| |
| |
| |
Joop Waasdorp
door Bert Peene
1. Biografie
Joop Waasdorp werd op 28 april 1917 in een Amsterdams arbeidersgezin geboren. Van de drie zoons die het gezin telde, was hij de middelste. Toen hij een jaar oud was, verhuisden ze naar Zaandam, zeven jaar later keerden ze naar de hoofdstad terug. Na de lagere school bezocht hij de driejarige hbs. In 1931 slaagde hij voor het eindexamen, waarna de ‘tijd van de sofbaantjes’ volgde. Hij was toen onder meer jongste bediende op een advocatenkantoor en werkte verder bij een kaashandel en een oliefirma. In 1936 werd hij als telexbediende aangenomen bij het Amerikaanse persbureau United Press. Voor de oorlog uitbrak, werkte hij ook nog korte tijd voor het bureau Press Wireless. In 1943 werd hij bij een razzia opgepakt en voor tewerkstelling naar Bremen afgevoerd. Na de oorlog kreeg hij een betrekking als redacteur-vertaler bij Associated Press, waar hij in 1950 zonder duidelijke aanleiding vertrok. Hij reisde naar Zuid-Frankrijk, naar het nudisteneiland Ile du Levant, om een Zwitser te assisteren bij het maken van een speelfilm, waarvoor hij ook het scenario geschreven had. Na een maand verdween de Zwitser echter spoorloos, waarmee aan Waasdorps filmcarrière een abrupt einde kwam. Hij belandde ten slotte in Parijs, waar hij als clochard tussen twee Seinebruggen een bedelwijk had. Daar hoorde hij van de ‘verbroederingsorganisatie’ Concordia, die door heel Frankrijk heen werkkampen had. Hij meldde zich hiervoor aan en verbleef achtereenvolgens in kampen bij Dijon, Lyon en Parijs. In 1952 keerde hij naar Nederland terug, waar hij Veluwe-correspondent voor de Zwolsche Courant werd. Vier jaar later emi- | |
| |
greerde hij met vrouw en kind - Waasdorp was in 1949 getrouwd - naar Australië. Daar was hij onder andere fabrieksarbeider, krabbenvisser, strandjutter, scharenslijper, loodsmelter en veedrijver. In 1962 keerde hij berooid naar Nederland terug. Nadat hij eerder al twee maanden in Barcelona had gewoond
en - als leraar Engels - gewerkt, zette hij in 1982 met zijn boot de ‘Albatros’ opnieuw koers naar Spanje. Deze keer zou hij er tot zijn dood blijven. Hij overleed op 3 september 1988 in Valencia.
Waasdorp vertaalde onder meer Orwell's Down and out in Paris and London en The road to Wigan Pier en werkte mee aan Vrij Nederland, Podium en Gandalf. Voor dit laatste tijdschrift schreef hij onder het pseudoniem Frans Hals het feuilleton ‘Het lot van de kunst’.
In 1974 kreeg hij de Marianne Philips-prijs voor zijn verhalenbundels Het naakte leven en Welkom in zeel.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Verwantschap
Joop Waasdorp zal ongetwijfeld de literatuurgeschiedenis ingaan als ‘de Nescio van de have-nots’. De karakteristiek, die in de loop der jaren een eigen leven is gaan leiden, werd voor het eerst gebruikt door C. Buddingh', die in een bespreking van de bundel Welkom in zee ‘grote affiniteiten’ signaleert tussen Waasdorp en de schepper van Japi en de titaantjes. Waasdorp kan evenals Nescio alleen optekenen wat hij zelf heeft meegemaakt, evalueert Buddingh'. Verder verstaat hij evenzeer de kunst het doodgewone tot het unieke te transformeren en leven ook zijn personages aan de zelfkant, met dien verstande dat de titaantjes uit de gegoede burgerij voortkomen en daar op de een of andere manier toch toe blijven behoren, terwijl Waasdorps verhaalfiguren bezitlozen zijn.
Het is de vraag of er niet meer verschillen zijn dan Buddingh' noemt. Nescio's stijl is bijvoorbeeld veel geraffineerder, waardoor het lijkt alsof hij zijn titaantjes tegen de kille maatschappij in bescherming neemt door ze een beschut plaatsje in de literatuur te geven. Waasdorps personages moeten zichzelf maar zien te redden. Bovendien zit er, om met Waasdorp zelf te spreken, bij de gein van Nescio iets te veel van ‘koffie en koek’, te veel het ‘Hollandse binnenkamertje, te veel onderbroeken’ (Cornelissen 1965). Zijn humor is veel harder, veel rauwer. Maar het is een feit, dat het in Waasdorps verhalen wemelt van de ‘have-nots’: cowboys, krabbenvangers, bedelaars, scharrelaars, zwervers. Sappelende figuren die met één been in en met het andere buiten de maatschappij staan en die alle moeite van de wereld hebben om het naakte bestaan veilig te stellen. Het zijn principiële eenzaten, die nooit verstrikt raken in welke emotionele relatie ook en die zich überhaupt alleen met andere mensen inlaten als ze echt niet buiten hen kunnen.
| |
Thematiek
Traditie
In Waasdorps verhaalwereld is het ieder voor zich en God voor ons allen. Vaak blijft het onduidelijk wat deze figuren bezielt. Voor de verteller geldt dat minder. Hij is een romantisch escapist, die gedreven wordt door maatschappelijke en sociale onvrede. Zo opent het verhaal ‘De schat van Les Mona’ (in Het naakte leven) als volgt: ‘Het oude nest en de oude huizen waren
| |
| |
weer eens gaan stinken. Braaksel van het verleden lag over alles heen. Bovendien zaten enkele vinnige kwelgeesten mij om geld achterna. Alles was verziekt. [...] Nog dezelfde dag vertrok ik een slordige vijfhonderd kilometer naar het zuiden.’ Er is meer dat de verteller van de meeste andere personages onderscheidt. Zijn nuchterheid bijvoorbeeld, die niet zelden een sceptische ondertoon heeft. Zijn relativerende humor ook en zijn vitaliteit. Hierdoor blijft Waasdorp vér van zowel het huiskamerrealisme à la Coenen en Netscher als dat van Mensje van Keulen, hoezeer de vergelijking met hun werk soms ook voor de hand ligt. Want ondanks alle misère die zij tijdens hun omzwervingen ontmoeten en de vergeefsheid van hun inspanningen, zitten Waasdorps figuren niet bij de pakken neer, maar krabbelen zij na ieder échec manmoedig overeind en proberen zij het gewoon opnieuw.
| |
Thematiek
Geld en geldgebrek, bedrog, non-conformisme, de tegenstelling tussen cultuur (beschaving) en natuur en die tussen bezitters en bezitlozen zijn belangrijke Leitmotive in Waasdorps verhalen. Het is echter niet eenvoudig daarin een kernthema aan te wijzen, of het moest het idee zijn dat ieder mens gerechtigd is volgens zijn eigen aanleg te leven. Uit alle verhalen spreekt immers een sterke drang naar vrijheid, zowel positief in de hiervoor bedoelde zin als negatief in de zin van per se niet willen doen wat anderen doen. Vooral de vaderfiguur, die een aantal keren in Welkom in zee optreedt, belichaamt die laatste houding.
Minstens zo duidelijk klinkt echter het besef van de onvervulbaarheid van het leven door: de absolute vrijheid bestaat niet, of het moest de dood zijn. De mens moet in de regel kiezen voor de onvrijheden die het best bij hem passen. ‘[...] in het leven kan niet alles wat je verlangt in vervulling gaan,’ vertelt Waasdorp aan Eva Hoornik. ‘Er blijft altijd een stukje open. En dat stukje moet je dan opvullen door creatief te zijn. Door je eigen wereld er neer te zetten. En dat doe ik dus door middel van schrijven.’
| |
Relatie leven/werk
Zijn eigen ervaringen zijn onmiskenbaar uitgangspunt en onderwerp van het grootste deel van zijn werk. De verhalen in Het naakte leven zijn een weerslag van zijn verblijf in Australië,
| |
| |
in Welkom aan zee grijpt hij terug naar zijn jeugd en schrijft hij over het Amsterdam in de eerste helft van de jaren zestig, de periode na zijn repatriëring. Dat wil echter niet zeggen dat schrijver en verteller zonder meer met elkaar mogen worden vereenzelvigd en dat zijn verhalen samen een min of meer betrouwbare kroniek van zijn leven vormen. Ieder verhaal stelt immers zijn eigen eisen en daaraan moet de historische werkelijkheid soms ondergeschikt worden gemaakt. Dat blijkt onder meer in ‘Een literaire middag in 1940’ (in Welkom aan zee), het verslag van een ontmoeting in het Amsterdamse ‘Américain’ met Ed. Hoornik, Han Hoekstra, Bertus Aafjes, Anna Blaman en Theun de Vries. De verteller meent aanvankelijk, dat deze heeft plaatsgevonden in het eerste oorlogsjaar, maar terwijl hij in zijn geheugen rondtast, raakt hij er meer en meer van overtuigd. dat het later geweest moet zijn. Toch is het jaar 1940 in de titel blijven staan.
| |
Stijl / Techniek
Minstens zo typerend voor Waasdorps verhalen als zijn preoccupatie met de ‘have-nots’ is zijn ongecompliceerde manier van vertellen. K. Schippers heeft deze ooit omschreven als ‘het gepraat van iemand die, in een of andere wachtkamer plotseling met een wezenloos verhaal tegen je aan gaat kletsen’. De gemeenzaamheid die een dergelijke vertelsituatie kenmerkt, ontstaat onder meer door het gebruik van een gewild alledaagse woordenschat. Waasdorps verteller heeft het bijvoorbeeld over ‘onderlaatst’, ‘duurder kosten’ en ‘overhuis komen’. Verder speelt het gebruik van metonymische namen voor bepaalde personages daarbij een rol. Een man met een jockeypet heet gewoon ‘de jockeypet’ en iemand die een pruik draagt ‘de pruik’. De vele vertellersinterventies dienen hetzelfde doel.
| |
Kunstopvatting
Hoewel deze stijlkenmerken zeker aan het humoristische karakter van de verhalen bijdragen, staan ze toch allereerst in dienst van de duidelijkheid, die een zeer wezenlijk aspect van Waasdorps opvattingen over literatuur is. Een verhaal moet er ‘haaks’ bij staan, vindt hij, het moet niet voor meer dan één uitleg vatbaar zijn. ‘Je moet er wel voor zorgen dat de mensen je begrijpen, dan moet je dus eenvoudig schrijven. Dat betekent niet dat je je lezers naar de mond moet praten, nee, je moet wat je wil aangeven eenvoudig en duidelijk zeggen, zonder Jan
| |
| |
Klaassen, zonder dat het nodig is dat je lezers een woordenboek bij de hand houwen.’ (Cornelissen 1970) Op dit credo is ook zijn voorkeur voor de ik-vorm en de onvoltooid verleden tijd terug te voeren.
Duidelijkheid kenmerkt niet alleen zijn stijl, maar ook zijn verteltechniek en de opbouw van zijn verhalen. Uitweidingen veroorlooft hij zich alleen als ze voor een goed begrip van de situatie noodzakelijk zijn. In het algemeen worden de verhalen rechttoe-rechtaan verteld, steeds volgens hetzelfde stramien: een korte situatieschets bij wijze van introductie en dan de geschiedenis zelf, van a tot z.
| |
Techniek
Door deze manier van vertellen lijkt Waasdorp op het eerste gezicht niet veel verder te komen dan wat ‘krabben aan de buitenkant van al die bestaantjes’. Kees Fens heeft er echter op gewezen, dat die oppervlakkigheid tegelijkertijd de diepgang van Waasdorps verhalen uitmaakt. De mensen komen en gaan in het leven van de hoofdfiguur, uitdieping van hun persoonlijkheid vindt niet plaats en toch komen zij ‘totaal’ voor de lezer te staan, namelijk in het gebeuren. Je hoeft de lotgevallen van al die verhaalfiguren maar te volgen om te weten wat voor vlees je in de kuip hebt. Waasdorp geeft blijk van een uitstekend observatievermogen en heeft oog voor het treffende detail. Daardoor slaagt hij erin met een enkele trek zijn personages tot mensen van vlees en bloed te maken. Wanneer hij bijvoorbeeld over een van hen opmerkt dat zij typisch een vrouw lijkt die geen snee brood voor niets zou geven, typeren die paar woorden het wezen van deze vrouw en geven zij tegelijk, impliciet, informatie over de man die dat denkt: hij behoort kennelijk tot de mensen die wel eens om een snee brood hebben moeten vragen. Waasdorps verhalen zijn in werkelijkheid veel geraffineerder dan ze lijken. Ze zijn niet in één keer op papier gezet, er is zorgvuldig aan geschaafd om een bepaald effect te bereiken. Daartoe dienen de vertellersinterventies evenzeer. Regelmatig kondigt Waasdorps alter ego aan wat er komt of geeft hij commentaar op de gebeurtenissen: ‘Nu komt de financiële kant van de zaak, die van mij bedoel ik’ en ‘Nu komt er een eigenaardig persoon op het toneel’. Enerzijds wordt hiermee een indruk van spontaniteit gewekt, anderzijds verraden zij de
| |
| |
doelgerichtheid en de ordening die de auteur nastreeft. Waasdorps verhalen zijn meer dan verslagen van op zichzelf opmerkelijke gebeurtenissen. Herinneringsbeelden zijn weliswaar onmiskenbaar de motor van zijn schrijversactiviteit, maar doordat hij in de feitelijke werkelijkheid verbanden legt en verlegt, sommige aspecten wat meer naar voren haalt en andere naar de achtergrond schuift en er iets van zijn eigen gevoelens en gedachten aan toevoegt, is het uiteindelijke resultaat meer een ver beelding dan een uit beelding van het eens geziene.
| |
Verwantschap
Waasdorp is in de loop der jaren niet alleen vergeleken met Nescio, ook de namen van Elsschot (vanwege de verteleconomie) en Carmiggelt (de voorkeur voor marginale types) zijn wel genoemd. Zelf sprak hij ooit zijn bewondering uit voor schrijvers als Douwes Dekker, Du Perron, Slauerhoff en Van het Reve. Van beïnvloeding lijkt geen sprake te zijn geweest, daarvoor zijn de verschillen tussen zijn werk en het hunne te groot, maar dat hij zich met hen verwant heeft gevoeld omdat ook zij het primaat van de ‘vent’ stelden, lijkt alleszins aannemelijk. Waasdorp had een hekel aan ‘echte literatuur’, aan verhalen die ‘bedacht’ zijn. Hij schreef vanuit de opvatting, dat wat je vertelt, gezien en doorleefd moet zijn. De kritiek heeft ook altijd zijn meest authentieke verhalen, bijeengebracht in de bundels Het naakte leven en Welkom in zee, als zijn beste beschouwd. De novelle Het lot van de kunst, dat in eerste instantie als feuilleton in Gandalf verscheen en een veel ‘bedachtere’ indruk maakt, kreeg een slechtere pers.
| |
Publieke belangstelling
Zoals dat wel meer het geval is, gaan bij Waasdorp de ontvangst in de literaire kritiek en de publieke belangstelling voor zijn boeken niet gelijk op. Het naakte leven werd door de lezers nauwelijks opgemerkt en moest pas herdrukt worden toen vijf jaar later Welkom in zee verscheen. Beide bundels zijn sindsdien herhaaldelijk herdrukt.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Elizabeth Land, Nog twintig seconden te leven. Vertaald door J. Waasdorp. Utrecht/Antwerpen 1964, Het Spectrum, Prisma-Boeken nr. 1037, R. (vert) |
Joop Waasdorp, Het naakte leven. Amsterdam 1965, J.M. Meulenhoff, Meulenhoff Editie nr. E 67, VB. (vijfde druk in De verhalen) |
Mitsuo Fuchida (en) Masataka Okumiya, De slag bij Midway. Vertaald door J. Waasdorp. Utrecht/Antwerpen 1965, Het Spectrum, Prisma-Boekennr. 1109, E. (vert.) |
George Orwell, Aan de grond in Londen en Parijs. Vertaald door Joop Waasdorp. Amsterdam 1970, Meulenhoff, Meulenhoff Editie nr. E 182, R. (vert.) |
Joop Waasdorp, Welkom in zee! Amsterdam 1970, Meulenhoff, Meulenhoff-reeks, nr. 10, VB. (derde druk 1975: Meulenhoff Editie nr. E 371; vijfde druk in De verhalen) |
Joop Waasdorp, De vogelverschrikker. Gevolgd door Neef Kas, de behanger. Amsterdam 1972, Erven Thomas Rap, V. (tweede druk in De verhalen) |
George Orwell, De weg naar Wigan. Vertaling door Joop Waasdorp. Amsterdam 1973, De Arbeiderspers, Synopsis, E. (vert.) |
Joop Waasdorp, ‘De mast had, door gebrek aan onderhoud.’ Den Haag 1975, Stichting Bzztôh Teater, T. (met plano) |
Joop Waasdorp, Krabben en andere verhalen. Utrecht 1976, Knippenberg's Uitgeverij, Bulk-Boek, nr. 45, VB. |
Joop Waasdorp, Het lot van de kunst. Amsterdam 1979, Meulenhoff, VB. (derde druk in De verhalen) |
Joop Waasdorp, De verhalen. Amsterdam 1989, Meulenhoff, Meulenhoff Editie, VB. (bevat herdrukken van Het naakte leven, Welkom in zee! en Het lot van de kunst, een selectie uit de ‘verspreide verhalen’, de bijlage ‘Brief aan mijn uitgever’ en een verantwoording) |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Igor Cornelissen, Vraaggesprek met Joop Waasdorp: ‘Emigreren is een rauwe zaak’. In: Vrij Nederland, 15-5-1965. (interview) |
J. B[ernlef], Lichte verhalen van Joop Waasdorp. In: Schrijfkrant, jrg. 1, nr. 10, 21-5-1965, p. 1. (over Het naakte leven) |
Eva Hoornik, Joop Waasdorp: ‘Het liefst zou ik op een Pacific-eilandje zitten’. In: Schrijfkrant, jrg. 1, nr. 10, 21-5-1965, p. 2 (interview) |
Hans van Haaren, Nieuwe schrijver zonder stoute jongens-zucht In: De Gooi- en Eemlander, 26-6-1965. (over Het naakte leven) |
Kees Fens, Literatuur en leven in drie debuten. In: De Tijd, 3-7-1965. (over Het naakte leven) |
Willem van de Velden, Het naakte leven. In: De Stem, 31-7-1965. |
Renate Rubinstein, Joop Waasdorp: Het naakte leven. In: Avenue, jrg. 1, nr. 7, april 1966. |
C. Buddingh', Een paar van de mooiste verhalen van deze tijd. In: Het Parool, 20-6-1970. (over Welkom in zee!) |
Jos Panhuijsen, Welkom in zee! In: Het Binnenhof, 25-7-1970. |
Paul Koeck, Nog eens: Welkom! In: Elsevier, 29-8-1970. (over Welkom in zee!) |
W.G. van Maanen, Weemoedige authenticiteit in verhalen van Joop Waasdorp. In: Utrechts Nieuwsblad, 11-9-1970. (over Welkom in zee!) |
Ben Dull, Schrijver Joop Waasdorp: ‘Een vrij maar erg hard leven...’ In: Het Parool, 25-9-1970. (interview) |
Peter L. Gerritse, Joop Waasdorp. Een zeer groot, eigenzinnig schrijver. In: Het Binnenhof, 29-10-1970. (interview) |
K. Schippers, Een perfecte Onvoltooide. In: Haagse Post, 5-9-1972. (over De vogelverschrikker. Gevolgd door Neef Kas, de behanger) |
Frans Heddema, Joop Waasdorp: ‘Laat me maar kankeren, dat vind ik fijn’. In: De Tijd, 23-12-1972. (interview) |
Eddy Mielen, Lezen en luisteren. Een verkenning van het werk van Joop Waasdorp. In: Raam, nr. 101, maart 1974, pp. 18-25. (over Waasdorps verteltrant) |
Gerrit Komrij, Lachen met Waasdorp. In: Gerrit Komrij, Daar is het gat van de deur. Kritieken en essays. Amsterdam 1974, pp. 111-113. (over De vogelverschrikker. Gevolgd door Neef Kas, de behanger) |
Cees Straus, Joop Waasdorp: ‘Alle mensen, ook mezelf, vind ik wrakhout’. In: Haarlems Dagblad, 3-5-1975. (interview) |
Joop Waasdorp zestig jaar. Amsterdam 1977. De Engelbewaarder nr. 8, waarin onder meer:
Thijs Wierema, Joop Waasdorp: ‘Ik ben een little loner, die ook door het leven moet’, pp. 9-43. (interview) |
William Rothuizen, Welkom in zee. In: Jan Brokken, Martin Schouten, John Jansen van Galen en William Rothuizen, Het volle literaire leven. Portretten uit de Haagse Post Amsterdam 1978, pp. 163-183. (interview) (ook in: Joop Waasdorp, Krabben en andere verhalen. Utrecht 1976) |
Martin van Amerongen, Joop Waasdorp: ‘Ik moet die bloody brave new world een beetje kunnen overzien’. In: Martin van Amerongen, De muichelmoordenaar. Artikelen en polemieken. Amsterdam 1978, pp. 70-78. (interview) |
Reinjan Mulder, Een scharrelaar in schilderijen. In: NRC Handelsblad, 31-8-1979. (over Het lot van de kunst) |
Wim Sanders, Wachten op Waasdorp. In: Het Parool, 7-9-1979. (over Het lot van de kunst) |
Eddy Mielen, De kunst van Joop Waasdorp. In: Bzzlletin, jrg. 8, nr. 70, november 1979, pp. 65-68. (over de ontwikkeling van Waasdorps oeuvre) |
Igor Cornelissen, ‘Met een roggebrood en een fles water in je zak op Schokland af’. In: Vrij Nederland, 10-9-1988. (overzichtsartikel naar aanleiding van Waasdorps dood) |
Jaap Goedegebuure, Uitgekiend. In: Haagse Post, 12-8-1989. (over De verhalen) |
| |
| |
Koos Hageraats, Aan de slag dus maar. In: De Tijd, 15-9-1989. (over De verhalen) |
Hans Warren, Joop Waasdorp: rauw schrijven over het rauwe leven. In: Het Vrije Volk, 7-10-1989. (over De verhalen) |
Dens Vroege, Joop Waasdorp. Het laatste interview. Amsterdam 1989. (interview over Waasdorps tocht van Nederland naar Spanje over de binnenwateren) |
41 Kritisch lit lex.
mei 1991
|
|