In 1963 werd zijn toneelstuk De Babel - geschreven in opdracht van de gemeente Amsterdam - door het toneelgezelschap Studio opgevoerd; de eenakter Wegens sterfgeval gesloten (1963) in 1966 door het Nieuw Rotterdams Gezelschap. Wolkers ontving in 1963 ook de Novelleprijs van de gemeente Amsterdam voor de verhalenbundel Serpentina's petticoat. Deze prijs van f 2.500,- stuurde hij in maart 1966 terug uit protest tegen de acties van de Amsterdamse politie tegen de provo's tijdens en na het huwelijk van Beatrix en Claus. Terug naar Oegstgeest werd in 1966 bekroond met een prijs van de Algemene Conferentie der Nederlandse Letteren.
In 1970 en 1972 bezocht Wolkers Indonesië ter voorbereiding van zijn romans De walgvogel (1974) en De kus (1977). Enkele van zijn romans zijn verfilmd: Turks fruit in 1972, Kort Amerikaans in 1979, Brandende liefde in 1983 en Terug naar Oegstgeest in 1987. Een roos van vlees werd verfilmd voor de Zweedse televisie (1985). In 2005 werd Turks fruit bewerkt tot musical. Zijn werk is ook in vele talen vertaald.
De hem voor zijn hele literaire oeuvre toegekende Constantijn Huygensprijs 1982 werd door hem geweigerd. In interviews had hij al aangekondigd geen Nederlandse literaire prijzen meer in ontvangst te willen nemen, omdat de critici zijn werk steeds rancuneuzer en slordiger zouden bespreken. Vervolgens weigerde hij in 1988 om dezelfde reden de P.C. Hooftprijs 1989. Wel accepteerde hij in 1991 de Busken Huetprijs voor de essaybundel Tarzan in Arles.
Het beeldende werk van Wolkers is voor een deel politiek geëngageerd. Zo ontwierp hij in de jaren zestig onder andere een verkiezingsaffiche voor de CPN, die tegen de Amerikaanse Vietnampolitiek stelling nam. Hij maakte affiches tegen het Portugese kolonialisme in Angola, de apartheidspolitiek in Zuid-Afrika en het generaalsbewind van Suharto in Indonesië. In 1987 maakte hij een affiche voor de PSP, die toen dertig jaar
| |
| |
bestond, en in 1994 een voor het ANC. Wolkers is ook de maker van het Auschwitzmonument (1977) in Amsterdam.
Op 16 maart 1963 opende Gerard Kornelis van het Reve in Leiden Wolkers' eerste eenmansexpositie. Er volgden nog vele kleine en grote tentoonstellingen, ook in het buitenland. Naar aanleiding van zijn tachtigste verjaardag, in 2006, was er een veelzijdige jubileumtentoonstelling in De Zonnehof in Amersfoort, samengesteld door Rudi Fuchs. Een jaar na zijn overlijden presenteerde Museum De Lakenhal in Leiden opnieuw een tentoonstelling, groots opgezet en met veel aandacht ook voor het beeldend werk.
In 2002 zond de VPRO een zeventiendelige jeugdserie uit: De achtertuin van Jan Wolkers, met de schrijver als amateurbioloog, in 2003 gevolgd door een gelijknamig boek en een dvd.
Gedichten van Wolkers verschenen vanaf 1985 regelmatig in het Cultureel Supplement van NRC Handelsblad; aan Vrij Nederland heeft hij jarenlang de ‘Texelse sprookjes’ bijgedragen. In 2005 was hij de auteur van het Boekenweekgeschenk. In 2006 en 2007 verscheen een door Dick Matena gemaakte meerdelige stripverhaalversie van Kort Amerikaans. Van veel van zijn werk bestaat ook een audioversie, meestal door hemzelf voorgelezen. Jan Wolkers was van 1947 tot 1957 getrouwd met Maria Lena de Roo (1923-1993). Van hun drie kinderen overleed dochtertje Eva in 1951. Zijn huwelijk met Annemarie Nauta was van korte duur (1958-1960). In 1963 leerde hij Karina Gnirrep (1946) kennen met wie hij begin 1981 trouwde; ze verhuisden toen van de atelierwoning Zomerdijkstraat 22 in Amsterdam naar Huize Pomona, Den Burg, het huis van de voormalige burgemeester van Texel. Daar werd op 22 maart 1981 hun tweeling Bob en Tom geboren. In 2006 werd Wolkers benoemd tot ereburger van Texel. Op 21 oktober 2007 overleed hij in zijn huis op Texel. De crematie vond plaats op 24 oktober op De Nieuwe Oosterbegraafplaats in Amsterdam.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
De talloze gruwelijkheden over leven en dood, rituele offers, schuld en moord en doodslag die in de bijbel beschreven worden echoën in het literaire werk van Jan Wolkers stevig na. Dat is niet zo verwonderlijk: de bijbelteksten werden Wolkers met de paplepel ingegoten. De dood is dan ook een centraal thema in het oeuvre van Wolkers en staat in verband met andere belangrijke thema's als seksualiteit en (seksueel) vitalisme, aftakeling en verrotting, de haat-liefde houding tegenover mens en dier, schuld en boete en de verhouding tot de vader en de oudere broer. Het leven in de romans en verhalen van Wolkers is doordrenkt met de dood. De Spin verwoordt dat in Kort Amerikaans in de typische plastische stijl van Wolkers: ‘Aan alle ziekten is iets te doen, behalve aan de dood. Daar loopt niemand mee naar de dokter. In iedere zaadcel zit een klein skelet dat je bij een vrouw naar binnen propt. Dat groeit, en als het geboren wordt is de moeder nog blij ook. Ze hebben niet door dat ze met een doodgeboren kind zitten, (...).’ (p. 114, 40ste herziene druk).
Het verband tussen seksualiteit en dood is zeer duidelijk aanwezig in het verhaal ‘De hond met de blauwe tong’ (in De hond met de blauwe tong) - dat als ‘voorstudie’ van De doodshoofdvlinder gelezen kan worden - en in De walgvogel. In ‘De hond met de blauwe tong’ is de hij-figuur op weg naar zijn stervende vader als hij het volgende denkt: ‘Als je klaarkomt knijpt je aars ook samen. Het is hetzelfde. Of je alleen de inhoud van je kloten in een donker gat spuit of je dondert met je hele hebben en houen de aarde in.’ (p. 77) De ik-verteller in De walgvogel omschrijft wat de levenslustige, potente supersoldaat Piet Ranzijn - die de plaats van de bewonderde broer uit eerdere boeken inneemt - tegen hem zegt als een van hun vrienden tijdens de koloniale oorlog van 1946-1950 in Nederlands-Indië is gesneuveld: ‘Later had hij erover tegen mij gezegd, de schoot der aarde of de schoot der vrouwen, het is allemaal hetzelfde. Het enige verschil is dat je in het ene helemaal gaat en in het andere maar zo'n stukkie. (p. 396)
Iedereen en alles is opgenomen in de kringloop der natuur die vroeger of later de in de tocht door de jungle van het leven
| |
| |
opgebouwde persoonlijkheid, creativiteit en zelfstandigheid volledig en onherroepelijk vernietigt. De dood achtervolgt het eenzame, nietige individu meedogenloos en de tijd biedt geen dekking. Wolkers' wereldbeeld wordt bepaald door de paradox van het leven dat de dood al met zich meedraagt. Iedereen draagt een litteken van de dood; bij Wolkers in Kort Amerikaans en Terug naar Oegstgeest gesymboliseerd als het ‘Kaïnsteken op je kop’. In De doodshoofdvlinder draagt een vlinder de dood op de rug. De ontdekking van Wolkers' personages dat de dood het definitieve einde is - tégen de door de vader ingeprente bijbelse, onwrikbare waarden over het hiernamaals en het leven als tranendal in - werkt echter tevens bevrijdend: ‘Wat een bevrijding als je later merkt dat ze gewoon allemaal op de mesthoop gaan. Dat ze stront worden waar nog geen worm doorheen wil kruipen. De Here heeft gegeven, de Here heeft genomen.’ (Terug naar Oegstgeest, p. 31.)
| |
Techniek
De plechtige bijbeltekst aan het eind van dit citaat krijgt door de voorafgaande, direct-realistische, aardse opmerkingen een ‘knauw’ en wordt door de context bekritiseerd en geridiculiseerd: de verteltechniek van het ontheiligde bijbelcitaat. Dergelijke literaire ingrepen komen in bijna alle boeken van Wolkers voor en gaan vaak gepaard met een morbide humor.
| |
Thematiek
De onsterfelijkheid is een onbereikbaar en ook niet zo'n aantrekkelijk ideaal, eerder een ezelsbruggetje naar de dood. Het zoeken naar God en de eeuwigheid (in het toneelstuk De Babel) of naar de perzik van onsterfelijkheid (in De perzik van onsterfelijkheid) brengt geen resultaat. In het laatstgenoemde boek beschrijft Wolkers de dood van de oud-verzetsstrijder Ben Ruwiel op Bevrijdingsdag (5 mei 1980) als een bevrijding. De tocht door de jungle is ten einde. Ben Ruwiel legt zich erbij neer, staakt zijn verzet. Hij denkt: ‘Lekker veraarden. Tot er geen gevoel en niks meer is. Je eigen zelf kwijtraken. Daar gaat het om.’ (p. 188)
Het verzet tegen de dood moet gestalte krijgen in het leven zelf. In dit, het enige leven moet het gebeuren. Dat is de andere, vitalistische kant van Wolkers' schrijverschap die samengaat met een grote liefde voor en kennis van de natuur en de dierenwereld (heel direct gestalte gegeven in het dag- | |
| |
boek Groeten van Rottumerplaat), de bewegingsvrijheid die niet door een disciplinerende moraal of godsdienst geremd wordt, eruptieve creativiteit, artistieke en politieke opstandigheid en ook wel pesterige, macabere humor. Dat vitalisme, die bezwering van de angst (de hond met de blauwe tong is daarvan een symbool) culmineert in een vaak barokke stijl vol gedurfde beeldspraken. Ondanks de niet te stuiten aftakeling denkt Ben Ruwiel: ‘Leven moet geleefd worden. Je moet er ernst van maken anders ben je een plas die verdampt.’ (p. 234)
Het leven is de enige kans om je op alle fronten te ontplooien en je te ontworstelen aan de druk van de (calvinistische) godsdienst en andere ideologische ‘apparaten’ die de aanpassing aan de bestaande maatschappij prediken en de verbeelding in de kiem trachten te smoren. In Terug naar Oegstgeest krijgt deze machtsstrijd tussen verbeelding en disciplinerende werkelijkheid, tussen conformisme en non-conformisme systematisch gestalte. De vrijheid, de creativiteit, de fantasie en de tegen de heersende ideologie in gaande politieke stellingname moeten door de Wolkeriaanse personages allereerst op het ouderlijk huis (de heerschappij van de streng-gereformeerde vader) bevochten worden. Maar ook het onderwijs probeert trouw aan het heersende gezag aan te kweken. De ik-figuur in Terug naar Oegstgeest laat tijdens een optocht door het dorp op de laatste schooldag zijn fantasie de vrije loop. Reactie van de onderwijzer: ‘Zolang als jij de gehoorzaamheid niet kan opbrengen om je aan een verbod te houden, zal je nooit een behoorlijke steunpilaar van de maatschappij worden.’ (p. 103) In de sterk epische roman De walgvogel onttrekt de ik-figuur zich consequent aan de tucht van de militaire dienst en probeert ondanks bemoeizucht van bovenaf en de heersende behoudzuchtige moraal een eigen (liefdes)leven op te bouwen.
| |
Techniek
In het dramatisch geladen en van literaire symbolen zwangere Kort Amerikaans - symbolen waarvan er een aantal in De walgvogel in een andere context terugkomen - kan Erik van Poelgeest dankzij de oorlog loskomen van zijn verstikkende milieu door onder te duiken. Zijn relatieve onafhankelijkheid én artistieke creativiteit wordt zichtbaar in zijn tekeningen en schilderijen die niet in de laatste plaats functioneren als
| |
| |
bestrijders van de voortschrijdende tijd en de dood (van de oudere broer). Aan de andere kant brengt de oorlog aftakeling, verval en de dood van de bewonderde broer. Die ineenstorting van de wereld om hem heen leidt tot eenzaamheid en isolement. Ook deze elementen zijn in alle boeken van Wolkers terug te vinden. In Een roos van vlees wordt de eenzaamheid en verlatenheid van de hoofdpersoon Daniël geaccentueerd en geïntensiveerd door een landschap van sneeuw, ijs en mist (zie ook ‘De hond met de blauwe tong’). De buitenwereld wordt deel van de binnenwereld, de natuur speelt een rol in het innerlijk, is geen illustratie maar verdichting van het thema. Deze verteltechniek is al aanwezig in vroege verhalen zoals ‘Zwarte advent’ (in Gesponnen suiker): in metaforen verdicht Wolkers de doodsthematiek. In De doodshoofdvlinder functioneert de mist op een vergelijkbare wijze.
| |
Thematiek
Terug naar Oegstgeest is het relaas van een neergangsproces dat tevens onderdeel is van het bewustwordingsproces van de ik-figuur die op zoek is naar zijn jeugd. Niet alleen de winkel van de ouders gaat - als gevolg van de economische crisis in de dertiger jaren en de reactionaire bezuinigingspolitiek van Colijn - bergafwaarts, ook is het gezag van de vader aan verval onderhevig, wordt het ouderlijk huis tenslotte gesloopt en gaat de oudere broer ten onder. Slechts ondeelbare herinneringen en de verbeelding blijven over.
| |
Visie op de wereld
Vanaf met name deze roman komt de politieke visie van Wolkers nadrukkelijk naar voren. Die visie is antikapitalistisch en antikolonialistisch. In zijn literaire werk én daarbuiten (zie Werkkleding) kiest hij partij voor een andere maatschappij die niet op vernietiging van de creatieve vermogens uit is, die zich niet tegenover de natuur opstelt, die niet de hebzucht ten bate van enkele machtigen predikt. Wolkers laat zijn hoofdpersonages in boeken als Turks fruit, De walgvogel en De perzik van onsterfelijkheid af en toe ondubbelzinnig uitvaren tegen politiek verval en tegen politici (Drees, Beel, Colijn) die een kapitalistisch-paternalistische koers voorstonden. Een representatief voorbeeld van zo'n expliciete politieke woede-uitbarsting is de overpeinzing van Ben Ruwiel in De perzik van onsterfelijkheid (Wolkers is onmiskenbaar aanwezig in deze gedachte over Drees): ‘Fantasieloze kleinburger. Goeie boodschappenjongen van de bovenbazen. Heeft de
| |
| |
arbeiders net zo proberen uit te knijpen als Colijn. Dat ging gewoon weer door na de oorlog. Dacht ook nog even de wet voor te schrijven aan een volk van honderdtwintig miljoen mensen met z'n klamme ambtenarenknuistjes. Door het wanbeleid van zulk volk is het leven van vele tienduizenden mensen verpest.’ (p. 146-147)
| |
Thematiek
Bederf alom: in Turks fruit luidt de ontbinding van de liefde tussen Olga en de ik-figuur - die beeldhouwer is - de lichamelijke aftakeling van Olga in. In het hevig begeerde liefdesgebeuren zit al een kiem van bederf: fruit is gezond, turks fruit is bederf brengend snoepgoed. Met name in het onverbloemde, beweeglijke en rauwe taalgebruik krijgt de opstand tegen de aftakeling van liefde en leven gestalte. Het vrouwenlichaam wordt ontluisterd door een tumor die dood en verderf zaait. Grote schuldigen zijn in dit boek de verderfelijke schoonmoeder, die het bederf letterlijk en figuurlijk personifieert, en de egoïstische, verrotte consumptiemaatschappij naar Amerikaans model.
In De walgvogel loopt de idyllische jeugdliefde in de Leidse oorlogsjaren tussen de ik-figuur en Lien (de ‘Venus van de huishoudschool’) uit op moord en doodslag in het naoorlogse Nederlands-Indië waar de Indonesische vrijheidsstrijders zich verzetten tegen het Nederlandse kolonialisme, dat ook gedoemd is ten onder te gaan. De ik-figuur verzet zich tegen de naar destructie leidende ontwikkeling van de vroeger zo zorgeloos lijkende liefde én tegen de destructieve, op hebzucht gebaseerde Nederlandse koloniale politiek. De erotische belevenissen en de creatieve uitbarstingen (schilderen) in het boek zijn pogingen om aan de verbeeldingsloze en wurgende atmosfeer van het voor- en naoorlogse gereformeerde milieu te ontkomen.
De kus is een als reportage vermomd relaas over de plotseling intredende aftakeling van Bob Koudijs, de jeugdvriend van de ik-figuur die tijdens de politionele acties flink heeft huisgehouden, evenals de potige en potente Piet Ranzijn uit De walgvogel. Piet wordt door een vrijheidsstrijder geveld, Bob door lichamelijke aftakeling (jichtaanvallen, gezwollen voeten). Het lijkt alsof Indonesië wraak neemt en de filmsterachtige jeugdigheid van Bob definitief ondermijnt.
In De perzik van onsterfelijkheid tenslotte loopt alles en iedereen
| |
| |
op zijn laatste benen. De aftakeling is hier in een beslissende fase terechtgekomen. De ontbinding treedt nog tijdens het leven in als Ben Ruwiel tijdens zijn ‘bevrijdingstocht’ door Amsterdam de als laatste avondmaal bedoelde bevroren pens voor zijn op sterven na dode hond onder zijn kleren laat ontdooien. Stinkend naar de drek op zoek naar de perzik van onsterfelijkheid: een onmogelijke opgave.
De oudste verhalen, verzameld in Serpentina's petticoat en Gesponnen suiker, bevatten reeds alle Wolkeriaanse elementen: isolement; wraak op het onpersoonlijke, fantasieloze hogere gezag (van de bijbel) door de persoonlijke, ook door de bijbel gestimuleerde pesterige fantasie in stelling te brengen; gruwelverhalen over dood en verderf; wreedheid tegen mens en dier; dierenliefde; schuld en boete. De politieke opstandigheid krijgt eerst impliciet gestalte in Kort Amerikaans (al moet daar meteen bij gezegd worden dat Wolkers' debuut ‘Mattekeesjes of de zielenreinigingen van de Nederlandse klamboemaatschappij’ - een toneelstukje - forse kritiek levert op de religieuze ontwikkelingshulp).
Wolkers schrijft over contrasten, produceert in wisselende context literatuur over liefde én haat, leven én dood, noodlot én opstandigheid, eenzaamheid én zoeken naar (seksuele) gemeenschap, pesterig cynisme én solidariteit (heel sterk in De walgvogel, dat begint met een Multatuliaanse uitbarsting tegen de politieke handelaar in koloniale waren Colijn). De kiem van Wolkers' vitalistische protest tegen het verval op alle fronten ligt in de jeugd. De geïsoleerde Herman in Wolkers' oudste verhaal ‘De verschrikkelijke sneeuwman’ (in Serpentina's petticoat) denkt: ‘Ze hebben nooit iets merkwaardigs gedaan, de volwassenen. Nooit hebben ze iets verricht dat voor een kind de moeite waard is om van te dromen op een zomeravond, als met het gele avondlicht de geur van vlieren binnenkomt.’ (p. 74-75) De bijbel verminkt én stimuleert de verbeelding. Wolkers zet bijna al zijn figuren neer in een ‘verbijbelde’ levenssituatie en laat subjectieve verbeelding en objectieve werkelijkheid op elkaar inwerken, heel systematisch in het concentrisch opgebouwde Terug naar Oegstgeest; niet alleen in deze roman hergroepeert Wolkers allerlei uit eerder werk bekende onderwerpen zoals de dood
| |
| |
van de broer, het ‘offeren’ van dieren en het litteken aan de slaap, wat tot een andere functie van die gegevens leidt. In De walgvogel vindt ook een hergroepering plaats van eerder gebruikte gegevens zoals de gipsen tors (Kort Amerikaans), het tillenbeest (uit het verhaal ‘Het tillenbeest’) en de winkel die door de crisis ten onder gaat (Terug naar Oegstgeest). In Horrible tango behandelt Wolkers de ‘broederbinding’ in twee driehoeksverhoudingen. In de ene driehoeksverhouding is de broer aanwezig, in de andere afwezig en als het ware vervangen door een neger uit Guadeloupe. De traumatische ervaringen van de ik-figuur in Horrible tango komen voort uit het schuldgevoel dat hij zijn broer heeft dood gewenst. De (fictieve) broedermoord via een sabel is symbolisch aanwezig in de nieuwe driehoek, vooral in de dromen van de ik-figuur: ‘De sporen van de broedermoord kleven er nog aan! De sporen van de broedermoord! Ik moest er door wakker geschreeuwd zijn. Het was of een wraakzuchtige engel het in mijn oor had getrompetterd.’ (p. 123)
| |
Kunstopvatting
Door het verweven van verbeelding en werkelijkheid ontstaat er een gekleurde werkelijkheid waarin Wolkers' figuren verbanden ontdekken die er in feite niet zijn. Zo worden angsten en schuldcomplexen opgeroepen die louter uit de verbeeldingsdrift voortspruiten. Vooral veel personages uit het werk dat in de jaren zestig is gepubliceerd, kunnen als ‘slachtoffers van de verbeelding’ (Kees Fens) gekenmerkt worden. In Terug naar Oegstgeest bij voorbeeld brengt de ik-figuur het verbranden van de foto's van zijn oudere broer in verband met zijn dood vlak daarna en ziet de ik een relatie tussen zijn vergassen (‘offeren’) van dieren en de latere concentratiekampen: de ik zou die hebben opgeroepen met zijn praktijken. Schuld en boete worden ook gevoed door de bijbel, die alleen de mens het perspectief van een hemel biedt en de dieren als lagere wezens beschouwt, die eerder in de vuilnisbak thuishoren (zie ‘Dominee met strooien hoed’). Aan de ene kant kan men de martelingen en het doden van dieren in Wolkers' werk zien als een poging tot protest tegen de onderdrukkende opvoeding, tegen het vaderlijk en goddelijk gezag, aan de andere kant als een poging om het lot over leven en dood zelf in handen te nemen en zelf ‘God’ - de beschikker over leven en dood - te worden. In wezen worden
| |
| |
Wolkers' hoofdfiguren door dierenliefde en liefde voor de natuur gedreven, maar ook door verachting van mensen die elkaar het licht in de ogen niet gunnen en die als (politieke) onderdrukkers en vernietigers van mens en dier (de natuur) opereren. In zijn toneelstuk Wegens sterfgeval gesloten, dat zich op de dag des oordeels op een kerkhof afspeelt, laat Wolkers een goedgelovige God opdraven die blind is voor het menselijk tekort en de hele schepping nog eens laat beginnen bij de overal behaarde aap. God zegt aan het slot van deze commedia della morte: ‘Ach, aap of mens, dat is zo'n beetje hetzelfde. Een mens is een gedegenereerde aap.’ (p. 54) Een van de innerlijke monologen van Erik van Poelgeest in Kort Amerikaans luidt: ‘De mens is een zielig geval. Als er alleen dieren bestonden zou je in God kunnen geloven. De mens verpest alles.’ (p. 95, 40ste, herziene druk) Kees Fens noemt de hier geciteerde overpeinzing in zijn essay ‘Het litteken van de dood’ (in De eigenzinnigheid van de literatuur) de kerngedachte in het door hem in de Haagse Post van 6 oktober 1979 als ‘oerroman’ gekwalificeerde boek Kort Amerikaans (het citaat uit de 40ste druk hierboven is een ingekorte versie van de gedachte die Wolkers in alle eerdere drukken op een geheel andere plaats in het boek heeft ingevoegd). Die gedachte is inderdaad een belangrijk onderdeel van Wolkers' houding tegenover de wereld, maar ook niet meer dan één (essentieel) aspect van Wolkers' visie. De mensenhaat van Wolkers is geenszins totaal, zoals blijkt uit De walgvogel, waarin de voor haar vrijheid vechtende Indonesische bevolking met respect en sympathieke partijdigheid wordt beschreven. Wolkers' schrijven is een subjectief ingrijpen in alle verval en vernietiging om op die manier een halt aan het verderf toe te roepen. Of
politieker geformuleerd: al schrijvend met behulp van de produktieve verbeelding ingrijpen in de heersende orde die de bezitloze mens en het weerloze dier onderdrukt.
| |
Stijl / Techniek
Wolkers' stijl kenmerkt zich door korte, directe zinnen die op een efficiënte wijze symbolisch en persoonlijk geladen gebeurtenissen en beelden oproepen: eerder visueel dan impressionistisch taalgebruik, dat vaak gepaard gaat met (galge) humor, ironie en bijbelparodieën. Een wezenlijk stijlken- | |
| |
merk is de ‘wederzijdse doordringing van het objectieve en subjectieve’ (Paul de Wispelaere). Objectieve, buiten de personages plaatshebbende gebeurtenissen worden op een bewogen, subjectieve manier scherp geobserveerd, met veel oog voor details die vaak in de titels verwerkt worden en dragers zijn van de thematiek. Wolkers laat zijn personages ‘bewogen constateren’ (Kees Fens). De gefixeerde fantasie zorgt ervoor dat (bij voorbeeld) een schijnbaar objectief weergegeven beschrijving van verlatenheid in de wereld staat voor de definitieve afwezigheid van de bewonderde broer: de metafoor als stijlfiguur en als bindend, element. Ogenschijnlijk worden in de vaak lineair opgebouwde ik- of hij-verhalen los van elkaar staande beelden geproduceerd. Achteraf blijken de beelden naar elkaar en naar de centrale thematiek te verwijzen.
Is het taalgebruik van Serpentina's petticoat, Kort Amerikaans (de eerste 39 drukken), Gesponnen suiker en Turks fruit tamelijk weelderig en literair, in Terug naar Oegstgeest, Een roos van vlees en de recentere romans is de stijl aanzienlijk soberder, afstandelijker en schijnbaar onbewogen. De talrijke dromen, vergelijkingen en innerlijke monologen in Wolkers' werk hebben een uitermate suggestieve uitwerking en verwijzen meestal naar het hoofdthema. Als bij voorbeeld de hoofdpersoon uit De doodshoofdvlinder, een alleenstaande leraar Engels, door de Schipholtunnel rijdt op weg naar zijn pas gestorven vader, staat er: ‘Voor hem rees de Schipholtunnel als een muil uit de mist op. Hij reed de walvis binnen. De verlichte ruggegraat boven in dat duistere karkas, waarin de mist als wol werd uitgetrokken.’ (p. 36) Het kernthema van het isolement en de dood is in dit beeld verwerkt, maar ook het bijbelverhaal van Jonas die door de walvis wordt opgeslokt.
| |
Ontwikkeling
Schreef Wolkers in het begin nog overwegend ik-verhalen (met als belangrijke uitzonderingen de eerste twee romans), sinds De doodshoofdvlinder lijkt hij zich definitief toe te leggen op de meer afstandelijke hij-vorm. In De perzik van onsterfelijkheid zijn voor het eerst geen verwijzingen naar de bijbel opgenomen. Het onderwerp van deze roman ligt dan ook ver van zijn eigen leven af. Het politieke element daarentegen is vooral sinds Terug naar Oegstgeest niet meer te negeren.
| |
| |
| |
Thematiek
Wolkers blijft zijn thema's echter trouw in zijn recentere werk. In Brandende liefde komen winter en zomer, aflopend en opkomend leven samen. Voor de ik-figuur in dit boek zit er niets anders op dan zijn libido op het doek uit te leven. Alleen het schilderen lijkt nog vruchtbaar. In het schilderij kunnen seksualiteit, dood en leven in verf worden vastgelegd en verzoend. De schilder weet de zwangere Anna, voor wie hij een vurige liefde heeft opgevat, zover te krijgen dat zij voor het schilderij ‘Suzanna en de grijsaard’ op de kamer van een stokoude, stervende man poseert. De natuurlijke kringloop wordt zo samengebald in één tafereel. Anna zegt: ‘Misschien inspireert het wel, een zwangere vrouw die het nieuwe leven in zich draagt en een grijsaard die ermee ophoudt.’ Afsterven en geboren worden zijn bewegingen die in verf, en op papier, worden vastgelegd.
Was turks fruit in de gelijknamige roman nog bederf brengend snoepgoed en vervulde de perzik in De perzik van onsterfelijkheid nog een rol als eeuwigheidssymbool, in De junival fungeert de peer als zodanig. De ik-figuur René staat in deze novelle afwisselend stil bij de dood van zijn poes Voske en bij de dood van zijn moeder. Als Voske zwanger is en rechtop zit, wordt haar lichaam peervormig. De Chinese pot waarin na de crematie Voskes as komt, heeft de vorm van een schedel van een Chinese filosoof ‘met een peer-hoog voorhoofd’. In een winkel koopt René een grote, in levenswater ondergedompelde peer. Die ‘eeuwige’ peer zet hij thuis neer als hommage aan zijn moeder. Maar hij krijgt nachtmerries van die peer. Zijn benauwende dromen gaan onder andere over het schillen van peren en daarvan niet los te koppelen, onderdrukte, en ontkende, seksuele gevoelens.
Leven, seksualiteit en dood blijven bij Wolkers met elkaar verband houden. Heel wrang komen leven en dood samen in Gifsla, waarin de thrillerschrijver Rob Dilling bezig is een nieuw boek op te zetten. Hij beschrijft hoe een ornitholoog zich vergrijpt aan een meisje dat vlak daarvoor door een vrouw is vermoord. De ornitholoog was daar getuige van geweest. De kleine doodsverhalen over mensen en dieren die Dilling aan zijn lesbische dochter en haar geliefde opdist, zijn voorboden van zijn eigen dood, vlak voor oudjaar. On- | |
| |
danks zijn vraat- en drankzucht loopt hij op zijn laatste benen. Zijn isolement komt niet alleen tot uiting in het feit dat hij op een eiland woont, maar ook in het feit dat de drie jonge, vitale vrouwen die hem omringen hem niet nodig hebben, ook niet seksueel. Hij kan hen niet echt bereiken. Op een wandeltocht door een besneeuwd landschap denkt de sentimentele vaderfiguur, als hij achterop raakt bij de vrouwen: ‘Vader zijn is een achterhoedegevecht. Alleen als je schreeuwt kijken ze om. Tot je het de allerlaatste keer uitbrult. Zo moet het ook.’
Rob Dilling voelt zich slaaf van tijd en ruimte. Dat gevoel is ook aanwezig bij de twee correspondenten in de briefroman De onverbiddelijke tijd. De brieven zijn afkomstig van Marcel en gericht aan zijn jeugdvriend Sjoerd, die vervroegd pensioen heeft genomen en tijdens de briefwisseling door de Verenigde Staten reist. Halverwege de correspondentie wordt duidelijk waarom Sjoerd de reiskoorts te pakken heeft: hij heeft een ongeneeslijke vorm van longkanker. Zijn onherroepelijke dood wil hij door een laatste vitalistische explosie van reizen en dichten nog even uitstellen. In een van de brieven merkt Marcel op: ‘De race tegen de tijd, dat is de lijn die door alle gedichten loopt, [...]’ Hij is ervan doordrongen dat zijn eerdere brieven, geschreven voordat hij wist wat Sjoerd mankeerde, vol verwijzingen naar de dood zitten. Zijn nostalgische epistels bevatten al veel moralistische vertellingen over mensen en dieren, terwijl hij tegelijkertijd beweert dat hij maar één wet erkent, namelijk leven, en bovendien schrijft: ‘Het lijkt wel of je levenselixer hebt ingenomen.’ Maar de briefroman is dan al een verhaal over een fatale aftakeling geworden, waarbij Marcel zich soms met Sjoerd identificeert en zelf last krijgt van ‘zeurende doodsangst’. Hij varieert een kernuitspraak in Kort Amerikaans over dood en leven die onafscheidelijk zijn: ‘de dood [is] de enige ziekte waar we niet mee besmet hoeven worden, waarvan we de bacil al vanaf de geboorte bij ons dragen.’
| |
Ontwikkeling
Dat Jan Wolkers in 1985 sprookjes en fabels (verhalen over dieren met menselijke eigenschappen) begon te publiceren, was niet echt een complete verrassing. Turks fruit vertoont al trekjes van Assepoester, Hans en Grietje en Doornroosje
| |
| |
(zie: Graa Boomsma, Jan Wolkers, Turks fruit, 1984), terwijl een aantal mensen in die roman dierlijke eigenschappen krijgt en dieren een menselijk gezicht hebben. In Gifsla vertelt Dilling een lesbische variant van Roodkapje, die onder de titel ‘Oma's kwaal’ ook in 22 sprookjes, verhalen en fabels is opgenomen. En in zijn laatste ogenblikken komt Dilling zijn dochter per auto ‘uit het betoverde woud’ halen. Zij noemt hem, vlak voordat hij sterft - als het nieuwe jaar nog maar enkele uren oud is - haar ‘sprookjesman’.
| |
Relatie leven/werk
De meeste boeken van Wolkers bevatten autobiografische elementen, uitgezonderd zijn toneelwerk en recente romans en sprookjes. Toch heerst het hardnekkige misverstand dat hij rechtstreekse bekentenisliteratuur schrijft. Wolkers gebruikt gegevens uit zijn leven en bouwt die in zijn literaire werk om tot een nieuwe werkelijkheid. De Wolkeriaanse personages zijn allereerst romanfiguren. Wolkers plaatst steeds terugkerende autobiografische gegevens - die in zijn fotodocumentaire over eigen werk en leven, Werkkleding, zijn terug te vinden - in een nieuwe, fictieve omgeving. De ‘Wahrheit’ is ondergeschikt aan de ‘Dichtung’. Daarom kan de sleutelroman in Wolkers' oeuvre, Terug naar Oegstgeest, ook geen autobiografie worden genoemd. Al schrijvende maakt Wolkers geen droge reportage of een reconstructie van echt beleefde gebeurtenissen. Hij schrijft niet de werkelijke geschiedenis van zijn jeugd, maar de roman van een kindertijd. Dat blijkt ook uit de structuur. De constructie steunt op de confrontatie tussen het heden en het verbeelde verleden van de ik-figuur. Wolkers schrijft in Terug naar Oegstgeest vooral fictieve memoires. Hij monteert bewerkte, zelf ‘beleefde’ gebeurtenissen in wisselende contexten. Voortdurend is hij aan het herscheppen. Terug naar Oegstgeest bevat veel bekende elementen uit vroeger werk. In De walgvogel herkent de lezer veel uit Serpentina's petticoat en Kort Amerikaans. De compositorische verschuivingen zorgen ervoor dat er wel herkenning optreedt, maar er is geen sprake van louter herhaling; de accenten liggen anders. In De walgvogel is de context bijvoorbeeld sterk politiek gekleurd.
| |
Verwantschap
Als Wolkers in de kritiek al vergeleken is met andere auteurs, dan vooral met de vroege Van het Reve (De avonden) en
| |
| |
W.F. Hermans (De tranen der acacia's en De donkere kamer van Damokles). Af en toe valt de naam van Ernest Hemingway, die in zijn werk ook de nadruk legt op ruige, sterke, mannelijke lichamelijkheid. Gifsla heeft trekjes van Amerikaanse hardboiled thrillers (Spillane, Chandler).
| |
Publieke belangstelling
Voor zijn debuut in boekvorm in 1961, Serpentina's petticoat, kon de kritiek nog weinig belangstelling opbrengen. Het verscheen bovendien in een eerste oplaag van nog geen duizend exemplaren. Een jaar later al werd Kort Amerikaans Wolkers' eerste bestseller. Sinds dat boek behoort hij tot de meest gekochte en gelezen schrijvers in Nederland. Op het toppunt van zijn roem, in de tweede helft van de jaren zeventig, verschenen De walgvogel, De kus en De doodshoofdvlinder in eerste oplagen van respectievelijk 75.000, 90.000 en 100.000 exemplaren. Een flink aantal boeken van Wolkers is in vele talen vertaald en met name in Zweden worden die ook zeer goed verkocht.
| |
Kritiek
Een van de factoren die ertoe hebben bijgedragen dat Wolkers al gauw bij een groot publiek bekend werd, was de morele verontwaardiging die losbrak over de onverbloemde wijze waarop hij in het verhaal ‘Kunstfruit’ in de bundel Gesponnen suiker de seksualiteit beschreef. Afwijzing op ethische en morele gronden won het toen vaak van nuchtere literaire analyses. Toch kwamen er steeds meer critici (Fens en De Wispelaere waren voortrekkers) die Wolkers tot een belangrijk schrijver bestempelden.
Vrij algemeen beschouwen de critici Terug naar Oegstgeest en De walgvogel als hoogtepunten in Wolkers' oeuvre. Een van de hardnekkigste bezwaren blijft echter dat hij zich zou herhalen. De Moor schreef naar aanleiding van Turks fruit en De walgvogel dat Wolkers de vrouw steeds als lustobject afschildert. Peeters repte in zijn recensie van Brandende liefde van ‘populistische bootwerkers-seksualiteit’ en Goedegebuure noemde Wolkers naar aanleiding van datzelfde boek een ‘literaire hulk’. Beide laatstgenoemde recensenten zijn van mening dat de sentimentaliteit in Wolkers' werk meer en meer een thema aan het worden is.
Wolkers zelf reageerde fel op zulke kwalificaties en lijkt in zijn daaropvolgende boeken soms de discussie aan te gaan met de
| |
| |
boekbesprekers. In Gifsla bijvoorbeeld merkt de thrillerschrijver Dilling, die trekjes met Wolkers gemeen heeft, op: ‘Ze schrijven zo dat je oud en sentimenteel aan het worden bent’
| |
Ontwikkeling
Na twintig jaar geen nieuwe roman meer te hebben gepubliceerd, kwam Wolkers in 2005 met Zomerhitte, een kleine, spannende roman die, met vertrouwde ingrediënten als de belangrijke rol van de natuur als spiegel voor de mens en de beeldend beschreven spanning tussen man en vrouw, leest als een oeuvrecatalogus. De hoofdpersonen zijn een natuurfotograaf (‘de kunst van het kijken’) en een femme fatale op een Wadden-eiland, dat een poel des verderfs blijkt te zijn. De genadeloze dierenwereld symboliseert die van de mensen.
| |
Kritiek
De critici typeren Zomerhitte als ‘een echte Wolkers’. Een enkeling merkt op dat Wolkers voor de uitbouw van zijn plot en de personages meer ruimte had moeten hebben dan het bestek van een Boekenweekgeschenk, waarvan de beperkte omvang nu eenmaal vaststaat. Maar in de thematische uitwerking en de stilistische vormgeving, constateren de critici vrijwel eensgezind, is Wolkers opmerkelijk zichzelf gebleven: een van Nederlands beeldendste schrijvers over vitaliteit, vergankelijkheid en dood.
| |
Ontwikkeling
In de jaren negentig is Wolkers vooral actief als essayist. In 1991 publiceerde hij, op dat moment vijfenzestig jaar oud, de bundel essays Tarzan in Arles. Deze teksten, die verspreid over de periode 1974-1990 ontstonden, vormen door hun royale autobiografische inslag behalve een boek over kunst en kunstenaars een ‘herinneringsrelaas’ dat op vele plaatsen aan Terug naar Oegstgeest doet denken. In ‘Een paradijsvogel boven het aardappelloof’ bijvoorbeeld vertelt Wolkers over de tien deeltjes Verzameld Werk van Multatuli die hij erfde van zijn oom Hendrik en waartegen de dominee zoveel bezwaar maakte. Lyrisch schrijft hij over de favoriete boeken uit zijn kindertijd, de Bijbel, ‘de bestseller der eeuwen’ en het Boek der Martelaren, ‘een gruwelijk stripverhaal’. Interessant is de lijst uitleenbriefjes van boeken die hij in 1944 leende van de Leidse universiteitsbibliotheek (onder andere Divina Comedia van Dante, van Nietzsche De wil tot macht, van Shakespeare Hamlet, Romeo en Julia, en Richard de Derde, van Slauerhoff Schuim en asch en Het leven op aarde, Spi- | |
| |
noza's God-wereld-leven, van Homerus de Ilias en de Odyssee, van Du Perron De man van Lebak en Het land van herkomst, van Freud Totem en Taboe).
| |
Traditie / Stijl
Ook vertelt hij hoe hij zich al jong de verhalen van Edgar Allan Poe aanschafte en vervolgens zelf zijn eerste horrorverhalen op papier zette. Daarbij schuwde hij het stijlmiddel van de overdrijving bepaald niet. Hij schreef bijvoorbeeld een verhaal geïnspireerd door zijn nogal ‘funerair’ ingestelde oom Hendrik (= de oom Louis uit Wolkers' verhalen), die in zijn doodskist gedeeltelijk ontdaan wordt van zijn doodshemd door een paar zussen die daarvan graag een onderrok maken. Bij het afknippen van de stof glijdt de koude schaar rakelings over het kille geslachtsdeel. In werkelijkheid, aldus Jan Wolkers, waren deze wrede furiën uit het verhaal Serpentina's petticoat timide, allergodvruchtigste schepselen, ‘die al hysterisch krijsten als er een dode muis op de stoep lag’.
Dat was nog eens wat Huizinga in Herfsttij der Middeleeuwen schrijft: ‘In de overdrijving ziet men de achtergrond van de werkelijkheid.’ Ik leerde er in ieder geval het verschil van tussen werkelijkheid en fictie. Een verschil zo groot als tussen een dode muis en een in diepe doodsslaap verzonken mannelijk geslachtsdeel. (Tarzan in Arles)
Hij ging door met het schrijven van essays, die ook weer gebundeld werden: Rembrandt in Rommeldam (1994), Mondriaan op Mauritius (1997) en Wolkers in Wolkersdorf (2000). Zwarte bevrijding verscheen in 1995 als boekenweekessay ter gelegenheid van ‘de vijftigste mei’. Het roept niet alleen beelden op uit de tijd van de bevrijding - Wolkers was toen negentien jaar - en de erop volgende politionele acties in Nederlands-Indië, maar plaatst er ook uiterst kritische kanttekeningen bij (‘een smerige oorlog tegen een volk dat voor zijn vrijheid vocht’). Het verhaal wordt tevens gebruikt als een omweg om óók op politici en profiteurs van nu commentaar te leveren.
| |
Techniek / Stijl
In 2001 werden de vier bundels samengebracht in De schuimspaan van de tijd. Verzamelde essays. Opbouw en taalbehandeling van al deze stukken zijn wolkeriaans. De opening is meestal een
| |
| |
herinnering, de stijl is opvallend hyperbolisch, rijk aan breed uitgewerkte metaforen, met veel humor en vol Bijbelse referenties. Als essayist transformeert Wolkers, met behoud van zijn verteltechniek, zij het nog retorischer, zijn romans en verhalen weer naar de werkelijkheid die eraan ten grondslag heeft gelegen. De titels van de essaybundels zijn opvallend antithetisch. Wolkers houdt ervan om tegendelen tegen elkaar uit te spelen. Onmiskenbaar is ook zijn voorkeur voor aforismen en poëziecitaten, zoals in de volgende passage uit Wolkers in Wolkersdorf:
En zo kom ik ook op het grote voordeel van het tienvingersysteem. Want schrijven is lezen. Je vingers doen blindelings het werk dat ze vanuit die geheimzinnige cockpit wordt opgedragen. En je kan over je tekst heen het landschap in kijken. De voorbijscherende gierzwaluw wordt moeiteloos opgenomen in het verhaal. Daar verderop, tussen het eikenhakhout, vindt een passiemoord plaats waarvan Slauerhoff zei dat die hier nooit, nee nooit gebeurde. In de sneeuw die het papier in je machine schijnt voort te zetten, wordt een aangeschoten haas belaagd door bonte kraaien. Het komt je goed van pas. Het papier is geduldig. Het is geweldig om achter een schrijfmachine te zitten. Je overziet de hele wereld. Je voelt je zo'n Egyptisch blokbeeld van een schrijver, die de indruk wekt zijn schrijfmachine op zijn schoot te hebben als een troeteldier.
| |
Kritiek
De critici waarderen zijn essaybundels uiteenlopend. De een vindt het een allegaartje van voordrachten, gelegenheidstoespraken en columns, waarvan stijl en taalgebruik doen denken aan de bombast van een dominee op de kansel, de ander spreekt juist van een Wolkers in zijn element, gedreven en intens schrijvend over zijn liefde voor schilderijen en gedichten, maar vooral ook over zichzelf en zijn vaste thema's, het geloof, het ouderlijk huis, mythologie, erotiek en natuur.
| |
Ontwikkeling / Thematiek
In 2000 verscheen Wolkers' eerste dichtbundel: Jaargetijden, drie jaar later gevolgd door Wintervitrines. Ogenschijnlijk gaat het om twee bundels, maar bij nader inzien blijkt Jaargetijden integraal te zijn opgenomen in de tweede bundel, als een van de zes afdelingen daarin. Tot veel aandacht gaf deze poëzie geen aanleiding.
| |
| |
Bijbelse reminiscenties en andere conventionele gedachten overheersen erin. Taalgebruik en beelden zijn archaïsch en tradioneel mythologisch, net als in veel van zijn proza. Al zijn bekende thema's komen terug in deze poëzie, maar wel met één consequente, grimmige stem, die spreekt van de cyclus van het verderf in de natuur met zijn seizoenen en generaties.
De huiver doet het tere groen verstijven.
Men tilt een blad op en daar staat geschreven
In taal die slechts de wormen is gegeven,
Dood, dood, en nog eens dood, en even leven.
(‘Valse Lente’ in Jaargetijden)
Het jaar waarin Wolkers tachtig werd, bracht de voor hem inmiddels gebruikelijke golf lustrum-artikelen met zich mee, maar ook een drietal boeken, een ongebruikelijk aantal nieuwe publicaties voor die leeftijd. De al genoemde nieuwe roman Zomerhitte, waarover hij overigens zei dat die alleen als Boekenweekgeschenk kon bestaan, omdat het verhaal al klaar lag. Voor het eerst verscheen er een deel memoires, Dagboek 1974, en een boek met brieven aan een jeugdvriend, die als militair in Indië zat, Ach, Wim, wat is een vrouw? - brieven van een Wolkers die in opleiding is als beeldhouwer, opgaat in de literatuur en de natuur, zich ‘een geboren polygamist’ noemt, maar die dan nog geen boeken schrijft.
| |
Publieke belangstelling
Intussen zijn verschillende van zijn romans tientallen keren herdrukt; gevoegd bij de verfilmingen van romans, de bewerking van Turks fruit tot musical en de vele vertalingen van zijn werk komt daaruit het beeld naar voren van een van de meest populaire naoorlogse prozaschrijvers.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Jan Wolkers, Mattekeesjes of de zielenreinigingen van de Nederlandse klamboemaatschappij. In: Podium, jrg. 13, nr. 2, november 1958, pp. 120-125, T. (opgenomen in Het afschuwelijkste uit Jan Wolkers en Het vroege werk) |
Jan Wolkers, Serpentina's petticoat. Zaandam 1961, Heijnis, Gard Sivik-reeks, 2e serie, deel 1, VB. (2e druk: Amsterdam 1961, Meulenhoff Editie, E 51; 3e druk, met tekeningen uit de hongerwinter, Amsterdam 1963, Meulenhoff Pockets, nr. 127; licentieuitgave Den Haag 1994, Stichting Uitgeverij XL, nr. XL 28; licentieuitgave Amsterdam 1996, Bulkboek, nr. 237; opgenomen in Alle verhalen van Jan Wolkers en in Het vroege werk) |
Jan Wolkers, Kort Amerikaans. Amsterdam 1962, Meulenhoff, Meulenhoff Editie E 16. R. (40e herziene druk: 1979; 41e druk, samen met Een roos van vlees en Terug naar Oegstgeest, 1983; licentieuitgave Baambrugge 1984, Grote Letterbibliotheek; licentieuitgave Amsterdam 1992, Voorsmit, Bulkboek, nr. 207; 50e druk: Amsterdam 2005, Meulenhoff / de Volkskrant, De Leeslijst, nr. 1; opgenomen in Het vroege werk) |
Jan Wolkers, Gesponnen suiker. Amsterdam 1963, Meulenhoff, Meulenhoff Editie E 25, VB. (opgenomen in Alle verhalen van Jan Wolkers en Het vroege werk) |
Jan Wolkers, De Babel. Amsterdam 1963, Amsterdam 1963, J.M. Meulenhoff / De Bezige Bij / Toneelgroep Studio, Studioreeks nr. 1, T. ([2e druk]: 1963, De Bezige Bij, Literaire Reuzenpockets nr. 65; [3e druk]: [z.pl.] 1985, RoSa, De Wolkerskaternen, deel 2) |
Jan Wolkers, Wat kunst is. In: Raam, jrg. 1, nr. 2, 1963, pp. 164-165, E. |
Jan Wolkers, Een roos van vlees. Amsterdam 1963, Meulenhoff, Meulenhoff Editie E 63, R. (29e druk, samen met Kort Amerikaans en Terug naar Oegstgeest, 1983; licentieuitgave Den Haag 1996, Stichting XL, nr. XL 153; 35e druk: Amsterdam 2003, Pockethuis; opgenomen in Het vroege werk) |
Jan Wolkers, Wegens sterfgeval gesloten. Commedia della morte. Amsterdam 1963, Meulenhoff, T. (3e druk: Meulenhoff Editie E 94; opgenomen in Het vroege werk) |
Jan Wolkers, De hond met de blauwe tong. Amsterdam 1964, Meulenhoff, Meulenhoff Editie E 50, VB. (opgenomen in Alle verhalen van Jan Wolkers en Het vroege werk) |
Jan Wolkers, Terug naar Oegstgeest. Amsterdam 1965, Meulenhoff, Meulenhoff Editie E 65, R. (24e druk, samen met Kort Amerikaans en Een roos van vlees, 1983; 25e druk: 1985, Meulenhoff pocketeditie; licentieuitgave 1986, Voorsmit, Bulkboek, nr. 160; licentieuitgave Baambrugge 1987, Grote Letterbibliotheek, nr. 705; 35e druk: Amsterdam 2003, Pockethuis; opgenomen in Het vroege werk) |
Jan Wolkers, 18 composities in lood, messing brons, kunsthars, zand en hout. Inleiding H.L.C. Jaffé.
|
| |
| |
Amsterdam 1966, Meulenhoff, Beeldende kunst. |
Jan Wolkers, Horrible tango. Amsterdam 1967, Meulenhoff, Meulenhoff Editie E 143, R. (opgenomen in Het vroege werk) |
Jan Wolkers, Het afschuwelijkste uit Jan Wolkers. Amsterdam 1969, Meulenhoff, Meulenhoff Reeks, nr. 2, VB/Bl. |
Jan Wolkers, Turks fruit. Amsterdam 1969, Meulenhoff, Meulenhoff Editie E 175, R. (licentieuitgave Den Haag 1995, Stichting XL, nr. XL 54; licentieuitgave Amsterdam 1995, Muntinga, Rainbow pocketboeken, nr. 234; licentieuitgave Groningen/Deurne 2000, Wolters Noordhoff/Wolters Plantyn, Grote Lijsters, 2000, nr. 5; 44e druk: Amsterdam 2003, Pockethuis; opgenomen in Het vroege werk) |
Jan Wolkers, Zwarte Advent. Utrecht 1969, Motion Pocket, nr. 010, V. (eerder in Gesponnen suiker) |
Jan Wolkers, Groeten van Rottumerplaat. Met foto's van de schrijver. Amsterdam/Brussel, 1971, Elsevier, Elseviers Literaire Serie, D. (6e druk: Amsterdam 1987, Rap; licentieuitgave 1988, KAOS Budgetboeken, doos 2, deel 8; 7e, herziene druk: 1991, De Bezige Bij, BB Literair) |
Jan Wolkers, Werkkleding. Amsterdam/Brussel 1971, Elsevier, Elseviers Literaire serie, Autobiografie. (3e druk: Amsterdam 1994, De Bezige Bij) |
Jan Wolkers, De walgvogel. Amsterdam 1974, Meulenhoff, Meulenhoff Editie E 375, R. (5e druk: Meulenhoff pocketeditie, 1986; 6e druk: 2000, Muntinga, Rainbow essentials, nr. 11; opgenomen in Het vroege werk) |
Jan Wolkers, Dominee met strooien hoed. Verzorgd door Piet Calis, Amsterdam 1975, Meulenhoff Educatief, Cahiers voor letterkunde voor het voortgezet onderwijs, V. (eerder in Gesponnen suiker) |
Jan Wolkers, De kus. Amsterdam 1977, Meulenhoff, Meulenhoff Editie 490, R. (opgenomen in Het vroege werk) |
Jan Wolkers, Keuze uit eigen werk. Amsterdam 1979, Blindenbibliotheek, Bl. |
Jan Wolkers, De doodshoofdvlinder. Amsterdam 1979, De Bezige Bij, BB Literair, R. (2e druk 1987, Bezige Bij Pocket, nr. 43; 3e druk, samen met Brandende liefde, De junival en Gifsla, 1996, BB Omnibus; 4e druk, samen met De perzik van onsterfelijkheid en Brandende liefde, 2000, Literaire Reuzen) |
Jan Wolkers, De perzik van onsterfelijkheid. Amsterdam 1980, De Bezige Bij, BB Literair, R. (2e druk: 1989, Bezige Bij Pocket, nr. 60; 3e druk, samen met De doodshoofdvlinder en Brandende liefde, 2000, Literaire Reuzen) |
Jan Wolkers, Alle verhalen van Jan Wolkers. Amsterdam 1981, Meulenhoff, VB. (bevat Serpentina's petticoat, Gesponnen suiker, De hond met de blauwe tong) (5e druk: 2002, Muntinga, Rainbow pocketboeken, nr. 507; 6e druk: 2002, Pockethuis) |
Jan Wolkers, Brandende liefde. Amsterdam 1981, De Bezige Bij, BB Literair, R. (3e druk 1991,
|
| |
| |
Bezige Bij Pocket, nr. 77; 4e druk, samen met De doodshoofdvlinder, De junival en Gifsla, 1996, BB Omnibus; 5e druk, samen met De perzik van onsterfelijkheid en Brandende liefde, 2000, Literaire Reuzen) |
Jan Wolkers, De junival. Amsterdam 1982, De Bezige Bij, N. (2e druk, samen met De doodshoofdvlinder, Brandende liefde en Gifsla, 1996, BB Omnibus; 3e druk, samen met Gifsla en De onverbiddelijke tijd, 2000, Literaire Reuzen) |
Jan Wolkers, Gifsla. Amsterdam 1983, De Bezige Bij, BB Literair, R. (2e druk: 1992, Bezige Bij Pocket, nr. 93; 3e druk, samen met De doodshoofdvlinder, Brandende liefde en De junival, 1996, BB Omnibus; 4e druk, samen met De junival en De onverbiddelijke tijd, 2000, Literaire Reuzen) |
Jan Wolkers, De onverbiddelijke tijd. Amsterdam 1984, De Bezige Bij, BB Literair, R. (2e druk, samen met De junival en Gifsla, 2000, Literaire Reuzen) |
Jan Wolkers, De ontbrekende verhalen. [z.pl.] 1984, RoSa, De Wolkerskaternen deel 1, VB. |
Jan Wolkers, Sprookjes van de kust. Den Burg 1984, Het Open Boek, V. |
Jan Wolkers, 22 sprookjes, verhalen en fabels. Amsterdam 1985, De Bezige Bij, VB. (2e druk, onder de titel 22 Sprookjes, 1997) |
Jan Wolkers, Verzen. [z.pl.] 1985, RoSa, De Wolkerskaternen deel 3, GB. |
Jan Wolkers, Jan Wolkers: schilder en beeldhouwer. Amsterdam 1986, De Bezige Bij, Catalogus met tekst, E. (bevat onder meer een essay van Wolkers dat onder de titel ‘In de schaduw van het voorgeslacht’ is opgenomen in Tarzan in Arles, 1991) |
De tien geboden. Schilderijen van Ria Rettich. Met teksten van Jan Wolkers e.a. Amsterdam/Arnhem 1987, GTP/Gemeentemuseum, E. |
Jan Wolkers, Mijn liefde voor Multatuli. Leeuwarden 1987, De Tille, E. (onder de titel ‘Een paradijsvogel boven het aardappelloof’ opgenomen in de gelijknamige bundel) |
Jan Wolkers, Een paradijsvogel boven het aardappelloof. Illustraties Robert Nix. Breda 1987, De Geus, EB. (opgenomen in Tarzan in Arles) |
Jan Wolkers, Kunstfruit en andere verhalen. Amsterdam 1988, Meulenhoff. Moderne Classics, VB/Bl. |
Jan Wolkers, Vleermuizen slapen in haar oksel. [z.pl.] 1988, RoSa, De Wolkerskaternen deel 4, VB. |
Jan Wolkers, De bretels van Jupiter. Illustraties Jan Wolkers. Breda 1988, De Geus, E. (opgenomen in Tarzan in Arles) |
Jan Wolkers, Jeugd jaagt voorbij. Amsterdam 1989, Meulenhoff, Literair Moment, Meulenhoff pocket-editie, VB/Bl. |
Jan Wolkers, Dominee met strooien hoed. Amsterdam 1990, Meulenhoff, V. (eerder in Gesponnen suiker) |
Jan Wolkers, Jan Wolkers: recente schilderijen. [Met foto's van Huub Vissers e.a.]. Roermond
|
| |
| |
1990, Galerie Wansink, Catalogus met tekst. |
Jan Wolkers, Op de vleugelen der profeten. Deventer 1990, Ypse Fecit, E. (opgenomen in Tarzan in Arles) |
Jan Wolkers, De drijfschaal van Van Gogh. Rotterdam 1990, Van Hezik-Fonds 90, E. (onder de titel ‘Het schilderen is een ding waar men van verslijt’ opgenomen in Tarzan in Arles) |
Bob, Jan en Tom Wolkers, Wat wij zien en horen. Tekeningen Bob en Tom Wolkers. Amsterdam 1991, De Bezige Bij, V. |
Jan Wolkers, Tarzan in Arles. Amsterdam 1991, De Bezige Bij, BB Literair, EB. (opgenomen in De schuimspaan van de tijd) |
Jan Wolkers, Rembrandt in Rommeldam. Essays, interviews en meer. Amsterdam 1994, De Bezige Bij, EB. (opgenomen in De schuimspaan van de tijd) |
Jan Wolkers, De wet op het kleinbedrijf. Amsterdam 1994, Meulenhoff, Vertellingen voor één nacht, V. (eerder in De hond met de blauwe tong) |
Jan Wolkers, Zwarte bevrijding. Amsterdam 1995, Stichting CPNB, E. (opgenomen in Mondriaan op Mauritius) |
Jan Wolkers, Winterbeelden. Foto's Steye Raviez. Zaanstad 1995, Kunstcentrum Zaanstad / Stichting Uitgeverij Noord-Holland, GB. |
Jan Wolkers, Icarus en de vliegende tering, Amsterdam 1996, De Bezige Bij, E. (opgenomen in Mondriaan op Mauritius) |
Jan Wolkers, Mondriaan op Mauritius. Essays. Amsterdam 1997, De Bezige Bij, EB. (opgenomen in De schuimspaan van de tijd) |
Jan Wolkers, Het kruipend gedierte des aardbodems. Samenstelling Theo Aernoudts. Tekeningen Awie de Zwart, foto's Peter Verdunnen. Goes 1998, Stichting Landschapsbeheer Zeeland, E. |
Jan Wolkers, De springplank van de dood. In: Het beeld verwoord. Schrijvers in zes Leidse musea. Leiden 1998, Gemeente Leiden, Leids Verleden nr. 10, pp. 45-56, E. |
Jan Wolkers, Terug naar Jan Wolkers. Amsterdam 1998, Meulenhoff, RB. (2e druk van de gezamenlijke uitgave van Kort Amerikaans, Een roos van vlees, Terug naar Oegstgeest van 1983) |
Jan Wolkers, De nagels van God. Amsterdam 1999, Nederlands Genootschap van Hoofdredacteuren, E. |
Jan Wolkers, Wandelen in dromen. Jan Wolkers in Teylers Museum. Agenda 2000. Foto's Martijn Zegel. Haarlem 1999, Rombach boek en beeld, Stichting Vrienden van Teylers Museum, E. |
Jan Wolkers, Omringd door zee. Texel 1999, Boekhandel Het Open Boek, CB. (eerdere publicatie als cd met tekstboekje Hilversum 1998, VPRO Eigen Wijs) |
Jan Wolkers, De spiegel van Rembrandt. Zwolle 1999, Waanders Uitgevers / Kunsthal Rotter- |
| |
| |
dam, Waanders kinderkunstboek, E. |
Jan Wolkers, Jaargetijden. Tekeningen Bob en Tom Wolkers. Amsterdam 2000, De Bezige Bij, GB. (opgenomen in Wintervitrines) |
Jan Wolkers, Wolkers in Wolkersdorf. Amsterdam 2000, De Bezige Bij, EB. (opgenomen in De schuimspaan van de tijd) |
Jan Wolkers, Het vroege werk. Amsterdam 2000, Meulenhoff, T/VB/RB. (bevat Serpentina's petticoat, Kort Amerikaans, Gesponnen suiker, Een roos van vlees, Wegens sterfgeval gesloten, De hond met de blauwe tong, Terug naar Oegstgeest, Horrible tango en Turks fruit) |
Jan Wolkers, Een spitsmuis met hartritmestoornissen. Den Haag 2000, Mikadopers, CB. |
Jan Wolkers, De schuimspaan van de tijd. Verzamelde essays. Amsterdam 2001, De Bezige Bij, EB. (bevat Tarzan in Arles, Rembrandt in Rommeldam, Mondriaan op Mauritius en Wolkers in Wolkersdorf) (2e, uitgebreide druk: 2007) |
Jan Wolkers, De weerspiegeling. Tekeningen Tom en Bob Wolkers. Amsterdam 2001, De Bezige Bij, CB. |
Jan Wolkers, Manhattan. Eindhoven 2001, Antiquariaat En Passant, G. (2e druk: Den Haag 2002, Stupers Van der Heijden) |
Jan Wolkers, De grazige weiden. Texel 2003, Het Open Boek, E. |
Jan Wolkers, De achtertuin. Tekeningen Bob en Tom Wolkers. Amsterdam 2003, De Bezige Bij, EB. |
Jan Wolkers, Wintervitrines. Illustraties Jan Wolkers. Amsterdam 2003, De Bezige Bij, GB. (opgenomen in Verzamelde gedichten) |
Jan Wolkers, Zomerhitte. Amsterdam 2005, Stichting CPNB, R. (3e druk: 2008, De Bezige Bij) |
Jan Wolkers, Dagboek 1974. Amsterdam 2005, De Bezige Bij, D. |
Jan Wolkers, Mijn stem brandt in mij. Amsterdam 2005, De Bezige Bij Audioboek, Zoem, Bl. (audio) |
Jan Wolkers, Ach, Wim, wat is een vrouw? Brieven aan een jeugdvriend. Amsterdam 2005, De Bezige Bij, Br. |
Jan Wolkers, Dagboek 1969. Amsterdam 2006, De Bezige Bij, D. |
Jan Wolkers, Wintervlucht. Ets Rien van der Nat. Leiden 2006, Burgersdijk en Niermans, GB. (opgenomen in Verzamelde gedichten) |
Jan Wolkers, Waar je valt daar lig je. Ets Rien van der Nat. Leiden 2006, Burgersdijk en Niermans, E. |
Jan Wolkers, Waddenboek. Foto's Jan Wolkers. Tekeningen Bob en Tom Wolkers. Amsterdam 2007, De Bezige Bij, Bl. (bevat Groeten van Rottumerplaat, Omringd door zee, Het kruipend gedierte des aardbodems en De achtertuin) |
Jan Wolkers, Dagboek 1972. Amsterdam 2007, De Bezige Bij, D. |
Jan Wolkers, Rottumerplaat. Naarden 2007, B for Books, D. (eerder in Groeten van Rottumerplaat) |
| |
| |
Jan Wolkers, Dagboek 1976. Amsterdam 2007, De Bezige Bij, D. |
Jan Wolkers, Columns van Jan Wolkers. Hilversum 2007, VPRO Publieksservice, CB (audio). |
Godfried Bomans, Jan Wolkers en Willem Ruis, Alleen op een eiland. Dagboek van een eilandbewoner. Amsterdam/Leidschedam 2008, Rubinstein/NBD/Biblion, Audioboek. |
Jan Wolkers, Het was wel een heel lief varkentje. Illustraties Leonie Huisman. Amsterdam 2008, De Bezige Bij, De blije bijtjes, J. |
Jan Wolkers, Verzamelde gedichten. Samengesteld en geannoteerd door Onno Blom. Amsterdam 2008, De Bezige Bij, GB. (licentie-uitgave Den Haag, 2009, Stichting Uitgeverij XL, XL 1570) |
Jan Wolkers, Dagboek 1967. Amsterdam 2009, De Bezige Bij, D. |
Jan Wolkers, Brieven aan Olga. Ingeleid en bezorgd door Onno Blom. Amsterdam 2010, De Bezige Bij, Br. |
Jan Wolkers, Dagboek 1975. Amsterdam 2010, De Bezige Bij, D. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
C. Ouboter, Roman over niemandsland. In: Nieuwe Rotterdamse Courant, 29-11-1962. (over Kort Amerikaans) |
Fons Sarneel, Wolkers tussen geloof en ongeloof. In: Roeping, jrg. 38, nr. 6, 1962, pp. 295-298. (over Kort Amerikaans) |
Kees Fens, De schrijver als maker. Verhalen van Jan Wolkers en G.K. van het Reve. In: De Tijd/Maasbode, 11-6-1963. (over Gesponnen suiker) |
W.L.M.E. van Leeuwen, Jan Wolkers. In: W.L.M.E. van Leeuwen, Nederlandse auteurs van 5 generaties. Zeist 1964, pp. 229-236. (overzichtsartikel) |
Paul de Wispelaere, Nieuwe novellen van Jan Wolkers. In: Het Vaderland, 17-4-1965. (over De hond met de blauwe tong) |
M. Dupuis, Moord! Moord! Moord! Beschouwingen over Een roos van vlees van Jan Wolkers. In: Tijdschrift van de Vrije Universiteit Brussel, jrg. 11, nr. 1, 1968-1969, pp. 80-93. |
Huug Kaleis, Een walglijke Wolkers? In: Huug Kaleis, Schrijvers binnenste buiten. Amsterdam 1969, pp. 40-46. (over met name De hond met de blauwe tong) |
Hugo Uyttendaele, Een wereld van kristal. Een analyse van Een roos van vlees. In: Restant, jrg. 4, nr. 1, september-oktober 1974, pp. 27-34. |
Ed Popelier, Jan Wolkers. Nijmegen/Brugge 1975. (overzicht van leven en werk) |
A.L. Oosthoek, Over Terug naar Oegstgeest van Jan Wolkers. Amsterdam 1976. (analyse) |
Gilbert van Hoeydonck, Omtrent Een roos van vlees. Brussel 1978. (analyse) |
Jan Brokken, De wraak van Jan Wolkers. In: Jan Brokken, Het volle literaire leven. Portretten uit de Haagse Post. Amsterdam 1978, pp. 184-208. |
Frank van Dijl, Jan Wolkers: ‘Het leven is als een potlood, het moet afslijten.’ In: Frank van Dijl, Schrijvers op de rand van '80. Interviews, reportages, kronieken en dagboekaantekeningen. Amsterdam 1979, pp. 11-16. |
Theun de Winter, Waar liefde woont, gebiedt de Heer Zijn zegen: daar wordt de bluf geklopt en daalt neder als een milde regen. Interview met Jan Wolkers. In: Theun de Winter, Terloopse obsessies. 26 Human Interest-verhalen. Amsterdam 1980, pp. 165-171. |
A. van Severen, Waarom Wolkers na een nieuw succes niet in de fontein springt. In: De knikker en het spel. De jaren '70 volgens Knack. Brussel 1981, pp. 200-203. |
Ronald Dietz en Everhard Huizing, Ik weersta de eeuwen. ‘Diepzee’ in gesprek met Jan Wolkers over literatuur op school, succes en onsterfelijkheid. In: Diepzee, jrg. 1, nr. 1, 1983, pp. 20-23. |
Over Jan Wolkers I. 1961-1968. Beschouwingen en interviews. Redactie Graa Boomsma. 's-Gravenhage 1983. Waarin onder meer:
- | Graa Boomsma, Jan Wolkers en de literaire kritiek, of: Hoe moralistisch waren de recensenten in de jaren zestig? pp. 9-16. |
- | Kees Fens, De koolmees en het aardmannetje, pp. 20-33. (1962/1963) (over Kort Amerikaans en verhalen) |
- | Anne Wadman, Jan Wolkers, wat nu? pp. 44-48. (1963) (over Serpentina's petticoat, Kort Amerikaans en Gesponnen suiker) |
- | Hella Haasse, Ogen om te zien, pp. 49-53. (1965) (over Kort Amerikaans, Gesponnen suiker en Serpentina's petticoat) |
- | Bibeb, Gieren zijn het, ze pikken je lever eruit, pp. 54-62. (1966) (vraaggesprek over onder meer Kort Amerikaans) |
- | H.A. Gomperts, Jan Wolkers, ‘De Babel’, pp. 63-64. (1970) |
- | Hans van den Bergh, ‘De Babel’ van Jan Wolkers bij Studio, pp. 65-66. (1963) |
- | Kees Fens, Verhaal van een etmaal, pp. 69-71. (1963) (over Een roos van vlees) |
- | H.U. Jessurun d'Oliveira, Jan Wolkers, pp. 78-93. (1965) (vraaggesprek over het oeuvre) |
- | J. van Doorne, Jan Wolkers: opstand als alibi, pp. 94-95. (1964) (over De hond met de blauwe tong) |
- | K. Schippers, Schrijven via een omweg,
|
|
| |
| |
| pp. 96-98. (1964) (over De hond met de blauwe tong) |
- | Paul de Wispelaere, Rechtlijnigheid en paradox, pp. 102-112. (1966) (over het oeuvre) |
- | Kees Fens, Jan Wolkers: slachtoffers van de verbeelding, pp. 138-147. (1967) (over het oeuvre) |
- | Jeanne van Schaijk-Willing, ‘Wegens sterfgeval gesloten’, pp. 148-149. (1966) |
- | Paul de Wispelaere, Verhaal van een geobsedeerd bewustzijn, pp. 156-158. (1968) (over Horrible tango) |
- | Jacques Kruithof, Zielknijper en de hiërogliefjes, pp. 186-195. (1981) (over Horrible tango) |
- | Fernand Auwera, Jan Wolkers, pp. 196-202. (1969) (vraaggesprek over het oeuvre en de tijdgeest) |
|
Over Jan Wolkers II. 1969-1983. Beschouwingen en interviews. Redactie Graa Boomsma. 's-Gravenhage 1983. Waarin onder meer:
- | Graa Boomsma, Jan Wolkers in de clinch met de literaire critici, pp. 9-15. |
- | Kees Fens, ‘Turks fruit’ roman van Jan Wolkers over een ter dood veroordeelde liefde, pp. 16-19. (1969) |
- | Paul de Wispelaere, Jan Wolkers vervuld van dood en vergankelijkheid, pp. 28-30. (1970) (over Turks fruit) |
- | Wam de Moor, Het erbarmen van een seksuele uitvreter, pp. 31-33. (1980) (over Turks fruit). |
- | Kees Fens, Het documentatiecentrum Wolkers, pp. 34-35. (1971) (over Werkkleding) |
- | Pim Lukkenaer, Een schijndagboek als dagboek, pp. 41-43. (1972) (over Groeten van Rottumerplaat) |
- | T. van Deel, Wolkers' ‘Walgvogel’ bont schilderij in taal, pp. 50-53. (1974) |
- | Carel Peeters, Jan Wolkers, de zoon van zijn oom, pp. 56-63. (1975) (over het oeuvre) |
- | J.F. Vogelaar, Een buitenstaander die kameraden weet te vinden, pp. 64-65. (1975) (over De walgvogel) |
- | Wam de Moor, Een jongensboek voor flinke mannen, pp. 70-75. (1980) (over De walgvogel) |
- | Carel Peeters, De gedoemde schoonheid, pp. 78-82. (1977) (over De kus) |
- | Kees Fens, Wolkers' restanten van vroeger, pp. 86-88. (1977) (over De kus) |
- | T. van Deel, Een kus die tegenvalt, pp. 89-91. (1977) (over De kus) |
- | Jan Brokken, Het grootste gevaar voor een schrijver is dat hij te veel schrijft, pp. 94-100. (1980) (vraaggesprek) |
- | Hans Werkman, Jan Wolkers: ‘De doodshoofdvlinder’ of het verraderlijk doublé van de menselijke liefde, pp. 104-107. (1982) |
- | Graa Boomsma, Twee nieuwe romans van Jan Wolkers, pp. 108-110. (1979) (over de herziene roman Kort Amerikaans en over De doodshoofdvlinder) |
- | August-Hans den Boef, ‘Kort Amerikaans’ ander boek, pp. 115-116. (1979) (over de herziene roman Kort Amerikaans) |
- | Theun de Winter, Het oorlogsverleden van Jan Wolkers, pp. 117-129. (1979) (vraaggesprek naar aanleiding van de herziene roman Kort Amerikaans) |
- | Graa Boomsma, Bevrijdingsdag voor een oud-verzetsstrijder, pp. 136-138. (1980) (over De perzik van onsterfelijkheid) |
- | Anthony Mertens, Wat overblijft is mest voor de aarde, pp. 139-141. (1980) (over De perzik van onsterfelijkheid) |
- | Wam de Moor, Het vredig en onvredig vlieden van Jan Wolkers, pp. 142-145. (1980) (over De perzik van onsterfelijkheid) |
- | T. van Deel, De schilder en zijn model, pp. 157-159. (1981) (over Brandende liefde) |
- | Anthony Mertens, De akrobatiek van de anekdotiek, pp. 160-162. (1981) (over Brandende liefde) |
- | Jos Borré, Jan Wolkers' lied van schijn en wezen, pp. 168-170. (1981) (over Brandende liefde) |
- | Graa Boomsma, Schrijven en schilderen tegen de aftakeling in, pp. 174-182. (1982) (over het oeuvre) |
- | Jaap Goedegebuure, Moeder, Zoon en Heilige Kat, pp. 188-191. (1982) (over De junival) |
|
| |
| |
- | Carel Peeters, Van Jan Wolkers, aan Alle Moeders van de Wereld, pp. 192-196. (1982) (over De junival) |
|
Willem Kuipers, Een tobber tussen de oliebollen. In: de Volkskrant, 25-11-1983. (over Gifsla) |
Wam de Moor, De laatste snik van een levensgenieter. In: De Tijd, 2-12-1983. (over Gifsla) |
Carel Peeters, Wolkers' averechtse zelfspot. In: Vrij Nederland, 9-12-1983. (over Gifsla) |
Graa Boomsma, Jan Wolkers, Turks Fruit. Apeldoorn 1983. (bio- en bibliografische gegevens, analyse en interpretatie) |
Bzzlletin, jrg. 13, nr. 119, oktober 1984. Speciaal Jan Wolkers-nummer, waarin onder meer:
- | Hella S. Haasse, Een netwerk van beelden, pp. 2-11. (over het oeuvre) |
- | Agnes van Emelen, Scheppen tegen de dood op, pp. 12-19. (over de held in Wolkers' werk uit de jaren zestig) |
- | Dirk Kroon, De dood in het (vroege) werk van Jan Wolkers, pp. 20-26. |
- | Aart van Zoest, Wolkers' beelden, pp. 30-36. (over Wolkers' metaforiek) |
- | Hugo Bousset, Schimmenspel tegen de verschrikking van de dood, pp. 41-43. (over de thema's liefde en dood in het oeuvre) |
- | Rosita Steenbeek, De doodshoofdvlinder gedetermineerd. Jan Wolkers' versie van de vegetatiemythe, pp. 44-49. |
- | Harry Bekkering, Wolkers scabreuze interpretatie van ‘Madame Bovary’, pp. 50-54. (over Brandende liefde) |
- | Ron Elshout, De wereld door een geelfilter, pp. 55-59. (over De perzik van onsterfelijkheid) |
- | Diana van Dijk en Camiel Hamans, Fair is foul, and foul is fair (Macbeth I-1), pp. 63-71. (over onder meer Gifsla en De junival) |
- | Sarah Verroen, De romantiek van een cynicus, pp. 72-76. (over de erotiek in Wolkers' werk) |
- | Amy van Marken, Jan Wolkers in Zweden, pp. 81-83. (over negen vertalingen van zijn werken in het Zweeds) |
|
Aad Nuis, Jan Wolkers en de aftakeling. In: de Volkskrant, 23-11-1984. (over De onverbiddelijke tijd) |
Carel Peeters, Sentimentaliteit als thema. In: Vrij Nederland, 24-11-1984. (over De onverbiddelijke tijd) |
Jaap Goedegebuure, Een défilé van ouwe koeien. In: Haagse Post, 1-12-1984. (over De onverbiddelijke tijd) |
Bart Vervaeck, ‘De onverbiddelijke tijd’ van Jan Wolkers. In: Yang, jrg. 21, nr. 122, mei 1985, pp. 65-66. |
Rob Schouten, Fabeltjeskrant van Wolkers. In: Trouw, 18-11-1985. (over 22 sprookjes, verhalen en fabels) |
Diny Schouten, ‘22 sprookjes, verhalen en fabels’. In: Vrij Nederland, 30-11-1985. |
Dina van Berlaer-Hellemans, Van schaal tot cirkel en pit. Opbouw van een leidmotief en gebundeld voorkomen van leidmotieven in een drietal werken van Jan Wolkers, ‘De walgvogel’, ‘De perzik van onsterfelijkheid’ en ‘Brandende liefde’. In: Michel Vanhelleputte, Peter Geudens (red.), Bijdragen tot een motievenstudie. Brussel 1985, pp. 85-97. |
Koen Vermeiren, Race tegen de tijd. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 131, nr. 3, maart-april 1986, pp. 210-213. (over De onverbiddelijke tijd) |
Kees Fens en Gerard Raat, De vaste namen. In: Tom van Deel, Nicolaas Matsier, Cyrille Offermans (red.), Het literair klimaat 1970-1985, Amsterdam 1986, pp. 82-85. (over de waardering voor Wolkers tussen 1970 en 1985) |
José Boyens, Jan Wolkers: het beeldend en het literair werk in de weegschaal. In: Ons Erfdeel, jrg. 30, nr. 4, september-oktober 1987, pp. 528-534. |
Jacques Kaat, Wolkers niet, Brandt Corstius wel. De literaire canon aan Nederlandse universiteiten. In: Ons Erfdeel, jrg. 31, nr. 1, januari-februari 1988, pp. 57-63. |
Willem Kuipers, PC Hooftprijs toegekend aan Jan Wolkers. Jaren zestig en zeventig voor Wolkers de meest creatieve jaren. In: de Volkskrant, 8-12-1988. |
[Anoniem], Jan Wolkers weigert ook PC
|
| |
| |
Hooftprijs. Wolkers vindt deze jury wel fatsoenlijk. In: de Volkskrant, 9-12-1988. |
Wim Zaal, De weigering van Jan Wolkers. Versmaad, verheerlijkt, verwaarloosd. In: Elsevier, 17-12-1988. |
Bulkboek Special. Amsterdam 1989. Waarin onder meer:
- | Ben Bos, Een schrijnende en genadeloze roman, pp. 30-31. (1969) (over Turks fruit) |
- | C. Buddingh', Humoristisch, triest en tragisch, pp. 32-33. (1969) (over Turks fruit) |
- | Leo Geerts, Hoe Jan Wolkers zijn lezers ‘pakt’, pp. 38-39. (1984) (over Gifsla) |
- | Eddy Schaafsma, ‘Het macabere is mijn motor’, pp. 54-55. (1988) (interview) |
|
Karel Osstyn, Trots en pose van een schrijver. Waarom Wolkers de Hooftprijs niet wilde. In: De Standaard, 28-1-1989. |
Graa Boomsma, Jan Wolkers, ‘Turks fruit’. In: Lexicon van literaire werken, hoofdwerk, januari 1989. (achtergronden, inhoud, interpretatie, context, waarderingsgeschiedenis, bibliografie) |
Piet Ghijselinck, Wolkers en Poe. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 134, nr. 4, augustus 1989, pp. 473-474. |
P.C. Hooftprijs voor Jan Wolkers. In: Juffrouw Ida, jrg. 15, nr. 3, oktober 1989, pp. 10-13. (de tekst van het juryrapport) |
Diepzee, jrg. 7, nr. 3, november 1989. Wolkers Speciaal. Waarin onder meer:
- | Jan Geerlings, Jan Wolkers, Het werk en de thema's, pp. 4-13. |
- | Gerard Heijnen, Jan Wolkers en Het Woord, pp. 14-16. |
- | Aleid Truijens, Grijnzen van onder de zotskap, pp. 19-20. |
- | ‘Je hebt een heleboel levens, en je leeft er maar één.’ Diepzee in gesprek met Jan Wolkers, pp. 26-28. |
- | Jan Geerlings, Je hebt boeken en je hebt Wolkers..., pp. 29-30. |
|
August Hans den Boef, Jan Wolkers, ‘Terug naar Oegstgeest’. In: Lexicon van literaire werken, aanvulling 5, februari 1990. (achtergronden, inhoud, interpretatie, context, waarderingsgeschiedenis, bibliografie) |
De Groene Amsterdammer, 17-10-1990: Speciale Jan Wolkers-editie, waarin onder meer:
- | Martin van Amerongen, De gesublimeerde seksualiteit van Jan Wolkers: ‘Je laat je C&A-tje zakken en steekt je stijve piel even onder haar derrière.’ |
- | Ilse Bos, Terug naar de Zomerdijkstraat: ‘Hij stond altijd met een rood hoofd bij de groenteboer.’ |
- | Theodor Holman, Jan Wolkers. De arend haalt uit. (over de receptie van Wolkers' werk) |
- | Ingeborg van Teeseling, De beheerste overdrijving van Jan Wolkers: ‘Ik moet mezelf recht in de ogen kunnen kijken.’ |
- | René Zwaap, Het flagrante ongelijk van de kritiek. De kracht van de kunstenaar als oude man. |
|
Wim Zaal, Schrijft u maar gerust: vies. Dertig jaar reacties op Jan Wolkers. In: Elsevier, 20-10-1990. |
Doeschka Meijsing, Ontroerende bonkigheid. Seks, dood, humor en sentiment in het werk van Jan Wolkers. In: Elsevier, 20-10-1990. |
Felix Eijgenraam, ‘Ik heb nog nooit een boek gelezen ter ontspanning’. In: NRC Handelsblad, 8-3-1991. (interview) |
Arnold Heumakers, Brak water, hete tranen. In: de Volkskrant, 22-3-1991. (over Tarzan in Arles) |
Hans Warren, Paradijsvogels boven het aardappelloof. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 22-3-1991. (over Tarzan in Arles) |
Bregtje van der Haak, ‘Als het altijd sneeuwde was ik prostituee geworden, dan kon ik altijd voor het raam zitten.’ Interview met Jan Wolkers. In: Beelding, jrg. 5, nr. 2, maart 1991, pp. 18-20. |
Joris Note, Wolkers in bewondering. In: De Morgen, 19-4-1991. (over Tarzan in Arles) |
Frans Willem de Zoete, Wolkers: vindingrijk beledigen. In: HN-magazine, 11-5-1991. (over Tarzan in Arles) |
Gertom de Beer, De Bijbel als helse splijtzwam. Jan Wolkers. In: Gertom de Beer, Wie zegt dat? Over geloof en ongeloof. Kampen 1991, pp. 115-123. (interview) |
Siem Bakker, Jan Wolkers, Terug naar Oegstgeest.
|
| |
| |
Apeldoorn 1993. (bio- en bibliografische gegevens, analyse en interpretatie) |
Jaap Goedegebuure, 18 augustus 1988: Jan Wolkers houdt in Göteborg een lezing over zijn Bijbelse inspiratie. In: M.A. Schenkeveld-van der Dussen e.a. (red.), Nederlandse literatuur, een geschiedenis. Groningen 1993, pp. 859-866. |
Leo Geerts, Een rustige bezigheid zoals balsemen. Jan Wolkers: een overzicht. In: Leo Geerts e.a., Het gras in de duinen. Opstellen over literatuur. Antwerpen 1993, pp. 59-66. |
Ton Anbeek, Jan Wolkers, ‘Een roos van vlees’. In: Lexicon van literaire werken, aanvulling 17, februari 1993. (achtergronden, inhoud, interpretatie, context, waarderingsgeschiedenis, bibliografie) |
Pauki de Jong, ‘De Kus’ van Jan Wolkers: meer dan een kus. In: Indische Letteren, jrg. 9, nr. 2, juli 1994, pp. 81-94. |
Ingrid Hoogervorst, Sprankelende essays van Jan Wolkers. In: De Telegraaf, 23-12-1994. (over Rembrandt in Rommeldam) |
Margreet Kooiman, Meeslepend verteller van meesterlijke verhalen. In: Diepzee, jrg. 12, nr. 1, 1994, pp. 22-26. |
Gerrit Jan Zwier, Benepen moralisme. In: Leeuwarder Courant, 10-3-1995. (over Zwarte bevrijding) |
Jacob Moerman, De ‘zwarte bevrijding’ van Jan Wolkers. In: Jacob Moerman, Met andere woorden. Groningen 1995, pp. 127-133. (interview) |
Rob van Erkelens, Schop de mensen een geweten. In: De Groene Amsterdammer, 15-3-1995. (over Zwarte bevrijding) |
Hans Visser, Jan Wolkers heeft nog veel te doen, zeventig jaar en markanter dan ooit. In: Haarlems Dagblad, 7-10-1995. |
Maaike Meijer, De verschrikkelijke sneeuwman. Projectie, geweld en nieuwe mannelijkheid in het werk van Jan Wolkers. In: Renée Römkens, Sietske Dijkstra (red.), Het omstreden slachtoffer. Geweld van mannen en vrouwen. Baarn 1996, pp. 39-58. |
Murk Salverda (red.), Tijd bestaat niet. Leven en werk van Jan Wolkers, Amsterdam/Den Haag 1996. |
Hanneke Wijgh, De gestolde tijd van Jan Wolkers. In: Trouw, 2-5-1996. (over de tentoonstelling Tijd bestaat niet) |
Hans Warren, Jan moet minder zitten dromen. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 10-5-1996. (over de tentoonstelling Tijd bestaat niet) |
Willem Ellenbroek, Een levenslijn van ongebroken speelsheid en protest. Schrijversprentenboek en tentoonstelling in Haags Letterkundig Museum tonen het leven van Jan Wolkers. In: de Volkskrant, 13-5-1996. (over de tentoonstelling Tijd bestaat niet) |
Rudi van der Paardt, De magie van ‘de gouden tak’. Wolkers' ‘Gifsla’ en Frazer. In: Hermenevs, jrg. 68, nr. 4, oktober 1996, pp. 222-227. |
Gerard Luttikhuizen, Gods onvolmaakte schepping: ‘Wegens sterfgeval gesloten’ van Jan Wolkers. In: Goffe Jensma, Yme Kuiper (red.), De god van Nederland is de beste. Elf opstellen over religie in de Nederlandse literatuur. Kampen 1997, pp. 128-137. |
Xandra Schutte, Het open schedeldak van Jan Wolkers. In: De Groene Amsterdammer, 21-5-1997. (over Mondriaan op Mauritius) |
Robert Anker, De rimpelige bokking der erfzonde. Het syndroom van Wolkers. In: Het Parool, 13-6-1997. (over Mondriaan op Mauritius) |
Herman Verhaar, De woorden gaan nooit ver genoeg. In: Vrij Nederland, 14-6-1997. (over Mondriaan op Mauritius) |
Koen Vermeiren, Jan Wolkers, ‘De kus’. In: Lexicon van literaire werken, aanvulling 40, november 1998. (achtergronden, inhoud, interpretatie, context, waarderingsgeschiedenis, bibliografie) |
Arnon Grimberg, ‘Ik ben nog nooit iemand tegengekomen met een goeie jeugd.’ Een interview met Jan Wolkers. In: Arnon Grimberg, De troost van de slapstick. Amsterdam 1998, pp. 163-168. |
Koen Vermeiren, Jan Wolkers, ‘De junival’. In: Lexicon van literaire werken, aanvulling 37, februari 1998. (achtergronden, inhoud, interpretatie, context, waarderingsgeschiedenis, bibliografie) |
Frénk van der Linden, ‘Ik wil best nog vijftig
|
| |
| |
jaar Van Gogh zijn.’ Interview met Jan Wolkers. In: Frénk van der Linden, Tot op het bot. Gesprekken over ziel en zaligheid. Amsterdam 1999, pp. 192-203. |
Aleid Truijens, Jan Wolkers: een scherp oog voor twee werelden. In: Paul Brill (red.) Kopstukken van het laagland. Een eeuw Nederland in honderd portretten. Amsterdam 1999, pp. 338-341. |
Koen Vermeiren, Jan Wolkers, ‘Horrible tango’. In: Lexicon van literaire werken, aanvulling 43, augustus 1999. (achtergronden, inhoud, interpretatie, context, waarderingsgeschiedenis, bibliografie) |
Koen Vermeiren, Jan Wolkers, ‘De perzik van onsterfelijkheid’. In: Lexicon van literaire werken, aanvulling 47, augustus 2000. (achtergronden, inhoud, interpretatie, context, waarderingsgeschiedenis, bibliografie) |
Xandra Schutte, Een machtige arend in de letteren. In: Vrij Nederland, 5-8-2000. (overzichtsartikel) |
T. van Deel, Het vroege werk van Wolkers is ook zijn beste werk. In: Trouw, 30-9-2000. (over Het vroege werk) |
Alle Lansu, ‘Je wordt oud zoals je geleefd hebt.’ In: Vrij Nederland, 7-10-2000, pp. 52-55. (interview) |
Martin Coenen, Alfabet van het leven. In: de Volkskrant, 14-10-2000. (interview) |
Arnold Heumakers, Een puzzel van woede stroomt de helling af. In: NRC Handelsblad, 20-10-2000. (over het oeuvre) |
Paul Steenhuis, Een ontbijtkoek is genoeg. In: NRC Handelsblad, 20-10-2000. (interview) |
Jan Paul Bresser, Weg uit Oegstgeest. Jan Wolkers, veertig jaar na de rooie-oortjes revolutie. Op de middelbare school lezen ze alleen nog ‘Turks fruit’ via de film. In: Elsevier, 21-10-2000. (over de plaats van Wolkers' romans in het literatuuronderwijs) |
Johan Vandenbroucke, Het liefste cadeau. In: De Morgen, 25-10-2000. (over de receptie en autobiografische thematiek) |
Aleid Truijens, Een gedreven kijken. Jarige Jan Wolkers wacht in zijn eigen Wolkersdorf tevreden op de winter. In: de Volkskrant, 27-10-2000. (over Wolkers in Wolkersdorf) |
T. van Deel, Het gedreven kijken. In: Trouw, 28-10-2000. (over Wolkers in Wolkersdorf) |
Jacob Moerman, Ik heb altijd mijn eigen gang kunnen gaan. Jan Wolkers presenteert zich op zijn 75e als dichter. In: Haarlems Dagblad, 28-10-2000. (interview naar aanleiding van onder meer Jaargetijden) |
Floor van Renssen, De Venus met zeem en spons. Over het vrouwbeeld in het werk van Jan Wolkers. In: Letterlik, jrg. 15, nr. 4, 2001, pp. 25-37. |
Elisabeth Lockhom, ‘In ieder mens bestaat een kamer waar niemand in mag treden.’ In: Elisabeth Lockhom, Geletterde mannen. Amsterdam 2001, pp. 67-80. (interview over leven en werk) |
Koen Vermeiren, Jan Wolkers, ‘Gifsla’. In: Lexicon van literaire werken, aanvulling 50, mei 2001. (achtergronden, inhoud, interpretatie, context, waarderingsgeschiedenis, bibliografie) |
[Anoniem], Jan Wolkers' passie. Televisiebeelden van een onverwachte schoonheid. De achtertuin van Jan Wolkers. In: Vruchtbare aarde, nr. 1, 2002, pp. 24-25. |
Mariska Kleinhoonte van Os, Geweld, seks en religie. Over Wolkers' ‘De wet op het kleinbedrijf’ en René Girard. In: Vooys, jrg. 19, nr. 4, januari 2002, pp. 208-216. |
A.H. den Boef, De neo-Bijbelse wereldbeschouwing van Jan Wolkers. In: Ons Erfdeel, jrg. 45, nr. 2, 2002, pp. 187-191. |
Wim van der Beek, Het licht vangen. De fascinaties van Jan Wolkers. In: Kunstbeeld, jrg. 26, nr. 5, 2002, pp. 56-57. (over de overzichtstentoonstelling van Wolkers' beeldende werken en schilderijen in het Cobra Museum te Amstelveen) |
Homme Siebenga, Modelleren verleer je nooit. Beelden en schilderijen van Jan Wolkers. In: Vitrine, jrg. 15, nr. 3, 2002, pp. 40-43. (over de overzichtstentoonstelling van Wolkers' beeldende werken en schilderijen in het Cobra Museum te Amstelveen) |
Hans van Stralen, Omdat-opdat. Over ‘De achtste plaag’ van Jan Wolkers. In: Nederlandse letterkunde, jrg. 7, nr. 3, 2002, pp. 224-231. |
Marco in 't Veld, ‘Het aanschouwen van de
|
| |
| |
Waddenzee is voor mij een constant genoegen’. In: Waddenbulletin, jrg. 37, nr. 2, 2002, pp. 14-15. (interview) |
Simon Rozendaal, ‘Ik ben niet zo'n man die meteen op een vrouw duikt’. In: Elsevier, 21-12-2002. (vraaggesprek over seks) |
Pieter Webeling, ‘Alleen mensen die heel erg aan zichzelf twijfelen vervallen tot somberheid’. In: Pieter Webeling, De 5 grote emoties. Interviews. Amsterdam 2002, pp. 73-81. |
Theo Gerritse, Keihard de hel in. Het onvoltooide oeuvre van Jan Wolkers. In: Algemeen Dagblad, 29-3-2003. (vraaggesprek naar aanleiding van het Boekenweekthema: de dood) |
G.F.H. Raat, Jan Wolkers, ‘De doodshoofdvlinder’. In: Lexicon van literaire werken, aanvulling 58, mei 2003. (achtergronden, inhoud, interpretatie, context, waarderingsgeschiedenis, bibliografie) |
Ischa Meijer, Jan Wolkers. In: Ischa Meijer, De interviewer en de schrijvers, 50 literaire interviews van 1966 tot 1993. Samenstelling Connie Palmen. Amsterdam 2003, pp. 7-8. |
Ilja Leonard Pfeijffer, Geen enkel seizoen deugt. In: NRC Handelsblad, 12-12-2003. (over Wintervitrines) |
Literatuur, jrg. 21, nr. 4, mei 2004, Jan Wolkers Dossier, waarin:
- | Odile Heynders, Terug naar ‘Terug naar Oegstgeest’. Het vroege werk van Jan Wolkers, p. 26. |
- | Lisa Kuitert, ‘Ik hield van de Vijftigers’. Klaas Woudt, uitgever van het debuut van Jan Wolkers, pp. 27-29. |
- | Floor van Renssen. Made in Wolkersdorf. Over ‘Wintervitrines’, pp. 30-32. |
- | Sasja Koetsier, ‘Een geweldig boek vol rottigheid’. Rumoer rond ‘Turks fruit’, pp. 32-33. |
- | Stacey Knecht, Rauwe en tedere confrontatie. Wolkers in vertaling, pp. 36-39. |
|
P. Kralt, Jan Wolkers, ‘Gesponnen suiker’. In: Lexicon van literaire werken, aanv. 62, mei 2004. (achtergronden, inhoud, interpretatie, context, waarderingsgeschiedenis, bibliografie) |
Nora van Laar, Jan Wolkers, ‘Kort Amerikaans’. In: Lexicon van literaire werken, aanv. 63, augustus 2004. (achtergronden, inhoud, interpretatie, context, waarderingsgeschiedenis, bibliografie) |
Paul Steenhuis, In de naam van de moeder, de vader, de zoon en de heilige geest. ‘God is als een engelenladder naar humor’. Jan Wolkers geselde het gereformeerde geloof van zijn vader, maar oordeelt mild over de dwaasheden van de islam. In: NRC Handelsblad, 24-12-2004. (interview) |
Jan de Man, Jan Wolkers. In: Boek, jrg. 2, nr. 2, maart-april 2005. (fotoreportage en gesprek ter gelegenheid van Zomerhitte) |
Peter van Zonneveld, Terug naar Leiden en Oegstgeest. Fietsen en wandelen met Jan Wolkers. Amsterdam 2005. (literaire reisgids) |
Cisca Dresselhuys, ‘Iedere jongen zoekt z'n moeder in zijn vrouw’. Schrijver-schilderbeeldhouwer Jan Wolkers (79) langs de Feministische Meetlat. In: Opzij, maart 2005. |
Aleid Truijens, Dionysus op Amstelglorie. In: de Volkskrant, 25-2-2005. (over Dagboek 1974) |
Max Pam, Met volle teugen. In: HP/De Tijd, 4-3-2005. (over Zomerhitte) |
T. van Deel, Heb je me lekker liggen fotograferen? Het boekenweekgeschenk is een echte Wolkers. In: Trouw, 5-3-2005. (over Zomerhitte) |
Pieter Steinz, De mens is oog geworden in hardboiled geschenk Wolkers. In: NRC Handelsblad, 8-3-2005. (over Zomerhitte) |
Aleid Truijens, Een Wolkers in fletse jongensboekenvariant. In: de Volkskrant, 9-3-2005. (over Zomerhitte) |
Nico de Boer, ‘Dagboek 1974’. In: Leidsch Dagblad, 12-3-2005. |
Aleid Truijens, ‘Wat mooi is dat Hooglied’. In: de Volkskrant, 28-10-2005. (over Ach, Wim, wat is een vrouw?) |
Kester Freriks, Zingend sterven. ‘Turks fruit’. Van roman naar film naar musical. In: NRC Handelsblad, 11-11-2005. |
Arno van der Valk, De calvinistische voyeur. Jan Wolkers in Zweden. Soesterberg 2005. (over Zweedse vertalingen en verfilmingen; met vertaalde interviews) |
Arnoud Veilbrief, De roze-tepelige dageraad van de lente. In: NRC Handelsblad, 30-12- |
| |
| |
2005. (over onder meer Ach, Wim, wat is een vrouw?) |
Johan Bakker, ‘Vrouwen, je kunt niet met ze praten.’ In: Nederlands Dagblad, 6-2-2006. (over Ach, Wim, wat is een vrouw?) |
Arjan Peters, De Zangeres zonder Naam als ex van Jan Wolkers. In: de Volkskrant, 3-3-2006. (over Dagboek 1969) |
Max Pam, Klare taal & hard geploeter. In: HP/De Tijd, 31-3-2006. (onder meer over Dagboek 1969) |
Peter van Brummelen. [Een dubbelinterview op Texel: Jan Wolkers en Dick Matena]. In: Het Parool, 6-5-2006. (over het eerste deel van de stripversie van Kort Amerikaans door Dick Matena) |
Coen Verbraak, Jan Wolkers. Hommage aan een dubbeltalent. Inleiding Rudi Fuchs. Illustraties Jan Wolkers. Amersfoort/Vianen 2006. (catalogus bij de gelijknamige tentoonstelling in De Zonnehof te Amersfoort) |
Coen Verbraak, Jan Wolkers. Foto's Steye Raviez. Ten geleide Steye Raviez. Amsterdam 2007. (bundeling van foto's door Steye Raviez; met begeleidende teksten van Jan Wolkers, gekozen door Coen Verbraak) |
Koos Breukel, De onstuimige spelbreker. Jan Wolkers gefotografeerd door Koos Breukel, Texel 3.9.2007. Tekst Paul Steenhuis. Rotterdam 2007. |
Esther Hageman, Jan Wolkers 1925-2007. Zinnelijk en ontroerend. In Memoriam. In: Trouw, 20-10-2007. |
Pieter Steinz, Een leven tussen Bijbel, seks en dood. In: NRC Handelsblad, 20-10-2007. (in memoriam) |
Roelof Bouwman, De 10 wijze lessen van Jan Wolkers. In: HP/De Tijd, 26-10-2007. |
Thomas van den Bergh, Tot veel liefde in staat. In Memoriam. In: Elsevier, 27-10-2007. |
Vrij Nederland, jrg. 68, nr. 43, 27-10-2007, Jan Wolkers. De ware erfenis van de nationale troetelbeer. (bijdragen van onder andere Jeroen Vullings, Tilly Hermans, Dick Matena en Mischa Cohen) |
Nico Postma, Een echt Wolkersdictee. In: Het Parool, 19-12-2007. (over Wolkers' tekst voor het Groot Dictee der Nederlandse Taal 2007, ‘De ladder naar lust’) |
Kees 't Hart, Jan Wolkers: voorbeeldig schrijverschap. In: De Revisor, jrg. 34, nr. 1, december 2007, pp. 29-38. |
Onno Blom. Terug naar Jan Wolkers. In: Trouw, 17-10-2008. (over het samenstellen van Verzamelde gedichten) |
Onno Blom. De eenzame kreet van een pauw. Over de poëzie van Jan Wolkers. In: Jan Wolkers, Verzamelde gedichten. Amsterdam 2008, pp. 121-134. |
Ab Zagt, Een speciale band met Jan Wolkers. In: Algemeen Dagblad, 22-3-2008. (gesprek met regisseuse Monique van der Ven over haar verfilming van Zomerhitte) |
Natalie Gielen, Nederlandse auteur schreef voor zijn dood nog kinderverhaal. Laatste boek Jan Wolkers uitgegeven. In: De Morgen, 29-8-2008. (over Het was wel een heel lief varkentje) |
Marieke van Twillert, Wees jezelf, zegt Jan Wolkers. In: NRC Handelsblad, 13-9-2008 (over Het was wel een heel lief varkentje) |
Onno Blom, Zo is het genoeg. Het laatste jaar van Jan Wolkers. Amsterdam 2008. |
Jan Wolkers, Een oceaan van hoop. Herinneringen aan de oorlogsjaren. [in gesprek met Peter van Ingen]. (audio-interview) |
Ronny Boogaart en Eric de Rooij, Een zwijgende Sybille. De muze van Hans Warren en Jan Wolkers. In: De Parelduiker, jrg. 13, nr. 4, 2008, pp. 32-57. (biografisch artikel over Maria Lena de Roo) |
Arno van der Valk, Agressieve seks en gefrituurde muizen. In: De Parelduiker, jrg. 13, nr. 4, 2008, pp. 58-67. (over de Zweedse verfilming van Een roos van vlees in 1985) |
Onno Blom, Irma Boom, Marszwart & titaanwit. Het beeldend werk van Jan Wolkers. Amsterdam/Leiden 2008. (bij de overzichtstentoonstelling in Stedelijk Museum De Lakenhal, Leiden, 2008-2009) |
Henny de Lange, Kijken als Wolkers. In: Trouw, 21-10-2008. (over het beeldend werk) |
Hans Dütting, Jan Wolkers. De Rubens van de literatuur. Soesterberg 2009. (een documentair boek over leven en werk, het levensverhaal van Wolkers geconstrueerd als een collage) |
| |
| |
Mario Molegraaf, Zo gul als de natuur. In: De Gelderlander, 7-2-2009. (over Verzamelde gedichten) |
Hans Werkman, Men kan zich niet van Wolkers afmaken door hem onfatsoenlijk te vinden. De protestantse receptie van de vroege Jan Wolkers. In: Hans Werkman, Bijeen met man en muis. Ervaringen met Ida Gerhardt, Gerrit Achterberg, Guillaume van der Graft, Jan Wolkers, Jan Siebelink, Oek de Jong en anderen. Amstelveen 2009, pp. 197-208. |
Aleid Truijens, ‘Seks en schuldgevoel’. In: de Volkskrant, 5-6-2010. (over Brieven aan Olga) |
Erik Fokke, Een rode pruik voor Olga. Omgaan met verlies in ‘Turks Fruit’. In: Arko Oderwald, Koos Neuvel en Willem van Tilbrug (red.), Ontspoorde cellen. Kanker in fictie. Utrecht 2011, pp. 165-172. |
Kees Snoek, Walgvogels, griffioenen en garoeda's. Jan Wolkers als postkoloniaal auteur. In: Indische letteren, jrg. 26, nr. 3, september 2011, pp. 144-156. (over De walgvogel en De kus) |
124 Kritisch lit. lex.
februari 2012
|
|