| |
| |
| |
Henk van Woerden
door Ton Brouwers
1. Biografie
Henk (Hendrik Willem Jan) van Woerden werd geboren te Leiden op 6 december 1947. Hij groeide op als oudste in een gezin van vier kinderen en moest al vroeg het zicht in een van beide ogen missen. Zijn moeder was afkomstig uit een geslacht van Groningse herenboeren en zijn vader stamde uit een orthodox hervormde familie van snoepfabrikanten uit Delft.
In 1957 emigreerde het gezin naar Zuid-Afrika. Van Woerden kwam aanvankelijk terecht in een Afrikaanstalig milieu in een voorstad van Kaapstad, maar bezocht een Engelstalige middelbare school in diezelfde stad. Bij het vertrek uit Nederland was zijn moeder al ziek en zij overleed na een paar jaar aan een chronische darmkwaal. Zijn vader, instrumentmaker en freelance fotograaf, emigreerde daarna opnieuw en wel naar Rhodesië (het latere Zimbabwe) en vervolgens naar Israël. De auteur woonde enige tijd in een pleeggezin.
Na de middelbare school volgde Van Woerden enkele jaren teken- en schilderles aan de Michaelis School of Fine Arts van de Universiteit van Kaapstad. Voor de universiteitskrant schreef hij stukken over kunst. Zijn afschuw van de apartheidspolitiek van de blanke regering werd zo groot dat hij in 1968 besloot om naar Europa terug te keren. Hij woonde eerst een paar maanden bij zijn grootmoeder in Bussum en vervolgens een paar jaar op Kreta. Hij maakte in deze fase ook reizen naar Turkije en Iran, en vestigde zich uiteindelijk in Amsterdam. Hij zou echter nog vaak in Griekenland verblijven en vanaf 1989 heeft hij ook Zuid-Afrika weer regelmatig bezocht.
Sinds de jaren zeventig genoot Van Woerden bekendheid als
| |
| |
beeldend kunstenaar. Zijn schilderijen, foto's en tekeningen zijn vanaf 1972 regelmatig geëxposeerd in de Amsterdamse Galerie Espace en andere galeries; werk van hem bevindt zich onder meer in de collectie van het Stedelijk Museum Amsterdam. In 1980 werd hem de Koninklijke Subsidie voor de schilderkunst toegekend. Vanaf 1987 was hij docent beeldende kunst aan de AKI Academie in Enschede.
Aan het begin van de jaren negentig ontpopte Van Woerden zich bovendien als schrijver. Zijn debuut Moenie kyk nie (‘kijk maar liever niet’) verscheen in 1993. Voor NRC Handelsblad schreef hij essayistische bijdragen over kunst en Zuid-Afrika. Ook leverde hij het scenario voor de door Saskia van Schaik gemaakte documentaire over de Zuid-Afrikaanse dichter Ingrid Jonker, ‘Korreltjie niks is my dood’ (2001). Een toneelversie van Een mond vol glas (1998) werd onder regie van Anthony Sher in 2002 in Londen opgevoerd (een registratie ervan werd een jaar later door de BBC uitgezonden). Het laatstgenoemde boek is inmiddels ook in vele talen vertaald. Als bestuurslid en adviseur was Van Woerden betrokken bij ‘Winternachten’, het internationale literatuurfestival in Den Haag.
In het najaar van 2005 was Van Woerden als writer in residence verbonden aan de Universiteit van Michigan in Ann Arbor, Verenigde Staten, alwaar hij op 16 november door hartfalen in zijn slaap is overleden. Negen dagen later werd hij begraven op Zorgvlied in Amsterdam. Hij liet een partner, Nicole Müller, en twee kinderen na.
Het literaire werk van Henk van Woerden is diverse malen bekroond. Voor zijn debuut ontving hij de Geertjan Lubberhuizenprijs 1993, voor Een mond vol glas de Sunday Tïmes Alan Paton Award en voor zijn hele oeuvre de Frans Kellendonkprijs 2003. Zijn roman Ultramarijn (2005) werd postuum bekroond met de Gouden Uil 2006.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
Het literaire werk van Henk van Woerden behandelt de problematiek rond emigratie en identiteit, toegespitst op de maatschappelijke werkelijkheid van Zuid-Afrika in de tweede helft van de twintigste eeuw. Die periode wordt hoofdzakelijk gekenmerkt door de rassenpolitiek van het blanke minderheidsregime en de spiraal van geweld, onderdrukking en sociale instabiliteit die daarvan het gevolg is geweest. Van Woerden belicht deze realiteit vanuit het subjectieve perspectief van de buitenstaander, het kind, de migrant, de landverhuizer, degene die zich in die gepolariseerde samenleving niet alleen sociaal of economisch dient te manifesteren, maar ook wordt gedwongen een persoonlijk antwoord te formuleren op de ontnuchterende maatschappelijke problematiek. De auteur laat zien dat zo iemand na verloop van tijd bovendien te maken krijgt met dilemma's die in meer algemene zin verbonden zijn met migratie en emigratie: waar hoor ik thuis, wat is mijn taal, wat is mijn band met het verleden, blijf ik, ga ik verder of ga ik terug? Het werk van Van Woerden maakt duidelijk dat de confrontatie met de Zuid-Afrikaanse maatschappij een bijzonder complexe emotionele aangelegenheid is, vooral ook omdat het Zuid-Afrikaanse landschap door zijn onschuld, ruimtelijkheid en ruige schoonheid zozeer tot de verbeelding spreekt.
Dat emigratie bijzonder tragisch kan uitpakken, blijkt uit Moenie kyk nie (1993). In deze roman verhuist het Nederlandse gezin Barkman in de jaren vijftig naar de Kaap in de hoop daar een nieuw bestaan op te bouwen. Het gezin komt echter terecht in een turbulente periode van de Zuid-Afrikaanse geschiedenis, waarin de blanke regering door haar wetten en maatregelen de sociale tegenstellingen tussen de blanke minderheid en de zwarte meerderheid steeds verder op de spits drijft. Bovendien overlijdt de moeder al na een paar jaar aan kanker, gaat de vader vervolgens allerlei onstabiele relaties aan en blijkt na verloop van tijd een van de vier kinderen aan schizofrenie te lijden. Het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van de oudste zoon, die zich onder alle tegenslagen weet te handhaven, mede omdat hij zelfstandig is en goed kan leren. Hij krijgt greep op de
| |
| |
chaotische werkelijkheid, doordat hij een intellectuele, artistieke en later ook politieke houding weet te vinden om die werkelijkheid zo goed mogelijk te begrijpen; hij ontwikkelt bovendien een intieme band met het landschap van de Kaap. Na de middelbare school gaat hij naar de kunstacademie, maar uit afschuw van de politieke koers van het Zuid-Afrikaanse bewind besluit hij eind jaren zestig naar Europa terug te gaan.
Van Woerden thematiseert in zijn werk niet alleen het tragische karakter van emigratie, maar hij schetst ook hoe de verwarring en gevoelens van onzekerheid die met een dergelijke ervaring kunnen samenhangen, in het latere leven nog steeds een prominente rol kunnen spelen. In Tikoes (1996) keert een man van middelbare leeftijd terug naar Zuid-Afrika, het land waar hij is opgegroeid en twintig jaar lang niet is geweest. Deze Thys wordt vergezeld door zijn nieuwe vriendin Tikoes, een knappe Duitse van Indonesische afkomst, aan wie hij het land van zijn jeugd wil laten zien. De reis van drie maanden, die plaatsvindt aan het einde van 1989, loopt uit op een indringende ontmoeting met zijn vroegere wereld. Niet alleen wordt de band met zijn verleden aldaar krachtig aangehaald, maar gaandeweg komt hij ook meer te weten over het gewelddadige drugsverleden van zijn nieuwe vriendin en groeit zijn liefde voor haar. Zijn toenemende besef van haar schoonheid en zijn hernieuwde genegenheid voor het Zuid-Afrikaanse landschap gaan door elkaar heen lopen; in haar verleden (dat zij maar moeizaam prijsgeeft, het is te pijnlijk), ziet hij het tragische verleden van het land weerspiegeld. Omdat Tikoes evenzeer verrukt is over de natuurlijke schoonheid van de Kaap, overwegen ze aan het einde hun terugreis uit te stellen en zelfs om zich in Zuid-Afrika te vestigen. De verleiding is groot, omdat dan voor hem de breuk in zijn verleden zou worden geheeld, terwijl Tikoes in het verre, voor haar nieuwe land eenvoudiger haar nare verleden in Europa achter zich zou kunnen laten. De auteur laat hun tweestrijd onopgelost, omdat duidelijk is dat zich, ongeacht de keuze die zij maken, nieuwe ingrijpende dilemma's zullen aandienen.
| |
Relatie leven/werk
De twee romans zijn onderling verweven en liggen, zoals de auteur in interviews heeft aangegeven, in het verlengde van zijn
| |
| |
eigen ervaringen in Zuid-Afrika. De ervaringen van Thys volgen thematisch en chronologisch op die van het hoofdpersonage in Moenie kyk nie, in de tweede roman wordt bovendien regelmatig gerefereerd aan locaties, anekdotes en personages die ook in de eerste roman voorkomen, ook al hebben die personages (zoals broer Careltje en tante Chris) een andere naam gekregen. Dit laatste wijst niet alleen op het gefictionaliseerde karakter van de romans, maar suggereert ook dat door de ervaring van emigratie - een ervaring die immers altijd een leven in twee meer of minder gescheiden werelden impliceert - problemen rond het besef van identiteit en (dis)continuïteit meer manifest worden. Op grond van jarenlange directe, zintuiglijke ervaring heeft de (e)migrant weet van twee werelden, maar het is de vraag waar de ene ophoudt en de andere begint, welke de echte of de gedroomde is, welke de ‘ware’ of de ‘fictieve’. Zeker met terugwerkende kracht gaan de werelden van de migrant door elkaar lopen en worden waarheid en fictie moeilijker van elkaar te onderscheiden. Ook al zijn de romans van Van Woerden in hoge mate autobiografisch of semi-autobiografisch, ze kunnen het best begrepen worden als onderzoekingen: pogingen om een relatie tot het land en het eigen verleden aldaar op creatieve wijze in een verhaal vorm te geven. Het gaat er dan niet zozeer om of alle plotelementen of personages op ‘waarheid’ berusten, maar of de onderliggende problematiek op een oorspronkelijke, inzichtelijke of vernieuwende manier literair gestalte krijgt.
| |
Thematiek
Dit experimentele, geheel aan de terugkeer naar Zuid-Afrika gewijde project wordt voortgezet in Een mond vol glas (1998). Dit boek handelt over het belang van etniciteit en huidskleur in de Zuid-Afrikaanse samenleving, een land waar volgens de auteur niets onaangetast blijft door de verhoudingen tussen de rassen. De autobiografische ikverteller van dit meer journalistieke werk maakt tijdens de jaren negentig verschillende reizen naar Zuid-Afrika en doet verslag van de maatschappelijke veranderingen als gevolg van de machtsovername door het ANC. Zijn impressies, nauw gelieerd aan het eigen verleden in dat land, zijn gekoppeld aan een reconstructie van het levensverhaal van de man die in 1966 president Verwoerd om het leven heeft ge- | |
| |
bracht, Demitrios Tsafendas. Net als Tsafendas was de president een emigrant, maar eerstgenoemde heeft als kleurling en als bastaard (kind van een vader uit Griekenland en een moeder uit Mozambique) nooit een volwaardige plaats in de Zuid-Afrikaanse samenleving kunnen verwerven, mede ten gevolge van de opvattingen van de uit Nederland afkomstige Verwoerd. Na twintig jaar van bizarre omzwervingen door de wereld belandt Tsafendas aan het begin van de jaren zestig opnieuw in Zuid-Afrika, waar hij in een vlaag van waanzin tot zijn aanslag komt. Sinds die daad heeft hij gevangengezeten en aan het einde doet de auteur verslag van zijn bezoek aan de bejaarde man. Hij relateert de daad van Tsafendas aan diens maatschappelijke positie en beschouwt hem als een slachtoffer van de Zuid-Afrikaanse raciale verhoudingen, waarbinnen de identiteit van de kleurling systematisch is genegeerd; hij brengt bovendien ‘de waan van de vrees voor het bastaardschap’ in die samenleving in verband met opvattingen die historisch gezien vooral teruggaan op Noord-Europese culturele normen. De personages in Van Woerdens boeken worstelen overigens stuk voor stuk met het dilemma in hoeverre Zuid-Afrika als land - als
veelvormig geheel van etnische groepen, belangen, tradities, normen, waarden, klimaten, landschappen enzovoort - werkelijke geborgenheid kan bieden aan haar bewoners. In deze brede zin figureert Zuid-Afrika zelf als het belangrijkste personage in dit werk.
| |
Ontwikkeling / Techniek
De vorm van de verhalen van Van Woerden sluit nauw aan bij de problematiek ervan. Zoals hij schrijft over het leven tussen twee werelden, landschappen en tradities, zo zijn zijn boeken een mengvorm. Het debuut kan het best worden gekarakteriseerd als autobiografische fictie, Tikoes komt op de lezer over als een mengeling van reisverhaal, autobiografie en fictie, terwijl Een mond vol glas kan worden gezien als een combinatie van reportage, biografie en literaire journalistiek. Zo beschouwd is er dus sprake van een ontwikkeling naar een iets objectievere benadering, een die de eigen ervaring minder op de voorgrond zet. Een belangrijke verhaalstrategie in deze drie boeken is echter dat de ervaringen en visies van de ikfiguur steeds verbonden zijn met die van een ander personage: in het debuut vervult broer Hans die rol, in Tikoes de vriendin van Thys en in Een
| |
| |
mond vol glas Tsafendas. Door de hieruit voortvloeiende contrastwerking wordt de thematiek uitgediept. Daarnaast is de episodische, fragmentarische vertelwijze opvallend; het gebruik van deze vertragende techniek dwingt de lezer om mee te denken, stil te staan en aandachtig de ontwikkeling van de verhaallijnen te volgen.
| |
Stijl
Nauw hiermee verweven is de tastende, bedachtzame stijl. Het proza wordt vooral gekenmerkt door suggestie en ellips. Dit geldt op zinsniveau, maar ook op het niveau van plot en thematiek. In de debuutroman komt het woord ‘apartheid’ bijvoorbeeld niet voor, terwijl het voor een goed begrip van de context van de ervaringen van de familie cruciaal is. Regelmatig deelt de verteller zijn aarzeling mee aan de lezer in zinnen als ‘Ik wist meteen weer waarom ik niet gebleven was. Of ik dacht het te weten’ (Tikoes); wanneer wordt beschreven hoe iemand in een tuinstoel gaat zitten, staat er: ‘Sierlijk en niettemin schuw, overwoog ik’ (Tikoes). Vooral Tikoes wemelt van dergelijke indirecte formuleringen, maar in Een mond vol glas is de toon zakelijker. In al zijn boeken maakt de auteur veelvuldig gebruik van Afrikaanse en Engelse woorden, terwijl in Tikoes ook regelmatig Duits - de taal van het titelpersonage - opduikt. De hieruit voortvloeiende eigen mengtaal komt de levendigheid van het proza ten goede en ondersteunt bovendien op natuurlijke wijze de inhoudelijke problematiek.
| |
Kunstopvatting
Hoewel de persoonlijke betrokkenheid van de auteur bij Zuid-Afrika steeds centraal staat, hebben Van Woerdens boeken, zoals al werd aangestipt, ook een onmiskenbaar experimenteel karakter. ‘Ik maak autonome dingen’, heeft hij in een interview gezegd, en in dit opzicht bestaan zijn boeken, hoezeer ze ook refereren aan een concrete historische werkelijkheid, tevens als een eigen werkelijkheid, met elk een eigen vorm, compositie, toon en taalgebruik. De keuze voor een dergelijke benadering suggereert dat het schrijven wordt opgevat als een uitdaging om de onuitputtelijke mogelijkheden van taal, inhoud, genre, autobiografie en fictionaliteit op steeds nieuwe manieren met elkaar te vervlechten; schrijven is in deze visie een balancing act, een zoeken naar evenwicht tussen de verschillende formele en inhoudelijke dimensies, met als doel de zeggingskracht van het werk te vergroten.
| |
| |
| |
Kritiek
Dat aan deze methode risico's zijn verbonden, blijkt uit de aanvankelijk aarzelende kritische respons op Van Woerdens werk. Pas nadat Moenie kyk nie driekwart jaar na verschijning werd beloond met een literaire prijs, kreeg dit debuut ook meer belangstelling in de pers. Sindsdien heeft de auteur regelmatig de kans gekregen om in interviews zijn werk toe te lichten en wordt zijn nieuwe werk wel onmiddellijk na verschijning in de belangrijkste dag- en weekbladen besproken. De kritische aandacht gaat vooral uit naar de eigenzinnigheid van het proza, de zorgvuldige compositie en het beeldende, zintuiglijke taalgebruik. In Tikoes is volgens de meeste critici de aandacht voor suggestieve beschrijvende taal te ver doorgevoerd, waardoor het verhaal juist aan kracht en helderheid verliest; het boek wordt wel beschouwd als ‘authentiek’, maar ook afgedaan als ‘mooischrijverij’. Er bestaat echter een vrijwel eensluidende bewondering voor Een mond vol glas, met name voor de uitgebalanceerde opbouw ervan, waardoor de verscheurdheid van de Zuid-Afrikaanse samenleving op treffende wijze in beeld komt.
| |
Publieke belangstelling
Door de persoonlijke stijl, de gefragmenteerde plotontwikkeling en de eenzijdige onderwerpskeuze lijken de boeken van Van Woerden niet voor een brede groep lezers weggelegd; toch zijn Moenie kyk nie en Een mond vol glas al diverse malen herdrukt.
| |
Verwantschap / Traditie
Inhoudelijk gezien behoort het werk van Van Woerden tot de migrantenliteratuur, die met name gericht is op kwesties als culturele wortels, identiteit, emigratie, de postkoloniale wereld en het politiek vluchtelingschap; in de Nederlandse literatuur van de jaren negentig is het werk van auteurs als Anil Ramdas en Kader Abdolah ook sterk op deze problematiek geënt. Deze traditie sluit uiteraard aan bij een oudere Nederlandse literaire traditie die verbonden is met het kolonialisme; de fascinatie in Van Woerdens werk voor het vreemde, andere landschap komt ook voor in veel aan Nederlands-Indië gelieerde romans, waarbij bijvoorbeeld - vanwege de even sensibele stijl - aan Duizend eilanden (1937) van Beb Vuyk gedacht kan worden. Ten aanzien van Moenie kyk nie is er sprake van een interessante parallel met het vrijwel gelijktijdig verschenen Donkeyville USA (1994) van Jan Donkers, dat ook handelt over een Nederlandse jongen die met zijn ouders in de jaren vijftig emigreert, zij het naar de Ver- | |
| |
enigde Staten. Hoewel deze roman niet op feitelijke ervaring teruggaat, zijn er opvallende overeenkomsten met het verhaal van Van Woerden, vooral in de rol van de vaderfiguur, de belichting van de tragiek van het emigrantenbestaan en het gekozen vertelperspectief. Formeel gezien passen Tikoes en zeker Een mond vol glas binnen de in de jaren tachtig en negentig sterk opgekomen traditie van de literaire reisjournalistiek. Auteurs als Lieve Joris en Adriaan van Dis hebben eveneens literaire reportages gepubliceerd over de dilemma's van het leven in Afrika.
| |
Thematiek
Notities van een luchtfietser (2002) sluit goed aan bij deze traditie van persoonlijk getinte reisliteratuur. Op het eerste gezicht lijkt het boek een losse mengeling van stukken waarin Van Woerden verslag doet van zijn vlottend bestaan als schrijver. Zo reist hij af naar Frankrijk en de Verenigde Staten voor het geven van lezingen, uitstapjes die hij benut als materiaal om over te schrijven. Zijn ‘notities’ geven impressies weer en gaan over ontmoetingen en belevenissen. De inzet van het boek is echter veel ambitieuzer dan het eerste titelwoord suggereert. De afzonderlijk gecomponeerde verhalen vormen een chronologische aaneenschakeling, gericht aan de thuisgebleven geliefde, met wie de ik-figuur aldus op afstand de dialoog gaande houdt. De stukken over de verschillende reizen zijn bovendien voorzien van het autobiografische kader van zijn verleden aan de Kaap. Het eerste verhaal behandelt zijn terugkeer uit Zuid-Afrika naar Nederland in 1968 en de daaraan gekoppelde vervreemding, terwijl het laatste verhaal gaat over zijn deelname aan een schrijversfestival in Durban, Zuid-Afrika in 2002. Die reis eindigt in Seepunt (Kaapstad), waar hij in 1960 na de dood van zijn moeder korte tijd met zijn vader woonde. Seepunt, met de Drieankerbaai, vormt als het ware de horizon van wie hij is; ook na vier decennia blijft hij er regelmatig terugkeren om op rituele wijze te ‘herdenken’ en zijn ‘burgerschap van niemandsland te vieren’. Hij kan zich moeiteloos vereenzelvigen met de zeeolifant die bij toeval voor een paar weken op het strand van Drieankerbaai is aangespoeld om te vasten. Het dier is net als hij een einzelganger, reislustig en solitair; ze weten geen van beide wat een honkvast leven is, al weet de ik-figuur niet of het dier, net als hij, ook heimwee kent.
| |
| |
Het Zuid-Afrikaanse verleden van de schrijver krijgt in dit boek nog een dramatische wending in het verslag van zijn ‘reis’ naar Delft. Een jeugdliefde van zijn al jaren overleden vader heeft zijn boeken gelezen en per brief contact gelegd. Hij zoekt haar op in Delft en hoort voor het eerst van zijn leven over zijn vaders foute oorlogsverleden, iets wat hij daarna in het archief in Den Haag bevestigd ziet en waarvoor de man ook na de oorlog is berecht en veroordeeld. Deze nieuwe wetenschap werpt een heel ander licht op de emigratie van het gezin in de jaren vijftig en dus indirect ook op het verleden van de schrijver en zijn ontwortelde bestaan sinds die tijd.
| |
Visie op de wereld
De werkelijkheid in Van Woerdens boeken wordt steeds gezien door de ogen van de migrant, de reiziger of de buitenstaander, of vanuit een zeker engagement met de kleurling, de banneling, de kunstenaar of de slachtoffers van politieke en maatschappelijke omstandigheden. Zijn werk zou niet in de huidige vorm bestaan zonder de ervaring van emigratie, de daaruit voortvloeiende zintuiglijke kennis van meer dan één wereld en de deels gespleten mentaliteit die daarmee samenhangt. Het ingetogen, verwrongen wereldbeeld dat uit zijn boeken spreekt, wordt bovenal gekenmerkt door aarzeling, rusteloosheid, een streven naar culturele geborgenheid en het besef van het bijzondere belang van licht, ruimte en landschap in het leven van mensen.
| |
Relatie leven/werk
In dit verband is de drang van de auteur om te getuigen over Zuid-Afrika opvallend. Zoals hij in interviews heeft aangegeven, wil hij het Nederlandse publiek inzicht verschaffen in die verre en in zijn historische tragiek grotendeels onbegrepen wereld. Maar dit verklaart nog niet de gedrevenheid waarmee hij over die wereld schrijft. Deze is uiteindelijk terug te voeren op zijn innige band met de culturele geografie van de Kaap, die in zijn werk voortdurend opduikt. De ik-persoon die in Een mond vol glas terugkeert naar het schelle licht en het grillige landschap van zijn Zuid-Afrikaanse jeugd, bedenkt in het vliegtuig van Johannesburg naar Kaapstad: ‘De verwachtingen, de schoonheid van de Kaap: probeer het uit te leggen en je wordt voor verliefd versleten.’ Ook uit zijn biografische schets van de dichteres Ingrid Jonker, ‘De dag kent een smalle schaduw’ (2000), blijkt zijn eigen ambivalente doch niet te verloochenen band met Zuid- | |
| |
Afrika. Die gehechtheid is gegroeid in de periode van jeugd en adolescentie en zou vermoedelijk niet zo sterk zijn geworden zonder het sociale en ruimtelijke contrast met Nederland, zijn land van herkomst. Wanneer de jonge hoofdpersoon van Moenie kyk nie besluit om naar Europa terug te keren, bedenkt hij: ‘Ik zal de ongerijmdheid missen, het gevoel van opluchting wanneer je uit de zon de schaduw in stapt, en de nausea waarmee je uit de wereld van de schaduw terugkeert naar het schrille, geheel afzonderlijke domein van het licht.’
| |
Thematiek
De laatste roman van de auteur, Ultramarijn (2005), richt zich op het mediterrane Europa. Hoofdpersonage Joakim, wiens levensverhaal deels is geïnspireerd op dat van de Griekse bouzoukispeler Jordánis Tsomidis (1933-2006), groeit op in de havenstad Kusaliman in de jaren vijftig, een roerige periode in een land dat binnen de roman een vage gelijkenis vertoont met Turkije. Na het uiteenvallen van het Osmaanse Rijk in de jaren twintig zijn bepaalde bevolkingsgroepen in deze door Grieken, Armeniërs, Turken, joden, moslims en christenen bewoonde regio, inclusief de familie van Joakim, het slachtoffer geworden van gedwongen verbanning. Als gevolg hiervan is zijn vaders carrière aan de universiteit gefnuikt, terwijl zijn moeder al kort na zijn geboorte is overleden. Joakims liefde voor halfzus Aysel wordt in de knop gebroken. Nadat zij de eer van de familie heeft geschonden, neemt hun vader het impulsieve besluit om met haar naar Duitsland te vluchten, om verdere problemen te voorkomen en ook omdat daar meer toekomst zou zijn. Daar baart zij al snel een dochter, Özlem, van wie Joakim de mogelijke vader is. Het contact met hem is echter resoluut afgekapt.
In de jaren zeventig heeft Joakim zich ontpopt als een virtuoze luitspeler en hij leidt het zwervende bestaan van muzikant. In zijn bevlogen muziek geeft hij uiting aan zijn heimwee en verlangen naar Aysel, iets waar hij ook op latere leeftijd niet van los komt. Hoewel het verhaal kort ingaat op haar verdere leven in Frankfort, waar zij een klein restaurant drijft, verschuift de aandacht al snel naar Özlem, de dochter die in de prostitutie belandt en naar Amsterdam verhuist. Maar het kille West-Europa is haar wereld niet. Tijdens een vakantie in haar moeders land van herkomst beseft ze daar thuis te horen, waarna ze
| |
| |
besluit er te blijven. Wanneer jaren later Joakim voor een optreden haar stad bezoekt, kruisen hun wegen, mede doordat zij veel op haar moeder lijkt en haar lichaam Joakim op een onbestemde manier fascineert. Doordat de verteller zijn aandacht voor Özlem en Joakim voortdurend afwisselt en hij hen allebei dicht op de huid zit, ontstaat een indringend beeld van hun lotsverbondenheid tegen de achtergrond van het cultureel snel veranderende Europa van de laatste decennia van de twintigste eeuw.
Ondanks de afwezigheid van Zuid-Afrika is dit zintuiglijke, on- Nederlandse verhaal volledig op zijn plaats binnen de vertelkunst van Van Woerden. Net als in zijn andere boeken leiden de personages van Ultramarijn een mobiel bestaan. Ze leven in een onbestendige wereld waarin ze op zoek gaan naar het landschap waarin ze thuis zijn of naar de personen bij wie ze zich het meest geborgen weten. Door de terloopse vertelstijl geeft de roman op intieme wijze gestalte aan gemis en ontheemding. Er wordt een mediterrane culturele sfeer opgeroepen, bijvoorbeeld ten aanzien van waarden rond familie en seksualiteit, zonder dat er morele oordelen geveld worden. Zoals de heldere tinten blauw uit die regio, vloeien in deze roman thema's als passie, muziek en melancholie in elkaar over.
| |
Kritiek / Publieke belangstelling
De boeken van Henk van Woerden hebben een sensitief, ongepolijst karakter. Zijn verhalen ademen, ze zijn eerder open en experimenteel dan ‘af’ en gesloten. Vanaf Moenie kyk nie speelt de terugkeer, gekoppeld aan het verlangen te hervinden wat verloren ging, een centrale rol. Het voorlaatste boek, Notities van een luchtfietser, werd kritisch ontvangen, wellicht mede doordat dit verhaal minder op zichzelf staat en pas zijn ware betekenis krijgt binnen het oeuvre. Dit geldt niet voor Ultramarijn. Net als Een mond vol glas, dat ook in het buitenland veel weerklank heeft gevonden, hebben critici de laatste roman van Van Woerden vooral met enthousiasme begroet. In de eerste recensies werd Ultramarijn al getypeerd als ‘wonderlijk, intrigerend’, ‘weergaloos’ en ‘ronduit meesterlijk’, en geprezen om zijn ‘internationale allure’. De publieke belangstelling ervoor is vervolgens verder gevoed door zowel het plotselinge overlijden van de auteur een paar weken na publicatie als de eigenaardige discus- | |
| |
sie in de media over de vraag of het hierdoor nog in aanmerking zou kunnen komen voor de belangrijkste literaire prijzen binnen het Nederlandse taalgebied. In dit verband zegt de uiteindelijke bekroning met de Gouden Uil genoeg. Als roman biedt Ultramarijn immers een geheel eigen universum, waarin de beschreven emoties en ideeën zijn opgelost in een creatief weefsel van taal en vertelkunst. Tegelijk engageert het verhaal zich met de politieke en culturele realiteit van het hedendaagse Europa, vooral met de beleving en ervaring van diegenen die om wat voor reden dan ook op drift zijn geraakt.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Henk van Woerden, Moenie kyk nie. Amsterdam 1993, Nijgh & Van Ditmar, R. (licentieuitgave Den Haag 1995, Stichting XL, XL 100; 7e druk 1996, Singel 262, Singel pockets; licentieuitgave 1997, Bulkboek, jrg. 25, nr. 242; 8e druk: 2001, Podium) |
Henk van Woerden, Tikoes. Amsterdam 1995, Februari Boekhandels, V. (opgenomen in Tikoes, 1996) |
Henk van Woerden, Tikoes. Amsterdam 1996, Balans, R. (2e druk: 1998, Maarten Muntinga, Rainbow pocketboeken 398; 3e druk: 2001, Podium) |
Henk van Woerden, Een mond vol glas. Amsterdam 1998, Podium, R. (licentieuitgave Den Haag 2000, Stichting XL, XL 624) |
Henk van Woerden, De dag kent een smalle schaduw. Een levensschets van Ingrid Jonker. In: Ingrid Jonker, Ik herhaal je. Gedichten vertaald door Gerrit Komrij. Amsterdam 2000, Podium, pp. 133-218, Biografie. |
Henk van Woerden, De zolder van Prometheus. Reisverhaal. Amsterdam 2001, Podium, V. (onder de titel ‘De zolder’ opgenomen in Notities van een luchtfietser) |
Henk van Woerden, Notities van een luchtfietser, Amsterdam 2002, Podium, EB. (2e druk: 2006, Maarten Muntinga, Rainbow pocketboeken 848) |
Henk van Woerden, Ultramarijn. Amsterdam 2005, Podium, R. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Ischa Meijer, [Interview]. In: Het Parool, 10-9-1993. (over Moenie kyk nie) |
Elsbeth Etty, De zitkamer ligt nog in Holland. Het scherpe oog van Henk van Woerden. In: NRC Handelsblad, 19-9-1993. (over Moenie kyk nie) |
Jutta Chorus, [Interview]. In: HP/De Tijd, 24-9-1993. (over Moenie kyk nie) |
Ingrid Glorie, Nathan Sid in Kaapstad. In: Vrij Nederland, 20-11-1993. (over Moenie kyk nie) |
Reinjan Mulder, De einder is altijd blauw. In: NRC Handelsblad, 8-4-1994. (interview over Moenie kyk nie) |
Arnold Heumakers, Het land in een kromming van de tijd. In: de Volkskrant, 15-4-1994. (over Moenie kyk nie) |
André Mathijsse, [Recensie]. In: Haagsche Courant, 15-4-1994. (over Moenie kyk nie) |
Inge van den Blink, [Interview], In: Utrechts Nieuwsblad, 19-4-1994. (over Moenie kyk nie) |
Jan-Hendrik Bakker, Verlangen naar het wrede landschap. In: Haagsche Courant, 22-4-1994. (interview over Moenie kyk nie) |
Karel Osstyn, De leegte van de kaap. In: De Standaard, 23-4-1994. (over Moenie kyk nie) |
Hanneke Wijgh, Nergens is het landschap zo dierlijk als in Zuid-Afrika. In: Trouw, 28-4-1994. (interview over Moenie kyk nie) |
Cor Gout, Lapjeskombers. ‘Zuid-Afrika gaat eindelijk op Afrika lijken’. In: De Groene Amsterdammer, 4-5-1994. (interview over Zuid-Afrika) |
Ingrid Hoogervorst, Debuutproza van een beeldend kunstenaar. In: De Telegraaf, 6-5-1994. (over Moenie kyk nie) |
Wim Houtman, Paterswolde in Kaapstad. In: Nederlands Dagblad, 14-5-1994. (over Moenie kyk nie) |
Gerrit Jan Zwier, Onder een stolp. In: Leeuwarder Courant, 3-6-1994. (over Moenie kyk nie) |
Ingrid Hoogervorst, [Interview]. In: De Telegraaf, 26-4-1996. (over Tikoes) |
Annemiek Neefjes, [Interview], In: Vrij Nederland, 27-4-1996. (over Tikoes) |
Hans Goedkoop, Glooiingen van zwarte zijde. Henk van Woerden over de macht van het landschap. In: NRC Handelsblad, 3-5-1996. (over Tikoes) |
Yves van Kempen, Twee landschappen in één hoofd. In: De Groene Amsterdammer, 8-5-1996. (over Tikoes) |
Johan Diepstraten, Toerist van het verleden. In: De Stem, 9-5-1996. (over Tikoes) |
Jan-Hendrik Bakker, Het noodlot is een landschap. In: Haagsche Courant, 10-5-1996. (over Tikoes) |
Jaap Goedegebuure, Verslaafd aan littekens. In: HP/De Tijd, 10-5-1996. (over Tikoes) |
Arnold Heumakers, Het tegendeel van een kameleon. In: de Volkskrant, 10-5-1996. (over Tikoes) |
T. van Deel, Thys stelt Zuid-Afrika zelfs gelijk aan Tikoes. In: Trouw, 17-5-1996. |
Doeschka Meijsing, Hoofdpersoon Zuid-Afrika. In: Elsevier, 1-6-1996. (over Tikoes) |
Robert Anker, Nieuwe roman Van Woerden machteloos in verwoording... Terugkeer naar Zuid-Afrika. In: Het Parool, 6-6-1996. (over Tikoes) |
Frans Roggen, Ons wag op die sedoos. In: De Morgen, 28-6-1996. (over Tikoes) |
Karel Osstyn, Een fataal landschap. In: De Standaard, 17-10-1996. (over Tikoes) |
Elsbeth Etty, Ons woon in n vormlose land. In: NRC Handelsblad, 27-11-1998. (over Een mond vol glas) |
Jan Robbemond, De smaak van een glasscherf in de mond. In: Algemeen Dagblad, 28-11-1998. (interview over Een mond vol glas) |
Robert Dorsman, Voor dromers is geen plaats in Zuid-Afrika. In: Trouw, 4-12-1998. (over Een mond vol glas) |
Gawie Keyser, Apartheidswaan. In: De Groene Amsterdammer, 9-12-1998. (interview over Een mond vol glas) |
Johan Diepstraten, Henk van Woerden voltooit drieluik met ‘Een mond vol glas’... De ziekte van Zuid-Afrika. In: De Stem, 16-12-1998. |
Aleid Truijens, Product van een beschamende interraciale lust. Henk van Woer- |
| |
| |
den verbindt het lot van Verwoerds moordenaar met Zuid-Afrika. In: de Volkskrant, 18-12-1998. (over Een mond vol glas) |
Rudi Kamminga, Een slachtoffer van de Kaapse waan. In: Nieuwsblad van het Noorden, 8-1-1999. (over Een mond vol glas) |
Gitte Postel, Een achtergelaten toekomst. In: Vrij Nederland, 16-1-1999. (over Een mond vol glas) |
Jacq Vogelaar, Het leven van een bastaard. In: De Groene Amsterdammer, 27-1-1999. (over Een mond vol glas) |
Karel Osstyn, De wandelende Griek. In: De Standaard, 4-2-1999. (over Een mond vol glas) |
Gerrit Jan Zwier, De moordenaar van Verwoerd. In: Leeuwarder Courant, 12-3-1999. (over Een mond vol glas) |
Wilfred Jonckheere, Henk van Woerdens Zuid-Afrika. In: Wilfred Jonckheere, Van Mafeking tot Robbeneiland. Zuid-Afrika in de Nederlandse literatuur 1896-1996, Nijmegen 1999, pp. 143-149. |
Dan Roodt, Van Woerden, Verwoerd en Tsafendas. In: Ons Erfdeel, jrg. 43, nr. 2, 2000, pp. 273-275. |
Jan-Hendrik Bakker, ‘Mensen weten niet wat het is om alles te verhezen’. In: Haagsche Courant, 9-3-2001. (interview) |
Eric Rinckhout, Henk van Woerden over Zuid-Afrika in zijn boeken en schilderijen. De kleur van de schaamte. In: De Morgen, 10-3-2001. (interview) |
Janny Groen, ‘Ze herkenden het raciale dilemma’. In: de Volkskrant, 31-8-2001. (interview naar aanleiding van toekenning Alan Paton Award) |
Andries Visagie, ‘Ik de kameleon’. Hibriditeit in Henk van Woerden se trilogie oor Suid-Afrika. In: Tydskrif vir Nederlands en Afrikaans, jrg. 9, nr. 2, 2002, pp. 186-201. |
Pieter Steinz, Hoefhie reis nie. In: NRC Handelsblad, 29-11-2002. (over Notities van een luchtfietser) |
Aleid Truijens, Een luchtfietser dwaalt graag af. Henk van Woerden schrijft over ver van huis. In: de Volkskrant, 13-12-2002. (over Notities van een luchtfietser) |
Gerrit Jan Zwier, Reizen in de tijd. In: Leeuwarder Courant, 20-12-2002. (over Notities van een luchtfietser) |
Thomas van den Bergh, Henk van Woerden is naarstig op zoek naar een onderwerp in zijn nieuwe boek. In: Elsevier, 11-1-2003. (over Notities van een luchtfietser) |
Alle Lansu, Doelloze dooltochten. In: Het Parool, 6-2-2003. (over Notities van een luchtfietser) |
Iris Pronk, Het gevoel van gemis. In: Trouw, 17-2-2003. (interview naar aanleiding van toekenning Frans Kellendonkprijs) |
Hugo Bousset, De ziel van de termiet. Over David van Reybrouck, André Brink en Henk van Woerden. In: Hugo Bousset, De geuren van het verwerpelijke, Amsterdam 2004, pp. 154-174. |
Janet Luis, Nooit meer los van de zus. Een mediterrane roman vim Henk van Woerden. In: NRC Handelsblad, 21-10-2005. (over Ultramarijn) |
Rob Schouten, Het geweten is een onding. In: Trouw, 22-10-2005. (over Ultramarijn) |
Fleur Speet, Achteloos pijnlijk. In: Het Financieele Dagblad, 22-10-2005. (over Ultramarijn) |
Elsbeth Etty, De vergeefse loyaliteit van landverhuizers. In: NRC Handelsblad, 11-11-2005. (interview over Ultramarijn) |
Jaap Goedegebuure, Pleidooi voor Turkije. In: De Stem, 11-11-2005. (over Ultramarijn) |
Elsbeth Etty, Kosmopolitische schrijver/schilder. In: NRC Handelsblad, 18-11-2005. (in memoriam) |
Fred de Vries, Altijd identificatie met de buitenstaander. Henk van Woerden (1947-2005), ‘Hollander’ in Zuid-Afrika en ‘uitlander’ hier. In: de Volkskrant, 19-11-2005. (in memoriam) |
Johan Vandenbroucke, Weemoed & passie. In: De Morgen, 23-11-2005. (over Ultramarijn) |
Max Pam, Tussen hier en overzee. In: HP/De Tijd, 25-11-2005. (over Ultramarijn) |
Annemiek Neefjes, [Recensie]. In: De Standaard, 25-11-2005. (over Ultramarijn) |
Marja Pruis, Schrijver, schilder, gastarbeider. In: De Groene Amsterdammer, 25-11-2005. (over Ultramarijn) |
Clara Strijbosch, Tussen blauw en nacht- |
| |
| |
blauw. De laatste roman van Henk van Woerden. In: de Volkskrant, 25-11-2005. (over Ultramarijn) |
Thomas van den Bergh, Zoete leespijn. In: Elsevier, 3-12-2005. (over Ultramarijn) |
Henk Pröpper, Een literair testament in azuurblauw. In: Vrij Nederland, 11-2-2006. (over bekroning Ultramarijn) |
105 Kritisch lit. lex.
mei 2007
|
|