| |
| |
| |
Dirk de Witte
door Phil Cailliau
1. Biografie
Dirk (Desideratus Johannes Maria) de Witte werd op 15 maart 1934 geboren in Sint-Amands, aan de Schelde, ten zuidwesten van Antwerpen, en groeide daar op. Zijn ouders behoorden tot de kleine burgerij. Na zijn middelbare studies in Aalst, bij de jezuïeten, ging Dirk de Witte naar de Gentse Rijksuniversiteit, waar hij met een licentieverhandeling over Joachim Ringelnatz in 1957 afstudeerde in de Germaanse filologie.
Na zijn studies werd hij leraar aan het Koninklijk Atheneum in Aarschot. Hij huwde en vestigde zich in Kessel-Lo, bij Leuven.
In 1969 verbleef hij bijna een jaar in Zuid-Afrika, om er een (later nooit gepubliceerde) studie over de Zuidafrikaanse roman te schrijven. Diep ontgoocheld over de sociale toestanden aldaar, kwam hij terug.
Hij werkte geregeld mee aan het Nieuw Vlaams Tijdschrift en Kultuurleven, en sporadisch aan Kunst- en Cultuuragenda. Enkele stukken van hem verschenen in onder meer Elseviers Literair Supplement, De Nieuwe en Komma. In de jaren zestig was hij een tijd lang lid van de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen (VVL).
Voor zijn verhalen en teksten, gebundeld in De formule van Lorentz, ontving hij de August Beernaertprijs 1968-1969 van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde.
Op 27 december 1970 werd Dirk de Witte dood aangetroffen in zijn auto, in zijn garage; de uitlaatgassen hadden een eind aan zijn leven gemaakt. Hij ligt, samen met zijn vrouw, die zeven maanden later op dezelfde wijze zelfmoord pleegde, begraven op het kerkhof van de Vlierbeekabdij, in Kessel-Lo.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Publieke belangstelling
Kritiek
Indien er nu nog een beperkte publieke belangstelling voor Dirk de Witte bestaat, dan is dat voornamelijk te danken aan Jeroen Brouwers, die meermaals over hem schreef (onder meer in De laatste deur). Een kern van waarheid houdt Brouwers' bewering wel in, dat men zich De Wittes naam niet zozeer herinnert wegens zijn literair werk, als wel wegens zijn zelfmoord. Zelfs tijdens zijn leven was de belangstelling voor hem en zijn werk niet bepaald groot. Ze was matig. Hierdoor voelde de auteur, die hoge verwachtingen in verband met zijn werk koesterde, zich gestoord in zijn ambitie als schrijver. Allengs begon hij zich te beschouwen als mislukt op elk gebied. De kritiek op zijn boeken is overigens steeds uiteenlopend geweest. In Nederland reageerde men minder positief dan in Vlaanderen, waar De Witte wel verdedigers vond in bijvoorbeeld Hugo Bousset en Paul Hardy. De formule van Lorentz, zijn laatste werk, kreeg een positiever ontvangst.
| |
Visie op de wereld
Dirk de Witte was een heel kwetsbaar figuur. Hij zag de wereld als een moeras van onrecht en desillusie, de dagelijkse werkelijkheid was één grote begoocheling en ontgoocheling. Hij voelde zich medeschuldig aan al die ellende, en dat schuldcomplex groeide dagelijks. Hoe gevoelig hij was voor de buitenwereld (en de maatschappelijke toestanden), maakte hij duidelijk in bijvoorbeeld ‘Zuid-Afrika: separate! But equal?’, zijn analyse van de socio-economische en politieke constellatie in Zuid-Afrika. Hij beschouwde zichzelf als een anarchistisch socialist. In de beginjaren zestig was hij voor korte tijd zelfs plaatselijk politiek actief (bij de jong-socialisten), maar hij zette zijn activiteiten al vlug stop wegens ontgoocheling.
| |
Kunstopvatting
De Wittes thematiek ontwikkelt zich op het individuele vlak en op het vlak van de communicatie. Schrijven is een middel om uitdrukking te geven aan iets dat niet mee te delen is. Schrijven is existentieel: het is contact krijgen met de buitenwereld en de waarheid opsporen omtrent het eigen bestaan. Het woord staat dus in directe relatie met de bestaansproblematiek. In zijn analyse van de poëzie van
| |
| |
Achterberg (‘Een wedloop tussen taal en tijd’) toont De Witte aan dat het woord een dichterlijke functie heeft: die van de drang om zich te verenigen met het kosmisch-organisch leven. Maar tegelijkertijd, en dit komt tot uiting in het laatste boek van de auteur, De formule van Lorentz, vindt de bewustwording plaats van de fundamentele onmacht van het woord: het is niets. In de voorgaande werken is deze problematiek nog niet uitgesproken aanwezig. In Het glazen huis geluk en De vlucht naar Mytilene wordt het woord nog ervaren als een leugen, een schijn, net zoals Amerika, de kunst en de religie (in De vlucht naar Mytilene) als schijn worden beschouwd.
| |
Thematiek / Ontwikkeling
De schrijver zoekt naar de eigen zin, naar de eenwording met kosmos en natuur. De Wittes zelfmoordthema moet in het licht van deze problematiek worden gezien. In de eerste twee boeken is de dood nog dramatisch en past ze volledig in het kader van de wanhoop en van de absurditeit van het bestaan. In De formule van Lorentz is ze het eindpunt van een verlangen: het niets meer. Deze ontwikkeling is overigens in de structuur van De Wittes werk terug te vinden: in het laatste boek wordt het woord op zijn waarheidsgehalte getest, er treedt een desintegratie op van het verhaal als genre, de klassieke verhaalvorm en de schijnwerkelijkheid van het woord worden vernietigd. Wat overblijft op deze aanval op de begoocheling is: het niets. Dit niet-zijn, deze onbeweeglijkheid stemt dan inhoudelijk overeen met de dood of de zelfmoord. Vanuit deze optiek kan de aanwezigheid worden verklaard van conventionele naast niet-conventionele verhalen in De formule van Lorentz: de conventie en de traditionele schijn (de waarheid van het woord) worden door ironie en cynisme vernietigd. De Wittes vormtechniek is een weerspiegeling van zijn individuele problematiek. De evolutie van zijn vertelstructuren illustreert de crisis van het ik: eerst is er de leugen (die nog veruiterlijkt wordt via de traditionele vorm), uiteindelijk maakt het ik een volledige uitholling mee (het leven is een ziekte, de vorm wordt vernield).
| |
Thematiek
In alle werken is de dood een belangrijk thema. In verband hiermee moet worden ingegaan op het verschijnsel droom bij De Witte. Tegenover de schijnwerkelijkheid van de buiten- | |
| |
wereld staat het geluksverlangen: dat van de verglijding naar en in de droom, die een diepere waarheid inhoudt. In Het glazen huis geluk wordt die droom gesymboliseerd door de vrouw. Elk verhaal eindigt in volledige desillusie: de droom is onmogelijk, of geen werkelijkheid geworden, en het personage valt terug in de dagelijkse realiteit, waarin het leeg en wezenloos achterblijft, of sterft. De personages verkiezen de ideële droom boven het platvloerse leven, maar alles eindigt in tragiek, in de al of niet letterlijke dood. De Wittes maatschappijkritiek moet in dit kader worden gezien. De (hoofd)personen komen niet in opstand. Ze berusten in hun lot, ze aanvaarden en ondergaan hun ondergang (alleen Ernie Wever, uit het gelijknamige romanfragment in Werk van nu, stelt zich door zijn superioriteit opstandig op). Ze zijn geïsoleerd, eenzaam. Ze lijden, voelen zich bedrogen en verstoten. Absurditeit en levenswalg domineren; er is geen geloof meer in de westerse schijnwaarden (interessant in verband hiermee is De Wittes lezing ‘Engagement: een getuigenis’). Het conflict tussen de schijnwereld en de drang naar geluk ontdekt de auteur overigens ook in Pasolini's films, waaraan hij twee beschouwingen wijdde (in Kultuurleven): in Pasolini herkent hij een cineast die de theorie van Marcuse, namelijk die van de freudiaans-marxistische bestaansproblematiek (vrije fantasie contra realisme), treffend weet uit te beelden. In De formule van Lorentz is de benadering van de dood anders: de dood is geen drama en toeval meer, maar een doel- en zelfbewuste daad die het resultaat is van de twijfel aan elke zin. De personages zijn nu ook wrakken geworden. Het
leven is een fundamentele leugen, communicatie is uiteraard onmogelijk geworden. De spanning tussen het ego (de dagelijkse werkelijkheid) en het super-ego (de fantasie, de droom) is verdwenen. De Witte trekt Freuds en Marcuses bevindingen door tot de uiterste consequentie: schrijven, lezen, alles is zinloos. Het tragische js absurd en het conflict ik - super-ik is onoplosbaar.
Schrijven was voor De Witte ordenen (zie zijn verhaal ‘De anti-Midas’), een zoeken naar het ik, naar communicatie en naar het verborgene. Het was een heel ernstige bezigheid. Na verloop van tijd werd het voor hem duidelijk dat de communicatie en het bestaan schijn en volkomen zinloos waren.
| |
| |
Het pessimisme was maximaal. Symptomatisch is dan ook een aantal begrippen, dat op het achterplat van De formule van Lorentz (een zetspiegel in sleutel vorm) voorkomt:
[...] de vertwijfelde poging tot communicatie il n'y aqu'un problème vraiment sérieux c'est le suicide de uitzichtloosheid de diepverborgen redenen om het geluk niet te willen of te mogen willen de onmacht [...] ontmaskerde begoocheling innerlijke leegte [...] een extreme geluksdrang [...].
| |
Stijl
De Wittes stijl is nogal onopvallend. In zijn eerste twee boeken hanteert de auteur een eenvoudige en koele mededelende taal. Zonder stilistische knepen schrijft hij vlot en recht naar de climax toe. Naarmate de twijfel aan de waarde van de mededeling groter wordt, evolueren de stijl en de vorm. De points of view beginnen elkaar af te wisselen, de teksten worden experimenteel. Opvallend is wel De Wittes voorkeur voor abstracte adjectieven en substantieven. Veel ironie, behalve in de vormtechniek, is er in zijn werk niet te vinden. De Wittes humor is eerder destructief. In zijn boeken kan men hier en daar sarcasme en cynisme ontdekken.
| |
Relatie leven/werk
In feite zijn bij Dirk de Witte leven en schrijven één, aangezien het ene afhangt van het andere: schrijven was levensnoodzakelijk. Hij zag een tekst niet als iets autonooms, maar als een literair-sociologische uitdrukking van het gevecht van het individu tegen de hem omringende wereld. De strijd móést verloren worden. De Witte voelde zich voorbestemd tot zelfmoord. Overigens was zijn hele leven gevuld met elementen die hij in zijn boeken verwerkte. Zijn huwelijk was kinderloos en werd almaar uitzichtlozer. Hij kampte met sexuele problemen en voelde zich totaal geïsoleerd, net als zijn personages. Hij hield zich in de laatste fase van zijn leven nog bijna uitsluitend bezig met het fenomeen zelfmoord, waarover hij een studie wilde schrijven. Aan de schrijverzelfmoordenaar Sadegh Hedayat wijdde hij een uitvoerige analyse (‘Blues for Mister Suicide - Partita nr. 2’). De dood, die in zijn boeken evolueerde naar een doelbewuste daad en leidde tot absoluut niet(s)-zijn, werd voor hem werkelijkheid. Zijn zelfmoord beschreef hij als het ware vooraf in teksten als ‘Al de dieren die ik doodde’ en ‘Een bosje rinkelende autosleutels’, in zekere zin zijn literair testament. Bovendien
| |
| |
beving De Witte de angst voor de aftakeling: Oud worden was en is immers de wereld aanvaarden zoals zij is. Zijn intens schuldgevoel kan worden verklaard vanuit dit ongeloof in maatschappij en leven: hijzelf en zijn personages nemen de schuld op zich van alle kwaad.
| |
Traditie / Verwantschap
De rechtlijnige verhalen in De Wittes eerste boeken zijn traditioneel. Met De formule van Lorentz, die een belofte inhield voor een interessante literaire ontwikkeling, brak de auteur met de literaire traditie. Cultuurfilosofisch moet hij gesitueerd worden in de lijn van het existentialisme van Sartre, naar de maatschappijkritiek van Marcuse. De eerste boeken horen ook thuis bij de werken die het resultaat zijn van therapeutisch schrijven. Zijn laatste jaren dweepte hij met zelfmoordschrijvers als Von Kleist, Pavese, Dagerman (wiens zelfmoordmethode hij ongeveer imiteerde). Volledigheidshalve wordt hier ten slotte gewezen op de sleutelroman Hoe heette de hoedenmaker van Loekie Zvonik, waarin Dirk de Wittes laatste maanden treffend en met veel precisie worden beschreven.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Dirk de Witte, Het glazen huis geluk, Brussel/Den Haag 1964, A. Manteau, VB. |
Dirk de Witte, De vlucht naar Mytilene, Brussel/Den Haag 1965, A. Manteau, R. |
Dirk de Witte, Ernie Wever. In: Werk van nu (MP 30), Brussel/Den Haag 1965, Manteau, pp. 6-20, V. |
Dirk de Witte, Stoorder - ongestoorde. In: 7 over Karel Jonckheere, Brussel/Den Haag 1967, Manteau, pp. 84-92, E. |
Dirk de Witte, Engagement: een getuigenis. In: Kultuurleven, jrg. 34, nr. 5, juni 1967, pp. 338-347, E. |
Dirk de Witte, De anti-Midas. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 20, nr. 8, september-oktober 1967, pp. 791-804, V. |
Dirk de Witte & E. Vanden Eynde, De sport in de literatuur, Brussel/Den Haag 1968, A. Manteau, E. |
Dirk de Witte. ‘Al de dieren die ik doodde...’. In: Marnix Gijsen e.a., Het dier en wij, Brussel/Den Haag 1968, A. Manteau, pp. 126-138, V. |
Dirk de Witte. Blues for new-year's eve. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 21, nr. 6, juli-augustus 1968, pp. 546-549, G. |
Dirk de Witte. Blues for Mister Suicide - Partita nr. 2. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 21, nr. 10, december 1968, pp. 996-1021, E. |
Dirk de Witte. De formule van Lorentz, Brussel/Den Haag 1969, A. Manteau, VB. |
Dirk de Witte. Zuid-Afrika: separate! But equal? In: Kultuurleven, jrg. 37, nr. 4, mei 1970, pp. 342-357, E. |
Dirk de Witte. Een omelet bakken op een puinhoop. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 23, nr. 8, oktober 1970, pp. 806-830, E. |
Dirk de Witte. Een wedloop tussen taal en tijd. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 24, nr. 1, januari 1971, pp. 75-102, E. |
Dirk de Witte. Een bosje rinkelende autosleutels. In: Elseviers Literair Supplement, 10-7-1971, V./E. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
X, Dirk de Witte. Het glazen huis geluk. Tibullus en het lied. In: De Groene Amsterdammer, 12-12-1964. |
Willem M. Roggeman, Dirk de Witte. De broosheid van het geluk. In: Het Laatste Nieuws, 9-4-1965. (over Het glazen huis geluk) |
Leo Geerts, Het glazen huis geluk. In: De Nieuwe, 21-5-1965. (over Het glazen huis geluk) |
Huub Thomassen, Dirk de Witte. Het glazen huis geluk. In: De Spectator, 13/14-11-1965. |
René Gysen, Roman over een verdoolde ziel. ‘De vlucht naar Mytilene’ door Dirk de Witte. In: De Nieuwe Gazet, 6-1-1966. |
Huub Thomassen, Lesbos aan de kust en in de kantlijn van de Nieuwe Wereld. Dirk de Witte. De vlucht naar Mytilene. In: De Spectator, 22/23-1-1966. |
Leo Geerts, Sappho in Amerika. In: De Nieuwe, 4-2-1966. (over De vlucht naar Mytilene) |
Willem Brandt, De vlucht naar Mytilene. In: De Bussumsche Courant, 26-2-1966. |
Wim Hazeu, Dirk de Witte: De vlucht naar Mytilene. In: Kentering, jrg. 7, nr. 5, april 1966, pp. 40-42. |
C.J.E. Dinaux, Krachtig talent van Dirk Witte in eerste roman en verhalenbundel. In: Haarlems Dagblad, 23-7-1966. (over Het glazen huis geluk en De vlucht naar Mytilene) |
Jan Mestdagh, De tegendraadse mensenliefde van Dirk de Witte. In: De rode Vaan 19-6-1969. (over De formule van Lorentz) |
Bernard Kemp, Verteller over leven en dood. In: De Standaard, 4-7-1969. (over De formule van Lorentz) |
Willem M. Roggeman, Cerebraal engagement. In: Het Laatste Nieuws, 26-9-1969. (over De formule van Lorentz en De sport in de literatuur) |
Jos De Freine, Een brief naar de overkant aan Dirk De Witte. In: Heibel, nr. 3/4, 1970-1971, pp. 4-10. |
Eugène Van Itterbeek, Schrijven en zwijgen bij Dirk de Witte. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 24, nr. 1, januari 1971, pp. 57-75. (over het oeuvre, de thematiek en de poëtica van Dirk de Witte) |
Theo Peeters, In memoriam Dirk de Witte. In: Labris, jrg. 9, nr. 1, januari 1972, pp. 91-99. |
Paul Hardy, De Witte, Dirk. In: Paul Hardy, Bij benadering, Dagwerk van een recencent. Deel 1: A-K, Brecht/Antwerpen 1973, pp. 192-200. (over Het glazen huis geluk, De vlucht naar Mytilene en De formule van Lorentz) |
Hugo Bousset, Dirk de Witte. De dood als bevrijding. In: Hugo Bousset, Schreien, schrijven, schreeuwen. Drie trends in de Nederlandse prozaliteratuur 1967-1972, Brugge 1974, pp. 80-83. (over De formule van Lorentz) |
Eugène Van Itterbeek, Dirk de Witte. Geen vragen meer. In: Eugène Van Itterbeek, Aktuelen 2, Brecht/Antwerpen 1977, pp. 7-10. (over de levensbeschouwing van Dirk de Witte) |
Marnix Gijsen, In memoriam Dirk de Witte, 1934-1971. In: Marnix Gijsen, Verzameld Werk, deel 6, Amsterdam 1977, pp. 833-835. |
Jeroen Brouwers, Dirk de Witte (1934-1970). ‘Ik heb onder mijn voeten niets dan drijfzand’. In: Jeroen Brouwers, De laatste deur. Essays over zelfmoord in de Nederlandstalige letteren, Amsterdam 1983. (over het leven en het werk van Dirk de Witte) |
12 Kritisch lit. lex.
februari 1984
|
|