| |
| |
| |
Tommy Wieringa
door Laura Grootaarts
1. Biografie
Tommy Wieringa werd op 20 mei 1967 geboren in Goor. Op zijn tweede vertrok hij met zijn ouders naar Aruba. Zijn vader werkte daar als leraar Engels en biologie. Zeven jaar later keerde het gezin terug. Wieringa bezocht de Vrije School in Zutphen. Zijn rebelse gedrag leidde ertoe dat hij op zijn zeventiende van school werd verwijderd. Uiteindelijk behaalde hij toch zijn vwodiploma. Vanaf 1989 studeerde hij geschiedenis in Groningen. Na vijfjaar stopte hij hiermee en ging hij journalistiek studeren in Utrecht. In 1997 rondde hij deze opleiding af.
Wieringa werkte als lokettist bij de Nederlandse Spoorwegen en als aanstekerverkoper. In 1995 debuteerde hij met de roman Dormantique's manco. Hij schreef vervolgens artikelen voor tijdschriften en kranten als Rails, Spits en de Volkskrant en was eindredacteur van het tijdschrift 0/25. Van Vrijstaat Austerlitz, een tijdschrift dat ageerde tegen de generatie Nix, was Wieringa medeoprichter en redacteur. Voor de VPRO schreef hij het scenario voor een korte film uit de serie ‘Goede daden bij daglicht’. Met de muziekgroep Donskoy bracht hij de cd Beatnik Glorie uit. Als podiumspreker trad hij op tijdens verschillende culturele festivals.
Alles over Tristan behaalde in 2002 de Halewijnprijs. Joe Speedboot werd genomineerd voor de Gouden Uil, de Gerard Walschapprijs, de AKO Literatuurprijs en de Libris Literatuurprijs. Het ontving de Tzum-prijs en de F. Bordewijkprijs 2006. Werk van Wieringa is vertaald in het Duits, het Italiaans en het Frans. Wieringa leidt een teruggetrokken leven; hij woont in een verbouwde koeienstal aan de Vecht in de buurt van Weesp.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Relatie leven/werk
Thematiek
Begin 2006 zei Tommy Wieringa in een interview met de Volkskrant dat hij, als hij om wat voor reden dan ook niet meer zou kunnen reizen, misschien ook wel niet meer zou schrijven. Een deel van zijn oeuvre bestaat uit verslagen van reizen naar vreemde, exotische landen. Maar in feite kunnen al zijn literaire teksten beschouwd worden als reisverhalen, zelfs de verhalen die zich afspelen in versufte en geïsoleerde Nederlands gehuchtjes. Want Wieringa schrijft ook reisboeken in een meer figuurlijke zin: boeken die draaien om het thema beweging, het los willen komen van het vertrouwde leventje. Ook de onmogelijkheid om te kunnen bewegen of ontsnappen speelt een belangrijke rol.
Door heel het oeuvre heen keren ze terug: jonge mensen die ervoor waken om zonder meer het saaie leven van de vorige generatie te kopiëren. Wieringa's debuutroman, Dormantique's manco (1995), is het relaas van een man van tegen de dertig, die ooit op het juiste spoor zat, maar wiens leven nu in een impasse verkeert - hij heeft noch geluk in de liefde, noch een briljante carrière. Afwasser Bas Dormantique leeft in gedachten nog in het verleden, verlangt ernaar terug, maar alles en iedereen om hem heen is volop in beweging. De hoofdpersoon van Amok (1997), rouwtransporteur Léon Fischer, heeft het beter gedaan. Hij heeft een prima baan en dito vriendin. Desondanks voelt hij zich net zo vastgelopen als Dormantique. Hij begaat dezelfde fouten als zijn ouders - net de fouten waar hij zo voor waakte. Bovendien twijfelt hij of hij dit standaardleventje wel wil, of dat hij nog één keer non-conformistisch geheel fast forward moet gaan. Hij lijkt voor geen van beide opties geschikt te zijn, en dat veroorzaakt een crisis in zowel zijn privéleven als zijn carrière. In Alles over Tristan (2002) probeert een biograaf, Jakob Keiler, het leven van een beroemde, inmiddels overleden dichter gedetailleerd in kaart te brengen. Daarbij stuit hij op geheimen die het daglicht niet kunnen verdragen. Dichter Viktor Tristan blijkt een typisch Wieringa-personage, wanneer hij verzucht dat er geen kunst aan is, als het leven slechts een oefening is in het zo vlug mogelijk op je ouders lijken.
| |
| |
De thematiek van beweging en (non-) conformisme speelt ook in Joe Speedboot (2005) op allerlei niveaus een rol. Een groep jongeren doet er alles aan om te ontsnappen aan Lomark, een ingeslapen dorp waar ieders leven voorspelbaar is en waar de tijd al jaren lijkt stil te staan. Ze zullen het heel anders aanpakken dan de generaties voor hen. Met de komst van de jongen Joe Speedboot lijken ze over zichzelf heen te reiken. Speedboot fungeert als een katalysator. Hij doet grootse dingen, en krijgt leeftijdgenoten in het dorp ook zover om dat te doen. Uiteindelijk moeten ze gedesillusioneerd toegeven dat hun missie niet geslaagd is: zij hebben zich geconformeerd, óf zijn gevlucht uit de benauwende omgeving. De beweging, de vooruitgang, die de jongeren in het dorp zoeken maar niet vinden, wordt gesymboliseerd door verhaalmotieven die van doen hebben met dynamica: Joe Speedboot die een vliegtuigje bouwt en met een opgevoerde shovel deelneemt aan Parijs-Dakar, zijn stiefvader die als een soort Berend Botje het verhaal uit zeilt. En natuurlijk de aan de rolstoel gekluisterde Fransje Hermans, die alle moeite doet om te bewegen, maar uiteindelijk toch moet erkennen dat hij onbeweeglijk is. Daarmee is hij de verpersoonlijking van zijn nog altijd stilstaande dorp, dat steeds meer geïsoleerd raakt.
De meeste personages proberen op den duur te ontsnappen aan hun impasse, hun stilstand, door letterlijk in beweging te komen, te vertrekken uit hun vertrouwde omgeving. Volgens Wieringa is de sensatie van het reizen dat niemand weet waar je je bevindt, dat je verdwijnt en oplost in de wijde wereld. Niemand staat je in de weg, je hebt alle mogelijkheden zelf in de hand - als je jezelf uitgegumd hebt, bezit je de ultieme vrijheid. Dat magische gevoel is wat zijn personages ook ervaren. Bij dit oplossen in de omgeving, het loskomen van de eigen identiteit die in feite door de omgeving wordt bepaald, hoort ook het verhaalmotief ‘pseudoniem’, dat regelmatig terugkeert. Personages gebruiken een pseudoniem als masker. Door zichzelf een andere naam aan te meten, worden zij als het ware acteurs die losser van de werkelijkheid en de heersende dogma's staan. Door het veranderen van hun identiteit worden ook hun mogelijkheden en vrijheden opgerekt. Met hun ware naam komt ook de ware aard van deze personages naar boven. Dan
| |
| |
blijken ze direct minder bijzonder en vernieuwend te zijn. De werkelijke naam van bepaalde personages vormt zo hun zwakke punt, hun achilleshiel. Een van de echte voornamen van Joe Speedboot, Achiel, lijkt daarnaar te verwijzen. Ook ‘Beer’ uit Dormatique's manco en ‘Tristan’ uit Alles over Tristan zijn zulke pseudoniemen.
Ook reisverslagen zoals in Pleidooi voor de potscherf (2005) en Ik was nooit in Isfahaan (2006), laten personages zien die, door de grens naar het buitenland over te steken, dat magische gevoel van ultieme vrijheid en ongebondenheid ervaren. Grensverleggende verhalen dus, ook omdat ze in tegenstelling tot veel andere reisverhalen geen journalistiek uitgangspunt hebben. Veel reisverhalenschrijvers trachten flinke hoeveelheden politieke en culturele wetenswaardigheden in hun verhalen te stoppen. Wieringa is het niet om Lonely Planet-feiten te doen, hij verwerkt in zijn reisverhalen een behoorlijke dosis fictie.
| |
Visie op de wereld
Wieringa lijkt op het eerste gezicht geen sterk geëngageerde auteur. Toch is een roman als Joe Speedboot tussen de regels door te lezen als een aanklacht tegen de Nederlandse vreemdelingenpolitiek. In het boek wordt gesproken over de entropie-gedachte, die stelt dat een gesloten systeem altijd leidt tot wanorde en chaos. Buitenstaanders zouden het systeem kunnen behoeden voor een dergelijk verval. Maar in het dorp Lomark weten nieuwkomers niet hoe snel ze moeten vluchten. Zo is het volgens Wieringa ook met Nederland gesteld: ‘Vreemdelingen verlaten dit land als vlooien een lijk. [...] Ik wil ingaan tegen burgerlijkheid en de stank van stilstand, en zelfs tegen een regering zoals die hier in Nederland.’ (De Morgen, 3-5-2006)
| |
Ontwikkeling / Relatie leven/werk / Kunstopvatting
Tussen Wieringa's eerste twee romans, Dormantique's manco en Amok, en de boeken die hij daarna publiceerde, is op diverse gebieden een cesuur bespeurbaar. Zo hebben zijn vroege romans onmiskenbaar een autobiografische inslag. Ervaringsfeiten uit zijn jeugd, de plaatsen waar hij heeft geleefd, personen met wie hij optrok, dat soort zaken zijn één op één vanuit zijn leven naar zijn boeken gekopieerd. De latere romans, Alles over Tristan en Joe Speedboot, zijn aanzienlijk minder persoonlijk. Deze verhalen zijn gebaseerd op zijn eigen verbeelding en op verhalen en nieuwsfeiten die Wieringa van anderen heeft vernomen.
| |
| |
Op zijn zestiende hoopte hij al ooit iets te kunnen schrijven wat niets met zijn eigen leven te maken had. Hij lijkt daarin steeds meer te slagen.
Dat zijn boeken gebaseerd zijn op verbeelding, wil overigens niet zeggen dat ze volledig los staan van de werkelijkheid. Hoewel de personages en hun belevenissen bizar en fantastisch overkomen, kloppen de feiten bij nader inzien wel degelijk. Wieringa heeft zich goed gedocumenteerd. De talloze technische details die het boek rijk is, kloppen en zijn controleerbaar. Een shovel is bijvoorbeeld op te voeren tot 120 kilometer per uur. En het mag absurd lijken dat de jongens in Joe Speedboot een vliegtuig bouwen, maar mocht iemand ooit thuis een vliegtuig willen bouwen, dan is deze roman aan te raden als handleiding. Zelfs bouwkunstenaar Joost Conijn is geraadpleegd over het bouwen van een vliegtuig. Ook de personages vinden hun oorsprong in de werkelijkheid. Tristan uit Alles over Tristam is een schaduw van de dichter Arthur Rimbaud. In de wereld loopt echt iemand rond die zich de naam Joe Speedboot heeft aangemeten. De gehandicapte Fransje Hermans is gebaseerd op een gehandicapte klasgenoot van Wieringa.
| |
Ontwikkeling / Stijl / Kunstopvatting
Wieringa's eerste boeken zijn stilistisch gezien slordig. Later wordt zijn stijl juist een van zijn sterkste en meest onderscheidende eigenschappen. De zinnen zijn over het algemeen kort en lopen soepel. Moeilijke termen en ingewikkelde zinsconstructies ontbreken. Wieringa geeft zelf aan dat hij het belangrijk vindt om de zware thematiek te compenseren met een lichte stijl. Verhalen met én een zwartgallig onderwerp én een duistere verteltrant zijn zijns inziens zo goed als onleesbaar.
Hij past typeringen toe die niets met clichés van doen hebben en die toch zeer nauwkeurig duidelijk maken wat hij bedoelt. Wieringa kan scherp observeren en vervolgens zeer trefzeker verwoorden wat hij zag. Over een barvrouw wordt in Joe Speedboot het volgende gezegd: ‘Ze heeft de professionele overgave van een gogo-danseres maar in de keuken valt die glimlach als een oude korst van haar gezicht.’ Ook beheerst hij de kunst van het weglaten. In enkele woorden zet hij hele levensverhalen en complexe situaties neer, vooral in de openingen van zijn reisverhalen grossiert hij daarin, bijvoorbeeld in
| |
| |
‘De familie onderweg’ (Ik was nooit in Isfahaan, 2006): ‘mijn oom Sal kon “dankuwel” zeggen in dertien talen en “weet u waar het toilet is” in elf. Hij had beter “waar is hier de nooduitgang?” kunnen leren in het Thais, zodat hij het brandende pand in Bangkok misschien levend verlaten had.’
| |
Ontwikkeling / Techniek
Wat de vertelstructuur betreft heeft er een lichte verschuiving plaatsgevonden tussen Wieringa's vroegere en de latere romans. Aan Dormantique's manco en Amok mankeert verteltechnisch nogal wat. Een personage dat op de ene bladzijde de ik-figuur is, kan onaangekondigd zijn verhaal vervolgen in de derde persoon en andersom. De verhalen zijn getuigenissen van de hoofdpersoon, maar door wisselingen van het perspectief gebeurt het soms dat een ander personage plotseling het woord voert. Deze delen van het verhaal ontgaan de hoofdpersoon volledig; daardoor is het, verwarrend genoeg, hun getuigenis niet meer. Wieringa heeft deze perspectiefwisselingen echter bewust toegepast; hij probeert zo bepaalde scènes afstandelijker of juist minder afstandelijk te maken.
| |
Traditie / Kunstopvatting
Het gegoochel met het perspectief wordt minder, maar in alle boeken zitten uitweidingen die steeds verder verwijderd raken van de grote lijnen van het verhaal, en die verder ook niet van belang zijn. Wieringa trekt zich niets aan van de wet van W.F. Hermans die luidt dat er in een verhaal geen mus van het dak mag vallen zonder dat dat een reden heeft. In zijn boeken vallen de mussen massaal van de daken, en daar blijft het bij. Hij neemt zelfs uitdrukkelijk stelling tegen literatuur waarin alles met alles samenhangt. In Amok laat hij een schrijver om die reden zelfs mislukken: ‘Hij lachte fijntjes bij de herinnering aan zijn literaire pogingen. “Dor proza. Dor en duister proza waarin alles met alles samenhing en niets zonder zin was.”’
| |
Verwantschap
Wieringa was oprichter van het tijdschrift Vrijstaat Austerlitz, dat fel tegen de ‘generatie Nix’ ageerde. Schrijvers als Giphart en Zwagerman zouden zich bovenmatig bezighouden met het ‘grotestadsgevoel’: seks, drugs, houseparty's en relaties die op de klippen lopen. De betreffende auteurs mogen zijns inziens wat meer afstand van zichzelf houden in hun boeken. Autobiografische navelstaarderij is iets wat Wieringa niet als literatuur ziet. Hij laat zich liever inspireren door mythes, getuigenissen van
| |
| |
oorlogsverslaggevers en door reisverhalenschrijvers als Bruce Chatwin en Ryszard Kapuscinski. Vooral de aantekeningen die zij maken, vindt Wieringa inspirerend. Hij ziet de losse notities als de uitgebeende vorm van hun oeuvre, ontdaan van alle literaire clichés. Wat overblijft is de kern van wat de schrijver zeggen wil. Zelf heeft Wieringa in Ik was nooit in Isfahaan en in Pleidooi voor de potscherf ook reisnotities gepubliceerd.
| |
Kritiek / Publieke belangstelling
Wieringa's werk werd aanvankelijk niet positief ontvangen. Critici interpreteerden inconsistenties in bijvoorbeeld het perspectief als slordigheid en onkunde. Dit soort ontsporingen zou de lezer in vertwijfeling achterlaten. De algemene teneur was dat Wieringa alles wat in hem opkwam in zijn boeken propte; hij had meer keuzes moeten maken. Zijn eerste romans drongen nauwelijks door tot het grote publiek. Voor Alles over Tristan was er wat meer lof. Het verhaal ontspoort nergens en het plot steekt knap in elkaar. Het boek kwam op de longlist van de AKO Literatuurprijs, en werd bekroond met de Halewijnprijs. Maar het werd geen bestseller.
Met Joe Speedboot vond zowel bij de critici als het grote publiek een omwenteling plaats. Over dit boek waren de critici eensgezind: ‘Joe Speedboot komt de Nederlandse literatuur binnenzeilen met geweld en zwier’, schreef Pieter Steinz (NRC Handelsblad, 28-1-2005). Alles aan het boek werd bejubeld: de stijl, de plot, de personages, de originaliteit. Het had alles in zich om een bestseller te worden, maar werd dat in eerste instantie niet. Boekhandels kochten ondanks de lovende recensies in totaal slechts 457 exemplaren van de roman in. Pas toen Wieringa bij alle boekhandels in zijn omgeving ging informeren of zij het boek in hun assortiment hadden, en via e-mail vrienden massaal aanspoorde om hetzelfde te doen, werd het boek vaker ingekocht. Joe Speedboot werd uiteindelijk een groot succes, met zo'n 100.000 verkochte exemplaren. Het betekende de doorbraak van Wieringa. Het succes van Joe Speedboot had tot effect dat zijn vroegere werk alsnog veel aandacht kreeg.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Tommy Wieringa, Dormatique 's manco. Amsterdam 1995, In de Knipscheer, R. (licentie-uitgave Amsterdam 1997, Muntinga, Rainbow Pocketboeken 341) |
Tommy Wieringa, Amok. Amsterdam 1997, In de Knipscheer, R. |
Tommy Wieringa, Alles over Tristan. Amsterdam 2002, De Bezige Bij, R. (licentie-uitgave Vianen 2002, ECI, Schrijvers van nu; licentie-uitgave Den Haag 2006, Stichting Uitgeverij XL, XL1296) |
Tommy Wieringa, Joe Speedboot. Amsterdam 2005, De Bezige Bij, R. |
Tommy Wieringa, Pleidooi voor de potscherf. Heiloo 2005, Reservaat, VB/Bl. |
Tommy Wieringa, Ik was nooit in Isfahaan. Reisverhalen. Amsterdam 2006, De Bezige Bij, VB. |
Tommy Wieringa, De familie onderweg. Naarden 2006, B for Books, VB/Bl. (keuze uit de verhalen in Ik was nooit in Isfahaan) |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Alfred Kossmann, Jonge garde ouwehoert wat af. Tommy Wieringa en Peter van der Klugt. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 9-6-1995. (over Dormantique's manco) |
Hans den Hartog Jager, In elkaar geslagen door een appelboer. Overvol debuut van Tommy Wieringa. In: NRC Handelsblad, 21-7-1995. (over Dormantique's manco) |
Coen Peppelenbos, Koop geen Turbo-aanstekers! In: Leeuwarder Courant, 22-9-1995. (over Dormantique's manco) |
Jacob Moerman, Amok. In: Drentse Courant, 24-4-1997. |
Jacobus Boender, Amok. In: Nieuwsblad van het Noorden, 16-5-1997. |
Karin Smeets en Pieter Jeroense, ‘Ik geef niets om diepe gedachten, alleen om mooie zinnen’. Interview met Tommy Wieringa. In: Vooys, jrg. 15, nr. 3, juli 1997, pp. 44-50. (over kritiek en romanstructuur) |
Hugo Jetten, Het calorie-arme schrijven van Tommy Wieringa. In: Tijdschrift Schrijven, jrg. 1, nr. 4, juli-augustus 1997, pp. 20-21. (interview over verschuivingen tussen Dormatique's manco en Amok) |
Mark Roos en Bram Hulzebos, ‘Seks, drugs en rock “n” roll zijn niet interessanter dan de grotten van 2500 voor Christus’. In: Nieuwsblad van het Noorden, 16-1-1998. (interview over Vrijstaat Austerlitz) |
Fleur Speet, De ongenode gast. In: HP/De Tijd, 5-4-2002. (interview over Alles over Tristan) |
Ton Verbeeten, De vloek van de biograaf. In: De Gelderlander, 19-4-2002. (over Alles over Tristan) |
Fleur Speet, Een sprookjesachtige queeste. In: Het Financieele Dagblad, 13-4-2002. (over Alles over Tristan) |
André Matthijsse, Biografische zoektocht. In: Haagsche Courant, 17-5-2002. (over Alles over Tristan) |
Jan Bettens, Alles over Tristam In: Leesideeën Off Line 2000-2003, 31-12-2002. (over Alles over Tristan) |
Fred Ernst, 7 vragen aan In: Passionate, jrg. 12, nr. 1, januari-februari 2005, p. 17. (kort vraaggesprek) |
Iris van Erve, Speedy speedy Joe Speedboot. In: idem, p. 27. (recensie) |
Coen Peppelenbos, In de werkelijkheid ligt de rijkdom. In: Tzum, nr. 30, 2005, pp. 6-11. (interview) |
Oene Kummer, De stoïcijn en de rolstoelrijder. In: Spits, 28-1-2005. (interview naar aanleiding van Joe Speedboot) |
Max Pam, Doorzetten. In: HP/De Tijd, 28-1-2005. (over Joe Speedboot) |
Lies Schut, Ode aan de heroïek. In: De Telegraaf, 28-1-2005. (over Joe Speedboot) |
Pieter Steinz, Wat niet weerkaatst, bestaat niet. Ontwikkelingsroman met zwier van Tommy Wieringa. In: NRC Handelsblad 28-1-2005. (over Joe Speedboot) |
Jeroen de Valk, Gebaat bij de leegheid van de polder. In: Noordhollands Dagblad, 4-2-2005. (interview naar aanleiding van Joe Speedboot) |
Leonie Breebaart, Met Joe wint hij van elke hulk. Sterke roman van Tommy Wieringa. In: Trouw, 5-2-2005. (over Joe Speedboot) |
Fleur Speet, Meedenken met een halfdode. In: Het Financieele Dagblad, 5-2-2005. (over Joe Speedboot) |
Daniëlle Serdijn, Doodsoorzaak: vallende hond op het hoofd. In: Het Parool, 10-2-2005. (over Joe Speedboot) |
Maarten Moll, Wieringa's ontketende verbeelding. In: Het Parool, 12-2-2005. (interview) |
Judith Janssen, Een meteoriet dondert het dorp binnen; Tommy Wieringa beschrijft in prachtige stijl observaties van invalide jongen. In: de Volkskrant, 18-2-2005. (over Joe Speedboot) |
Kees 't Hart, Vertel me alles! In: De Groene Amsterdammer, 18-2-2005. (over Joe Speedboot) |
Maartje Somers, Het moet vonken. Tommy Wieringa over zijn roman ‘Joe Speedboot’. NRC Handelsblad, 18-3-2005. (interview over onder andere research voor Joe Speedboot) |
Atte Jongstra, Zeldzame roman. In: Leeuwar- |
| |
| |
der Courant, 25-3-2005. (over Joe Speedboot) |
Wim Vogel, Ruiken aan het onmogelijke. Haarlems Dagblad, 2-4-2005. (over Joe Speedboot) |
Erik de Vries, Hufter met aardappelkop. In: Vrij Nederland, 9-4-2005. (over Joe Speedboot) |
Marc Cloostermans, Lassie in een rolstoel. In: De Standaard, 19-5-2005. (over Joe Speedboot) |
Jos Borré, De weg naar de chaos. In: De Morgen, 25-5-2005. (over Joe Speedboot) |
Hans Hoenjet, Marquez in de polder, In: HP/De Tijd, 10-6-2005. (interview over het schrijverschap) |
Elsbeth Etty, De suggestie van grootse poëzie. Het onderschatte boek van Tommy Wieringa. In: NRC Handelsblad, 1-7-2005. (over Alles over Tristan) |
Emma Brunt, De roman is wijzer dan de schrijver. In: Het Parool, 7-7-2005. (interview) |
Patrick Rooijakkers, Literatuur voor jongeren. In: Levende talen, jrg. 92, nr. 8, augustus 2005, p. 21. (over Joe Speedboot) |
Redactie, Tommy Wieringa. In: De Standaard, 17-2-2006. (over Joe Speedboot) |
Jef Coeck, Tommy Wieringa - Ik was nooit in Isfahaan. In: De Tijd, 18-3-2006. |
Nell Westerlaken, ‘Als je reist neem je afstand van die literaire blaaskakerij’. Interview Tommy Wieringa. In: de Volkskrant, 31-3-2006. (interview over reizen en schrijven) |
Jacob Moerman en Rudy Leukfeldt. ‘Ik ben een kloostertoerist’. Tommy Wieringa over zijn succesvolle roman Joe Speedboot. In: Kijk op het noorden, jrg. 38, nr. 318, april 2006, pp. 21-25. (interview naar aanleiding van Joe Speedboot) |
Maarten Moll, Een prachtig reisboek. Tommy Wieringa wil overal glimp van opvangen. In: Het Parool, 6-4-2006. (over Ik was nooit in Isfahaan) |
Yra van Dijk, Almelo-Zutphen en dan verder. In: NRC Handelsblad, 7-4-2006. (over Ik was nooit in Isfahaan) |
Maarten Moll, Reizen is ontmoedigend en hoopvol. In: Noordhollands Dagblad, 13-4-2006. (over Ik was nooit in Isfahaan) |
Redactie, Boekenbal. In: Humo, 18-4-2006. (over Ik was nooit in Isfahaan) |
Maarten Moll, De wereld is een gigantische verzameling borreltafels. In: Het Parool, 15-4-2006. (interview over de Libris Literatuurprijs en reisverhalen) |
Jeroen Versteele, ‘Als ik die prijs win, is de coup compleet’. In: De Morgen, 3-5-2006. (interview over onder andere ontvangst Joe Speedboot in Nederland) |
Truus Duisterwinkel, ‘Mijn moeder en ik hebben de wereld verdeeld’. In: Leeuwarder Courant, 5-5-2006. (gesprek naar aanleiding van Ik was nooit in Isfahaan) |
Atte Jongstra, Lang houdbaar. In: Leeuwarder Courant, 5-5-2006. (over Ik was nooit in Isfahaan) |
Maarten Moll, Eindelijk prijs voor Tommy. In: Het Parool, 7-9-2006. (over de F. Bordewijkprijs voor Joe Speedboot) |
104 Kritisch lit. lex.
februari 2007
|
|