| |
| |
| |
weverbergh
door Jan Flamend
1. Biografie
Julien Louis Weverbergh werd te Antwerpen geboren op 26 mei 1930. Hij studeerde aan de Rijksmiddelbare en Normaalschool te Lier. Van 1954 tot 1966 was hij leraar Frans aan het Koninklijk Atheneum te Denderleeuw. Hij verliet het onderwijs in 1966, om correspondent voor Vlaanderen bij Vrij Nederland te worden. Tussen 1966 en 1970 verbleef bij herhaaldelijk in Roemenië, aanvankelijk met een studiebeurs, later als correspondent voor Vrij Nederland. Hij leerde er zijn tweede vrouw, Petrina Stojanovič kennen, met wie hij in 1971 huwde. Sinds 1971 is Weverbergh directeur van de uitgeverij Manteau, waar hij vanaf 1966 lector en redacteur was van de avantgardistisch bedoelde reeks ‘De 5de Meridiaan’. In 1963-1964 redigeerde hij het gestencilde tijdschrift Bok, waarmee hij heel wat beroering veroorzaakte. De eerste vier nummers stonden onder de redactie van Herman Cluytens en de zich weverbergh noemende J. Weverbergh, vanaf nummer vijf werd het blad een eenmansaangelegenheid van weverbergh. Hij werkte mee aan andere polemisch ingestelde jongerentijdschriften als Daele en Yang, en Totems en Mep waar hij ook redacteur van was. Samen met Diagram fusioneerde Bok tot het in creatief opzicht vernieuwende Komma (1965-1968, redactie Pierre H. Dubois, René Gijsen, Willy Roggeman, Paul de Wispelaere) waarvan weverbergh het redactiesecretariaat waarnam.
Weverberghs werk werd nooit bekroond. Ingrid, een dochter uit zijn eerste huwelijk, was getrouwd met de jonggestorven dichter Jotie T'Hooft, wiens werk Weverbergh uitgeeft. Als directeur van de ‘enige’ literaire uitgeverij van Vlaanderen, Manteau, speelt hij een belangrijke rol in het huidige literaire bestel.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Publieke belangstelling
Weverberghs optreden is niet onopgemerkt aan de publieke belangstelling voorbijgegaan. Bij herhaling slaagde hij erin zich door zijn non-conformistische en antagonistische opstelling de woede van heel wat mensen op de hals te halen. In zijn tijdschrift Bok trok hij ongenadig van leer tegen gevestigde literaire namen, tegen de dagbladkritiek, zelden liet hij een kans onverlet om naar klerikale en rechtse ideologieën uit te halen. De onverbiddelijkheid waarmee hij tekeer ging bezorgde hem in Gerard Walschaps De culturele repressie de functie van directeur-generaal voor de culturele repressie. Was het soms meewarige wrevel die hij opriep, weverberghs naam werd nog het meest in opspraak gebracht door Jeroen Brouwers in diens beruchte pamflet J. Weverbergh en ergher, waaruit zou blijken dat weverbergh ‘niet één woord zelf geschreven en bedacht heeft’. Weverbergh is vooral bekend als tegendraads criticus en polemist, daarnaast schreef hij ook poëzie en scheppend proza.
| |
Ontwikkeling
Hij debuteerde in 1956 met een desolaat aandoende, in eigen beheer uitgegeven verzenbundel, Realizaties, die onopgemerkt bleef. In 1963 bracht hij leven in de gezapige brouwerij van de Nederlandse literatuur met het fel opgemerkte en omstreden agressieve tijdschrift Bok, waaruit hij in 1965 een aantal artikelen in het Bokboek samenbracht. Zijn pamflettaire roman Een dag als een ander (1965), later met een aantal ‘dossierstukken’ opgenomen in Het Dossier Jan (1968), was een scherpe aanklacht tegen de gang van zaken in het middelbaar (rijks) onderwijs. In 1967 verscheen Jij goudgepunte lans, een geëngageerde studie over de Franse erotische poëzie uit de zestiende en zeventiende eeuw, waarin een bloemlezing van door Ernst van Altena vertaalde priapeeën werd opgenomen. Ander creatief werk is Gilgamesj herschrijven (1968), Blauw rapen (1969) en Puin (1970), dat ook tal van kritische beschouwingen bevat. Na Leopold II van Saksen Coburgs allergrootste zaak (1971), een documentaire collage die Leopold II's beleid in Congo in een scherp daglicht stelde, hield weverbergh zich bezig met Ufo's, wat in een vijftal boeken resulteerde.
| |
Verwantschap
Weverberghs activiteit, en zijn belang als wegbereider, is te
| |
| |
situeren in wat men de gestencilde revolutie is gaan noemen. In gestencilde tijdschriften als Bok, Mep, Daele wilden enkele linkse, geëngageerde, vrijzinnige ‘angry young men’ als Hedwig Speliers, Jan-Emiel Daele, Herman J. Claeys, Herwig Leus schoon schip maken met de geconsacreerde literaire grootheden (Lampo, Teirlinck, enzovoort), met het nepotisme bij de toekenning van literaire prijzen, met de meligheid en kneuterigheid die de literaire kritiek en het literaire klimaat tout court kenmerkten. De polemische bedrijvigheid van deze ‘ondergrondse beweging waarin boze jongens front vormden’ maakte wat los in het ingedommelde letterland. Het werkte zuiverend, een nieuwe generatie verwierf recht van spreken, overtrokken reputaties werden tot hun ware dimensie herleid. In tijdschriften als Totems en Komma werd deze vernieuwing verdiept, respectievelijk in gefundeerde maatschappijkritiek en in experimenten met vernieuwende technieken. Het is ook in dit klimaat dat definitief L.P. Boons reputatie als belangrijk auteur gevestigd werd.
| |
Kunstopvatting
Weverberghs kritische opvattingen zijn sterk beïnvloed door Du Perron, wat een nadrukkelijk geponeerd personalisme en een doorleefd subjectivisme inhoudt. Het leesavontuur en het relaas ervan is voor weverbergh een confrontatie tussen twee persoonlijkheden, van belang zijn de levensbeschouwing en de persoonlijkheid van de auteur waaraan hij zijn eigen levensbeeld kan toetsen, om aldus ‘enige orde te scheppen in de warwinkel van zijn gedachten en gevoelens’ (Bokboek), vandaar ook zijn voorkeur voor bekentenisliteratuur. Zo veroordeelt hij Karel Jonckheeres reisverhalen omdat de vent Jonckheere verstoppertje speelt met zijn lezers: ‘Een boek heeft pas zin - kan pas literatuur worden - wanneer er iets in te lezen staat dat in andere boeken niet staat; in dit geval een röntgenfoto van de onbekende authenticiteit “jonckheere”’. Weverbergh beweert dilettant te zijn, waarbij het ludieke en uitdagende van zijn kritische aanpak zijn onafhankelijkheid garanderen. Maar zijn als existentieel noodzakelijk aangevoelde persoonlijke betrokkenheid bij het literaire gebeuren, doet hem anderzijds toch in een ambivalente positie belanden, onder andere tegenover zijn idolen E. du Perron en W.F. Hermans. In zijn concrete analyses van literaire werken (bijvoorbeeld zijn even opmerkelijke als omstreden ontledin- | |
| |
gen van Claus' Omtrent Deedee of Hermans' Nooit meer slapen) is hij niet alleen met subjectieve symbolische duiding op zoek naar de intentie van de auteur, maar waagt hij zich ook aan op grondige structurele analyse gebaseerde interpretaties.
| |
Visie op de wereld
Het subjectief engagement van de criticus, auteur en vent weverbergh is ook sterk politiek geladen. Zijn volstrekte individualiteit betekent hier noodzakelijk links zijn. Zoals hij het in een interview met H.J. Claeys zei: ‘Het woord links evoceert een levenshouding. Het is kritisch staan tegenover de
maatschappij en AL haar instellingen. De linkse mens eist een volstrekte individuele vrijheid van handelen in een maatschappij waaruit iedere vorm van verknechting, van uitbuiting, van macht en geweld moet worden geweerd’. De schrijver (en de intellectueel) heeft een subversieve rol te spelen in het politieke en maatschappelijke gebeuren, hij moet de publieke opinie bewust maken, nieuwe en kritische ideeën aanbrengen. Deze opstelling, die past in weverberghs afkeer van elke vorm van institutie en dogma en in zijn verzet tegen het massaficatieproces, wordt echter tot probleem door het heldere besef dat de publikaties van een schrijver aan de wetten van het marktgebeuren onderworpen zijn, en dus in feite onschadelijk gemaakt worden. Bovendien wordt hij geplaagd door het inzicht dat literatuur geen druk beluisterde stem in het politieke debat is; andere media bereiken een veel groter publiek en kunnen dan ook meer effect ressorteren. ‘Literatuur sterft langzaam aan haar overbodigheid [...] Een willekeurig nummer van Le nouvel observateur is boeiender, rijker aan ideeën, belangwekkender en vooral nuttiger dan het gehele verzamelde werk van Willem Frederik Hermans’, schrijft hij in Puin.
| |
Thematiek
Relatie leven/werk
Het besef van de zinloosheid en machteloosheid van literatuur en schrijven in een ontmenselijkte wereld vindt zijn neerslag in uitingen van vertwijfelde wanhoop en nihilisme. Schrijven, onder andere als zelfbepaling, neemt immers een essentiële plaats in in zijn ambivalente, als chaotisch aangevoelde bestaanservaring, een gegeven dat met een zekere heftigheid op een vaak contradictorische wijze ter sprake wordt gebracht.
Het thema van het schrijverschap als verweer tegen de angst voor de dood, schrijven om zich te bestendigen, om in
| |
| |
verhalen voort te leven, wordt in een mythische context geplaatst in Gilgamesj herschrijven. In een geslaagde epischmythische verteltrant wordt hier het bekende Babylonische verhaal van Gilgamesj en Enkidu op een getrouwe maar creatieve wijze herverteld. In deze meervoudige ik-roman, waar beurtelings Gilgamesj, Enkidu, de priesteres Megal-Metim en de herdersjongen Lumashi aan het woord komen, worden aloude thema's als liefde, haat, drang naar macht en onsterfelijkheid op een bekoorlijk poëtische manier behandeld. Typisch weverberghiaanse trekjes hierbij zijn de ontmaskering van corruptie en van de futiliteit van boekenwijsheid, elementen die hier en daar een actualisering van de antieke vertelstof inhouden. Opmerkelijk is de inlevende identificatie van de auteur met Gilgamesj én Enkidu, wat Marcel Janssens in weverberghs drang tot ‘zelfheerlijke personencultus’ plaatst. Met Blauw rapen maakt weverbergh een stijloefening in een heel ander genre, het is een collage van elf fantastische verhaaltjes, die een zekere samenhang vertonen door de sfeer van depersonalisatie en vreemdheid die ervan uitgaat. De personages J.L. Peeters en de vrouw Real lopen er als ledepoppen in rond, in telkens wisselende samenlopen van irreëel aandoende omstandigheden, waar ene J.W. Verbergh even opduikt als directeur van een bizarre circustent. Je kan het een allegorie van de onontraadselbaarheid van de werkelijkheid noemen.
| |
Stijl / Techniek
Omwille van het uiteenlopend en fragmentarisch karakter van weverberghs oeuvre, als die term hier überhaupt van toepassing is, kunnen weinig constante lijnen in stilistisch en technisch opzicht aangegeven worden. De polemische teksten zijn recht op de man afgeschreven, fris van de lever, gedreven, schijnbaar grillig maar vaak met een omstandige bewijsvoering, waarbij de tegenstander met tal van depreciërende kwalificaties wordt bedacht. De autobiografische schrijversdagboekbladzijden uit Puin, die omwille van de zelfbetrokkenheid en het vermengen van literaire kritiek met beschouwende en belijdende passages een opmerkelijk grote overeenkomst vertonen met Paul de Wispelaeres Paul - tegen-Paul, zijn eveneens in een gedreven duperronneske notitiestijl geschreven, als een opeenhoping van losse invallen, die bijwijlen van een trefzekere formuleringskracht getuigen. In
| |
| |
Een dag als een ander, waar de verschillende personages hun relaas geven van de gebeurtenissen van een dag in het rijksonderwijs, wordt de stijl van een aantal Vlaamse auteurs gepasticheerd, en wordt met de conventies van de roman een spelletje gespeeld. Het boek schippert tussen documentaire en fictie, en eventuele bezwaren tegen de werkelijkheids- of literaire waarde ervan worden opgevangen door de uiteindelijke strekking, literair of documentair, in het vage te houden. Leopold II van Saksen Coburgs allergrootste zaak, Blauw rapen, Vinkeslag, Moon-ik-iade zijn collages: een aantal fragmenten van verschillende herkomst worden samengebracht en een nieuw geheel komt tot stand, de auteur zoekt de elementen bijeen, legt de verbanden en maakt de eindredactie.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
weverbergh, Realizaties. Brussel 1956, Eigen beheer, GB. |
weverbergh, Bokboek. Amsterdam 1965, De Bezige Bij, E. |
weverbergh, Een dag als een ander. Met een nawoord door Herman J. Claeys. Brugge 1965, De Galge, R. (Herdrukt in Het Dossier Jan, 1968) |
weverbergh, Jij goudgepunte lans. Met vertalingen van Franse erotische poëzie door Ernst Van Altena. Amsterdam 1966, De Bezige Bij, E. |
weverbergh, Moon-ik-iade. Aalst 1966, Mepuitgave, GB. |
weverbergh, Louis-Paul Boon: een keerpunt? In: Literair Lustrum I. Een overzicht van vijf jaar Nederlandse literatuur 1961-1966. Samengesteld door Kees Fens, H.U. Jesserum d'Oliveira en J.J. Oversteegen. Amsterdam 1967, Atheneum-Polak & Van Gennep, pp. 103-118, E. |
weverbergh en Herwig Leus, Censuur in België. In: KenteringKentering, jrg. 8, nr. 2, 1967, pp. 16-20, E. |
weverbergh, Op reis. In: 7 over Jonckheere. Brussel-Den Haag 1967, Manteau, pp. 102-121, E. |
weverbergh, Nulpunt. In: 5 Geloofsbrieven. Samengesteld door de redactie van Komma. 's-Gravenhage-Rotterdam 1967, Nijgh & Van Ditmar, pp. 70-93, D. |
weverbergh, Met de neus in de krant. In: Paul de Wispelaere, Facettenoog. Een bundel kritieken gekozen en ingeleid door weverbergh. Brussel-Den Haag 1968, Manteau, pp. 5-17, E. |
weverbergh, Het Dossier Jan. Amsterdam 1968, De Bezige Bij, R/E. |
weverbergh, Gilgamesj herschrijven. Brussel 1968, Manteau, R. |
weverbergh, Blauw rapen. Amsterdam 1969, De Bezige Bij, VB. |
weverbergh, Puin. Korzelig proza. Brussel 1970, Manteau E/D. |
weverbergh, Literatuur is een met stro opgezette mummie. In: De Vlaamse Gids, jrg. 54, nr. 10, 1970, pp. 9-12, E. |
weverbergh, Daar sta ik dan, maar niet ten voeten uit. In: Schrijvers in de spiegel. Amsterdam 1971, De Bezige Bij, pp. 56-59. |
weverbergh, Leopold II van Saksen Coburgs allergrootste zaak. Brussel 1971, Manteau, E. (2e druk: Leuven 1981, Kritak) |
Julien Weverbergh, Een nieuwe visie op de vliegende schotels. Deventer 1971, N. Kluwer, E. |
Julien Weverbergh en Herwig Leus, Boonboek. Gesprekken met Louis-Paul Boon en de spoken van zijn Kapellekensbaan, alsook documenten, brieven, tekeningen, commentaren en ongepubliceerd proza van Boontje. Brussel 1972, Paris-Manteau, E. (2e, vermeerderde druk: Brussel 1982, Paris-Manteau) |
| |
| |
weverbergh, Wat ik het meest verafschuw. In: Manteau-auteurs scheren hun zwarte schapen. Brussel 1972, Manteau, pp. 34-40. |
Julien Weverbergh en Ion Hobana, Vliegende schotels boven het Oostblok. Deventer 1973, Ankh-Hermes, E. |
Julien, Weverbergh, Opmars van de UFOnauten. Deventer 1975, Ankh-Hermes, E. |
Julien Weverbergh en Jean-Claude Bourret, De nieuwe UFOgolf. Brussel 1975, Manteau, E. |
Julien Weverbergh, UFO's in het verleden. 20 eeuwen UFO-documentatie. Deventer 1980, Ankh-Hermes, E. |
Julien Weverbergh en Roland van Opbroecke, De bezetter bespied. Antwerpen 1980, De Vries-Brouwers. Fotoalbum. |
Julien Weverbergh, De als kameleons uitgedoste oude koeien van Angèle Manteau. Antwerpen 1981, N.V.T-cahier 2, E. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Herman J. Claeys, Brief aan weverbergh. In: Diagram, jrg. 2, nr. 2-3, 1964, pp. 183-189. |
J.J. Oversteegen, Bokbespreking. In: Merlyn, jrg. 2, nr. 1, 1964, pp. 62-68. (over Bok). |
Jan Noordzij, Forumpje spelen. In: Heibel, jrg. 1, nr. 6, 1965, pp. 24-27. (over Bokboek) |
Paul de Vree, Galgebrokken en -bokken. In: Periscoop, jrg. 16, nr. 2, 1965, p. 3. (over Een dag als een ander) |
Herman J. Claeys, Janisme. Nawoord bij ‘Een dag als een ander’. In: Yang, jrg. 2, nr. 12, 1965, pp. 3-10. |
Frans Depeuter, Over palingen en andere reptielen. Een saunabad op losse schroeven. In: Heibel, jrg. 1, nr. 4, 1965, pp. 33-41. (over Een dag als een ander) |
[Anoniem,] Vraaggesprek met weverbergh. In: Mep, jrg. 1, nr. 11, 1965, pp. 3-16. |
Herwig Leus, Projekt gemini 1: Een rode draad volgen, een duiding. In: Yang, jrg. 3, nr. 15, 1965, pp. 65-74. (over een in Yang verschenen fragment uit Blauw rapen) |
Daniël Van Ryssel, Projekt gemini. In: Yang, jrg. 3, nr. 16, 1965, pp. 47-48. (over een in Yang verschenen fragment uit Blauw rapen en Leus' kommentaar erbij) |
Marcel Janssens, De literatuur als voorwendsel. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 110, nr. 10, 1965, pp. 746-751. (over Bokboek en Een dag als een ander) |
Herman J. Claeys, Wat is links? Vraaggesprekken over literair engagement. Brugge 1966, pp. 156-165. (interview met weverbergh) |
Piet van Aken, Agenda van een heidens lezer. Antwerpen 1967. |
Lieve Scheer, Puzzelen met weverbergh. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 112, nr. 1, 1967, pp. 75-78. (over de analyse van Nooit meer slapen) |
Paul de Wispelaere, Het paradoxale bokboek. In: Paul de Wispelaere, Met kritisch oog. 's-Gravenhage-Rotterdam 1967, pp. 162-167. (over Bokboek) |
Kees Fens, Bok. In: Loodlijnen. Amsterdam 1967, pp. 137-139. (over Bokboek) |
Marcel Janssens, Weverbergh en J.W. Verbergh. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 114, nr. 6, 1969, pp. 472-473. (over Blauw rapen en Gilgamesj herschrijven) |
Bernard Kemp, Weverbergh met zijn neus in de wind. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 114, nr. 4, 1969, pp. 296-299. (over Met de neus in de krant) |
Lionel Deflo, Weverbergh roept de kranterecensent op het matje. Beschouwingen over dagbladkritiek. In: Kreatief, jrg. 3, nr. 2, 1969, pp. 52-54. (over Met de neus in de krant) |
Fernand Auwera, Schrijven of schieten? Antwerpen-Utrecht 1969, Standaard, pp. 178-186. (interview met weverbergh) |
Dirk de Witte, Een ommelet bakken op een puinhoop. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 23, nr. 8, 1970, pp. 806-830. (over de analyse van Nooit meer slapen uit Puin) |
Wim Hazeu, Leopold II houdt schrijvers bezig. In: PEN-kwartaal, jrg. 6, nr. juli-okt. 1971, pp. 12-14. (over Leopold II van Saksen Coburgs allergrootste zaak) |
J.J. Wesselo, Vertwijfeld puinruimen. In: Raam, nr. 71, 1971, pp. 55-62 (over Puin) |
Fernand Auwera, Collage van wreedheden. In: De Volkskrant, 27-12-1971. (over Leopold II van Saksen Coburgs allergrootste zaak) |
Freddy de Vree, Nieuw bij Manteau-Paris. In: Kunsten Cultuur, jrg. 4, nr. 22, 1971, p. 24. (over Leopold II van Saksen Coburgs allergrootste zaak) |
Stan Lauryssens, Door ideologische praat is nog nooit iemand veranderd of verbeterd. In: De Nieuwe Linie, 1-7-1971. (interview) |
Karel Jonckheere, J. Weverbergh. De nuttige dondervraag. In: Karel Jonckheere, Toon mij hoe je schrijft. Tielt, pp. 193-196. |
| |
| |
Marcel Janssens, Boonboek. In: Ons Erfdeel, jrg. 15, nr. 5, 1972, pp. 96-97. |
J.J. Wesselo, Boon en de Bende van Boin. In: Raam, nr. 90, 1972, pp. 56-62. (over Boonboek) |
Hedwig Speliers, De gehate literaten. In: Hedwig Speliers, Die verrekte gelijkhebber. Polemieken. 's-Gravenhage-Brugge 1973, pp. 155-158. (over Puin) |
Hedwig Speliers, Babbeltjes met Boon. In: Hedwig Speliers, Die verrekte gelijkhebber. 's-Gravenhage-Brugge, 1973, pp. 159-163 (over Boonboek) |
Jos de Man, Als we niet bijna de helft in Nederland verkochten, konden we wel sluiten. In: Haagse Post, 2-3-1974. (interview met weverbergh en Jeroen Brouwers) |
H.J. Oolbekking, Het ludieke leven van weverbergh. In: Rotterdams nieuwsblad, 21-3-1974. (interview) |
Paul de Wispelaere, Vraag en antwoord. In: Yang, jrg. 12, 1977, pp. 29-42. (gesprek met weverbergh) |
Jeroen Brouwers, J. Weverbergh en ergher. In: Jeroen Brouwers, Mijn Vlaamse jaren. Amsterdam 1978, pp. 190-237. |
Jacky Huys, Mijn grote, laat ontdekte liefde is het kamperen in het naturistenkamp. In: De Morgen, 18-7-1980. (interview) |
Piet Sterckx, Julien Weverbergh vijftig. In: Nieuwe Gazet, 27-5-1980. (interview) |
12 Kritisch lit. lex.
februari 1984
|
|