| |
| |
| |
Nachoem M. Wijnberg
door G.F.H. Raat
1. Biografie
Nachoem Mesoelam Wijnberg werd op 13 april 1961 geboren in Amsterdam. Naar eigen zeggen groeide hij op in een atheïstisch, maar traditioneel joods gezin, waar de Talmoed werd bestudeerd.
Na de middelbare school studeerde hij aan de Universiteit van Amsterdam, hoewel hij aanvankelijk kunstschilder wilde worden. Aan deze universiteit deed hij in 1983 doctoraalexamen Nederlands recht en in 1984 doctoraalexamen Algemene economie.
Wijnberg was van 1985 tot 2001 als onderzoeker en docent verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en van 1990 tot 2001 als docent aan de Universiteit van Amsterdam. Hij promoveerde in 1990 op een bedrijfskundig proefschrift. Sinds 2001 is hij hoogleraar Bedrijfskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij woont in Amsterdam.
Nachoem M. Wijnberg, die wars is van belangstelling voor zijn persoon, werkte mee aan diverse tijdschriften, zoals Hollands Maandblad, Maatstaf, De held, Nieuw Wereldtijdschrift, De Zingende Zaag, Armada en Yang. Voor zijn dichtbundel Geschenken ontving hij in 1997 de Herman Gorterprijs, de poëzieprijs van de stad Amsterdam.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
Afgezien van enkele vroege, in Tirade gepubliceerde gedichten heeft het werk van Nachoem M. Wijnberg steeds een raadselachtige indruk gemaakt. Die raadselachtigheid is slechts zelden het gevolg van een ingewikkelde zinsbouw of het gebruik van moeilijk te duiden woorden. Het is veeleer de voorstelling van zaken of de gedachtengang die vraagtekens oproept. In de eerste dichtbundel van Wijnberg, De simulatie van de schepping (1989), staat bijvoorbeeld het gedicht ‘Ontwerp’.
Jouw mannequins lopen misschien
als gazelles maar mijn mannequins
lopen als bisons. En het podium dreunt.
En de fotografen drukken elkaar in paniek
naar achteren terwijl zij proberen weg te stappen
als mijn kudde met nauwelijks schuddende
en met bont verzwaarde hoofden langskomt.
Wie wordt hier, in een sfeer van wedijver, toegesproken? En waartoe dient de even merkwaardige als komische situatie, waarin gracieus bewegende mannequins worden geplaatst tegenover soortgenoten met een uitgesproken logge motoriek? Plompheid en zwaarte vervangen sierlijkheid en lichtheid. Maar waarom? De titel suggereert een schets van een mogelijkheid, een gedachteexperiment - meer niet. Piet Gerbrandy formuleerde het naar aanleiding van Wijnbergs laatste bundel, Vogels (2001), aldus: ‘Zijn werkwijze bestaat eruit dat hij proefopstellingen in het leven roept, die hij daarna aan een onderzoek onderwerpt.’
Wijnberg biedt de lezer weinig aanknopingspunten, hoewel dit in zijn eerste bundels op het eerste gezicht anders lijkt. Er komen in De simulatie van de schepping tal van historische personen voor, zoals Caesar, Cicero, Marcel Proust en Bertrand Russell. De expeditie naar Cathay (1991) bevat gedichten met titels als ‘De gewonnen vakanties’, ‘U bent hier’ en ‘Vorm van de dag’, die refereren aan de massacultuur, verwijzen naar het oriëntatiepunt op een stadsplattegrond en een cliché behelzen uit de sportjournalistiek. Wijnberg leidt de lezer echter niet naar een bekende werkelijkheid, maar vervreemdt hem daar juist van.
| |
| |
Dit is goed zichtbaar in het gedicht ‘John Lennon & Paul Mc-Cartney’ uit De simulatie van de schepping. De twee aanvoerders van The Beatles worden hier gekwalificeerd als ‘leiders van de generatie’. Een niet ongebruikelijke karakteristiek van deze uit Liverpool afkomstige jeugdidolen. Vervolgens vindt er echter een verschuiving plaats: de profane pophelden krijgen de gedaante van religieuze voormannen ‘die in de nacht van de havenstad Liverpool / doorstuderen totdat een dienaar hen waarschuwt / dat het nu tijd voor het ochtendgebed is’. Naar Hans Groenewegen aannemelijk heeft gemaakt, gaan Lennon en Mc-Cartney figureren in een joods-mystieke context. Zij zijn de tsaddiks, de geestelijk leiders, in een gemeente van chassidim, vrome gelovigen, zoals blijkt uit het vervolg van het gedicht: ‘Zij zijn de leiders van de generatie / die in de nacht een redenering opstellen / die doordringt tot de buitenste omhulling / van de wereld (tot vlak voor de koning)’. De aanbeden popzangers ondergaan een metamorfose tot middelaars tussen de gemeente en God (‘de koning’), die zij via de weg van de redenering trachten te benaderen.
| |
Visie op de wereld
In de keuze voor de rationele mystiek verraadt zich de invloed op Wijnberg van de joodse middeleeuwse filosoof Maimonides (1135-1204), die het jodendom verstandelijk benaderde. Deze filosoof wordt al genoemd in een gedicht dat Wijnberg in 1985 publiceerde in Tirade en speelt een rol in de korte beschouwing uit 1997 ‘Ik weet niet eens hoe ik zijn naam moet uitspreken’, terwijl zijn naam ook wordt gebruikt in de roman De joden (1999).
| |
Thematiek
Dit prozawerk is eveneens een voorbeeld van de wijze waarop Wijnberg een vertrouwde voorstelling van zaken, in dit geval de historische werkelijkheid, naar zijn hand zet. Hij gaat uit van het gedachte-experiment dat de joden, geleid door de groep (joodse) geleerden die bekend is geworden onder de naam de Frankfurter Schule, de heerschappij over de wereld hebben veroverd. Hitler is het slachtoffer geworden van een joodse samenzwering en heeft afstand moeten doen van zijn macht ten gunste van de filosoof Martin Heidegger. Stalin zendt twee spionnen uit om te achterhalen of de ontwikkeling in Duitsland voor hem een bedreiging inhoudt. Eén van hen heet Maimon.
| |
| |
| |
Ontwikkeling
Kent het proza van Wijnberg veel directe verwijzingen naar de wereld buiten de tekst, zijn poëzie vertoont na zijn eerste bundels een tendens naar anonimisering en abstrahering. Er gaan steeds minder herkenbare figuren in optreden. De personages worden aangeduid als ‘iemand’ of ‘hij’. Typerend is de eerste strofe van het gedicht ‘Of hij het zichzelf heeft aangeboden’ uit Vogels:
Iemand zegt iets over iets
en iemand herinnert zich dat hij iets nooit had
| |
Thematiek
De identiteit van de personages, alsmede de inhoud van wat zij zeggen en zich herinneren, is ondergeschikt - ook in het vervolg van het gedicht - aan de relatie die ontstaat tussen hen, met als uitkomst de eenzaamheid van de hijfiguur. Dit isolement, en de verwoede pogingen het te doorbreken, reden waarom het werkwoord ‘schreeuwen’ nogal eens voorkomt in Wijnbergs poëzie, kenmerkt veel van zijn gedichten.
Het effect van Wijnbergs poëzie berust op een spaarzaam aangeduide of zelfs geheel verzwegen context, die de lezer zelf moet aanbrengen. Vooral in zijn latere gedichten is dit allerminst makkelijk. Een gedicht als ‘Goed’ (Vogels) is een betrekkelijk eenvoudig voorbeeld.
Een voor een kijken de andere kinderen hem aan en zeggen dag.
‘Probeer niet boos te zijn als het niet lukt.’
Hij kan later weer naar zijn vader en moeder teruggaan
die graag willen dat hij bij hen terugkomt. ‘Kijk eens wie hier
De situatie die zich aftekent in het gedicht, is die van een jongen die waarschijnlijk op een internaat wordt geplaatst en kennis- | |
| |
maakt met de daar aanwezige kinderen. De slotzin, die het bezoek van de ouders aankondigt, wijst terug naar het begin van het gedicht. Zij zijn inmiddels de vreemden geworden die van buiten komen, zoals eerder de jongen.
Aan ‘Goed’ is te zien dat de latere gedichten van Wijnberg bestaan uit flarden (gesproken) taal, vaak in de vorm van elliptische zinnen, van elkaar gescheiden dóór witregels. Daardoor ontstaat het beeld van een fragmentarische wereld, waaraan de lezer slechts betekenis kan geven door verbanden te leggen tussen de brokstukken. Anders dan de soms paginalange gedichten die Wijnberg aanvankelijk schreef, vooral in de bundel Geschenken (1996), zijn de latere meestal kort, vooral die in Alvast (1998). ‘M'n gedichten gaan overal over, over alles waar ik toevallig over nadenk’, verklaarde Nachoem M. Wijnberg tegenover Mary Ann Lindo, naar aanleiding van de publicatie van Langzaam en zacht (1993). Dit kunnen banale dingen zijn uit het eigen leven, maar ook feiten uit de kunstgeschiedenis, de joodse traditie en historie, en de antieke cultuur. Door deze stof op eigenzinnige wijze te bewerken, niet zelden tot onherkenbaar wordens toe, genereert Wijnberg nieuwe betekenissen. Een mooi voorbeeld van deze werkwijze biedt een kort gedicht met een lange titel, afkomstig uit Alvast, waarin deze combinatie vaker voorkomt.
WAAROM DE AANVOERDERS DIE EEN GROTE ZEESLAG GEWONNEN HADDEN LATER TER DOOD GEBRACHT WERDEN
De aanvoerders komen op het strand bijeen en besluiten: een aantal schepen achtervolgt, een aantal zoekt en redt, maar de matrozen zijn moe, hoewel niet zo moe als zij die verdrinken
en een storm maakt de zee snel onbegaanbaar.
In zijn recensie van Alvast verschaft Piet Gerbrandy de achtergrond van dit gedicht. Xenophon vertelt in zijn boek over de Griekse oorlogen dat Atheense bevelhebbers, na een in 406 voor Christus gewonnen zeeslag bij de Arginusen in de Egeïsche zee, twee kapiteins opdracht gaven de van gezonken schepen afkomstige drenkelingen te redden. Door een hevig nood- | |
| |
weer wordt dit bevel niet opgevolgd, waarna de verantwoordelijke aanvoerders ter dood worden veroordeeld. In het gedicht van Wijnberg is de historische inkleding weggewerkt. Toch is het nog steeds te interpreteren conform de door Xenophon beschreven toedracht: de aanvoerders worden terechtgesteld, omdat zij geen compassie hebben getoond met de overwonnenen. Door de weglating van het oorspronkelijke kader dient zich echter ook een andere uitleg aan: de bevelhebbers worden gestraft, omdat zij hun vermoeide manschappen onder slechte weersomstandigheden hebben ingezet bij een riskante reddingsactie, met alle (verzwegen) catastrofale gevolgen vandien. Door een a-historische presentatie wordt een moreel vraagstuk gecompliceerd en verbreed.
| |
Kunstopvatting
Wijnberg hecht er grote waarde aan dat zijn gedichten verschillende leeswijzen toelaten. ‘Hoe meer manieren hoe beter’, zegt hij tegen Mariëtte Willemsen. Zo kan onder ‘de koning’ in het hiervoor geciteerde gedicht ‘John Lennon & Paul McCartney’ niet alleen God worden verstaan, maar ook Elvis Presley, ‘The King of Rock and Roll’ en de bewonderde voorganger van The Beatles.
Wijnbergs voorkeur voor polyinterpretabiliteit hangt nauw samen met zijn visie op literatuur. Gedichten beschouwt hij als ‘betekenismachines’ waarmee een stukje van de werkelijkheid kan worden blootgelegd en, indien mogelijk, verklaard. Poëzie kan in zijn ogen ‘een serieus kennisinstrument’ zijn, dat in dit opzicht volkomen vergelijkbaar is met wetenschap: ‘De wetenschapper of kunstenaar gebruikt zichzelf, of, preciezer, zijn subjectief gevoel [om] te begrijpen of [om] iets als schoonheid te ervaren als een instrument dat in kracht en precisie toeneemt naarmate de wetenschapper of kunstenaar beter is in zijn werk. Dat wil zeggen dat hij zo eerlijk mogelijk dat wat hij doet en maakt en dat wat hij over de wereld te weten komt, door eigen waarneming, in zeer brede zin, en door wat anderen waargenomen en begrepen hebben met elkaar in aanraking brengt en dat hij die aanraking zo ver mogelijk laat uitwerken in zijn werk.’ (Rovers 2001) Als het gaat om het verwerven van inzicht, verschillen wetenschap en literatuur nauwelijks van elkaar. Vandaar de vele vragen die in het literaire werk van Wijnberg wor- | |
| |
den opgeworpen. En vandaar ook een formele eigenaardigheid als de indeling van de roman Politiek en liefde (2002) volgens het decimale systeem, dat doorgaans wordt gebruikt in wetenschappelijke publicaties.
De vereenzelviging van literatuur en wetenschap heeft consequenties voor de opstelling van de literaire kunstenaar tegenover voorgangers en navolgers. Zoals de wetenschapsbeoefenaar reageert op het werk van anderen, voorgangers en tijdgenoten, doet ook de schrijver dit, terwijl hij tevens de mogelijkheid biedt op zijn werk te laten reageren. Dit proces wordt vergemakkelijkt door in een bepaalde traditie te werken.
| |
Visie op de wereld / Traditie
Deze opvatting gaat terug op de talmoedische traditie, waarbinnen commentaar op commentaar wordt gestapeld aangaande uiteenlopende kwesties in de joodse wet en de wereld. Het resultaat is een tijdloos gesprek door de eeuwen heen, een karakteristiek die ook van toepassing is op het literaire werk van Wijnberg. Daarin komen verwijzingen voor naar literatuur, beeldende kunst en filosofie uit de hele menselijke geschiedenis. Politiek en liefde sluit bijvoorbeeld aan bij de grote romans uit de negentiende eeuw. De titel, waarin twee begrippen figureren, doet denken aan Oorlog en vrede en Pride and Prejudice, geschreven door respectievelijk Tolstoi en Jane Austen. Sommige Nederlandse personages in deze wonderlijke prozatekst dragen dan ook Russische namen als Andrei en Nicolai, terwijl de generaal die erin optreedt de Engelse romanschrijfster citeert. De begrippen in de titel worden op originele wijze gekoppeld, als een personage betoogt dat op een bal, veel voorkomend in klassieke negentiende-eeuwse romans, politiek en liefde in elkaar grijpen: ‘Voor vrouwen die hun huis zelden verlaten is een bal een gelegenheid om serieus met politiek kennis te maken, meemaken hoe moeilijk het is gekozen te worden, hoe ingewikkeld het is bondgenootschappen te sluiten met andere mogelijke bruiden, en met hun moeders en tantes.’
| |
Visie op de wereld
Hoewel Wijnberg actuele politieke en maatschappelijke problemen niet expliciet aan de orde stelt, schemeren zij vaak wel door de bizarre werkelijkheid heen die hij oproept. Zo doet de tamelijk zinloze militaire missie naar een Afrikaans land in Politiek en liefde onweerstaanbaar denken aan de inzet van de Ne- | |
| |
derlandse troepen in Srebrenica. De wildgroei aan internationale politieke functies wordt geïroniseerd doordat een personage het aanbod krijgt ‘hoge commissaris voor eenzijdige burgeroorlogen’ te worden.
| |
Techniek
In zijn poëzie hanteert Wijnberg geen vaste dichtvormen en maakt hij nauwelijks gebruik van de traditionele prosodische middelen. De mededeling laat hij steeds prevaleren boven de vorm waarin deze wordt gegoten. In het gedicht ‘Als ik nog ritmes heb’ (Geschenken) heet het: ‘ik heb geen rijm of ritme’. Tegenover Daniël Rovers liet hij geen enkele twijfel bestaan: ‘Waar het een keuze wordt tussen een prachtiger ritme en de betekenis, moet het ritme meteen geofferd worden.’
Liever dan te kiezen voor een vastliggende vorm beslist Wijnberg per geval. In De joden overheerst bijvoorbeeld de dialoog. Daardoor lijkt het werk sterk op een toneelstuk, inclusief de begeleidende tekst, hoewel het op de titelpagina een roman wordt genoemd. Meer in het bijzonder oriënteerde Wijnberg zich op de dialoog in de Talmoed, die niet alleen zijn kunstopvatting, maar ook zijn literaire techniek heeft beïnvloed: ‘Dat is een stijlvorm waarin dialogen zich aan dialogen vastklampen of zich daarin nestelen en waarin tegelijkertijd voortdurend voorbeelden, grensgevallen, gegenereerd worden die zich ook aan elkaar vastklampen en tegelijk nieuwe vragen, antwoorden en voorbeelden oproepen alsof de voorbeelden willen voorkomen dat te snel algemene gevolgtrekkingen geconstrueerd worden.’ (Rovers 2001) Aldus is, in de woorden van Wijnberg zelf, ‘een talmoedische tragikomedie’ ontstaan, waarin de filosofen van de Frankfurter Schule worden uitgespeeld tegen de traditionele joden uit Oost-Europa. Ook nu zijn kampen het resultaat.
Wijnbergs eerste prozawerk, Landschapsseks (1997), in de ondertitel als roman aangeduid, is qua genre eveneens een hybridisch product. Het kent een doorlopend verhaal, maar bevat ook poëzie, gevolgd door essayistisch commentaar. Daarin gaat het vaak over de verhouding tussen kunst en werkelijkheid, ook de werkelijkheid van wat de kunstenaar voelt en probeert te incorporeren in zijn kunstwerk. Het romanverhaal heeft een tegendraads karakter, omdat het niet handelt over een jongen met een ongelukkige jeugd, maar over iemand die een uitmuntende
| |
| |
school bezoekt, waar hij alle kansen krijgt zich veelzijdig te ontplooien. Voor Landschapsseks baseerde Wijnberg zich niet alleen op de geschiedenis van de westerse kunst en het denken daarover, maar ook op de Chinese kunst. De leerlingen van de modelschool nemen dan ook de namen aan van Chinese dynastieën.
| |
Traditie
Wijnberg heeft zich enige tijd verdiept in de Chinese poëzie. Sporen daarvan zijn zichtbaar in De expeditie naar Cathay (Cathay is de oude naam van China). In enkele gedichten zijn citaten verwerkt van Wang Wei en Li Po. Afgezien van deze invloed staat het werk van Wijnberg vooral in een joodse traditie, die hem van huis uit bekend is. Daarnaast blijkt hij uitstekend op de hoogte van de geschiedenis van de westerse kunst.
| |
Stijl
Het werk van Wijnberg is het tegendeel van behaagziek. Het wil aanzetten tot denken, een doel dat nooit op de achtergrond mag raken door de keuze voor welluidende woorden of een fraaie volzin. Zijn taal is strikt functioneel. ‘Liever ga ik dood dan dat ik mooi spreek’, beweert de ikfiguur in het gedicht ‘Podium’ uit Is het dan goed (1994). Het soms stroeve taalgebruik van Wijnberg maakt aannemelijk dat hij dit standpunt onderschrijft. Het resultaat kan een zin zijn als de volgende, waarmee het gedicht ‘Liever trots’, uit dezelfde bundel, opent: ‘Waarop verder trots te zijn / dan op het een nek kunnen breken waar een nek is / of hem die het doet kunnen aanwijzen als ik het gezien heb / of dat als ik een nek zie ik daarnaar kan blijven kijken / zolang ik niet kan besluiten ergens heen te gaan / zonder te kunnen zeggen wat daar moet?’
| |
Verwantschap
Wijnberg is een autonome gestalte in de Nederlandse literatuur, die nooit deel heeft uitgemaakt van een groep. Dit neemt niet weg dat hij in interviews blijk heeft gegeven van zijn affiniteit met het werk van de als ‘moeilijk’ bekend staande dichters Kees Ouwens en Hans Faverey.
| |
Kritiek
In de kritiek die het werk van Wijnberg ten deel is gevallen, treft vooral het onbegrip dat het opwekt. De critici weten er niet goed raad mee, hetgeen blijkt uit het relatief geringe aantal besprekingen dat het werk uitìokte en uit het feit dat in plaats van een recensie enkele malen een interview werd gepubliceerd. ‘Waarom laat hij ons zo aan ons lot over?’ klaagt Arjan Peters
| |
| |
naar aanleiding van De joden. Ook Jacq Vogelaar tast volledig in het duister: ‘Een eigenaardig boek is het zeker, maar meer kan ik er niet over zeggen.’ In zijn kritiek over Politiek en liefde onthult Arnold Heumakers dat De joden niet werd besproken in NRC Handelsblad, omdat geen van de aan dit dagblad verbonden recensenten iets met dit boek kon beginnen.
De moeilijkheidsgraad van Wijnbergs werk leidt soms tot negatieve oordelen. Guus Middag wijst bijvoorbeeld Is het dan goed af en Maarten Doorman vindt de gedichten in Langzaam en zacht te vormloos en te weinig concreet. Het eerste punt van kritiek herhaalt hij naar aanleiding van Alvast.
| |
Publieke belangstelling
Daar staan positieve oordelen tegenover. Zo heeft Tom van Deel grote waardering voor de originele denkbeelden in Landschapsseks, betoont Rob Schouten zich geïntrigeerd door de ‘ontheemde, mysterieuze en soms naar het rituele neigende voorstelling van zaken’ in de gedichten van Is het dan goed en wordt Piet Gerbrandy getroffen door de ‘huiveringwekkende scènes’ in Alvast. In Hans Groenewegen heeft Wijnberg een essayist gevonden die zijn werk met aandacht en bewondering begeleidt. Gelet op de aard en de moeilijkheid van het werk dat Nachoem M. Wijnberg schrijft, ligt het voor de hand dat de publieke belangstelling ervoor vooralsnog gering is.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Nachoem Wijnberg, Gedichten. In: Tirade, jrg. 29, nr. 297, maart-april 1985, pp. 238-240, G. |
Nachoem M. Wijnberg, De simulatie van de schepping. Haarlem 1989, Holland, De windroos, GB. |
De voorstelling in de nachtclub. Haarlem 1990, Holland, De windroos, GB. |
Nachoem Mesoelam Wijnberg, Innovation, Competition and small Enterprises (Innovatie, mededinging en kleine ondernemingen). Alblasserdam 1990, Haveka, Dissertatie. |
Nachoem M. Wijnberg, De expeditie naar Cathay. Gedichten. Amsterdam 1991, De Bezige Bij, GB. |
Langzaam en zacht. Gedichten. Amsterdam 1993, De Bezige Bij, GB. |
Is het dan goed. Gedichten. Amsterdam 1994, De Bezige Bij, GB. |
Geschenken. Gedichten. Amsterdam 1996, De Bezige Bij, GB. |
Landschapsseks. Roman. Amsterdam 1997, De Bezige Bij, R. |
Ik weet niet eens hoe ik zijn naam moet uitspreken. In: Armada, jrg. 3, nr. 8, september 1997, p. 24-27, E. |
Alvast. Gedichten. Amsterdam 1998, De Bezige Bij, GB. |
De joden. Roman. Amsterdam 1999, De Bezige Bij, R. |
Vogels. Gedichten. Amsterdam/Antwerpen 2001, Contact, GB. |
Politiek en liefde. Roman. Amsterdam/Antwerpen 2002, Contact, R. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Tomas Lieske, Poëziekroniek. In: Tirade, jrg. 33, nr. 325, november-december 1989, pp. 570-571. (over De simulatie van de schepping) |
Hans Groenewegen, De routinematige vervreemding van een dichter. In: De Waarheid, 6-1-1990. (over De simulatie van de schepping) |
[Anoniem], Nachoem M. Wijnberg: Theorieën bouwen en weer afbreken. In: NRC Handelblad, 22-6-1990. (interview) |
Guus Middag, Lange gedichten van Nachoem M. Wijnberg. Voordat, omdat, hoewel en ondanks. In: NRC Handelsblad, 22-11-1991 (over De expeditie naar Cathay) |
Marc Reugebrink, Gevonden woorden. Nachoem M. Wijnberg trekt zich als een kluizenaar terug in zijn gedichten. In: de Volkskrant, 27-12-1991. (over De expeditie naar Cathay) |
Daan Cartens, ‘Ik voel mij in geheugens nog niet thuis’. In: Ons Erfdeel, jrg. 35, nr. 3, mei-juni 1992, pp. 443-445. (over De expeditie naar Cathay) |
Rob Schouten, Documentaires uit Babylon. In: Vrij Nederland, 20-3-1993. (over Langzaam en zacht) |
Mary Ann Lindo, Meisjes in lichtgevende badpakken. In: Het Parool, 3-4-1993. (interview naar aanleiding van Langzaam en zacht) |
Maarten Doorman, Twee vrouwen vormen een schematische bliksem. In: de Volkskrant, 23-4-1993. (over Langzaam en zacht) |
Guus Middag, Tot de hals in het zand. Structuurloze gedichten van Nachoem Wijnberg. In: NRC Handelsblad, 16-9-1994. (over Is het dan goed) |
Rob Schouten, Scènes zonder sprekers. In: Vrij Nederland, 8-10-1994. (over Is het dan goed) |
Arie van den Berg, Niets gebeurd, wel een staart. In: NRC Handelsblad, 8-11-1996. (over Geschenken) |
Hans Warren, Op stap tussen niets en nergens. Landschapsseks van Nachoem M. Wijnberg. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 13-6-1997. (over Landschapsseks) |
Arjan Peters, Tussen gedachte en penseel... ‘Landschapsseks’ van Nachoem Wijnberg is een grammatica van het beeld. In: de Volkskrant, 13-6-1997. |
Tom van Deel, ‘Wat heeft dit met seks en geweld te maken’. In: Trouw, 27-6-1997. (over Landschapsseks) |
Carel Peeters, De schaduw van een opbollend dijbeen. In: Vrij Nederland, 5-7-1997. (over Landschapsseks) |
Johan Diepstraten, Debuut van Nachoem Wijnberg heeft niets met een roman te maken. Interessante poging om anders over kunst te schrijven. In: De Stem, 17-7-1997. (over Landschapsseks) |
[Anoniem], ‘Kunst moet op denken lijken’. Dichter Nachoem Wijnberg heeft weinig koffers in zijn hoofd. In: Folio, 19-9-1997. (interview) |
Y. Né, Vergissingen jagen. In: De Stem, 23-9-1998. (over Alvast) |
Piet Gerbrandy, Pupillen in de ooghoeken. In: de Volkskrant, 30-10-1998. (over Alvast) |
Maarten Doorman, Staren naar een dobber zonder richting. Poëzie van Nachoem Wijnberg. In: NRC Handelsblad, 31-12-1998. (over Alvast) |
Rob Schouten, Als een leeuw te zijn opgevoed. In: Vrij Nederland, 2-1-1999. (over Alvast) |
Tom van Deel, Why? It's poetry. In: Vooys, jrg. 17, nr. 2, augustus 1999, pp. 27-29. (algemeen) |
Max Pam, Vertild aan de filosofie. In: HP/De Tijd, 19-11-1999. (over De joden) |
Arjan Peters, Wie wil kan 's ochtends vissen. In: de Volkskrant, 26-11-1999. (over De joden) |
Annemiek Neefjes, Stalin: Stalin. In: Vrij Nederland, 27-11-1999. (over De joden) |
Jacq Vogelaar, Wie doet de laatste jood? In: De Groene Amsterdammer, 2-2-2000. (over De joden) |
Jelle Jeensma, De moeizame relatie tussen poëzie en wetenschap. ‘Gedichten lezen is een vorm van vermoeden’. In: Folia, 26-1-2001. (algemeen) |
Piet Gerbrandy, Hij mist wie op hem ligt. In: de Volkskrant, 7-9-2001. (over Vogels) |
| |
| |
Paul Gellings, Wijnbergs vogels van taal. In: Zwolse Courant, 11-10-2001. (over Vogels) |
Marc Kregting, ‘Alsof ik het in mijn handen neem’. In: Yang, jrg. 37, nr. 3, oktober 2001, pp. 298-305. (over Vogels) |
Daniël Rovers, Het helpt met grote aandacht te kijken. Een gesprek met Nachoem M. Wijnberg. In: Yang, jrg. 37, nr. 3, oktober 2001, pp. 278-291. (interview) |
Mariëtte Willemsen, ‘Ik wil verbanden leggen die er eerder niet waren’. Mariëtte Willemsen in gesprek met Nachoem M. Wijnberg. In: Gert J. Peelen (red.), Dichter bij de waarheid. Gedachten over poëzie en wetenschap. Zoetermeer 2001, pp. 105-108. |
Mariëtte Willemsen, Het lichamelijke woord versus talmoedische algemeenheid. Mariëtte Willemsen in gesprek met Renée van Riessen en Nachoem M. Wijnberg. In: Gert J. Peelen (red.), Dichter bij de waarheid. Gedachten over poëzie en wetenschap. Zoetermeer 2001, pp. 118-121. |
Arjan Peters, Voor mijn gevoel is dit een vorm van terugschrijven. In: de Volkskrant, 1-2-2002. (interview naar aanleiding van Politiek en liefde) |
Monica Soeting, Soldaten en hun vrienden. In: de Volkskrant, 15-2-2002. (over Politiek en liefde) |
Arnold Heumakers, Alleen nog maar kale muren. In: NRC Handelsblad, 22-2-2002. (over Politiek en liefde) |
Kees 't Hart, Nieuw genre. In: De Groene Amsterdammer, 9-3-2002. (over Politiek en liefde) |
Hans Groenewegen, Brede maan - donkerschaal - wet. In: Hans Groenewegen, Schuimen langs de vloedlijn. Kritieken en kronieken over poëzie. Nijmegen 2002, pp. 171-199. (over de joods filosofische achtergrond van Wijnbergs poëzie en over De joden) |
90 Kritisch lit. lex.
augustus 2003
|
|