| |
| |
| |
Leon de Winter
door Graa Boomsma
met een aanvulling door Siem Bakker
1. Biografie
Leon de Winter, geboren op 24 februari 1954 in een traditioneel-joods gezin, woonde tot 1974 in 's-Hertogenbosch. Zijn ouders en een zus van zijn moeder hebben als enigen van de familie de naziterreur overleefd. Hij was een van de eerste kinderen in zijn familie die voortgezet onderwijs volgden.
Zijn vader, handelaar in lompen, metalen en oud papier, overleed toen Leon, zijn tweede zoon, elf jaar was. Het gezin telde vier kinderen, drie jongens en een meisje. Leon de Winter volgde de gymnasiumopleiding in 's-Hertogenbosch; hij voltooide deze aan het gereformeerde Willem van Oranje-college in Waalwijk, waar hij in 1974 zijn diploma haalde.
Vervolgens studeerde hij in Amsterdam aan de Filmacademie. De kritiek op de kwaliteit van de opleiding werd door hem samen met Jean van de Velde en René Seegers neergelegd in een zwartboek (1976). In 1978 verlieten ze gedrieën de academie zonder eindexamen te hebben gedaan. Hun eerste gezamenlijke speelfilm was De verwording van Herman Dürer (1979). Naast andere producties, onder meer een documentaire voor de VPRO over de Oostenrijkse toneelschrijver Thomas Bernhard (De wereldverbeteraar), maakten ze samen, verenigd in de EAFA (Eerste Amsterdamse Filmassociatie), zowel de film als het toneelstuk Junkieverdriet, dat gebaseerd is op het leven van de Vlaamse dichter Jotie T' Hooft (1956-1977). Toneelgroep Centrum nam het stuk in 1981 op in het repertoire.
La place de la Bastille werd in 1984 verfilmd door Rudolf van den Berg als Bastille; Zoeken naar Eileen W. in 1987 door dezelfde regisseur onder de titel Eileen W.. Samen met Jan Blokker
| |
| |
schreef De Winter het scenario voor de tv-bewerking van Bij nader inzien van J.J. Voskuil, onder regie van Frans Weisz (1991). Zelf verfilmde hij Hoffman's honger in 1993. In 2001 liet hij zijn eigen filmmaatschappij Pleswin Entertainment De hemel van Hollywood verfilmen (The Hollywood Sign).
De Winter debuteerde in 1976 met de verhalenbundel Over de leegte in de wereld. Drie jaar eerder al had hij zijn eerste literaire onderscheiding gekregen: de ontmoetingsprijs van de Stichting Literaire Dagen voor het verhaal ‘Revolutie’. In 1979 werd De (ver)wording van de jongere Dürer bekroond met de Reina Prinsen Geerligsprijs. In 1995 verscheen zijn novelle Serenade als boekenweekgeschenk. Het Duitse dagblad Die Welt onderscheidde hem in 2002 met de Welt-Literaturpreis voor zijn gehele werk. Van 1978 tot 1982 was De Winter als recensent van voornamelijk Duitstalige literatuur verbonden aan Vrij Nederland. Hij werkte mee aan tal van tijdschriften, dag- en weekbladen, onder meer Raster, Mandala, New Found Land, 't Kofschip, Hollands Diep, Bzzlletin, de Volkskrant, Trouw, NRC Handelsblad, Algemeen Dagblad en De Krant op Zondag.
Vertalingen van zijn werk verschenen vooral in het Duits, maar ook in het Engels, Hongaars, Roemeens, Spaans, Italiaans, Grieks, Russisch en Koreaans.
De Winter woonde van 1990 tot 1995 in Hilversum, daarna weer in Amsterdam. Hij is getrouwd met de schrijfster Jessica Durlacher; ze hebben twee kinderen. Sinds 1997 wonen ze in Bloemendaal. Min of meer regelmatig verblijven ze met het oog op de voorbereiding van een boek of film enige tijd in Amerika (Los Angeles).
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Visie op de wereld
In 1980 schreef Leon de Winter in ‘Aantekeningen over de “auteur” dat de mens in het industriële tijdperk gebukt gaat onder de last van de wereld, die haar onderdrukkende mechanismen niet blootgeeft, chaotisch overkomt en zinloos en leeg lijkt. De kloof tussen utopische wensen enerzijds en maatschappelijke obstakels anderzijds roept mythische verhalen op, waarin de mens in het op reproduktie gebaseerde kapitalisme zijn denken en handelen zin wil geven om aan de leegte te ontkomen.
In zijn literaire teksten komt De Winter tegemoet aan de behoefte aan troost, door met behulp van de verbeelding en toevallige feiten uit de historie mythen te scheppen. In een essay over de mythe bij Louis Ferron zegt hij: ‘Door niets anders dan mythen omringen wij ons. Elke daad, elke gedachte, vraagt om een mythe, want daden en gedachten ontstaan door menselijke activiteit, en zodra de menselijke factor zijn intrede heeft gedaan, is er de menselijke behoefte aan rechtvaardiging van zijn activiteit. De mythe is een voor de mens noodzakelijke constructie, die een lijn in de tijd aanbiedt, verklaart, zingeeft, bevestigt, voorspelt’.
| |
Kunstopvatting
Kunst kan even een uitweg uit het lijden zijn. De literatuur kan de bewustzijnsindustrie (de tv.), die op eeuwige herhaling is gebaseerd, te lijf gaan, de vernietiging van het ego ongedaan maken, de leegte en de stilstand bestrijden. Literatuur kan van niemand iemand maken. De Winter formuleert in ‘Aantekeningen over ‘de auteur’ zijn kunstvisie: ‘het schoonheidsbeleven is onder de huidige maatschappelijke omstandigheden de compromisloze afwijzing van het bestaande, omdat het enkel door een kunstwerk kan ontstaan.’
| |
Thematiek
De esthetische vormgeving van het lijden kan de hoop op een betere toekomst levend houden. In navolging van de utopische marxist Ernst Bloch benadrukt De Winter het steeds zoekende subject dat er dankzij de betrekkelijke zelfstandigheid van het bewustzijn in zou moeten slagen steeds opnieuw boven de eigen specifieke situatie uit te komen: ‘het principe van de hoop’ noemt Bloch dit. De literaire personages van De Winter zijn verwachtingsvolle zoekers die hun hoop baseren op de lectuur van een romantisch boek (Dürer), de glimp van
| |
| |
een meisje (de ik-verteller in Zoeken naar Eileen W.) of het ontdekken van de vermiste broer op een foto (Paul de Wit in La Place de la Bastille).
De angst voor de leegte, de stilstand en de dood is het centrale thema in De Winters proza. Deze angst tracht hij te bezweren door literaire zoektochten naar verborgen verbanden in de realiteit te organiseren. In zijn debuut, de verhalenbundel Over de leegte in de wereld, geeft De Winter hoofdzakelijk de leegte weer. Er doemt een vijandige, oncontroleerbare, Kafka-achtige wereld op die de - alleen in een zinloos heden levende - literaire personages opjaagt, transformeert of vernietigt. In die drukkende leegte zonder verleden of toekomst komen De Winters vaak reizende personages nooit ergens aan. Ze zijn slachtoffers of veroordeelden en altijd op weg. Hun leven wordt door autoriteiten en toeval beheerst. Hoe de angst te bezweren? In ‘Fragmenten van een verlangen’ verzucht de ik: ‘Maar wat moest ik opschrijven? Dat Esther riep? Dat ik ging schrijven? Dat het oorlog was? Ik kan niets bezweren en tegenhouden met inkt en papier, maar wat rest me?’ Doorgaan met formuleren om de angst weg te schrijven, om een uiteenvallende, anonieme wereld vol geweld weer in woorden te helen. ‘Angst? Voor wie? Voor wat? De zorgeloosheid bestaat dankzij het absorberen van onze angsten door allerlei instellingen die ons moeten vermaken, amuseren. Het is de schijn waarmee wij leven, de schijn die ons doet geloven dat onze angsten verdwijnen.’
Zijn eerste roman, De (ver)wording van de jongere Dürer, poogt de woordenloze leegte veel nadrukkelijker op te heffen door de wil tot formuleren te ontwikkelen. De pas uit de gevangenis ontslagen, werkloze jongere Dürer bestrijdt de leegte in zijn hoofd (de stilstand in zijn denken) door in een schrift notities te maken. De beelden en voorwerpen die hij ziet, wil hij onder woorden brengen om zo aan zijn walgen van een gelijkgeschakelde consumptiemaatschappij vorm te geven. Misschien is dat een bezigheid die orde en zin schenkt? De woorden in zijn romantische lievelingsboek Uit het leven van een Nietsnut bieden echter slechts tijdelijk houvast, omdat die formules over een paradijs in Italië niet stroken met de actualiteit. Dürer wordt geconfronteerd met de kloof tussen het bedenken van bevrijdingsmogelijkheden en de realisering
| |
| |
ervan. De taal blijkt een in lege formules gegoten machtsmiddel te zijn van de heersers en tenslotte geen schild tegen de perspectiefloze verveling waarvoor Dürer op de vlucht was. Het optimistische motto van Marcuse dat aan de roman voorafgaat - iemand die opeens bevrijd is van de cultuurindustrie kan in de dan ontstane leegte het kapitalisme doorgronden en een nieuwe taal scheppen, die op een onverwachte wijze zijn angsten en verlangens verwoordt - wordt door Dürers ontwikkeling gelogenstraft. Zijn wording is een verwording. Dürers taalgebruik past niet op de werkelijkheid waarin hij verkeert. Zijn zoektocht naar een samenhangend ideologisch systeem blijkt zinloos, omdat er geen samenhangen bestaan die het lijden kunnen opheffen. Hij valt stil. Hij kan de leegte onmogelijk met zijn identiteit opvullen, omdat hij niemand is. Dürer nestelt zich in een gedachteloze passiviteit en zwijgt voortaan als een dier.
Ook Jotie T'Hooft, de romantische inspiratiebron voor het toneelstuk Junkieverdriet, is een verdoemde, hij snoert zichzelf tenslotte de mond om aan de eenzaamheid te ontsnappen. Na zijn zelfdoding laat hij een leegte achter: ‘Want wie zoals ik nooit heeft / gebouwen laat niets achter dan / verwachting en verwarring en / wat dan?’ (Verzamelde gedichten).
Zoeken naar Eileen W. is een nieuwe poging om in literatuur van het lijden aan de wereld verlost te worden, om boven de beperkingen van het dagelijks bestaan uit te stijgen. De naamloze ik-verteller reconstrueert met behulp van zijn verbeelding en met informatie van direct betrokkenen het tragische verhaal van het katholieke meisje Eileen dat zwanger raakt van de protestantse Kevin. De druk der politieke omstandigheden maakt een harmonieuze relatie vruchteloos. Aan het slot laat ik de ik-verteller Eileen definitief ontstijgen aan de natuurwetten die ervoor gezorgd hadden dat ze zwanger werd.
In feite probeert de ik-verteller via Eileen zijn eigen bestaan te legitimeren. Ook de ik wordt in zijn antiquariaat (waar het verleden tastbaar en ordelijk in boekenkasten rust) heen en weer geslingerd tussen zijn en niet-zijn, tussen stilstand en beweging, tussen vallen en opstaan, orde en chaos, leegte en harmonie. Zowel Eileen als de ik blijven zich aangetrokken
| |
| |
voelen tot een ordelijke, geborgen en troostende omgeving waarin tijdeloze rituelen plaatsvinden. Eileen wil enerzijds vluchten voor de heersende moraal die haaks staat op haar ‘positie’ (de vrucht in haar buik), anderzijds verlangt zij naar de illusie van het gezinsritueel (vergelijk Dürer, die aan de drukkende omgeving van het gezin poogt te ontkomen). De ik geeft zijn angst via Eileen gestalte. Dankzij die omweg kan hij aan een eigen keuze ontsnappen: ‘ik begreep dat het toeval bestond doordat er tijd bestond; en de tijd kon uitgeschakeld worden door de vorm, de abstracte, gestolde vorm (...) Was dat het? De angst om te sterven en niets achter te laten? De kunst teruggebracht tot vormgegeven doodsangst? (...) Was ik daarom op zoek? Was Eileen de VORM?’
In La Place de la Bastille gaat het reconstrueren van het verleden, het scheppen van alternatieve literaire beelden, door. De ik-figuur van deze vertelling, Paul de Wit, doet een poging de last van de geschiedenis van zich af te werpen. Als joods slachtoffer van de arische mythe heeft hij diepe wortels in het verleden, dat nog niet afgesloten is. Ook in deze figuur tiert het dualisme welig. Hoewel hij vindt, dat de geschiedenis niet bestaat, toeval is (het verleden als leegte) en als het ware steeds vanuit het heden wordt herschreven, zoekt hij tegelijkertijd naar feitelijke zekerheden waaruit geschiedenissen ontstaan, ‘voelde ik de behoefte aan verhalen die het heden baarden uit het verleden, die een geloofwaardige, misschien wel religieuze band met de tijd schiepen.’
In feite geeft de ik via een studie naar het toeval van de historie, via verbeelde mythen, vorm aan zijn eigen leven (net als de ik-verteller in Zoeken naar Eileen W.) en aan de noodzaak van het eigen bestaan. In zijn verbeelding probeert hij een nieuwe identiteit te vinden die de leegte kan opvullen, de waanzin kan overwinnen (waar Dürer en Kevin het slachtoffer van worden) en antwoord geeft op vragen als: ‘Wat is de noodzaak van mijn toekomst? Hoe kan ik me neerleggen bij de toevalligheden van mijn bestaan?’
| |
Traditie
De reconstructiewoede van De Winters personages heeft als functie om het verleden of de drukkende omgeving alsnog in de verbeelding te corrigeren of op te heffen om zo nog een hoopvolle toekomst mogelijk te maken. De Winter streeft via
| |
| |
het benadrukken van de esthetische vormgeving (het construeren van mythen) naar de opheffing van het lijden. De zoektocht naar existentieel evenwicht is er een naar een kunst die de lelijke wereld verdringt, naar het geluk dat elders - in de toekomst - is. Kunst als troost: een romantische visie. De Winter maakt niet toevallig gebruik van romantische literatuur als Uit het leven van een Nietsnut, Tristan en Isolde en Lenz (van Georg Büchner).
| |
Thematiek
In Vertraagde roman - een reportage-achtig reisverhaal waarin een jonge schrijver maar niet tot het schrijven van het geplande boek Hoffman's honger komt omdat hij nog niet weet in welke vorm hij het verhaal moet gieten - zegt de twijfelende hoofdpersoon over de oudere diplomaat Hoffman: ‘het gaat om de troost. Die oude man, die trouwens niet zó oud is, beseft dat het allemaal vergeefs is, en in dat eten en bij hoertjes zoekt hij troost.’ Hoffman verlangt naar tederheid en jeugd; hij wil zijn doodsangsten bezweren en zich nog even een toekomst verschaffen. Het geven van een literaire vorm aan ‘de actuele botsing tussen levensdriften en doodsdriften...’ staat in Vertraagde roman centraal.
In zekere zin is Kaplan een vervolg op Vertraagde roman. Ook in deze roman verkeert een auteur, Leo Kaplan, in een impasse, nadat hij toevallig in Caïro een glimp van zijn jeugdliefde Ellen de Waal heeft opgevangen. De schrijver, een alter ego van De Winter maar met karikaturale trekken, heeft inmiddels Hoffman's honger geschreven en heeft eveneens last van persoonlijke onrustgevoelens. Evenals in Vertraagde roman wenst hij geen wereldbeeld te ontwikkelen waarin alles een zinvolle plaats heeft en houdt hij een pleidooi voor de twijfel, de wankelmoedigheid en de onzekerheid, hoewel hij op zoek blijft naar de waarheden van geboorte, liefde en dood. ‘Nee, dit is niet weer zo'n verhaal over een schrijver die maar niet tot schrijven komt - dit is een liefdesverhaal.’ Als een trapezewerker gaat Leo Kaplan door het leven en zijn behoefte aan illusies laat hem af en toe diep vallen.
In Vertraagde roman en Kaplan lijkt het schrijverspersonage op een golem. Hij voelt zich vaak een leeg vat waarin de stemmen van anderen weerklinken, een talentloos kunstmens die niet weet hoe hij zijn liefde moet tonen.
| |
| |
| |
Stijl / Verwantschap
Het verhaal ‘Brief van een hondenmepper’ in De Winters debuut is een goed voorbeeld van een schrijfstijl die zichzelf herhaaldelijk onderbreekt om correcties aan te brengen. De lezer neemt als het ware deel aan het schrijfproces. Door deze zelfcorrecties en andere ingevoegde mededelingen over stijl en literaire clichés maakt De Winters proza een gestileerde en geen ‘realistische’ indruk. Hij richt zich naar andere literatuur en modelleert zijn teksten zeer nadrukkelijk naar favoriete schrijvers: Kafka in Over de leegte in de wereld (waarin Kafka's parabeltechniek wordt toegepast), Handke in De (ver)wording van de jongere Dürer (de beschrijving van details en het scheiden van innerlijk leven en buitenwereld), Patrick Modiano in La Place de la Bastille (in zijn debuut La Place de l'Etoile is Modiano op zoek naar een eigen verleden) en Milan Kundera en Philip Roth (de rol van de liefde en de karikaturaal-lichte toon in Kaplan). Vanwege dit modelleren naar andere literatuur is zijn werk wel postmodern genoemd.
| |
Techniek
De vormgeving van De (ver)wording van de jongere Dürer verschaft de belangrijkste informatie over de inhoud. De afstand tussen de lezer en Dürer groeit, doordat de in het begin nauwelijks aanwezige ik-verteller steeds opvallender tussen lezer en hoofdpersoon in gaat staan. Zo wordt de identificatie steeds moeilijker. De camera zoomt uit, zodat Dürer ten slotte uit beeld verdwijnt. Deze verschuiving staat voor Dürers ontwikkeling naar totale vervreemding van de maatschappij. De verteller reconstrueert aan de hand van Dürers schrijfpogingen een mogelijke ontwikkelingsgeschiedenis.
De Winter bedrijft in het achronologisch opgebouwde Zoeken naar Eileen W. dezelfde uitzoomtechniek aan de hand van een alternatieve reconstructie van Eileens levensloop. Eileen is de vorm, namelijk het verlangen naar het onbegrensde. Ook in deze roman is een ik-verteller nadrukkelijk aanwezig.
In de achronologische vertelling La Place de la Bastille reconstrueert de ik een deel van de historie om zichzelf vorm te geven en een identiteit te verschaffen. In deze vertelling staat niet meer een ik-verteller tussen de lezer en de personages. De Winter lijkt zich hier op traditionelere verteltechnieken te hebben gericht.
| |
Thematiek
In Vertraagde roman suggereert een studente Italiaans, met wie
| |
| |
de naamloze schrijver een korte doch hevige relatie heeft, dat hij ongetwijfeld in het montageprincipe geïnteresseerd is. Het antwoord luidt: ‘Ik snij uitsluitend in de chronologie. Dat heb ik in twee boeken gedaan omdat de hoofdpersonen daarvan op zoek zijn naar een afgerond verhaal, ook al weet ik dat dit nu vaag klinkt.’ Ook in Vertraagde roman en Kaplan wisselen tijden en plaatsen elkaar af (In Kaplan hebben de hoofdstuktitels namen van plaatsen en straten), waarbij de chronologie is losgelaten. De vorm van beide boeken is die van de omtrekkende (reis)beweging en sluit bij de hoofdthema's aan: wegvluchten van persoonlijke onlustgevoelens en zoeken naar de eigen oorsprong (de vader). In Vertraagde roman komt de onproductieve schrijver in Den Bosch tot de ontdekking waarom zijn vader in een Weense hotelkamer - die de schrijver op de eerste bladzijde van het boek ook betrekt - zelfmoord heeft gepleegd. De diplomaat Felix Hoffman is slechts een projectie, een transportmiddel om nader tot zijn vader te kunnen komen. Hoffman lijkt echter niet alleen het verlangen naar een vader te personifiëren, maar is ook de literatuur geworden hoop waarover de utopische marxist Ernst Bloch het heeft in zijn filosofisch werk Das Prinzip Hoffnung. Soms kan de schrijver over het nietschrijven ‘het existentiële optimisme van Bloch delen’.
In Kaplan maakt de succesvolle auteur Kaplan aan het slot een reis naar zijn geboortestad Den Bosch en verzoent hij zich met zijn gestorven vader en zijn joodse verleden, dat hij altijd ontkend en ontlopen heeft.
| |
Relatie leven/werk
Tijdens een discussie met een Oostenrijkse schrijver aan het slot van Vertraagde roman zegt diens jonge Nederlandse collega als reactie op de beschuldiging dat hij de literatuur vooraf laat gaan aan het leven in plaats van andersom: ‘Maar hij antwoordde dat hij de vormen van de literatuur nodig had om zijn eigen leven vorm te geven. De vormen van zijn opvoeding en zijn milieu hadden hem bekneld, en zijn enige houvast werd de literatuur.’ Deze uitspraak geldt onverkort voor De Winter zelf.
Speelde in De (ver)wording van de jongere Dürer het jood-zijn nog nauwelijks een rol, met name vanaf La Place de la Bastille staat het thema van de jood die de last van de geschiedenis met zich meedraagt centraal. Het ‘bange joodse jongetje’ Kaplan ver- | |
| |
langt naar een onbesmet, natuurlijk verhaal waarin de niet te dragen last van het verleden, ‘de schimmen van dode joden’, geen rol meer speelt.
| |
Verwantschap
Leon de Winter richt zich niet alleen naar, al genoemde, buitenlandse literaire voorbeelden. Wat Nederlandse verwante auteurs aangaat wendt hij zich vanaf 1981 meer en meer tot schrijvers rond het tijdschrift De Revisor. In een interview met Vrij Nederland (13-6-1981) zegt hij: ‘Ik voel me het meest verwant met de Revisor-hoek. Matsier, Meijsing, Kellendonk, in mindere mate Kooiman. Schrijvers die de consequenties trekken uit de ontwikkeling van literaire traditie hebben bepaald. Dat gebeurt in de persoonlijke behandeling van eigen thema's. Het mag niet anekdotisch worden, maar ook geen steriel collagewerk uit de Raster-hoek’.
| |
Kritiek / Publieke belangstelling
Hoewel Over de leegte in de wereld door veel critici niet helemaal ten onrechte werd afgedaan als een Kafka-imitatie, groeit vanaf De (ver)wording van de jonger Dürer de waardering. Toch storen critici zich nog regelmatig aan de nadrukkelijke wijze waarop De Winter zijn favoriete schrijvers navolgt. Arnold Heumakers noemde hem in zijn recensie over Kaplan een kameleon die de literaire mode op de voet volgt.
| |
Kritiek / Ontwikkeling
Zoeken naar Eileen W. wordt als De Winters definitieve doorbraak beschouwd. Op een enkele uitzondering na vielen hem voor dit boek waarderende kritieken ten deel. Bij Kaplan zou dit weer veranderen. Critici als Carel Peeters en J.F. Vogelaar ergerden zich eerder al aan de slordige stijl en het kwistige gebruik van bijvoeglijke naamwoorden. Hans Warren vond Kaplan zijn eerste leesbare boek. Carel Peeters daarentegen repte van een Cosmopolitan-verhaal en een mislukt zelfportret, terwijl Robert Anker Kaplan een goedkoop en plat boek vond. Verhelderend is de verhandeling die Ton Anbeek in 1992 schreef over de almaar voortdurende tegenstellingen in de kritieken. Terwijl de ene criticus krampachtig vasthoudt aan de gematigd postmoderne opvatting uit de kring van schrijvers rond De Revisor - de literaire norm van ‘hoe gelaagder hoe geslaagder’ - omarmt de andere enthousiast de volgende vernieuwing, ook al is dit geen vernieuwing, maar een terugkeer van het realistisch vertellen als natuurlijke reactie op het postmodernisme. In de ogen
| |
| |
van Anbeek zijn De Winters romans vanaf Kaplan ‘het brutaalste voorbeeld van een koersverandering in het Nederlandse proza’.
| |
Kunstopvatting / Verwantschap
De wereld is het beeld, de voorstelling, de verbeelding die romanpersonages zich ervan maken. Met deze opvatting past De Winters romanpoëtica in de jaren tachtig bij die van auteurs als Jeroen Brouwers, Louis Ferron en Oek de Jong. Uit vraaggesprekken met hem in diezelfde tijd blijkt hij wel affiniteit te hebben met richtingaanwijzingen als ‘academistisch’ en ‘structuralistisch’, maar tegelijk ook niet. Hij wil niet alleen maar rechttoe rechtaan vertellen, maar ook construeren en reconstrueren. Hem staan geen puur anekdotische romans voor ogen, maar wel spannende. Het zijn typeringen waaraan zijn romans altijd al voldeden, maar nadrukkelijker vanaf Kaplan.
| |
Techniek / Verwantschap
De literair-historische plaats van De Winter is niettemin lastig te bepalen, niet alleen omdat dit oeuvre recent is en nog in ontwikkeling, maar ook vanwege de gecompliceerde aard ervan. Van de ene kant kan zijn proza worden beschouwd als representatief voor de herlevende vertelkunst in de jaren tachtig en negentig (te denken valt aan Thomas Rosenboom, Rascha Peper, Tessa de Loo, Tim Krabbé en Renate Dorrestein). Van de andere kant laat hij niet na om, evenals Marcel Möring, het fictionele karakter van zijn romans te accentueren.
De hemel van Hollywood (1997) bijvoorbeeld is duidelijk postmodern proza. Op allerlei manieren wordt verwezen naar het fictionele karakter ervan. Er vindt een expliciete vermenging plaats met een perifeer literair genre als de misdaadroman. De vraag is zelfs of het hier niet een filmscript betreft in plaats van een roman. De eerste zin al behelst deze kwestie: ‘Als dit een film was, dan zou het openingsshot een lichtbeige overjarige Oldsmobile laten zien die over Whitley Avenue naar de top van Whitley Heights tuft, rokend en brommend, de motor te versleten voor de sterk stijgende weg.’ Overigens is het geen gewone misdaadroman, want een volkomen opheldering of ontmaskering ontbreekt. De schrijver gebruikt de ingrediënten van dit genre om zijn werk te laten opschuiven in de richting van literatuur met een groot publieksbereik. Het postmoderne metafictionele karakter is echter strijdig met dat van het genre massali- | |
| |
teratuur of consumptieliteratuur, waartoe De Winters romans uit deze jaren al te gemakkelijk worden gerekend.
Opvallend is dat er in De hemel van Hollywood zoveel verschillende verhalen worden verteld. Telkens zetten ze de lezer op een verkeerd spoor, geven ze hem een verkeerd beeld van de werkelijkheid. Levenden blijken dood, en de doodgewaanden blijken te leven. Politieonderzoekingen leiden tot niets in deze misdaadroman, per definitie, want - postmodern - niemand kent de werkelijkheid. De rovers worden beroofd: dit spiegeleffect, voor een misdaadroman ongewoon, versterkt de voorstelling van de werkelijkheid als illusie.
| |
Visie op de wereld
De roman zit vol met kritiek op de actuele Amerikaanse materialistische samenleving (de illusiewereld van Hollywood). Het motto, dat ontleend is aan The unreal America van de architectuurcritica Ada Louise Huxtable, is veelzeggend: ‘Ik weet niet op welk moment we ons gevoel en belangstelling voor de werkelijkheid verloren hebben, maar op een bepaald moment werd besloten dat de werkelijkheid niet de enige optie was; dat het mogelijk was, toegestaan, zelfs wenselijk om die te verbeteren; dat je het kon vervangen door een aangenamer product.’
In Hoffman's honger (1990) worstelen de hoofdfiguren met de leegheid van hun bestaan. Felix Hoffmann leidt het leven van een Nederlandse diplomaat in het Praag van ‘die Wende’ in 1989. Hoffman is ‘de laatste van een familie van sterke, rossige joden die in voorbije eeuwen de werkpaarden waren geweest in Poolse en Russische sjtetls [= joodse dorpen]’. Teksten van Spinoza verscherpen het zicht op zijn leven: ‘Alles wat in het alledaagse leven veelvuldig voorvalt, [is] ijdel en futiel’. Een ideologisch standpunt draagt Hoffman's honger niet uit. Wel zit dit verscholen in de katholieke tegenpool van Felix Hoffman, zijn vrouw Marian. Hun twee dochters sterven op jonge leeftijd. Felix en Marian raken verstrikt in spionage- en liefdesaffaires. Beiden zoeken naar een geestelijk houvast te midden van de ‘wrede werkelijkheid.’
Ook Supertex (1991) heeft een hoofdpersoon van joodse afkomst, de succesrijke Amsterdamse zakenman Max Breslauer, afgestudeerd in contractrecht en werkzaam als directeur van een keten winkels van goedkope confectiekleding: ‘niet een wijze, filoso- | |
| |
fisch gerichte figuur, maar een produkt van zijn afkomst, milieu en tijd; [...] de voortzetting van de luidruchtige vooroorlogse Amsterdamse jood, een beweeglijk rusteloos soort mens vol daden en woorden, die in de oorlogsjaren en masse in treinen werd gedreven terwijl het overgrote deel van zijn Nederlandse landgenoten zwijgend toekeek of collaboreerde’, zoals De Winter zich verweerde.
| |
Relatie leven/werk
Met besef van eigen herkomst geeft De Winter aan Max Breslauer net als aan Leo Kaplan ‘het latente gevoel van minderwaardigheid [mee] van joden van “Hoogduitse” afkomst, de sappelaars uit Midden- en Oost-Europa. [...] Honderden jaren sores en armoede hadden tot de Breslauers geleid. [...] [een ondergrond die] bestond uit onbekende zwervers, armoedzaaiers, oplichters en marskramers. [...] De vader van mijn vader was dus Professor in de Ophaalkunde, de vader van mijn moeder was sjammes bij een sjoel in Den Bosch. Een sjammes is een soort koster. Straatarm waren ze, alle twee de families, joodse paupers. Mijn vader was het genie dat de sprong naar de beschaving heeft gemaakt.’ (Supertex)
| |
Publieke belangstelling
In 1992 bracht het Amsterdamse studentenblad Propria Cures de persoon en het werk van De Winter op betwistbare wijze in het nieuws. De schrijver zou het joodse leed exploiteren. De rechter veroordeelde Propria Cures tot een schadevergoeding. Van een andere soort zijn de ontwikkelingen waar critici en interviewers óók graag melding van maakten: De Winters verandering van uiterlijk, kleding, schrijfstijl en houding tegenover de media en de commercie vanaf het midden van de jaren tachtig. Deze verandering werd in verband gebracht met het vlottere, spannender en sentimentelere karakter van zijn werk vanaf Kaplan. Vanaf dat moment is ‘elke roman van Leon de Winter een bestseller’, zoals De Bezige Bij op het omslag van De ruimte van Sokolov (1992) vermeldde. Kaplan, Hoffman's honger en Supertex beleefden inmiddels al vele drukken, recentere romans verschenen bij de eerste druk in een zeer hoge oplage.
| |
Thematiek
Herkenbare constanten in zijn oeuvre zijn het internationaal actualiteitsgehalte, het realistisch taalgebruik en de spanning. Daar komt nog bij, vooral in de latere romans, de concentratie op morele vraagstukken. Een moralistisch schrijver is De Win- | |
| |
ter niet, wel creëert hij voortdurend situaties met ethische of religieuze aspecten, vragen en dilemma's.
De belangrijkste kwesties in De ruimte van Sokolov (1992), een in Tel Aviv gesitueerde roman, zijn vragen als: wat is vriendschap, liefde, verraad, of: wat behelst het begrip ‘joodse identiteit’. Met als antwoorden ondubbelzinnige uitspraken over de betrekkelijkheid van de Tien Geboden: ‘Mozes beweerde dat God die geboden verzonnen had, maar neem van mij aan: Mozes zelf heeft die stenen tafelen gebeiteld’, aldus de ene hoofdpersoon, Lev, tegenover de andere, zijn vriend Sasja. Ook ogenschijnlijk terloopse constateringen geven aan De ruimte van Sokolov diepgang mee. ‘Alles nep en in scène gezet’: zo'n alledaagse uitdrukking is een typische De Winter-verwoording van de heersende opvatting over kenbaarheid en onkenbaarheid van de werkelijkheid. Critici spraken van een zorgvuldig gedocumenteerde roman, die niet in hoofdzaak draaide om de oplossing van een misdrijf, maar die allereerst een psychologische roman was over vriendschap, verraad, amoraliteit en vooral ontheemd zijn. Anderen bleven verstokte criticasters en vonden ook deze roman weer larmoyant, goedkoop en oppervlakkig.
In Zionoco (1995) draait alles om een rabbijn, Salomon Mayer (Sol). Deze onderzoekt zijn eigen geweten met een voordracht over ‘het morele gehalte van het rabbinale leven’ ofwel over ‘de problemen van iemand die gevangen zit in zijn achterhaalde traditie.’ De publicatie hiervan leidt in de New Yorkse joodse gemeenschap tot absurde verwikkelingen. Zionoco is een vaderzoonroman, die gelardeerd is met veel letterlijke citaten uit het Oude Testament en de Talmoed. De titel is de naam van een heilige berg volgens Zuid-Amerikaanse indianen, de plaats waar vader en zoon elkaar terugvinden. Ontroerend - aldus criticus Johan Diepstraten - zijn de vragen die gesteld worden aan de rabbijn door Joel, een kind dat aan kanker lijdt; tegelijk is er bij het kind een berusting in de dood waar de volwassene geen greep op heeft.
De hoofdpersoon van Serenade (1995), een novelle die gesitueerd is in voormalig Joegoslavië, is Ben Weiss, componist van reclamemuziek en tussendoor van serieuze, niet-commerciële muziek. Maar centraal staat zijn overleden moeder, die als kind
| |
| |
aan de joodse deportatie is ontsnapt doordat haar tweelingbroer zijn leven voor haar opofferde. Voor haar componeert Weiss nu een serenade. De beschrijving van de wisselingen in haar emoties lijkt op een zelftypering door De Winter van zijn eigen stijl en thematiek. ‘Bij haar lagen het Onbeschrijfelijke en het Cliché in perfecte balans, verbonden door één ademtocht, één seconde van bezinning of één blik op de waanzin die loerde, wanneer ze zich niet zou beheersen. Van Auschwitz naar het Rad van fortuin.’ Ook haar moralisme lijkt op dat van De Winter: ‘In [Sarajevo] woonde iedereen door mekaar, katholieken, moslims, Serviërs, joden ook, die woonden daar ook al honderden jaren, Ben, en nu schieten ze met kanonnen en raketten en wat doet de wereld? De wereld kijkt toe hoe de bandieten weer de baas worden. Mooie wereld is dat, hè Bennie?’
| |
Visie op de wereld
In De hemel van Hollywood is het mensbeeld er niet vrolijker op geworden. Het is deze keer geheel in termen van de film geformuleerd: ‘acteurs [...] dat zijn wij allemaal.’ Het centrum van de Amerikaanse filmwereld, de Amerikaanse maatschappij tevens, is ‘aangetast en aangevrreten.’ Wat de mens rest, is ‘naakte angst om zijn existentie’. Wie gewetensvol probeert te zijn in Los Angeles, redt het niet. Behalve aan letterlijke verwijzingen naar eigentijds kader als ‘postmodernisme’ valt bij deze roman, maar ook bij heel wat andere van De Winter, te denken aan de taaie traditie van het existentialisme.
| |
Thematiek
Joop Koopman, de hoofdpersoon in God's gym (2002), de derde ‘Amerikaanse roman’ - na De hemel van Hollywood en Zionoco - hoort net als hoofdfiguren uit andere romans nergens bij. Wezenlijke vragen over het menselijk bestaan ontbreken ook hier niet. ‘God is de god die we zelf maken, die we projecteren’, aldus De Winter in Knack (2002). ‘Als je het meest verschrikkelijke verlies lijdt dat er is: de dood van een kind, waar vind je dan nog de kracht om te bestaan? [...] God's gym is natuurlijk niet het eerste boek over een vader die een kind verliest. Mijn taak is het om dat verhaal in 2002 opnieuw te vertellen, met de middelen en de beelden waarover ik nu beschik. Dat is de opdracht van de literatuur. Qua thema kun je er niets meer aan toevoegen. Het gaat om het vinden van een nieuwe vorm, nieuwe kleuren, een nieuwe smaak. Dat kost je jaren, heel langzaam bouw je zoiets op.’
| |
| |
| |
Kunstopvatting / Visie op de wereld
De oudste stukken in de essaybundel Lady Di in een bevallige pose (1996) dateren uit de periode van De Winters eerste verhalenbundel en zijn eerste romans. Ze handelen over onder meer door hem bewonderde schrijvers (Peter Handke, Franz Kafka) en over zijn tweede passie, het filmen (De verwording van Herman Dürer, Eileen W., De Grens). Ook daarna heeft hij over eigen werk geschreven. Bij voorbeeld over Supertex naar aanleiding van de beschuldigingen aan zijn adres door Propria Cures. De essays in Lady Di in een bevallige pose geven een beeld van zijn vroegste poëticale opvattingen en van de ontwikkeling ervan: ‘nu weet ik zeker dat je uitgangspunt een gemeenschappelijk beleefde werkelijkheid kan zijn, maar dat het resultaat de neerslag is van een persoonlijke verwerking in een persoonlijke vorm’ (1977). Meer en meer is De Winter zich gaan mengen in publieke debatten, niet alleen in periodieken maar ook in televisieprogramma's, bij voorbeeld met zijn opvatting over de oplossing van de Palestijnse kwestie. In Lady Di in een bevallige pose getuigt hij hiervan in de afdeling ‘Jodologie’: ‘Het afstaan van land is een ritueel dat in Arabische ogen van het grootste belang is en zal worden beschouwd - in onze ogen is dat nauwelijks te vatten - als een enorme overwinning. De westerse staten dienen vervolgens de nieuwe grenzen van de staat Israël absoluut en zonder voorbehoud te garanderen’ (1991).
| |
Verwantschap / Ontwikkeling
Op grond van het groeiende besef van zijn eigen joodse achtergrond, ‘het ingewikkelde complex van de Joodse traditie in een barbaarse werkelijkheid’ (Bzzlletin, 1998), is hij zich gaandeweg verbonden gaan voelen met schrijvers als Primo Levi, G.L. Durlacher en diens dochter Jessica Durlacher. Hoe kritisch hij ook is ten aanzien van de Amerikaanse levensstijl (‘zich modelleren naar de filmische wereld’), hij heeft bewondering voor een aantal typisch Amerikaanse schrijvers, zoals de Bernard Malamud van Dubin's Lives. Het komt erop neer dat de schrijver telkens weer een poging doet om moeilijke onderwerpen, lastige standpunten, vragen als ‘wat is de grond van ons bestaan?’, te combineren met en te presenteren in een (ogenschijnlijk) gemakkelijke, toegankelijke stijl.
Stilistisch is er veel veranderd sinds De (ver)wording van de jongere Dürer. Thematisch is er afgezien van toegenomen belangstel- | |
| |
ling voor specifieke onderwerpen zoals het jodendom eerder sprake van continuïteit. De sportschool in God's Gym correspondeert als metafoor voor het menselijk bestaan met de afwijzing van de consumptiemaatschappij door de jongere Dürer: vergeefs beult iedereen zich in het zweet des aanschijns af, om toch maar in optimale fysieke conditie te blijven. Godzilla verkoopt zijn gym, zijn body-industrie, niet om er zelf materieel beter van te worden, maar om zich belangeloos in dienst te stellen van een ander. Dit laatste zou men kunnen zien als het benadrukken door de schrijver van een optimistische kijk op het leven, een vorm van gemeende bewogenheid en solidariteit, die vanaf zijn debuut óók heeft meegeklonken.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Léon de Winter, Over de leegte in de wereld. Prozateksten. Haarlem 1976, In de Knipscheer, VB. (ten dele opgenomen in Eergisteren, overmorgen; opgenomen in De verhalen) |
Léon de Winter, De (ver)wording van de jongere Dürer. Haarlem 1978, In de Knipscheer, R. (tweede, herziene druk 1980; licentie-uitgave Amsterdam 1987, Muntinga, Rainbow Pocketboeken 40) |
Rainer Werner Fassbinder, Zeitgeist. Vertaald door Leon de Winter, met medewerking van René Seegers. Eindhoven 1979, Zuidelijk Toneel Globe, tekstboek 3, T(vert.). (tweede druk Krommenie 2001, Nederlandse Vereniging voor Amateurtheater NCA) |
Leon de Winter, Ethisch vermoeden. In: Hollands Diep, 21-5-1977, Br. |
Leon de Winter, Evenwicht. In: Mandala, jrg. 3, nr. 4, 1980, pp. 136-154, V. |
René Seegers en Leon de Winter, De afstand. Amsterdam 1980, Eerste Amsterdamse Filmassociatie, Scenario. |
Leon de Winter, Zoeken naar Eileen W.. Haarlem, 1981, In de Knipscheer, R. (tweede, herziene druk, onder de titel Zoeken naar Eileen, Amsterdam 1985, Muntinga, Rainbow Poeketboeken 19; licentie-uitgave Groningen/Deurne 1996, Wolters-Noordhoff/Wolters Plantyn, Grote Lijsters 199604) |
René Seegers, Jean van de Velde en Leon de Winter, Junkieverdriet. Haarlem 1981, In de Knipscheer, T. |
Leon de Winter, La Place de la Bastille. Vertelling. Haarlem 1981, In de Knipscheer, N. (tweede, herziene druk 1984; licentie-uitgave Amsterdam 1986, Muntinga, Rainbow Pocketboeken 24; licentie-uitgave 1992, Bulkboek, jrg. 20, nr. 202; licentie-uitgave 1998, Bulkboek, Penta Pockets nr. 9835) |
Leon de Winter, Vertraagde roman. Reportage. Haarlem 1982, In de Knipscheer, R. (licentie-uitgave Amsterdam 1997, Muntinga, Rainbow Pocketboeken 437) |
Leon de Winter, De grens. Een film van Leon de Winter. Amsterdam 1984, Tabula, Tabula cinema, Scenario. |
Leon de Winter, Kaplan. Amsterdam 1986, De Bezige Bij, BB Literair, R. (derde druk 1989, De Bezige Bij pockets 59; tiende druk 1994, Bibliotheek Thuis pocket; licentie-uitgave Den Haag 1995, Stichting Uitgeverij XL, XL 101; achttiende druk 2000, De Bezige Bij, Literaire Reus; opgenomen in Het grote Leon de Winter boek) |
Leon de Winter, Orgia. Aantekeningen voor een roman. Alkmaar 1987, Provinciale Bibliotheek-centrale Noord-Holland, V. |
Leon de Winter, Eergisteren, overmorgen. Amsterdam 1990, In de Knipscheer, VB/Bl. (keuze uit de verhalen in Over de leegte in de wereld) |
| |
| |
Leon de Winter, Hoffman's honger. Amsterdam 1990, De Bezige Bij, BB Literair, R. (licentie-uitgave 1993, Bulkboek, Penta Pockets nr. 9310; licentie-uitgave Den Haag 1995, Stichting Uitgeverij XL, XL 12; twaalfde druk 1997, De Bezige Bij pockets; opgenomen in Het grote Leon de Winter boek) |
Jan Blokker en Léon de Winter, Bij nader inzien. Een televisieserie van Frans Weisz naar de gelijknamige roman van J.J. Voskuil. Amsterdam 1991, International Theatre & Film Books, Het Nederlandse scenario 4, Scenario. |
Leon de Winter, Mieters! In: Nederlands Scenario, nr. 4, 1991, pp. 6-17, Scenario. |
Leon de Winter, Een Abessijnse woestijnkat. Verhalen. Amsterdam 1991, In de Knipscheer, VB. (opgenomen in De verhalen) |
Leon de Winter, Supertex. Amsterdam 1991, De Bezige Bij, BB Literair, R. (zesde druk 1994, De Bezige Bij jubileumpocket; licentie-uitgave Den Haag 1995, Stichting Uitgeverij XL, XL 13; elfde druk Amsterdam 1997, De Bezige Bij pockets; opgenomen in Het grote Leon de Winter boek) |
Leon de Winter, De ruimte van Sokolov. Amsterdam 1992, De Bezige Bij, R. (licentie-uitgave Den Haag 1997, Stichting Uitgeverij XL, XL 229; licentie-uitgave Groningen/Deurne 2000, Wolters-Noordhoff/Wolters Plantyn, Grote Lijsters 20004; vijftiende druk 2000, Literaire Reus) |
Leon de Winter, De verhalen. Amsterdam 1993, In de Knipscheer, VB/Bl. (licentie-uitgave, onder de titel Alle verhalen, 1994, Muntinga, Rainbow Pocketboeken 200) |
Chris van der Heijden en Leon de Winter, Handleiding ter bestrijding van extreemrechts. Amsterdam 1994, De Bezige Bij, E. |
Leon de Winter, Zionoco. Amsterdam 1995, De Bezige Bij, Kapitaal, R. (licentie-uitgave Den Haag 1997, Stichting Uitgeverij XL, XL 228; derde druk Amsterdam 1999, Singel Pockets) |
Leon de Winter, Serenade. Amsterdam 1995, CPNB, N. (licentie-uitgave Den Haag 1996, Stichting Uitgeverij XL, XL 227; tweede druk Amsterdam 2003, De Bezige Bij) |
Leon de Winter, 's-Hertogenbosch. Illustratie Paul van Dijk. 's-Hertogenbosch 1995, Het Noordbrabants Genootschap, Noord-Brabant in proza, poëzie en prent 24, E. |
Leon de Winter, Het grote Leon de Winter boek. Amsterdam 1996, De Bezige Bij, RB. (bevat Kaplan, Hoffman's honger, Supertex) |
Leon de Winter, Lady Di in een bevallige pose. Amsterdam 1996, In de Knipscheer, EB. |
Leon de Winter, De hemel van Hollywood. Amsterdam 1997, De Bezige Bij, R. (licentie-uitgave Den Haag 1998, Stichting Uitgeverij XL, XL 373; derde druk 2000, Literaire Reus; vierde druk 2001, De Bezige Bij pockets) |
Leon de Winter, Supersex. Amsterdam 1998, De Bezige Bij, V. |
Leon de Winter, Vromans toekomst. Amsterdam 2001, LookaBook, V. |
Leon de Winter, Kaplan/Hoffman's honger. Amsterdam 2002, De Bezige Bij, RB. |
| |
| |
Leon de Winter, Supertex/De ruimte van Sokolov. Amsterdam 2002, De Bezige Bij, RB. |
Leon de Winter, Zionoco/De hemel van Hollywood. Amsterdam 2002, De Bezige Bij, RB. |
Leon de Winter, God's Gym. Amsterdam 2002, De Bezige Bij, R. (licentie-uitgave Den Haag 2003, Stichting Uitgeverij XL, XL 933) |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Kees Fens, Alleen op de wereld. In: de Volkskrant, 20-11-1976. (over Over de leegte in de wereld) |
Aad Nuis, De eenzame verdwaalde in een raadselachtige wereld. In: Haagse Post, 25-12-1976. (over Over de leegte in de wereld) |
Jan Geurt Gaarlandt, De Winters precisie. In: Vrij Nederland, 5-3-1977. (over Over de leegte in de wereld) |
Wim Vogel, Het misverstand als zekerheid. In: Haarlems Dagblad, 14-5-1977. (over Over de leegte in de wereld) |
Doeschka Meijsing, De (ver)wording van de jongere Dürer. In: Vrij Nederland, 27-5-1978. |
Pierre Spaninks, Zwervende nietsnut in leeg landschap. In: de Volkskrant, 13-6-1978. (over De (ver)wording van de jongere Dürer) |
T. van Deel, Het lijden van De Winter. In: Trouw, 24-6-1978. (gesprek over De (ver)wording van de jongere Dürer) |
Aad Nuis, Glimlachen als een geslacht varken. In: Haagse Post, 9-9-1978. (over De (ver)wording van de jongere Dürer) |
J.J. Wesselo, Leon de Winter en de vervreemding. In: De Waarheid, 17-10-1978. (over De (ver)wording van de jongere Dürer) |
Eriek Verpale, Koebel sprak met Léon de Winter. In: Koebel, jrg. 6, nr. 22, 1978, pp. 10-18. (interview) |
Paulien Terreehorst, ...met als vertrekpunt de Nederlandse film. Herman Dürer. In: Skrien, nr. 89, september 1979, pp. 6-9. |
T. van Deel, De creatie van een vermoeden. In: Trouw/Kwartet, 28-3-1981. (over Zoeken naar Eileen W.) |
P.M. Reinders, De verdwijning van een Ierse Isolde. In: NRC Handelsblad, 3-4-1981. (over Zoeken naar Eileen W.) |
Willem Kuipers, Op wieken der verbeelding. In: de Volkskrant, 11-4-1981. (over Zoeken naar Eileen W.) |
Jaap Goedegebuure, Het aftasten van grenzen. In: Haagse Post, 18-4-1981. (over Zoeken naar Eileen W.) |
Carel Peeters, De wil van de verbeelding. In: Vrij Nederland, 25-4-1981. (over Zoeken naar Eileen W.) |
Robert Anker, Knap beroep op de verbeelding. In: Het Parool, 1-5-1981. (over Zoeken naar Eileen W.) |
Anthony Mertens, Een pastiche van een klassieke liefdesroman. In: De Groene Amsterdammer, 13-5-1981. (over Zoeken naar Eileen W.) |
Margot Klompmaker, ‘Ik ben op zoek naar een onbesmette identiteit’. In: Leids Dagblad, 21-5-1981. (interview) |
Frits Abrahams, ‘Literatuur heeft altijd vooropgestaan, ik voel me meer schrijver dan filmer’. De chaotische werkelijkheid van Leon de Winter. In: Vrij Nederland, 13-6-1981. (interview) |
Johan Diepstraten, ‘Ik heb de mythe van de grote slachting van het zinloze leven’. In: Bzzlletin, jrg. 9, nr. 87, juni-augustus 1981, pp. 31-36. (interview) |
Carel Peeters, In het rijk der mogelijkheden. Leon de Winter, La Place de la Bastille en het permanente verlangen. In: Vrij Nederland, 7-11-1981. |
Jaap Goedegebuure, De zoektocht van een vaderloze. In: Haagse Post, 7-11-1981. (over La Place de la Bastille) |
Graa Boomsma, ‘Ik wil het bestaande opheffen’. Interview met Leon de Winter. In: De Waarheid, 18-11-1981. |
Cyrille Offermans, De hang naar theatrale gebaren. In: De Groene Amsterdammer, 2-12-1981. (over La Place de la Bastille) |
Aleid Truijens, Leon de Winter. In: De Gids, jrg. 144, nr. 9/10, 1981, pp. 592-597. (over de invloeden op zijn werk en de receptie) |
Ronald Soetaert, Klatergoud van Leon de Winter. In: De Standaard, 12-12-1981. (over La Place de la Bastille) |
Willem Kuipers, La Place de la Bastille te veel neutraal terrein. In: de Volkskrant, 31-12-1981. |
Chris van der Heijden, Niets zo werkelijk als de mythe. Een gesprek met Leon de Winter. In: Bzzlletin, jrg. 11, nr. 100, november 1982, pp. 69-74. (interview over kritiek) |
Rob Schouten, Het leven van een ongeboren
|
| |
| |
diplomaat. In: Trouw, 13-1-1983. (over Vertraagde roman) |
Gerrit-Jan Zwier, Op zoek naar een roman. In: Leeuwarder Courant, 28-1-1983. (over Vertraagde roman) |
Henk Lagerwaard, Schrijven over schrijven over een oude diplomaat. In: NRC Handelsblad, 11-2-1983. (over Vertraagde roman) |
J.F. Vogelaar, Formuleren tegen het kotsen en konsumeren. In: J.F. Vogelaar, Oriëntaties, kritieken en kommentaren 2. Nijmegen 1983, pp. 69-75. (over De (ver)wording van de jongere Dürer) |
Carel Peeters, De vlucht in de verbeelding. In: Carel Peeters, Houdbare illusies. Amsterdam 1984, pp. 85-120. (overzichtsartikel) |
Frans Kotterer, Zoektocht naar geluk en harmonie. Film Bastille zoog Rudolf van den Berg mee. In: Het Parool, 2-5-1984. |
Jan Simons, De goedkope coquetterie van ‘Bastille’. In: De Groene Amsterdammer, 16-5-1984. (over de verfilming van La Place de la Bastille) |
Harry Hosman, Leon de Winter en de lessen van Hollywood. In: Skoop, jrg. 20, nr. 7, september-oktober 1984, pp. 40-41. |
Peter Nijssen, Het magische moment. In: Vooys, jrg. 3, nr. 1, november 1984, pp. 25-35. (interview) |
Graa Boomsma, Leon de Winter, De (ver)wording van de jongere Dürer. Apeldoorn 1984. (bio- en bibliografische gegevens, analyse en interpretatie) |
Wam de Moor, De verteller als detective binnen zijn luchtkastelen. Over Leon de Winter. In: Wam de Moor, Deze kant op. Amsterdam 1986, pp. 246-250. (over Zoeken naar Eileen W.) |
D.W. Fokkema, Het postmodernistische citaat. Ontkenning van het onderscheid tussen eigen en vreemd? In: Eigen en vreemd. Identiteit en ontlening in taal, literatuur en beeldende kunst. Handelingen van het 39ste Nederlands Filologencongres, jrg. 39, 1986 [verschenen in 1987], pp. 207-221. (over onder meer De Winters postmodernisme) |
Arnold Heumakers, Een liefdesverhaal met uitleg. Leon de Winter in de ban van een nieuwe coryfee. In: de Volkskrant, 19-9-1986. (over Kaplan) |
Jaap Goedegebuure, Ouderwets leesboek. In: Haagse Post, 20-9-1986. (over Kaplan) |
Hans Warren, Kaplan, Leon de Winter. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 27-9-1986. |
Ares Koopman, Leon de Winter ontketent zichzelf. In: Elseviers Magazine, 4-10-1986. (over Kaplan) |
Carel Peeters, Caricatuur als mislukt zelfportret: Leon de Winters Kaplan. In het voetspoor van de tijdgeest. In: Vrij Nederland, 11-10-1986. |
Robert Anker, Kaplan van de Winter is roman onder zijn niveau. Wie kampt er nu met mist in z'n hoofd? In: Het Parool, 22-10-1986. |
Joost Zwagerman, Kaplan is literatuur variété. In: Vrij Nederland, 25-10-1986. (gesprek) |
P.M. Reinders, Zelfportret met dame. In: NRC Handelsblad, 9-1-1987. (over Kaplan) |
Henriëtte Boas, Op zoek naar de joodse identiteit. In: Henriëtte Boas, Levend bewaard. Aren lezen in joods Amsterdam. Amsterdam 1987, pp. 212-214. |
Jessica Durlacher, Als je écht je best doet vind je het ware geluk. Interview met Leon de Winter. In: De Held, jrg. 3, nr. 2, april-mei 1987, pp. 2-4. |
Marjan Mes, Leon de Winter over Zoeken naar Eileen. Mijn opvattingen over filmen zijn veranderd. In: De Stem, 8-9-1987. |
J.J. Wesselo, Vormen van toeval. In: Kultuurleven, jrg. 55, nr. 1, januari 1988, pp. 53-64. (over Kaplan in de context van andere romans in de jaren 1985-1986, onder meer van Mulisch en De Wispelaere) |
Jaak de Maere, Het prozawerk van Leon de Winter. In: Ons Erfdeel, jrg. 31, nr. 2, maart-april 1988, pp. 247-253. (overzichtsartikel) |
Leopold Decloedt, De zoektocht naar een verhaal, naar het eigen ik. In: Kruispunt, jrg. 28, nr. 115, juni 1988, pp. 21-25. (over Zoeken naar Eileen W.) |
Graa Boomsma, Een lek in het zwijgen. Amsterdam 1989, pp. 252-259. (over Zoeken naar Eileen W. en La Place de la Bastille) |
Jaap Goedegebuure, Het zoeken naar identiteit: Leon de Winter. In: Brabantia, jrg. 38, nr. 2, februari 1989, pp. 9-10. |
Natascha Sweering, Leon de Winter. Tussen spionage en Spinoza. In: De Boekenkrant,
|
| |
| |
mei 1990, pp. 20-22. (gesprek naar aanleiding van Hoffman's honger) |
Jaap Goedegebuure, De muur als struikelblok. In: Haagse Post, 26-5-1990. (over Hoffman's honger) |
T. van Deel, Hij zag liefde en zorg in haar ogen opflikkeren. In: Trouw, 31-5-1990. (over Hoffman's honger) |
Carel Peeters, Een mythisch schuldgevoel van papier. In: Vrij Nederland, 2-6-1990. (over Hoffman's honger) |
Hans Warren, Spionage en Spinoza. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 2-6-1990. (over Hoffman's honger) |
Jessica Durlacher, Spinoza en Ardenner ham. In: de Volkskrant, 8-8-1990. (over Hoffman's honger) |
Doeschka Meijsing, Een pathetisch allegaartje. Leon de Winter vindt een eigen toon. In: Elsevier, 9-6-1990. (over Hoffman's honger) |
Gerrit-Jan Zwier, Nooit meer slapen. In: Leeuwarder Courant, 29-6-1990. (over Hoffman's honger) |
Reinjan Mulder, Leon de Winter over spionnen en diplomaten. Geremd en gulzig. In: NRC Handelsblad, 20-7-1990. (over Hoffman's honger) |
Jack van der Weide, Leon de Winter en het vullen van de leegte. In: Letterlik, jrg. 5, nr. 2, november 1990, pp. 13-16. (over Hoffman's honger) |
P. Kralt, Leon de Winter, Zoeken naar Eileen W.. In: Lexicon van literaire werken, nr. 10, mei 1991. (achtergronden, inhoud, interpretatie, context, waarderingsgeschiedenis, bibliografie) |
Bart Vervaeck, Ziek van de honger. In: Nieuw Wereld Tijdschrift, jrg. 8, nr. 3, mei-juni 1991, pp. 70-71. (over Hoffman's honger) |
Koen Vermeiren, Over veelvraten, spionnen en Spinoza. In: Kreatief, jrg. 25, nr. 2, juni 1991, pp. 32-36. (over Hoffman's honger) |
Jaap Goedegebuure, Leentjebuur. In: HP/De Tijd, 13-9-1991. (over Supertex) |
Carel Peeters, Het diepe gevoel van een patser. In: Vrij Nederland, 14-9-1991. (over Supertex) |
Arnold Heumakers, Er komt een man bij de dokter. Voor Supertex put Leon de Winter uit de moppenwereld van Max Tailleur. In: de Volkskrant, 20-9-1991. |
Bart Vervaeck, Als vader spreekt. In: De Morgen, 31-10-1991. (over Supertex) |
Rob Schouten, Van literair pretendent tot schrijver. In: Trouw, 23-1-1992. (over Een Abessijnse woestijnkat) |
Jeroen Vullings, Supertex. In: Ons Erfdeel, jrg. 35, nr. 2, maart-april 1992, pp. 267-268. |
Colet van der Ven, Een grote mate van thuisvoelen. Twee Nederlandse schrijvers over hun joodse identiteit. Gesprekken met Marcel Möring en Leon de Winter. In: Werkschrift, jrg. 12, nr. 4, september 1992, pp. 45-51. |
Ton Anbeek, De (ver)wording van een reputatie. Leon de Winter en de literaire kritiek. In: Literatuur, jrg. 9, nr. 5, september-oktober 1992, pp. 258-264. |
Ad Fransen, Een broodje boe. In: HP/De Tijd, 6-11-1992. (gesprek over leven en werk) |
J.A. Dautzenberg, Tussen diaspora en oerknal. In: de Volkskrant, 20-11-1992. (over De ruimte van Sokolov) |
Jaap Goedegebuure, Eendimensionaal. In: HP/De Tijd, 20-11-1992. (over De ruimte van Sokolov) |
Reinjan Mulder, Zonder gewicht op weg naar de sterren. Vaart en engagement in thriller Leon de Winter. In: NRC Handelsblad, 20-11-1992. (over De ruimte van Sokolov) |
T. van Deel, Mijn vriend de moordenaar. In: Trouw, 3-12-1992. (over De ruimte van Sokolov) |
Robert Anker, Leon de Winter houdt te veel afstand. In: Het Parool, 5-12-1992. (over De ruimte van Sokolov) |
Carel Peeters, Ruimte die in de lucht hangt. In: Vrij Nederland, 19-12-1992. (over De ruimte van Sokolov) |
Koen Vermeiren, Een jood in een Porsche. In: Kreatief, jrg. 26, nr. 5, december 1992, pp. 114-116. (over Een Abessijnse woestijnkat en Supertex) |
Hugo Bousset, Food Junkies. In: Hugo Bousset, De gulden snede. Over Nederlands proza na 1980. Amsterdam 1993, pp. 250-257. (over Hoffman's honger) |
| |
| |
Bart Vervaeck, Liegende spiegels. De hemel van Mulisch en de ruimte van De Winter. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 138, nr. 2, december 1993, pp. 185-195. (over De ruimte van Sokolov) |
Doeschka Meijsing, De feilbare held. Thriller van Leon de Winter. In: Elsevier, 2-1-1993. (over De ruimte van Sokolov) |
Karel Osstyn, Vriendschap en verraad in Israël. In: De Standaard, 3-1-1993. (over De ruimte van Sokolov) |
Marijke Ressler, Verrassend goede thriller van Leon de Winter. In: Levend joods geloof, jrg. 39, nr. 4, februari 1993, p. 21. (over De ruimte van Sokolov) |
Marcel Seelen, Over: Leon de Winters De ruimte van Sokolov. In: Jonas, jrg. 23, nr. 12, februari 1993, pp. 42-43. |
Frank Hellemans, De kosmonaut in ons. In: Knack, 10-3-1993. (over De ruimte van Sokolov) |
Joris Gerits, Over: Leon de Winters De verhalen. In: Boekengids, jrg. 71, nr. 4, april 1993, pp. 239-240. |
Jeroen Kuypers en Piet de Moor, Het jodendom bestaat niet. In: De Standaard, 6-6-1993. (over De verhalen) |
Natalie van der Stoep, Het einde van de eeuw. In: Meta, jrg. 27, nr. 4, juni 1993, pp. 80-82. (onder meer over een mogelijk fin-de-siècle-idee in La place de la Bastille) |
Hans Kroon, Fraaie flarden maken van Hoffman's honger nog geen pakkende serie. In: Trouw, 10-12-1993. (over de VPRO-serie Hoffman's honger) |
Joyce Roodnat, Het gedachtengoed van de Grote Doden. In: NRC Handelsblad, 10-12-1993. (over de VPRO-serie Hoffman's honger) |
Carel Peeters, Take the cash and let the credit go. In: Carel Peeters, Conflictstof. Polemieken en kritieken. Amsterdam 1994, pp. 22-44. (over ontwikkelingen in het oeuvre) |
Maurice Wilbrink, Leon de Winter en Chris van der Heijden willen echt debat met extreem rechts aanzwengelen. ‘Democratie moet in het offensief.’ In: Leidsch Dagblad, 26-4-1994. (over Handleiding ter bestrijding van extreem rechts) |
Hanneke Savenije, Tussen protesten en Jaguars. Leon de Winter. In: Snoecks Almanak, 1994, pp. 85-95. (gesprek over leven en werk) |
Koen Vermeiren, Leon de Winter, La Place de la Bastille. In: Lexicon van literaire werken, nr. 25, februari 1995. (achtergronden, inhoud, interpretatie, context, waarderingsgeschiedenis, bibliografie) |
Hugo Bousset, Leon de Winter, Hoffman's honger. In: Lexicon van literaire werken, nr. 27, augustus 1995. (achtergronden, inhoud, interpretatie, context, waarderingsgeschiedenis, bibliografie) |
Oscar van Asselt, Serenade van Leon de Winter. Tegenvallend geschenk van een jubilerende boekenweek. In: Sic, jrg. 5, nr. 7, maart 1995, pp. 21-23. |
Matee ten Wolde, ‘Ik wil alles eerst met eigen ogen zien.’ Een fax-interview met Leon de Winter. In: Diepzee, jrg. 12, nr. 3, februari 1995, pp. 34-35. |
Hans Warren, Serenade is een cadeau om blij mee te zijn. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 24-2-1995. |
Theo Hakkert, Uiteindelijk gaat het erom welke beschaving overleeft. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 10-3-1995. (over Serenade) |
Reinjan Mulder, Oma gaat op oorlogspad. In: NRC Handelsblad, 10-3-1995. (over Serenade) |
Rob Schouten, Knal met het effect van een sisser. In: Trouw, 10-3-1995. (over Serenade) |
Hugo Camps, ‘Tijd van lulstukjes is voorbij, ik wil een standpunt.’ In: Elsevier, 11-3-1995. (gesprek over De Winters engagement) |
Rob van Erkelens, Schop de mensen een geweten. In: De Groene Amsterdammer, 15-3-1995. (over Serenade) |
Michel Korzec, Filosemitische mug. De treurige 4-mei-industrie slaat weer toe. In: Elsevier, 18-3-1995. (over Serenade) |
Doeschka Meijsing, Spannend, maar vlak. Boekenweekgeschenk van Leon de Winter. In: Elsevier, 18-3-1995. (over Serenade) |
Carel Peeters, Gegijzeld door sentimenten. In: Vrij Nederland, 18-3-1995. (over Serenade) |
Kees Combat, Serenade, een geamputeerde roman. In: Tsjip, jrg. 5, nr. 1, april 1995, p. 89. |
| |
| |
Wim van Dam, Leon de Winter en de vlucht in de verbeelding. In: Icarus, jrg. 3, nr. 2, augustus 1995, pp. 2-6. (overzichtsinterview) |
Jacky Holterbosch, Serenade onder vuur. In: Vooys, jrg. 13, nr. 4, augustus-september 1995, pp. 73-75. |
Alle Lansu, Rabbijn op drift. Nieuwe roman van Leon de Winter. In: Het Parool, 1-12-1995. (over Zionoco) |
Shirah Lachmann, Dit verlangen naar de Masjiach is een force majeur. In: Trouw, 7-12-1995. (gesprek over Zionoco) |
Jan-Hendrik Bakker, ‘Ons geweten komt uit de woestijn.’ In: Haagsche Courant, 8-12-1995. (gesprek over Zionoco) |
Carel Peeters, Hoog en laag, wijs en geil. In: Vrij Nederland, 9-12-1995. (over Zionoco) |
Xandra Schutte, Vormeloos geboren. In: De Groene Amsterdammer, 20-12-1995. (over Zionoco) |
Karel Osstyn, Een rabbijn in het oerwoud. Moderne joodse fabel van Leon de Winter. In: De Standaard, 21-12-1995. (over Zionoco) |
Siem Bakker, Leon de Winter, Hoffman's honger. Laren 1996. (bio- en bibliografische gegevens, analyse en interpretatie) |
Saskia van Rijnswou, Leon de Winter, Kaplan. In: Lexicon van literaire werken, aanvulling 29, februari 1996. (achtergronden, inhoud, interpretatie, context, waarderingsgeschiedenis, bibliografie) |
J.P. Guépin, Handleiding ter bestrijding van het linkse antiracisme. In: J.P. Guépin, De vader van Jezus en andere smalende teksten. Amsterdam 1996, pp. 195-199. |
Hugo Brandt Corstius, De rukker van Manhattan. In: Hollands Maandblad, jrg. 37, nr. 1, januari 1996, pp. 18-19. (over de recensies van Zionoco) |
Corine Koole, Schrijven in Los Angeles. In: Het Parool, 20-1-1996. (gesprek met De Winter over zijn schrijftechniek) |
Doeschka Meijsing, Een nep-jiddisch Disneyland: bekeringsroman van Leon de Winter. In: Elsevier, 20-1-1996. (over Zionoco) |
Frank Hellemans, Twee zielen in één borst. Zionoco van Leon de Winter, een sprankelende lichtvoetige vertelling. In: Knack, 21-2-1996. |
Sara Block, Over Leon de Winter. Zionoco. In: De Brakke Hond, jrg. 13, nr. 50, maart 1996, pp. 4-7. |
Simone Jacobus, Mijn vader heette Moos. Moet ik dat gaan ontkennen? In: HN Magazine, 16-3-1996. (gesprek over de Jiddische traditie in De Winters oeuvre) |
Willy Reedijk, Integer beschreven worsteling met traditie. In: Levend Joods Geloof, jrg. 42, nr. 8, mei-juni 1996, p. 21. |
Richtsje Abma, Zionoco. In: In de Waagschaal, 28-6-1996, pp. 263-265. |
Christiane Berkvens-Stevelinck, Interview Leon de Winter. In: Nieuw Letterkundig Magazijn, jrg. 14, nr. 1, juli 1996, pp. 2-3. |
Alle Lansu, Tommie! We moeten het doen! In: Het Parool, 12-9-1997. (over De hemel van Hollywood) |
Arjan Peters, Daar komen de schutters. Leon de Winter maakt pulpfictie van boevenverhaal over Hollywood. In: de Volkskrant, 12-9-1997. (over De hemel van Hollywood) |
Pieter Steinz, Schietpartij tussen de schuifdeuren. Hollywood-roman van Leon de Winter. In: NRC Handelsblad, 12-9-1997. (over De hemel van Hollywood) |
Jeroen Vullings, Identiteit te koop. Nederlands proza. In: Vrij Nederland, 20-9-1997. (over De hemel van Hollywood) |
Gerrit-Jan Zwier, Wat jij zegt, chef. In: Leeuwarder Courant, 26-9-1997. (over De hemel van Hollywood) |
Doeschka Meijsing, Als een b-film. In: Elsevier, 27-9-1997. (over De hemel van Hollywood) |
Bart Vervaeck, De ontmanteling van de hemel. In: De Morgen, 2-10-1997. (over De hemel van Hollywood) |
Rob Schouten, Dit is een zelfmoordactie! Riep Jimmy. In: Trouw, 10-10-1997. (over De hemel van Hollywood) |
Frank Hellemans, De troost van lekker eten. In: Knack, 29-10-1997. (gesprek over onder meer De hemel van Hollywood) |
Gusta Reijnders, De simpele oplossing. In: Plot, jrg. 8, nr. 4, winter 1997-1998, pp. 3-5. (gesprek over het schrijven van filmscenario's) |
| |
| |
Bzzlletin, jrg. 27, nr. 253, februari 1998. Speciaal nummer over Leon de Winter, waarin onder meer:
- | J. Heymans, Tussen afgrijzen en overgave: in gesprek met Leon de Winter, pp. 3-16. |
- | August-Hans den Boef, Het realisme van damesclub en leraarskamer, pp. 19-25. |
- | Arie Storm, Is Leon de Winter de schaamte voorbij? Over het cliché van het open einde, pp. 26-29. |
- | Erik Vissers, Leon de Winter in de Vlaamse pers, pp. 30-32. |
- | Ron Elshout, Een verhaal, een waar verhaal, de schrijver als personage. Leon de Winter en Leo Kaplan, pp. 37-40. |
- | Joris van Groningen, Eetlezen. Over Hoffman's honger, pp. 44-50. |
- | Hans Dekkers, Clichés, suspense en pulp. Over ironie in literatuur en film, pp. 52-57. |
- | Rachel Levy, Een gefrustreerde strijd tegen Jodendom. Leon de Winter en de problematiek van de Joodse identiteit, pp. 58-63. |
|
Dick Schram, Dood en hoop in De Winter's Hoffman's honger. In: Elrud Ibsch, Andrea Kunne, Christina Pumplun (red.), De literaire dood. Assen 1998, pp. 193-202. |
Ischa Meijer, Leon de Winter. In: Ischa Meijer, De interviewer. 50 Interviews uit 25 jaar interviewen, Amsterdam 1999, pp. 348-355. |
Onno Blom, Serenade. In: Onno Blom, Zolang de voorraad strekt. De literaire boekenweekgeschenken 1984-2000. Amsterdam 2000, pp. 44-47. |
Johan Diepstraten. De kunst van het schrijven. Arnhem 2000, pp. 591-600. (interviews) |
Antoinnette Scheulderman, Een naïeve ziel. In: De Morgen, 11-8-2001. (gesprek naar aanleiding van de verfilming van De hemel van Hollywood) |
Jeroen Vullings, Een uitzonderlijk talent voor het maken van vijanden. In: Vrij Nederland, 15-9-2001. (onder meer over Leon de Winters ervaringen met de film) |
Onno Blom, Ongeloofwaardige roman van Leon de Winter. Bij God op de motor. In: De Standaard, 6-6-2002. (over God's Gym) |
Pieter Steinz, Op zoek naar het hart. Leon de Winter revancheert zich als thrillerschrijver. In: NRC Handelsblad, 7-6-2002. (over God's Gym) |
Johan Vandenbroucke, Leon de Winter over toeval en religie. ‘Wij bestaan bij de gratie van verhalen’. In: De Morgen, 12-6-2002. (interview naar aanleiding van God's Gym) |
Jaap Goedegebuure, Te veel grondverf. In: Eindhovens Dagblad, 13-6-2002. (over God's Gym) |
Marja Pruis, De rafelige werkelijkheid. In: De Groene Amsterdammer, 22-6-2002. (over God's Gym) |
Xandra Schutte, ‘Ik wil de tijdgeest in me toelaten’. In: Vrij Nederland, 22-6-2002. (gesprek over het oeuvre) |
Jeroen Vullings, De koopman van Los Angeles. In: Vrij Nederland, 22-6-2002. (over God's Gym) |
Linda Asselbergs, Leon de Winter. Koopman in de speeltuin van God. In: Knack, 3-7-2002. (interview naar aanleiding van God's Gym) |
Suzanne Weusten, Het EQ van Leon de Winter. ‘Ik ben gruwelijk koppig.’ In: Psychologie Magazine, september 2002, pp. 47-49. (gesprek over het oeuvre) |
Stijn Aerden, De kosjere tandem. In: HP/De Tijd, 22-12-2002. (interview met het schrijversechtpaar Leon de Winter - Jessica Durlacher) |
Bart Vervaeck, Hersengymnastiek voor kooplui. Leon de Winter als entertainment. In: Dietsche Warande & Belfort, nr. 1, februari 2003, pp. 131-138. (over God's gym) |
Siem Bakker, Mensen bestaan bij de gratie van verhalen. Het oeuvre van Leon de Winter. In: Ons Erfdeel, jrg. 46, nr. 5, november 2003, pp. 715-721. |
Ischa Meijer, Leon de Winter. In: Connie Palmen (samenstelling en verantwoording), Ischa Meijer. De interviewer en de schrijvers. 50 literaire interviews van 1966 tot 1999. Amsterdam 2003, pp. 304-309. |
92 Kritisch lit. lex.
februari 2004
|
|