| |
| |
| |
Lévi Weemoedt
door Willem Maas
1. Biografie
Lévi Weemoedt is het pseudoniem van Isaäck Jacobus van Wijk. Hij werd geboren op 22 oktober 1948 te Geldrop. Zijn jeugd bracht hij door in Vlaardingen, waar zijn vader werkzaam was bij het olieopslagbedrijf Matex. In zijn vrije tijd trad zijn vader af en toe op als gelegenheidsdichter. Het huwelijk tussen Wijks ouders was slecht: zijn moeder, die leed aan een schoonmaakmanie, verliet uiteindelijk het gezin.
Na het behalen van zijn gymnasium-α-diploma aan het Groen van Prinstererlyceum te Vlaardingen studeerde Van Wijk Nederlands te Leiden. Van 1971 tot 1983 was hij leraar Nederlands aan de christelijke scholengemeenschap Westland-Zuid te Vlaardingen.
Van Wijk was tweemaal gehuwd en scheidde tweemaal. Hij hertrouwde na een scheiding van enkele jaren met zijn tweede vrouw. Hij heeft twee kinderen.
Als Lévi Weemoedt werkte hij van 1976 tot 1979 mee aan het studentenblad Propria Cures, waarvan hij ook redacteur was. Verder werkte hij mee aan radioprogramma's van de VPRO en tv-programma's van AVRO (‘Van de rug af gezien’) en KRO. Hij publiceerde gedichten en verhalen in onder andere De Volkskrant en NRC Handelsblad, Het Vrije Volk, Avenue, Elle en de GPD-bladen.
Samen met Hans Dorrestijn en de Buitenband trad hij gedurende negen jaar met liedjes en gedichten op in buurthuizen en jongerencafés.
In 1985 ontving hij een onderscheiding van feministische uitgeverij De Bonte Was ‘voor zijn krachtig en mannelijk proza’, in 1987 de Vlaardingen Promotie Prijs.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
Een dichter die zich Lévi Weemoedt noemt en bundels schrijft met titels als Geduldig lijden (1977), Geen bloemen (1978) en Zand erover (1981), laat geen misverstand bestaan over de vraag wat als grondthema van zijn poëzie beschouwd mag worden: de melancholie.
| |
Relatie leven-werk
Wie zo hard van de daken roept wat het thema van zijn werk is, wordt echter al gauw voor een aansteller, een poseur, aangezien. Deze pose als romantisch gekwelde dichter is vooral in Weemoedts vroege werk aanwezig. Ook in de eerste interviews legt de auteur de treurigheid er zo dik bovenop, dat niemand gelooft dat hij werkelijk zo weemoedig is. Uit latere interviews en verhalen en uit de roman De ziekte van Lodesteijn blijkt echter dat hij wel degelijk een zwaarmoedig mens is met een allesbehalve optimistische kijk op het leven. Van een pose is geen sprake meer, er klinkt authenticiteit door in zijn uitspraken en schrijfsels. Zo zeer zelfs dat hij heeft overwogen zijn latere werk onder eigen naam te publiceren.
Of de weemoedigheid nu echt is of gespeeld: Lévi Weemoedt is een autobiografisch schrijver. Een groot deel van zijn proza en poëzie is gebaseerd op gebeurtenissen en ervaringen uit zijn eigen leven.
| |
Thematiek / Visie op de wereld
De melancholie in Weemoedts poëzie wordt, zoals dat bij een romantisch dichter verwacht mag worden, veroorzaakt door onvrede met het menselijk bestaan. Voor hem bestaat het leven voornamelijk uit mislukte liefdes, eenzaamheid en dood. In veel gedichten is de hoofdpersoon de eeuwige schlemiel; een door niemand begrepen student, een eenzame vrijgezel of een verlaten echtgenoot die de hem omringende werkelijkheid niet aan kan. De verworvenheden van de moderne welvaartsstaat, zoals sociale woningbouw, onderwijs en gezondheidszorg, maken hem niet gelukkiger, integendeel. Het leven is treurig, het heeft geen zin dat krampachtig te ontkennen. Er iets aan veranderen kan ook niet, er rest niets anders dan er weemoedig om te grimlachen.
Het medicijn van Weemoedt tegen alle ellende, kommer en kwel is dan ook de humor. Soms is die weemoedig, soms ook wel
| |
| |
kolderiek of satirisch. In het laatste geval overheerst de ergernis over de huidige maatschappij en steekt hij de draak met de meningen en het jargon van welzijnswerkers en anderen uit de zachte sector, zoals in ‘De zachte stal’: ‘Een boer heeft naar zijn koe/best wel gevoelens toe.’
Meestal steekt Weemoedt echter de draak met zichzelf. Deze zelfspot, waarin niet zelden sterk wordt overdreven, geeft zijn poëzie vanaf zijn allervroegste gedichten een direct herkenbare toon, zoals in het voor zijn werk karakteristieke ‘Kraantje Lek’:
'k Was dertien als de eerste grijze haren
door 't korte kuifje braken: moeder in paniek!
Wat was er in haar broekeman gevaren!
‘Wat heb je dan gegeten? Ben je ziek?’
Ach moedertje! met vijf was ik volwassen.
Zat op mijn tiende volop in de overgang.
'k Had vrouw en kind verloren; wist allang
niet meer waarop ik nog moest vlassen.
En slechts om ú en vaatje niet te schokken
bleef ik het ventje dat zo vrolijk in zijn blokken-
doos en spoortrein op kon gaan.
Maar ik proefde al de pit van het bestaan!
En daarom rolde er achter moeders rokken
uit 't pijpje van mijn broek een stille traan.
| |
Stijl / Techniek / Verwantschap
Zoals uit dit gedicht blijkt, zijn de middelen waarvan Weemoedt zich bedient dezelfde als die van Piet Paaltjens, de negentiende-eeuwse dichter met wie hij wel vergeleken is: ironie, overdrijven tot in het lachwekkende en het combineren van verheven gevoelens met de nuchtere alledaagse werkelijkheid. Zijn verstechniek is traditioneel. Meestal schrijft hij sonnetten of andere strofische gedichten, veel gedichten zijn metrisch en rijmend. Ook in zijn taalgebruik onderneemt hij geen experimenten: zinsbouw, spelling en interpunctie zijn conventioneel. In deze opzichten is Weemoedt verwant aan een plezierdichter als Drs. P.
Vaak wordt Weemoedts poëzie, met die van Gerrit Komrij en
| |
| |
Anton Korteweg, ingedeeld bij de in de jaren zeventig opgekomen neoromantiek. Kenmerkend voor deze poëzie is het opzettelijk ingaan tegen de geijkte goede smaak. Dit gebeurt door bewust kitsch en gedateerde elementen in de gedichten op te nemen. Verder zijn de verschillen met Korteweg en Komrij echter groot. Als er een neoromanticus is aan wie hij verwant kan heten, dan is dat Hans Dorrestijn, wiens werk eveneens doortrokken is van grote somberheid.
De gedichten van Weemoedt zijn verstechnisch vrijwel altijd zeer verzorgd, maar inhoudelijk gaan ze al snel vervelen, zo gauw de pose overheerst ten koste van de authenticiteit.
| |
Thematiek / Ontwikkeling
Weemoedt heeft na het verzamelen van zijn poëzie in Van harte beterschap (1982) nog maar weinig gedichten geschreven. Hij is zich sindsdien op het verhalend proza gaan richten. Aanvankelijk wijkt de thematiek in dit proza niet veel af van die van de gedichten. Ook hier is de hoofdpersoon vaak een schlemiel, wiens leven gevuld wordt door mislukkingen, hopeloze verliefdheden of eenzaamheid. Ook hier gebruikt Weemoedt de beproefde humoristische middelen van ironie, kolder en overdrijving.
In de verhalen overheersen twee tendensen: een autobiografische en een satirische, die wat humoristische effecten betreft overigens weinig voor elkaar onderdoen. Een belangrijk deel van de autobiografische verhalen heeft de jeugd van de schrijver tot onderwerp. In de satirische verhalen spuit Weemoedt zijn gram over wat hem ergert aan de Nederlandse samenleving van de jaren tachtig. De thema's die het meest frequent voorkomen liggen in de relationele sfeer, zoals liefde, huwelijk en ‘het typisch moderne Tachtiger-jaren-gezin’ of in de sfeer van de ‘zachte sector’, zoals hulpverleners, leraren en ambtenaren. Ook zijn woonplaats Vlaardingen moet het nogal eens ontgelden. In veel verhalen gaan autobiografie en satire overigens in allerlei combinaties samen. In Bedroefd maar dankbaar (1980), Een treurige afdronk (1983) en Liefdewerk oud papier (1987) komen zowel autobiografische als satirische verhalen voor. Het ‘moderne sprookje’ waarin gewaarschuwd wordt tegen te hoog gespannen huwelijksverwachtingen, Daar komt de
| |
| |
bruid (1985), is een satire. Acte van verlating (1988) bevat vrijwel alleen autobiografische verhalen. In Halte tranendal (1991) houden satirische en autobiografische verhalen elkaar weer min of meer in evenwicht.
De autobiografische verhalen over zijn jeugd zijn, door hun milde, melancholieke humor, Weemoedts beste verhalen. Een mooi voorbeeld is het verhaal ‘De vriendin van mijn jeugd’ uit Liefdewerk oud papier. Hierin vertelt Weemoedt over een achterlijk nichtje dat bijzonder op de hoofdpersoon gesteld is. Regelmatig logeert hij bij haar als de situatie thuis weer eens uit de hand gelopen is. In dit verhaal slaagt Weemoedt erin te ontroeren zonder sentimenteel te worden en humoristisch te zijn zonder te overdrijven. In zijn satirische verhalen daarentegen krijgt zijn weemoedige ondertoon minder kansen en is het taalgebruik vaak minder subtiel. Veel van deze verhalen doen daardoor wat geforceerd aan.
In Weemoedts proza is een voorzichtige ontwikkeling naar een serieuzere toon en meer diepgang en betrokkenheid te bespeuren. De ziekte van Lodesteijn (1986) is het eerste boek waaruit deze ontwikkeling blijkt, ook al is Weemoedt hierin zeker niet zwaar op de hand. Het boek vertelt op humoristische wijze het trieste verhaal van een docent klassieke talen die niet meer bestand is tegen de puur rationele werkwijze op de middelbare school waaraan hij werkt. Als de school van een houten noodgebouw verhuist naar een moderne glas-en-beton kolos, waarschuwt Lodesteijn in een gloedvolle, maar vergeefse toespraak tegen de regel- en bemoeizucht die het werken onmogelijk maken. Hij raakt overspannen en belandt uiteindelijk in de ZVUT, de Zeer Vervroegde Uittreding. Veilig is hij dan allerminst: ziekenhuizen en instituten voor geestelijke gezondheid vormen al even grote bedreigingen die verdacht veel lijken op het middelbaar onderwijs. De ziekte van Lodesteijn is nieuw voorzover het duidelijk een ernstige ondertoon heeft. Maar Weemoedt breekt er niet in met het eerdere werk; hij blijft zijn thema trouw: de eenling in zijn hopeloze strijd tegen de hem omringende werkelijkheid. Net als sommige verhalen combineert het boek autobiografie en satire: het is een verwerking van eigen ervaringen en tevens een aanklacht tegen het onper- | |
| |
soonlijk karakter van middelbaar onderwijs en gezondheidszorg. Deze combinatie van autobiografie en satire heeft als nadeel dat door de satirische inslag sommige personages in het boek meer karikaturale typen zijn geworden dan overtuigende karakters.
Acte van verlating (1988) is Weemoedts ernstigste boek. In deze verhalenbundel maakt hij de balans op van zijn leven: tweemaal werd hij verlaten, door zijn moeder en door zijn vrouw. Het portret van zijn moeder, met haar ‘kokend gesloof’ in huis en haar ontroerend simpele verjaardagskaarten, is indrukwekkend. Ondanks deze sombere inhoud heeft Weemoedt een lichte toon weten te behouden, zonder ook maar een enkele keer opgelegd grappig te worden.
| |
Verwantschap
Weemoedts vroege verhalen, vooral sommige autobiografische, sluiten aan bij het ironisch realisme uit de jaren zeventig van andere Propria Cures-redacteuren als Guus Luijters, Mensje van Keulen en Hans Vervoort. Verder is hij in een aantal opzichten te vergelijken met Simon Carmiggelt en, in iets mindere mate, met Kees van Kooten. Zijn werk is evenals het hunne autobiografisch van karakter en vervuld van zelfspot. Met Carmiggelt deelt Weemoedt nog het mededogen met de kleine mensen aan de onderkant van de samenleving, dat vooral in zijn latere autobiografische verhalen aanwezig is.
| |
Kunstopvatting
Aangaande zijn eigen werk heeft Weemoedt weinig pretenties. Hij wil de lezer boeien en leesbaar schrijven, zijn werk hoeft niet per se bij de grote literatuur te horen. Maar helemaal consequent is hij daarin niet. Wanneer hij klaagt over de miskenning van zijn werk, klinkt wel degelijk rancune door tegen de ‘grote literatuur’: ‘Mijn werk is niet moeilijk, zeg maar: eenvoudig. Het gaat over gevoel, over verdriet en over - ja ook - vreugde. En Literatuur is allesbehalve dat: je moet bladzijden kunnen doorlezen zonder dat er iets gebeurt en zonder dat er één verrassende zin in staat. Gestileerd heet dat. Ik ben daar te volks voor. Ik snap niet dat mensen dat deftige proza spannend vinden.’ Een uitspraak die aansluit bij de populistische literatuuropvattingen van een andere voormalige Propria Cures-redacteur, Henk Spaan.
| |
| |
| |
Kritiek
Weemoedts rancune valt voor een deel te verklaren uit de reacties van de meeste recensenten op zijn werk. Zij rubriceren het meestal onder het lichtere amusement. De aandacht ervoor beperkt zich regelmatig tot een korte signalering, sommige bundels worden in toonaangevende dagbladen niet eens besproken. Voor zijn poëzie valt een afnemende waardering waar te nemen; zijn laatste dichtbundel, Liedjes van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (1987), is nauwelijks meer opgemerkt. Vic van de Reijt vertolkt de overheersende mening bij het verschijnen van de verzamelbundel Van harte beterschap als hij schrijft: ‘Paaltjens bereikte de onsterfelijkheid met vierentwintig gedichten [...] Weemoedt had het bij één bundeltje Geduldig lijden moeten laten. Of beter nog: hij had uit Van harte beterschap een zeer strenge selectie moeten publiceren.’ Wel is er steeds waardering voor zijn technisch vakmanschap.
Het proza wordt meestal wel gesignaleerd, maar zelden uitvoerig besproken. De waardering is wisselend. Een uitzondering vormt De ziekte van Lodesteijn, dat meer aandacht en vrijwel algemene waardering krijgt.
| |
Publieke belanstelling
De belangstelling van het publiek voor Weemoedts werk is daarentegen groot. Zijn dichtbundels halen hoge oplagen en zijn proza wordt regelmatig herdrukt. Weemoedt is dus geliefd bij het publiek, maar wordt wat verwaarloosd door de kritiek, iets wat auteurs van lichte literatuur wel vaker overkomt. Dat is in zijn geval misschien wel veroorzaakt door wat je het Swiebertje-effect zou kunnen noemen: wie te lang poseert als (weliswaar droeve) clown, moet niet verbaasd zijn als hij in een ernstige rol niet serieus genomen wordt. De vraag is echter of dat terecht is: men gaat dan te licht voorbij aan de wezenlijke ontwikkeling in Weemoedts werk naar ongeposeerde ernst met behoud van lichte toon.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Lévi Weemoedt, Geduldig lijden. Baarn 1977, Erven Thomas Rap, GB. (negende druk Amsterdam 1985, Contact) (opgenomen in Van harte beterschap) |
Lévi Weemoedt, Geen bloemen. Baarn 1978, Erven Thomas Rap, GB. (vijfde druk Amsterdam 1983, Bert Bakker; zesde druk 1985, Contact) (opgenomen in Van harte beterschap) |
Lévi Weemoedt, Bedroefd maar dankbaar. Baarn 1980, Erven Thomas Rap, VB. (tweede druk Amsterdam 1981, Bert Bakker; vijfde druk 1989, Contact) |
Lévi Weemoedt, Van dansen en zingen & treuriger dingen. Voorwoord door Maarten Biesheuvel. Tekeningen Karin van Wijk. Rotterdam 1980, Bébert, GB. |
Lévi Weemoedt, Zand erover. Baarn 1981, Erven Thomas Rap, GB. (tweede druk Amsterdam 1985, Contact) (opgenomen in Van harte beterschap) |
Lévi Weemoedt, Treurpiet. Rotterdam 1982, Bébert, GB. |
Lévi Weemoedt, Van harte beterschap. Kleine trilogie der treurigheid: Geduldig lijden, Geen bloemen, Zand erover. Amsterdam 1982, Bert Bakker, GB. (derde druk 1990, Contact) |
Lévi Weemoedt, Een treurige afdronk (verhalen). Amsterdam 1983, Bert Bakker, VB. (derde druk 1990, Contact) |
Lévi Weemoedt, Alva. In: Het favoriete personage van vijfenzeventig Nederlandse schrijvers, dichters en uitgevers van A. Alberts tot Ad Zuiderent. Samenstelling en woord vooraf Carel Peeters en Doeschka Meijsing. [Amsterdam] 1983, Uitgeverij Raamgracht, p. 138, G. |
Lévi Weemoedt, De zachte stal. [Zeefdruk] Marleen Felius. [Rotterdam] 1984, Bébert, G. |
John MacCabe, Stan Laurel. Een biografie met foto's en dialogen. Vertaald door Lévi Weemoedt. 's-Gravenhage 1984, BZZTôH, Biografie, (vert.) |
Lévi Weemoedt, Daar komt de bruid... Over trouwen en andere sprookjes. Amsterdam 1985, Contact, VB. |
Lévi Weemoedt, Weemoedt en Vrede. Gedichten van Lévi Weemoedt, tekeningen van Anton Vrede. Rotterdam 1985, Bébert, GB. |
Lévi Weemoedt, De ziekte van Lodesteijn. Amsterdam. 1986, Contact, R. |
Lévi Weemoedt, Liedjes van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur. Gecalligrafeerd en geïllustreerd door Theo Kwak. Amsterdam 1987, Contact, GB. |
Lévi Weemoedt, Liefdewerk oud papier. De beste verhalen van Lévi Weemoedt. Illustraties Theo Kwak. Amsterdam 1987, Contact, VB/Bl. (bevat een selectie uit Bedroefd maar dankbaar en Een treurige afdronk en enkele ongepubliceerde verhalen) |
Lévi Weemoedt, Acte van, verlating. Amsterdam 1988, Thomas Rap, VB. (derde druk 1990, Contact) |
| |
| |
Lévi Weemoedt, De nadagen van Lodesteijn. Z. pl. 1990, Februari boekhandels, N. |
Lévi Weemoedt, Halte Tranendal. Amsterdam 1991, Contact, VB. (enkele verhalen hieruit zijn eerder in Liefdewerk oud papier opgenomen) |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Hans Warren, De lichte muze: het snoepgoed van onze letterkunde. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 19-11-1977. (onder andere over Geduldig lijden) |
R.L.K. Fokkema, De gezonde apotheek. In: Trouw, 17-12-1977. (onder andere over Geduldig lijden) |
Ben Haveman, Het geduldig lijden van Lévi Weemoedt. In: De Volkskrant, 7-1-1978. (interview naar aanleiding van Geduldig lijden) |
Anton Korteweg, Verzen vol wereldsmart, kommer en kwel. In: Het Parool, 7-1-1978. (over Geduldig lijden) |
Karel Soudijn, Poëtische smartlappen. In: NRC, 13-1-1978. (onder andere over Geduldig lijden) |
H[ans] v[an] S[traten], Aangename poëzie vol treurigheid. In: Utrechts Nieuwsblad, 4-3-1978. (onder andere over Geduldig lijden) |
Wam de Moor, Het gepingel van de dribbelaar. In: De Tijd, 24-3-1978. (onder andere over Geduldig lijden) |
Hans Warren, Dichters en verzen. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 3-3-1979. (onder andere over Geen bloemen) |
Theodoor Holman, Emmers ellende. In: Het Parool, 13-4-1979. (over Geen bloemen) |
Remco Ekkers, Weemoed is geen Weltschmerz. Blauw uit de kou. Rawie finis. In: Poëziekrant, jrg. 3, nr. 3, mei-juni 1979, p. 5. (over Geen bloemen) |
Jan van der Vegt. Het spel met de vorm. In: NRC Handelsblad, 8-6-1979. (over Geen bloemen) |
Murk Salverda, Weemoedt: 'n bekwaam piccolospeler. In: Het Parool, 21-11-1980. (over Bedroefd maar dankbaar) |
Rob Vooren, Lévi Weemoedt biedt topamusement. In: Leids Dagblad, 11-12-1980. (over Bedroefd maar dankbaar) |
P.M. Reinders, Het verdriet van de clown. In: NRC Handelsblad, 19-12-1980. (over Bedroefd maar dankbaar) |
Hans Warren, Huilen van het lachen om spotvogel Lévi Weemoedt. In: Gooi- en Eemlander, 10-1-1981. (over Bedroefd maar dankbaar) |
Ab Visser, De nieuwe religie. In: Leeuwarder Courant, 7-3-1981. (over Bedroefd maar dankbaar) |
Daan Cartens, Prozaleed van Lévi Weemoedt. In: Het Vaderland, 29-5-1981. (over Bedroefd maar dankbaar) |
Hans Warren, Poëzie. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 20-2-1982. (onder andere over Zand erover) |
Pieter Kottman, Lévi Weemoedt, een herkenbare treurnis, In: VPRO-gids, 27-3/2-4-1982. (interview) |
Yvonne Kroonenberg, Lévi Weemoedt: ‘Zodra het verdriet draaglijk wordt, houdt het dichten op.’ In: Haagse Post, 13-11-1982. (interview) |
Vic van de Reijt, De zwaan van de Botlek. Het wanhopige bestaan van Lévi Weemoedt. In: Vrij Nederland, 18-12-1982. (over Van harte beterschap) |
Hans Warren, Capriolen, Mensen wat 'n beesten. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 28-1-1983. (onder andere over Van harte beterschap) |
José de Poortere, Poëziekroniek. Met de hand aan het oor. In: Poëziekrant, jrg. 7, nr. 5, september-oktober 1983, p. 8. (over Zand erover) |
Aleid Truijens, Droef en somber. In: NRC Handelsblad, 14-10-1983. (over Een treurige afdronk) |
Hans Warren, Nieuwe verhalen van Lévi Weemoedt. In: Brabants Nieuwsblad, 14-10-1983. (over Een treurige afdronk) |
Hugo Brems, Van 's gelijken. In: Ons Erfdeel, jrg. 26, nr. 5, november-december 1983, pp. 752-753. (over Van harte beterschap) |
Johan van Iseghem, Een rustig plantje. In: De Standaard, 28-1-1984. (over Een treurige afdronk) |
| |
| |
Jooris van Hulle, [Recensie: In de marge], In: Yang, jrg. 20, nr. 119, november 1984, p. 82. (over Een treurige afdronk) |
Cees van der Wel, Circus Horlepiep gaat een groot verleden tegemoet. In: De Tijd, 17-1-1986. (interview over samenwerking met Hans Dorrestijn) |
Jan Verstappen, Aansprekende satire van Lévi Weemoedt. In: Amersfoortse Courant, 29-11-1986. (over De ziekte van Lodesteijn) |
Arnold Heumakers, Lachen om het moderne leven. In: De Volkskrant, 12-12-1986. (onder andere over De ziekte van Lodesteijn) |
Hans Warren, Rijnmondse humoristen Deelder en Weemoedt In: Provinciale Zeeuwse Courant, 13-12-1986. (onder andere over De ziekte van Lodesteijn) |
Rob Vooren, Herfstschets, milde spot en persoonlijke ergernis. In: Leids Dagblad, 19-12-1986. (onder andere over De ziekte van Lodesteijn) |
Hans Vervoort, Een eenling kraakt het systeem. In: NRC Handelsblad, 23-1-1987. (over De ziekte van Lodesteijn) |
Hans van de Waarsenburg, Weemoedt rekent af met scholen. De ziekte van Lodesteijn. In: De Limburger, 14-3-1987. (over De ziekte van Lodesteijn) |
Diny Schouten, De verschrikkingen van het middelbare schoolleven. In: Vrij Nederland, 18-4-1987. (over De ziekte van Lodesteijn) |
Rudi Kagie, ‘Ik heb wel eens een jongen de klas uitgestuurd omdat hij dezelfde achternaam had als de conrector.’ In: Vrij Nederland, 16-5-1987. (interview) |
Jaak de Maere, In kort bestek. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 132, nr. 4, mei 1987, p. 64. (over De ziekte van Lodesteijn) |
Peter de Boer, De ziekte van Lodesteijn, In: Trouw, 9-7-1987. |
Jan Geerlings en Gerard Heijnen, ‘Eigenlijk is literatuur helemaal niet geschikt voor middelbare scholieren.’ In: Diepzee, jrg. 5, nr. 1, september 1987, pp. 32-35. (dubbelìnterview met Hans Dorrestijn) |
Rob Vooren, Liedjes van WVC geestige bundel van Lévi Weemoedt. In: Leidsch Dagblad, 2-9-1987. (over Liedjes van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur) |
Leo Prick, Het ongelijk van Lodesteijn. De antibureaucratische leraar van Lévi Weemoedt. In: Elsevier, 5-9-1987. (over De ziekte van Lodesteijn) |
Wilbert Friederichs, Tussen rijmpjes blinkt juweel. Jubileumbundel Lévi Weemoedt In: De Gelderlander, 14-9-1987. (over Liedjes van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur) |
Tuur Devens, Lévi Weemoedt: ‘Ik schater tot de buren mij tot somberheid terugroepen.’ In: De Morgen, 25-9-1987. (interview) |
Laurinne Vandepitte, Van de hak op de tak. In: 't Kofschip, jrg. 15, nr. 4, september-oktober 1987, pp. 43-45. (over Daar komt de bruid) |
Cornald Maas, Het levensgeluk van Lévi Weemoedt. ‘Ik ben helemaal niet op zoek naar het sombere.’ In: Elsevier, 7-11-1987. (interview) |
Dick Welsink, O, Weltschmerz waaraan Weemoedt lijdt. In: Poëziekrant, jrg. 11, nr. 5, november-december 1987, pp. 1-3. (interview naar aanleiding van De ziekte van Lodesteijn) |
B. Polak, Larmoyante huilebalk. In: Het Parool, 17-12-1988. (over Acte van verlating) |
Tuur Devens, ‘Liever depressief, dan progressief.’ Gesprek met schrijver Lévi Weemoedt. In: Toestanden, 20-1-1989. (over Acte van verlating) |
Bert Kuipers, Lévi Weemoedt nog steeds getrouwd met de treurigheid. In: Haarlems Dagblad, 2-2-1989. (over Acte van verlating) |
Diny Schouten, Wellustig wegzinken in de melancholie. In: Vrij Nederland, 4-2-1989. (over Acte van verlating) |
Mariëlle Osté, ‘Acte van verlating’, boekje van bijna ongeloofwaardige somberte. In: Het Vrije Volk, 25-2-1989. |
Frits Abrahams, Lévi Weemoedt: ‘Het is altijd mis met schrijvers, je moet ze niet vertrouwen.’ In: NRC Handelsblad, 8-6-1991. (biografisch interview) |
Willem Maas, ‘Halte Tranendal’: nieuwe bundel oude verhalen. In: Haarlems Dagblad, 13-6-1991. |
43 Kritisch lit. lex.
november 1991
|
|