| |
| |
| |
J. van de Walle
door Michiel van Kempen
1. Biografie
Johan van de Walle werd geboren op 2 maart 1912 te Den Haag, als derde zoon van een lutherse vader en een katholieke moeder. Zijn moeder werkte als wasvrouw, zijn vader was behanger en stoffeerder; nadat hij als stakingsleider was opgetreden in Waddinxveen, vond hij geen emplooi meer als werkman en werd hij bestuurder bij het Nederlands Verbond van Vakverenigingen waar hij het tot secretaris zou brengen. Toen Johan twee jaar was, vestigde het gezin zich in Amsterdam.
Hij doorliep de lagere school en volgde enkele jaren hbs, voordat hij van school wegliep. De beginselen van economie, statistiek en maatschappelijke vraagstukken werden hem bijgebracht bij het Instituut van Dr. Kuiper aan de Amsterdamse Reinier Vinkeleskade en op het kantoor van de AJC (Arbeiders Jeugd Centrale) waar Koos Vorrink hem naartoe haalde. Vorrink ontdekte zijn schrijftalent en vertrouwde hem de correctie en opmaak van het weekblad Het Jonge Volk toe, waarvan Johan na enige tijd tweede redacteur werd. Vanaf 1928 verschenen in dat weekblad zijn eerste artikelen; later volgden andere dagbladen. In 1931 werd hij leerling-journalist bij het persbureau Vaz Diaz.
Drie persoonlijkheden bleken voor hem belangrijk in deze tijd. Bij de schrijver Jef Last vond hij een grote bibliotheek tot zijn beschikking en leerde hij het werk van de Duitse expressionisten en John Dos Passos kennen. P.J. Schmidt, oprichter van de revolutionaire Onafhankelijke Socialistische Partij, maakte hem vertrouwd met de Nederlandse en Engelse literatuur. En de joodse Limburger Jacob Hiegentlich, schrijver van antifas- | |
| |
cistische boeken, zou zijn belangrijkste vriend worden tot aan diens zelfmoord in 1940.
Zijn eerste bijdragen kwamen in literaire bladen terecht. Via De Gemeenschap raakte, zonder zijn medeweten en ook zonder dat hij de mensen rond dat blad kende, een stuk verzeild in De Nieuwe Gemeenschap, het ultrarechtse blad van Kuitenbrouwer. Op verzoek van journalist-romancier A.M. de Jong vertrok hij in 1934 naar Curaçao om er het door W. van Eyk opgerichte dagblad Beurs- en Nieuwsberichten te redigeren dat als krant nog steeds bestaat. Zelf zette hij samen met Curaçaoënaar Willy Maal de weekkrant Curaçao op, die tot in de oorlogsjaren zou blijven bestaan. Onder het pseudoniem Ary van Putten verschenen in deze tijd prozastukken in het Antilliaanse blad De Stoep.
In 1941 werd Van de Walle hoofd van de Gouvernementspersdienst in Suriname, een instelling die de berichten van de Nederlandse regering in ballingschap in Londen verspreidde. In 1945 schreef hij het grote rapport Suriname, waarin hij onder meer betoogde dat in Suriname zoals elders in West-Indië het algemeen kiesrecht moest worden ingevoerd - het land kende nog enkel het census- en capaciteitskiesrecht. Het rapport werd enthousiast ontvangen door het ministerie van Koloniën in Londen, maar wekte bij de creolen in het etnisch verdeelde Suriname weerstand, zodat openbaarmaking ervan werd tegengehouden.
In 1946 verliet hij Suriname om hoofd van de Caraïbische Afdeling van de Wereldomroep in Hilversum te worden. Voor de VARA schreef hij in de naoorlogse jaren een reeks hoorspelen, en als een van de weinige kenners van het Caraïbisch gebied, liet hij - vooral in de jaren vijftig - met grote frequentie essays over de Caraïbische cultuur en politiek verschijnen in tijdschriften als De West-Indische Gids, Oost en West, Wikor, Naar Ruimer Horizon, Neerlandia, Libertas en Oso. In veel kranten (waaronder de Amigoe di Curaçao en het dagblad Suriname) verschenen bijdragen van zijn hand.
Zijn eerste roman kwam via bemiddeling van Ed. Hoornik in 1956 uit bij uitgeverij P.N. van Kampen: De slavenopstand. Daarna volgden de prozaboeken elkaar snel op.
| |
| |
In 1977 ging hij met pensioen, hetzelfde jaar overleed zijn vrouw met wie hij twee kinderen had. In 1984 hertrouwde hij en vestigde hij zich in Zaltbommel.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Kritiek
Publieke belangstelling
Van de Walles prozawerk, verschenen in nauwelijks acht jaar tijd (1956-1963), werd door critici als Greshoff, Panhuijsen, Kool, Bulthuis en Hoornik gerekend tot het beste van zijn tijd. Zijn losjes gecomponeerde memoires Beneden de wind (1974) en Een oog boven Paramaribo (1975) kregen lovende besprekingen - Kees Fens vond hem ‘een bijzonder onderhoudend verteller’ met ‘een groot vermogen tot zich verwonderen en tot bewonderen’ - en zijn verzamelde Romans en verhalen (1993) werden als een herontdekking onthaald. Maar bij het grote publiek is Johan van de Walle onbekend en in de literatuurgeschiedenissen zoekt men tevergeefs naar zijn naam.
Daarvoor zijn wel enkele oorzaken aan te geven. Zijn boeken zijn geschreven in een vorm die niet in de belangstelling stond van de literaire kritiek en de literatuurwetenschap van de jaren zestig en zeventig. Van de Walle publiceerde nauwelijks in literaire tijdschriften en bleef buiten de spraakmakende groepen. Zijn vertellingen spelen zich af tegen een West-Indisch decor en werden gepubliceerd in een tijd toen er voor het Caraïbisch gebied helemaal geen aandacht bestond. Zijn romans en verhalen gaan eerder over tijdloze themata dan dat ze iets blootleggen van de geest van het naoorlogse Nederland.
| |
Relatie leven/werk
Van 1934 tot 1945 leefde Van de Walle in het Caraïbisch gebied, maar zijn ervaringen uit die tijd vinden tot 1956 uitsluitend hun weerslag in journalistiek en essayistisch werk. De historische roman De slavenopstand (1956) plaatst de lezer in een fictioneel decor dat zijn geografische situering ontleent aan Curaçao en zijn tekening van de slavencultuur aan Suriname. Het verhaal speelt zich ergens in het midden van de negentiende eeuw af. De verteller is een pater die zijn hut heeft staan midden in een dal tussen verschillende plantages. Aan de ene zijde zijn er de traditioneel denkende plantagehouders die met wetboek en zweep het slavernijsysteem bewaken. Aan de andere zijde is er Don Dijs, die het meeste heil voor de economie verwacht van een menswaardige behandeling van de slaven en die hun alle ruimte geeft hun eigen cultuur te beleven. Als de rechter Jacopo zich toegang wil verschaffen tot de plan- | |
| |
tage van Don Dijs om te zien of zich daar ontvluchte slaven van andere plantages verborgen houden, breekt er een slavenopstand uit die aan alle blanken, Don Dijs incluis, het leven kost.
| |
Thematiek
Van de Walle geeft daarmee aan hoe ook het paradijs van deze idealist aan restricties gebonden is. Zijn paradijs kan slechts ommuurd bestaan, elk contact met de buitenwereld is bedreigend en binnen de muur is er dan nog altijd de schaduw van de opstandelingenleider Matta: ‘De fijne geest moest het onderspit delven tegenover de oerkracht van de beledigde menselijkheid van de opstandeling.’ In de rolverdeling en karaktertekening van het verhaal komt de betrekkelijkheid van veel keuzes al tot uiting. Don Dijs twijfelt aan de macht van God, maar redt het op eigen kracht ook niet. Rechter Jacopo is niet tegen de vrijheid voor de slaven, maar vindt dat welvaart daaraan vooraf moet gaan. De pater wordt in het spel van maatschappelijke en irrationele krachten gaandeweg een abolitionist: hij zal tijdens de opstand zijn toog verscheuren om de gewonde slaven te verzorgen. Van alle waarden blijft er uiteindelijk slechts één absoluut overeind: de vrijheid.
In Achter de spiegel (1958) speelt Kaai de hoofdrol, een jongeman die alle heil verwacht van enorme oliepijpleidingen, reusachtige bulkcarriers en raffinaderijen, kortom: van het wonder der moderniteit. Op de plantage Santa Cruz wil zijn oliemaatschappij een nieuwe haven aanleggen (zo denkt de idealistische doordraver Kaai, die niet eens ziet dat zijn bedrijf hem met lege papieren op pad heeft gestuurd), maar de drie nogal zonderlinge types die daar wonen, denken daar anders over. Dorita is de oude vrijster die blijft dromen van haar wereldse soap-idealen. Haar broer, sjon Maikel, is het bekende ruwebolster-, blanke-pittype, hij komt uit een oud piratengeslacht, stond aan de kant van de strijd tegen de dictatuur in Venezuela en heeft zich uiteindelijk als een zonderlinge natuurvriend op de plantage teruggetrokken. Zijn eigenzinnige dochter Nielda deelt haar vaders solitaire aard. Zij troont Kaai mee op haar tochten over het eiland. De stilte, de overweldigende natuur en de verhalen van sjon Maikel doen het wezen van de stadsjongen Kaai op zijn grondvesten schudden. Hij leert kijken achter de spiegel, onder het flinterdunne oppervlak van welvaart en vooruitgang.
| |
| |
Ook in zijn andere boeken roept Van de Walle werelden op die in hun harmonie en rust verstoord worden. In De muggen van San Antonio (1961) is het de nieuwe politiechef Ramón Oviedo die met zijn projector de dorpelingen plaatjes van reusachtige muskieten voortovert om de komst van een groep muggenbestrijders voor te bereiden. In Een vlek op de rug (1963) is het Sep die met zijn stoommachines het vooruitgangsgeloof belichaamt en een bedreiging voor de traditionele slavenmaatschappij vormt.
De muggen van San Antonio speelt zich af in een gehucht van een niet bij name genoemd land (dat naar Cuba gemodelleerd moet zijn). De muggenbestrijders met hun medicijnen blijken nog andere dromen te koesteren, die zij met ploegen, bulldozers en waterdammen willen verwezenlijken. Wanneer de troepen van Battista een coup hebben gepleegd en ook San Antonio bestoken, heeft de politiek al onuitwisbaar diepe scheidslijnen getrokken dwars door de gemeenschap. Het verhaal eindigt weer met de aankondiging van de komst van muggenbestrijders - in naam van de vooruitgang - al is er nu een andere regering, een andere alcalde en een andere politiechef. De roman ontstijgt daar het ordinaire rechtlijnige verhaal. In een bijna multatuliaanse preek geeft de verteller zich rekenschap van de verandering die zich heeft voltrokken. De tijd is aangebroken dat de mensen zelf hun dromen onder woorden kunnen brengen.
| |
Verwantschap
Met De muggen van San Antonio is Van de Walle de Nederlandse vertegenwoordiger van een verteltrant die veel gemeen heeft met die van een schrijver als Gabriel García Márquez. Realistische en magische elementen worden met groot gemak tot één verhaal geweven. De verteller is een wat simpele, naar hemelstemmen luisterende ouwe knar die zijn alleenspraak presenteert als een kroniek, bestemd voor lezers over vijfentwintig of vijftig jaar. Zijn verhaal is bijna een kroniek van een aangekondigde dood: ‘Onze alcalde leeft, maar Ramón Oviedo, onze politiechef, is morsdood.’ De dood van deze Ramón wordt weliswaar niet echt aangekondigd, maar het is duidelijk dat zijn komst het dorpsleven onvermijdelijk een andere wending geeft. Een onbekende visser zegt in de herberg dat men van
| |
| |
Ramón nog heel wat kan leren. De verteller stelt echter vast: ‘Maar ik voor mij geloof, dat toen reeds een keerpunt werd bereikt en dat van toen af de loop der gebeurtenissen reeds vaststond.’ Met woorden als deze en herhaalde onheilsaankondigingen wordt de spanning opgevoerd. In De muggen van San Antonio heeft Van de Walle een beeld neergezet van een van die dorpjes zoals die inmiddels ook in veel Latijns-Amerikaanse boeken werden opgeroepen. Don Miguel is op de achtergrond even heersend aanwezig als don Alejandro in het met de vooruitgang worstelende dorpje El Olivo uit de roman Deze plaats is overal vun José Donoso.
| |
Thematiek
Het titelverhaal uit De overtocht (1962) is het laatste van vijf verhalen, in elk waarvan zich een pendelbeweging tussen twee werelden voordoet. In ‘De overtocht’ zwalken joodse vluchtelingen op de zeeën rond Curaçao, bedreigd door Duitse onderzeeboten, en worden tenslotte toegelaten om achter prikkeldraad hun vrijheid af te wachten. Ervan uitgaande dat lezers met kennis van de holocaust sowieso sympathie zullen koesteren voor de verschopte joden, zet Van de Walle de joodse vluchtelingen neer in al hun menselijkheid en dat wil dus zeggen: niet overdreven sympathiek. Van de Walle tekent hen als mensen die gelaten, zelfs met enige opluchting hun noodlot ondergaan: mens te zijn, maar slechts tegen wil en dank geaccepteerd te worden zonder ergens ooit werkelijk bij te horen. ‘De overtocht’ heeft een stevige plot met een heldere opbouw van handelingen, en dat geldt ook voor ‘De courantier’ (over Venezolaanse prostituees-huismoedertjes die belangrijke informatie doorspelen aan de Amerikaanse inlichtingendienst).
| |
Techniek
De andere drie verhalen in de bundel zijn, hoewel goed verteld, in wezen vrij statisch. Ze geven scènes van een eiland in oorlogstijd, alsof het gaat om uitsneden van een groter geheel.
| |
Verwantschap
Van de Walle schetst bijvoorbeeld de zinledigheid en verveling van de Hollandse Shell-employés op Curaçao, maar die schets zou later in de roman Een muur van blauw (1973) van Dolf de Vries scherpere trekken krijgen.
| |
Thematiek
Een vlek op de rug (1963) is in literair opzicht Van de Walles rijpste boek. Het verhaalt de koloniale carrière van Achille van der Maas in het Suriname van de laatste decennia van de sla- | |
| |
ventijd, het midden van de negentiende eeuw. Vertrokken als gesjeesd Leids student klimt hij op tot gerespecteerd administrateur. De koloniale maatschappij wordt uitvoerig geschetst; in oneindig veel details toont Van de Walle hoe hij studie gemaakt heeft van zijn onderwerp. Er zijn extreem wrede èn menselijk-meelevende plantagedirecteuren, maar altijd duikt weer als een schaduw over het geweten de persoon van pater Petrus Donders op die de kant van de slaven en de lepralijders kiest. Van der Maas vergast de lezer afwisselend op een puur koloniaal discours en gewetensvolle zelfbespiegelingen. Angstvallig betast hij een gevoelloze plek op zijn rug waar de lepra zich aankondigt. Daarmee wordt de koloniaal Van der Maas tot de best getekende van al de romanfiguren van Van de Walle. Het boek peilt diep in zijn analyse van karakters (‘de wreedheid vervult ons met een afschuwelijk gevoel van behagen’), in de complexe verhoudingen binnen de koloniale maatschappij en in de spanningsopbouw. Subtiel krijgt geletterdheid haar plaats tegenover materieel gewin, werkelijk doorleefd leven tegenover hypocrisie, onderwerping tegenover de angst voor de eigen macht. Tot zelfs in de keuze van de voornaam Achille toe blijkt Van de Walle zeer bewust een literaire structuur te hebben willen geven aan zijn verhaal: hoe krachtig zijn hoofdfiguur is, hij houdt altijd een kwetsbare plek. Zo legt de roman een symbolische relatie tussen fysiek en psychisch onbehagen.
| |
Kunstopvatting
Van de Walle is niet iemand die zich als persoon manifest in zijn werk op de voorgrond dringt; eerder verbergt hij zich in zijn verhalen. Zijn persoonlijke sympathieën en meningen verdeelt hij over de personages en het gaat hem eerder om een realistische tekening van de mensen
in hun condition humaine met al hun twijfels en tegenstrijdigheden dan om de opbouw van een plot die in dienst staat van de uitdrukking van een ideologie (het voor de AJC geschreven jeugdwerkje Overgang (1934), een stemmenspel voor een collectief naar het model dat de Duitser Schönlang had ontwikkeld en dat later in de communistische agitprop veel gehanteerd werd, niet meegerekend)
| |
Relatie leven/werk
Dit neemt overigens niet weg dat zijn werk sterk autobiografische elementen bevat. De betrokkenheid bij het lot van de
| |
| |
joden in de Tweede Wereldoorlog is rechtstreeks terug te voeren op het antinazisme dat hem door de AJC en zijn vrienden Jef Last en Jacob Hiegentlich in zijn jeugdjaren was bijgebracht. Zijn vorming in de socialistische jeugdbeweging heeft de sociaal-realistische inslag van zijn werk bepaald, zoals we die zien in bijvoorbeeld de figuur van Don Dijs, die een betere maatschappij probeert op te bouwen achter zijn plantagemuren.
| |
Ontwikkeling
Techniek
Maar het minst fictioneel is Wachtend op de dag van morgen (1959), waar de schrijver in de figuur van Thijs zonneklaar een zelfportret heeft geschapen. De roman staat binnen het oeuvre van J. van de Walle nogal geïsoleerd. Decor is een dorpje in Nederland (waarvoor Breukelen model stond) waarnaar Thijs, die als goudzoeker in het Surinaamse binnenland werkt, voor enkele maanden verlof terugkeert. Daarmee keert Van de Walle de traditionele structuur van veel Nederlandse boeken over de West om: zijn boek heeft niet Nederland als kader met binnen die raamstructuur het relaas van een reis naar de West, maar begint en eindigt juist in het Caraïbisch gebied. Thijs is in het vooroorlogse Nederland opgegroeid in een socialistisch milieu, maar het Nederland dat hij na vijftien jaar afwezigheid aantreft is niet meer hetzelfde. Hij ervaart dat zijn collectivistische idealen van weleer niet meer aansluiten bij zijn individualistische inborst. Zijn vrienden van toen zijn geliquideerd, hebben gecollaboreerd en na de oorlog vastgezeten, zijn zodanig getraumatiseerd uit de oorlog gekomen, dat er van een normaal bestaan geen sprake meer kan zijn, of zijn definitief in het burgerpak gestoken. De jeugd is onherroepelijk voorbij, de kloof met de vrienden is niet meer te dichten.
| |
Thematiek
Maar rondtrekkend door het geteisterde land bezint Thijs zich ook op zijn positie elders. Pijnlijk ervaart hij een buitenstaander te zijn. Hij onderzoekt de mogelijkheden om te repatriëren, terwijl zij die vijf jaar hadden doorgebracht in een tot nazigevangenis veranderd land, weg wilden: ‘Verkreeg door de herinnering aan die jaren het leven buiten de grenzen de kwaliteit van een droom?’ Zelfs hun dromen kan Thijs niet met zijn vrienden delen en hij ervaart een schuldbesef over het feit dat hij er in die oorlogsjaren niet bij is geweest. Genadeloos houdt
| |
| |
de beeldhouwer Teeuwis hem voor dat het grafmonument dat Thijs voor zijn vader wil oprichten slechts een bezegeling van zijn verloren zelfvertrouwen is. Nog probeert hij zich vast te klampen aan zijn socialistische ideaalbeeld van de gewone mens, maar Teeuwis maakt een abrupt einde aan zijn gemijmer: ‘Ja, en het zijn de doodgewone mensen die je tot alles kunnen brengen. Kinderen vermoorden, vrouwen verkrachten, kerken verbranden of tot mensenredden, zelfverloocheningen opofferingsgezindheid.’
Wachtend op de dag van morgen neemt ook in deze zin een afzonderlijke positie binnen het oeuvre in, dat het niet de rechtlijnige, nauwsluitende plot van de andere romans van Van de Walle heeft. Thijs troont de lezers mee op een zoektocht door het naoorlogse Holland, van Amsterdam naar Maastricht. En zo heeft zich ook de levensfilosofie van Thijs ontwikkeld: ‘Komend uit niets. Gaande naar niets.’ Het is een illusieloze levensvisie die Van de Walle hier verwoordt, een visie die hem dichter dan in zijn andere boeken bij de cynische, naoorlogse generatie schrijvers situeert.
| |
Techniek / Stijl
De boeken van Van de Walle vertonen alle kenmerken van het traditionele verhaal. De handelingen worden chronologisch gepresenteerd, in de laatste drie romans binnen het duidelijke kader van een raamvertelling die eindigt waar ze begint. De schrijver experimenteert niet met de vorm, de verteller reflecteert zelden of nooit op het vertellen zelf. De plot steekt altijd helder in elkaar, de lezer krijgt aan het begin vragen voorgeschoteld die de spanning verhogen en de handelingen gestaag naar een hoogtepunt toe werken. De karakters worden realistisch getekend op een gemakkelijk herkenbare wijze. De stijl staat altijd in dienst van het verhaal, is glashelder, maar nooit op virtuositeit of effectbejag gericht. Hooguit kan men zeggen dat beschrijvingen soms een romantiserend element toevoegen: ‘De bladeren van de bomen hingen treurig, met stof bedekt, naar beneden. Troepen gieren, de grauwe vogels van het stinkend aas, waren de enige levende wezens in de omtrek.’
| |
Verwantschap
Van de Walles stijl is traditioneler en minder sprankelend dan die van Latijns-Amerikanen als García Márquez of Vargas Llosa, maar hij weet evengoed een siësta onder de tropenzon in een doorstoofd Zuid-Amerikaans dorpje tastbaar te maken.
| |
| |
In het verhaal uit Achter de spiegel dat de oude plantagebediende Feetchie vertelt over de prachtig predikende neger Moy die in de hoogste boom klom om naar God te vliegen en omlaag-stortte, ‘een gek, die een droom najaagt en naar beneden valt’, staat Van de Walles vertelkunst niet ver af van de visionaire verhalen uit Tip Maruggs De morgen loeit weer aan. Met groot gevoel voor inleving schetst Van de Walle het Caraïbische leven, evengoed als de twijfels van de westerling die in het gebied is beland. Maar in het vertelperspectief - dat bij de pater ligt, bij de koloniaal of bij de goudzoeker, dus altijd bij de westerling - blijft hij uiteindelijk toch een observator. Psychologische schetsen worden gegeven vanuit een westerse traditie, niet vanuit de Caraïbische psyche. Van de Walle brengt de lezer zeer dicht bij de Caraïbische mens, maar uiteindelijk ontsnapt diens aard hem in kenschetsen als ‘het warme, vage, onbegrijpelijke leven van het eiland’ en ‘dit vreemde ras van donkere mensen’.
| |
Techniek
Van de Walle is een geëngageerd buitenstaander, iemand die er nooit helemaal bij zal horen. Dat is de positie van de Europese migrant, de Nederlandse allochtoon in den vreemde. Maar ook Thijs uit Wachtend op de dag van morgen is een ontheemde: ‘Want ook hier ben ik, evenals aan de overkant van de oceaan, een buitenstaander en ik zal dat wel blijven totdat er op een dag een eind aan komt.’ Zo is het uiteindelijk niet de verbeelding van de Caraïbische wereld die de thematiek van Van de Walles werk uitmaakt, maar de confrontatie tussen twee werelden die ver uiteenliggen, gescheiden door een kloof die slechts heel zelden kan worden overbrugd. In een wereld vol machinaties en machines probeert de kleine mens zich staande te houden. Van de Walle weet maar al te goed dat humanitaire idealen in dat geweld bijna altijd ten onder gaan; het is de weemoed om dat verlies die hij met zijn boeken tot uitdrukking brengt.
Er is in de kritiek herhaaldelijk op gewezen dat in Van de Walle een romantische geest schuilt, en voor deze kenschets valt wel wat te zeggen. Liever dan de klinische technologie en de vooruitgang is hem de levendigheid van de geschiedenis. Liever dan realiteitszin en nuchterheid het najagen van een droom
| |
| |
gelijk de Caraïbische voorvaders, de piraten, dat deden. Zoals sjon Maikel uit Achter de spiegel zijn motivatie om aan de revolutie mee te doen formuleert: ‘Alleen maar omdat ik de pest had aan domme koppen, aan kleine hielenlikkers en huichelaars, aan kruipers en adders, aan venijnige stinkers en bloedzuigers, die zich de onmisbare steunpilaren waanden van de bestaande orde. Ik deed mee aan de revolutie, omdat ik aan geen enkele orde geloof.’ Jos de Roo heeft er terecht op gewezen dat Van de Walle de droom niet in de plaats stelt van de historische vooruitgang, hij is enkel een sceptisch idealist.
| |
Traditie
Vóór de oorlog waren het Theun de Vries met De vrijheid gaat in 't rood gekleed en Simon Vestdijk met Rumeiland, die, uitgedaagd door Cola Debrot, verhalen in een West-Indisch decor situeerden. Na de oorlog schreven Jo van Ammers-Küller en Ben van Grevenbroek romans over de Antillen: de eerste onder het pseudoniem Adriaan Hulshof Dorstig Paradijs en de tweede Papieren huizen. Maar geen van hen maakte het Caraïbisch gebied tot hoofdtoneel van hun hele oeuvre en toonde zich zo hartstochtelijk betrokken bij het gebied als Van de Walle. Zijn nog altijd goed leesbare oeuvre, dat opvallend weinig zwakke plekken kent, geraakte in de vergetelheid, maar zelf beziet hij het menselijk wroeten met een te relativerende blik dan dat hij zich een miskend schrijver voelt.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
J. van de Walle, Dilettant. In: Salvo! Verzameling proza. Houtsneden van Melle. Rotterdam 1933, Het Roode Baken, pp. 47-53, V. |
Jo van de Walle, Overgang. [Amsterdam 1934, AJC], T. |
Ary van Putten, Langs het strand. In: De Stoep, [jrg. 1, nr. 1], september 1940, pp. 16-20, V. |
Ary van Putten, Alexandrina Bruël. In: De Stoep, nr. 5, december 1941, pp. 25-28, V. |
J. van de Walle, Onze koningin en de oorlog. In: Suriname waakt. Ter eere van Hare Majesteit Koningin Wilhelmina Der Nederlanden 1898 - 6 september - 1943. [Paramaribo] 1943, Nationale Vereeniging ‘Suriname Waakt’, pp. 15-17, E. |
Suriname. Rapport uitgebracht door het hoofd van den Gouvernments Pers Dienst in Suriname. Paramaribo 1945, [Gouvernementspersdienst], Overheidsrapport. |
J. van de Walle, Leergang De West [in 9 lessen], z.p. z.j. [ca. 1950], [Lessenreeks vervaardigd voor het Tropeninstituut Amsterdam ten behoeve van marinepersoneel], Leergang. |
J. van de Walle, De plaats van Suriname en de Nederlandse Antillen in het Caraïbisch gebied. [Den Haag] 1950, ministerie van Overzeese Rijksdelen, Schakels 1 Mei 1950, No. 32, Tekst van radiocauserieën. |
J. van de Walle, De Nederlandse Antillen; land/volk/cultuur. The Netherlands Antilles; country/people/culture. Baarn 1954, Het Wereldvenster, Landenbeschrijving. |
J. van de Walle, De slavenopstand. Amsterdam [1956], P.N. van Kampen & Zoon NV, R. |
J. van de Walle en H. de Wit (red.), Suriname in stroomlijnen. Amsterdam/Antwerpen 1958, Wereld-Bibliotheek, Wereld-boog, Afdeling Wetenschappelijke Boekerij nr. 120, E. |
H. de Wit en J. van de Walle (red.), De Nederlandse Antillen in de Actualiteit. Amsterdam/Antwerpen 1958, Wereld-Bibliotheek, Wereld-boog, Afdeling Wetenschappelijke Boekerij nr. 121, E. |
J. van de Walle, Achter de spiegel. Amsterdam [1958], P.N. van Kampen & Zoon NV, R. |
J. van de Walle, Inlevering scriptie Suriname/Ned. Antillen. [Verschenen ter gelegenheid van het Eerste lustrum van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden.] [Amsterdam/Den Haag] 1959, Het Surinaams Verbond/Koninklijke Vereniging Oost en West/Koninklijk Instituut voor de Tropen/Nederlandse Stichting voor Culturele Samenwerking met Suriname en de Nederlandse Antillen, N. |
J. van de Walle, Vijf jaar Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden: 15 december 1939. [Amsterdam 1959], E. |
| |
| |
J. van de Walle, Wachtend op de dag van morgen. Amsterdam [1959], P.N. van Kampen & Zoon NV, R. |
J. van de Walle, De muggen van San Antonio. Amsterdam [1961], P.N. van Kampen & Zoon NV, R. (derde druk: Haarlem, In de Knipscheer, Globe pockets 48) |
J. van de Walle, Locale en officiële talen in de litteratuur. J.v.d. Walle. In: De Ware Tijd, 18-4-1961, E. |
J. van de Walle, De overtocht. Amsterdam [1962], P.N. van Kampen & Zoon NV, VB. |
J. van de Walle, Inleiding. In: Zuid-Zuid-West. Tentoonstelling Nederland-Suriname. Rotterdam 1962, Maritiem Museum Prins Hendrik, pp. 5-23, E. |
J. van de Walle, Een vlek op de rug. Amsterdam [1963], P.N. van Kampen & Zoon NV, R. (tweede [= derde] druk: Amsterdam 1966, Querido, Salamander 208) |
J. van de Walle, Beneden de wind. Herinneringen aan Curaçao. Amsterdam 1974, Querido, Memoires. |
Chris Engels, Brieven aan een koerantier, eerder verschenen in de Amigoe. Bewerkt door J. van de Walle. Opnieuw uitgezocht en geordend door B. Jos de Roo, gevolgd door fragmenten uit een interview met Chris Engels bij wijze van slotrekening en verantwoording. [Willemstad 1975], Teksteditie. |
J. van de Walle, Een oog boven Paramaribo. Herinneringen. Amsterdam 1975, Querido, Memoires. |
J. van de Walle, Suriname in oorlogstijd. In: Glenn Willemsen (red.), Suriname. De schele onafhankelijkheid. Amsterdam 1983, De Arbeiderspers, Synopsis, pp. 111-132, E. |
Klein Venetië. Curaçao in vroeger dagen. Een briefwisseling tussen Chris J. Engels en J. van de Walle en een beeldverhaal. 's-Hertogenbosch 1990, Aldus, Br. |
Johan van de Walle, Herinneringen van een radioman. In: Maritza Coomans-Eustatia, Wim Rutgers en Henny E. Coomans (red.), Drie Curaçaose Schrijvers in veelvoud. Boeli van Leeuwen. Tip Marugg. Frank Martinus Arion. Zutphen 1991, Walburg Pers, pp. 24-29, Memoires. |
J. van de Walle, De zaaddonor. In: Sirito. 50 Surinaamse vertellingen. Samengesteld en ingeleid door Michiel van Kempen met medewerking van Jan Bongers. Paramaribo 1993, Kennedy-Stichting, p. 262-263, V. |
J. van de Walle, Romans en verhalen. Met een nawoord van Michiel van Kempen. 's-Hertogenbosch/Baarn 1993, Aldus/De Prom, RB/VB. (bevat De slavenopstand, Achter de spiegel, De overtocht, De muggen van San Antonio, Wachtend op de dag van morgen, Een vlek op de rug). |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
John P. Augelli, [bespreking van De Nederlandse Antillen; land/volk/cultuur], In: Geographical Review,vol. XLVI, no. 3, 1956, p. 438. |
[Clara Eggink], Een zoeklicht op de boekenmarkt. In: Leidse Courant, 13-7-1957. (over De slavenopstand) |
Dick Ouwendijk, Drie jonge auteurs. In: Elseviers Weekblad, 24-8-1957. (over De slavenopstand) |
Rico Bulthuis, ‘De slavenopstand’. Klein meesterwerk van debuterend Nederl. auteur over het negervraagstuk. In: Haagse Post, 14-9-1957. |
C. Bittremieux, Een gave roman: De Slavenopstand. In: De Nieuwe Gids, 14-9-1957. |
J. Greshoff, Belangrijk boek behandelt hedendaags probleem. De Slavenopstand, roman van J. van de Walle. In: Het Vaderland, 21-9-1957. |
A.M. v.d. F., De Slavenopstand. In: Remonstrants Weekblad, 2-11-1957. |
[Anoniem], [bespreking van De slavenopstand]. In: Nieuwe Rotterdamsche Courant, 2-12-1957. |
M. van Meensel, De slavenopstand door J. van de Walle. In: De Periscoop, 1-1-1958. |
Hans van Haaren, Slavernij als tijdeloos probleem. ‘De slavenopstand’, eenvoudig en zuiver verhaal van J. van der Walle. In: De Gooi-en Eemlander, 4-1-1958. |
[Anoniem], J. van de Walle: De slavenopstand. In: Vrij Nederland, 1-3-1958. |
Clara Eggink, Een zoeklicht op de boekenmarkt. In: Leidsch Dagblad, 7-6-1958. (over Achter de spiegel) |
C.J. Kelk, Fantasieën van J. van der Walle, Nine van der Schaaf, P.J. Stolk en B. Roest Crollius. In: De Groene Amsterdammer, 7-6-1958. (over Achter de spiegel) |
E. de J., Romantiek van verleden in ‘Achter de spiegel’. In: De Telegraaf, 11-6-1958. |
Ed. Hoornik, Mysterie of techniek. In: Elseviers Weekblad, 21-6-1958. (over Achter de spiegel) |
C. Bittremieux, ‘Achter de spiegel’. Niet de juiste manier. In: De Nieuwe Gids, 28-6-1958. |
J. Greshoff, Van der Walle plaatst zich op de eerste rij der schrijvers. Van wereldse schijn naar een onwereldse werkelijkheid. In: Het Vaderland, 23-8-1958. (over Achter de spiegel) |
Halbo C. Kool, De West in en achter de spiegel. In: Haags Dagblad, 30-8-1958. (over Achter de spiegel) |
[W.H. Buijs], [Recensie van Achter de spiegel]. In: Tijd en taak, 6-9-1958. |
Jos Panhuijsen, Eiland in de zon. Het probleem der natuurvervreemding. In: Het Binnenhof, 13-9-1958. (over Achter de spiegel) |
[Anoniem], Suriname in stroomlijnen. Tien schrijvers bespreken de voornaamste aspecten van een jong land. In: Handelsblad, 18-10-1958. |
[Anoniem], ‘De Nederlandse Antillen in de Actualiteit’: Nederlandse en Antilliaanse dichters belichten rijksdeel. In: Algemeen Handelsblad, 1-11-1958. |
M.S., Botsing van twee werkelijkheden. In: Nieuwe Rotterdamsche Courant, 22-11-1958. (over Achter de spiegel) |
K. de Br., 't Boekenplankje. In: Haagsche Courant, 13-1-1959. (over Achter de spiegel) |
J. Greshoff, Wachten op de Dag van Morgen. J. van de Walle schreef een roman van ongekende volheid. In: Het Vaderland, 5-12-1959. |
Willem Brandt, Wachtend op de dag van morgen. In: Awwrsfoortse Courant, 14-12-1959. |
J.W., Terug uit ‘De West’. In: Het Parool, 17-12-1959. (over Wachtend op de dag van morgen) |
C. B[ittremieux], Verlof- en vakantiegangers. In: De Nieuwe Gids, 2-1-1960. (over Wachtend op de dag van morgen) |
| |
| |
[Anoniem], [bespreking van Wachtend op de dag van morgen], In: Elseviers Weekblad, 22-1-1960. |
Jos Panhuijsen, Wachtend op de dag van morgen. J. van der Walle vertelt van een buitenstaander. In: Het Binnenhof, 23-1-1960. |
[Anoniem], Het boek vandaag. In: NRC, 10-2-1960. (over Wachtend op de dag van morgen) |
Pennewip, Een man voor de West. In: de Volkskrant, 15-4-1960. (algemeen) |
Hans van Haaren, Nieuwe roman van J. van de Walle: Uit het leven van een romanticus. In: De Gooi- en Eemlander, 2-7-1960. (over Wachtend op de dag van morgen) |
Hans van Haaren, J. van de Walle schreef sfeerrijke roman uit de West. In: De Gooi- en Eemlander, 11-3-1961. (over De muggen van San Antonio) |
Albert van der Hoogte, Joh. Fabricius blijft schrijven om te vertellen. In: Elseviers Weekblad, 18-3-1961. (over De muggen van San Antonio) |
D. Ouwendijk, J.v.d. Walle met ‘De muggen van San Antonio’: boeiend en tragisch verhaal. In: De Gelderlander, 28-3-1961. |
J.W., Drie Nederlandse romans. Vertelkunst A.M. de Jong door tijd achterhaald. Van de Walles ‘Muggen van San Antonio’ een prachtig boek. In: Het Parool, 12-4-1961. |
Rico Bulthuis, 't Boekenplankje. In: Haagsche Courant, 21-4-1961. (over De muggen van San Antonio) |
J. Greshoff, ‘De muggen van San Antonio’ roman van J. van de Walle. Eerlijk, doeltreffend verhaal. In: Het Vaderland, 29-4-1961. |
W.L.M.E. van Leeuwen, Vierde roman van J.v.d. Walle. De schrijver als intellectueel tussen reactie en revolutie. In: Tubantia, 16-6-1961. (over De muggen van San Antonio) |
Aya Zikken, De muggen van San Antonio. In: Utrechts Nieuwsblad, 5-1-1962. |
J. Greshoff, ‘De Overtocht’: novellen van J. van de Walle. Verhalen uitmuntend in overtuigingskracht. In: Het Vaderland, 17-11-1962. |
Hans Jacobs, Twee boeken over oorlog. In: Het Vrije Volk, 24-12-1962. (over De overtocht) |
J. Felhoen Kraal, Achter de spiegel, door J. van de Walle. In: Nieuwe Westindische Gids, jrg. 42, 1962-1963, pp. 61-62. |
[Anoniem], Obra nobo di J.v.d. Walle. In: Ohservedor, 9-1-1963. (over De overtocht) |
Wim S.B. Klooster, Romanliteratuur over Suriname. In: Schakels Suriname en de Nederlandse Antillen; kanttekeningen bij het literaire leven. S 50, jrg. 1963, pp. 7-10. (over Wachtend op de dag van morgen) |
[Anoniem], J. van de Walle. Een vlek op de rug. In: De Groene Amsterdammer, 15-6-1963. |
[Anoniem], Een vlek op de rug. In: Utrechtsch Nieuwsblad, 1-7-1963. (interview) |
[Anoniem], Televisie voor de West. In: de Volkskrant, 4-7-1963. (interview) |
Beb Vuyk, ‘Een vlek op de rug’, roman over slavernij in Suriname. In: Vrij Nederland, 6-7-1963. |
J. Greshoff, ‘Een vlek op de rug’. Rijkgeschakeerd verhaal door J. van de Walle. In: Het Vaderland, 20-7-1963. |
Alfred Kossmann, Actueel boek van J. van de Walle: Een vlek op de rug. In: Het Vrije Volk, 29-6-1963. |
G.W. Huygens, Van slavernij en vooruitgang. In: Nieuwe Rotterdamsche Courant, 3-8-1963. (over Een vlek op de rug, De overtocht en De muggen van San Antonio) |
Rico Bulthuis, 't Boekenplankje. In: Haagsche Courant, 16-8-1963. (over Een vlek op de rug) |
C.G.v. Zw [eeden], [bespreking van Een vlek op de rug]. In: Trouw, 27-7-1966. |
Hans Vervoort, Keurig Curaçao. Stil mijmeren over gebeurtenissen en personen. In: Vrij Nederland, 11-5-1974. (over Beneden de wind) |
Kees Smit, Johan van de Walle over de ‘doktoor’ en andere doktoren. In: Amigoe di Curaçao, 31-5-1974. (over Beneden de wind) |
| |
| |
Jan Verstappen, Curaçaose herinneringen. In: Het Binnenhof, 29-6-1974. (over Beneden de wind) |
K. Fens, Eiland in de verte. In: de Volkskrant, 27-6-1974. (over Beneden de wind) |
Sim Teunisse, Van de Walle schreef boeiende herinneringen aan Curaçao. In: Haarlems Dagblad, 4-7-1974. |
P[aul] v[an] 't V[eer], Herinneringen aan Curaçao. In: Het Parool, 2-8-1974. (over Beneden de wind) |
Frank Martinus Arion, J. van de Walle; de pijn van een romanticus. In: Haagse Post, 17-8-1974, pp. 36-40. (beschouwing van het oeuvre en interview) |
Links Richten. Tussen partij en arbeidersstrijd. Materiaal voor een teorie over de verhouding tussen literatuur en arbeidersstrijd. Nijmegen 1975 (2 dln.), vooral pp. 160-164 en 567-569. (over de plaats van Van de Walle in de arbeidersbeweging, met name rond Links Richten) |
Margaretha Ferguson, Suriname in breed stemmingsbeeld. In: Het Vaderland, 6-3-1976. (over Een oog boven Paramaribo) |
B. Jos de Roo, J. van de Walle over zijn romans. ‘Ik verberg me in mijn boeken’ In: Amigoe, Kerstkrant 1977. (interview) |
Pim Heuvel & Freek van Wel, Met eigen stem. Herkenningspunten in de letterkunde van de Nederlandse Antillen en Aruba. Assen/Maastricht 1989, pp. 60-62. (algemeen) |
Catharina Henriëtte Bulte, Het Nederlandse hoorspel. Aspecten van de bepaling van een tekstsoort. Utrecht 1984, pp. 76, 167. (summier over de hoorspelen) |
Jos de Roo, Johan van de Walle doet zijn antieke meubels van de hand. In: Amigoe Ñapa, 25-11-1989. (interview) |
[Anoniem], Curaçao in vroeger dagen verschenen. In: Antilliaanse Nieuwsbrief, januari 1991. (over Klein Venetië) |
Jan Verstappen, Herinneringen aan Curaçao. In: Het Binnenhof, 18-1-1991. (over Klein Venetië) |
[Anoniem], Curaçaos schemerduister van kolonialisme naar autonomie. In: Amigoe Ñapa, 2-2-1991. (mer Klein Venetië) |
Haro Hielkema, Lijden aan de ‘ziekte’ die Curaçao heet. In: Trouw, 20-2-1991. (interview) |
Peter Meel, J. van de Walle in Suriname. Herinneringen aan de oorlogsjaren. In: OSO, jrg. 10, nr. 2, december 1991, pp. 181-193. (interview) |
Michiel van Kempen, Een vakman die tobt met zijn gevoelens. In: Weekkrant Suriname, 2 t/m 8-1-1992. (over Achter de spiegel) |
Michiel van Kempen, Bespied door periscopen. In: Weekkrant Suriname, 27-2 t/m 4-3-1992. (over De overtocht) |
Michiel van Kempen, De B. Traven van de Nederlandstalige letteren. In: Weekkrant Suriname, 30-4 t/m 7-5-1992. (over De muggen van San Antonio) |
Paul A.M. van Philips, Herinneringen aan de oorlogsjaren. In: OSO, jrg. 11, nr. 1, mei 1992, pp. 60-66. (over Van de Walles visie op de oorlogsjaren) |
Michiel van Kempen, In het oerwoud van Nederland. In: Weekkrant Suriname, 18 t/m 24-6-1992. (over Wachtend op de dag van morgen) |
Peter Meel, J. van de Walle in Suriname: een naschrift. In: OSO, jrg. 11, nr. 2, oktober 1992, pp. 209-212. (over Van de Walles visie op de oorlogsjaren, reactie op Van Philips) |
Anil Ramdas, ‘Zo krijg je een volk in Suriname.’ In: De Groene Amsterdammer, 9-12-1992. (interview) |
John Albert Jansen, De West van Jo van de Walle. In: Vrij Nederland, 18-9-1993. (interview) |
Anil Ramdas, Schuld. In: NRC Handelsblad, 27-11-1993. (over Een vlek op de rug) |
Hans Rooseboom, [bespreking van Een vlek op de rug]. In: De Stem, 10-12-1993. |
Ivoline van Erpecum, De bekering van ongelovigen. In: Weekkrant Suriname, 6 t/m 12-1-1994. (over Romans en verhalen, met name De slavenopstand en Achter de spiegel) |
| |
| |
Arjan Peters, Ay, Madre Dios! Mensen steken erger dan muskieten. In: de Volkskrant, 7-1-1994. (over Romans en verhalen) |
Ivoline van Erpecum, Angst voor het verleden. In: Weekkrant Suriname, 13 t/m 19-1-1994. (over Romans en verhalen, met name Wachtend op de dag van morgen) |
Ivoline van Erpecum, Ongeëvenaarde sfeertekening. In: Weekkrant Suriname, 27-1 t/m 2-2-1994. (over Romans en verhalen, met name De overtocht) |
Gerrit Jan Zwier, Een Westindisch decor. In: Leeuwarder Courant, 11-2-1994. (over Romans en verhalen) |
Jos de Roo, [bespreking van Romans en verhalen.) In: OSO, jrg. 13, nr. 2, oktober 1994, pp. 214-217. |
J.J. Oversteegen, In het schuim van grauwe wolken: het leven van Cola Debrot tot 1948. Amsterdam 1994. (op diverse pagina's over de betrekkingen met Cola Debrot) |
Wim Rutgers, Eenzaam tussen twee vaderlanden. Johan van de Walles Caraïbische romans en verhalen na ruim dertig jaar herdrukt. In: Ons Erfdeel, jrg. 37, nr. 4, september-oktober 1994, pp. 598-600. |
John Albert Jansen, ‘Er zal een sociaaldemocratische wereldorde ontstaan’. In: VPRO Gids, nr. 30, 26-7 t/m 1-8-1997, pp. 6-7. (interview) |
68 Kritisch lit lex.
februari 1998
|
|