| |
| |
| |
Hans van de Waarsenburg
door Rob Molin
1. Biografie
Johannes Paul Richard Theodorus van de Waarsenburg werd als zoon van een dameskapper op 21 juli 1943 geboren te Helmond, waar hij opgroeide in een conservatief katholiek milieu. Na het behalen van het mulo-diploma ging hij naar het internaat van de Bisschoppelijke Kweekschool in Roermond. Een jaar later vervolgde hij de opleiding aan de Nutskweekschool in Eindhoven, waarna hij nog korte tijd M.O. geschiedenis in Tilburg studeerde. Aanvankelijk werkte hij als onderwijzer in zijn geboortestad en van 1966 tot 1988 aan de Nutsschool Pierre Kemp in zijn woonplaats Maastricht.
Als voorzitter van het Vietnam-comité organiseerde hij in de jaren zestig demonstraties. Hij was actief in de Pacifistisch-Socialistische Partij en vervolgens in de Partij van de Arbeid, die hem in 1970 kandidaat stelde voor de gemeenteraad van Maastricht.
Zijn literaire loopbaan startte met een geregelde medewerking aan het jongerentijdschrift Manifest, waarvan hij redactiesecretaris was, en de uitgave van Gedichten (1965).
Van 1966 tot 1977 was hij redacteur van het literaire tijdschrift Kentering en van 1970 tot 1976 algemeen secretaris voor Nederland van het PEN-Centrum, een functie die hij in het najaar van 1991 weer opnam. Hij legt zich daarnaast geheel toe op het schrijverschap.
Vanaf zijn vroege jeugd brengt Van de Waarsenburg geregeld vakanties door aan zee bij Zoutelande op Walcheren. Hij maakte reizen naar onder andere Portugal, Spanje, Corsica, Sardinië en Finland en na 1988 ook naar landen als de Ver- | |
| |
enigde Staten, Korea, Thailand, Macao, Puerto Rico, Mexico en Brazilië.
Een eervolle vermelding van de Reina Prinsen Geerligsprijs viel hem te beurt in 1969; voor de gedichtenbundel De vergrijzing ontving hij de Jan Campertprijs 1973.
Hij maakte radioprogramma's over literatuur en beeldende kunst, werkte als literair recensent mee aan De Nieuwe Linie en aan het dagblad De Limburger, maar vooral publiceerde hij poëzie en essays in onder andere Bzzlletin, De Gids, Nieuw Vlaams Tijdschrift en Tirade.
Hans van de Waarsenburg is sinds 1966 gehuwd met de kunstenares Riët Amesz. Ze hebben twee dochters, Marike en Ivanka.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek / Ontwikkeling
Weliswaar verschijnt het motief van de zee in het hele oeuvre van Van de Waarsenburg, maar het gaat pas overheersen in De dag van de witte chrysanten (1979), Zeeschappen (1981) en Avondlandschappen (1982). Het in juni 1978 in Tirade gepubliceerde ‘Zoutelandse Zichten’ (ook opgenomen in Zeeschappen) luidt deze periode waarin de zee centraal staat, in, Vanaf De dag van de witte chrysanten is de zee vooral een verblijfplaats van de voorouders, met wie een gebrekkig contact onderhouden kan worden. Van de Waarsenburg betreurt het feit dat het leven ‘aan zee’ is opgesplitst in fasen; de poging de grenzen tussen die fasen op te heffen blijkt vruchteloos.
Vóór 1978 werd zijn poëzie beheerst door het engagement met betrekking tot politiek en maatschappij; dit vindt daarna sluimerend een voortzetting in het feit dat de zee het verleden en de misstanden daarin oproept. De bundels uit de eerste periode benadrukken herhaaldelijk de betrekkelijkheid van het dichterschap en de ontoereikendheid van de poëtische taal om communicatie tot stand te brengen en de werkelijkheid te veranderen. De zee is in deze periode een element met een zuiverende kracht, die zij echter ten opzichte van de bedorven wereld niet kan doen gelden. Een aankondiging van het op de achtergrond raken van het engagement geeft ‘Afscheid van het engagement? - een triptiek’ (Verschrikkelijke winter, 1975). Voorgoed staat het terzijde in de laatste afdeling van Het sleutelbeen van Napoleon (1977).
Keuze uit de politieke gedichten van Hans van de Waarsenburg (1978) sluit de geëngageerde tijd nadrukkelijk af. Wiel Kusters onderscheidt in zijn ‘uitleiding’ bij deze bloemlezing een viertal categorieën in de politiek- en maatschappijgerichte gedichten. De ‘rechttoe-rechtaan’-gedichten willen de lezer aansporen tot protest of bijdragen aan activering van zijn politieke bewustzijn. Verder zijn er verzen met beelden van maatschappelijke onvrede en verzen die een mentaliteit aan de kaak stellen waarbij vaak het verleden wordt betrokken. Tenslotte zijn er gedichten waarin een politieke thematiek Verweven is met een persoonlijke.
| |
Stijl / Techniek
Voortdurend gebruikt Van de Waarsenburg in de bundels tot en met Tussen nat mos en een begrafenis (1973) rauwe termen,
| |
| |
ironie en-sarcasme, hanteert hij een spelling die afwijkt van de gangbare (‘powezie’, ‘onderzeejers’) en is het ritme van de beat hoorbaar. Een en ander verschijnt nog sporadisch in Verschrikkelijke winter en Het sleutelbeen van Napoleon, maar vanaf deze bundels geeft hij de emoties vooral onderkoeld weer; de taal wordt dan geconcentreerder en de toon elegischer. Het gehele oeuvre bevat associaties en een voornamelijk aan de zee en de seizoenen ontleende beeldspraak.
Niet geheel ten onrechte heeft Van der Vegt in een bespreking van het werk uit het begin van de zeventiger jaren in Ons Erfdeel gewezen op de willekeurige begrenzing van de versregels, waardoor de ritmische spanning wordt uitgebannen. Aan dit euvel lijden Verschrikkelijke winter en de erop volgende bundels niet of nauwelijks meer.
| |
Ontwikkeling / Thematiek / Stijl
Al in Gedichten (1965) zijn de peilers te zien die de poëzie uit de eerste periode dragen: engagement, zee, dood, verleden en het falen van de (poëtische) taal als communicatiemiddel. Met uitzondering van het laatste bepalen deze aspecten ook het werk na 1978, maar dan hebben zich wel accentverschuivingen voorgedaan. In de debuutbundel veroordeelt Van de Waarsenburg de concrete werkelijkheid in bijvoorbeeld ‘Helmond’, ‘Europa R.I.P.’ en ‘Cyclus Vietnam (een benaderingswijze)’. Een nog fellere afwijzing ervan geschiedt in Met innige deelneming (1968). Gematigder is de afwijzing in Niet dat powezie nu zo belangrijk is (1969), hoewel daarin nog de nadruk ligt op het engagement. De cyclus ‘Mosa-beat’ in deze bundel is een prelude op de ingetogenheid die het werk vanaf 1975 (Verschrikkelijke winter) kenmerkt. Zij is overigens in Stadtekens (1969) herhaaldelijk te bespeuren. Het eigen tekort treedt hier naar voren in:
mijn revolusie verschaalt,
langzaam bouw ik een winterkwartier.
Dat eigen tekort stelt hij in Powezie '69 (1971) naast dat van zijn eigen generatie. De vergrijzing (1972) spitst de thematiek van de ouderdom toe op het bejaardenprobleem:
| |
| |
en hoe dood ze nu pok zijn
met hun a.o.w. iedere maand
er is zichtbaar geknaagd.
De moedeloosheid in Stadtekens wordt hier nog groter: ‘flacons van revolutie’ liggen ‘op de vuilnisbelt’. De lijn van De vergrijzing wordt voortgezet in Tussen nat mos en een begrafenis: ook daarin verval en dood, en het beeld ‘herfst’ voor dat verval. Nóg dichter bij de dood staat. Verschrikkelijke winter. Voor het laatst houdt Van de Waarsenburg zich volledig bezig met het engagement in, de eerste afdeling van. Het sleutelbeen van Napoleon: ‘Portugese reisgedichten’. Hier wijst hij het patriarchaat af (‘Vader de Hitparade’, ‘Vader de Kerk’, ‘Vader de Staat’, ‘Vader het Onderwijs’, enzovoort) zoals hij in vroeger werk ook al gedaan had. Aan deze ‘Portugese reisgedichten’ is de afdeling ‘Het sleutelbeen van Napoleon’ niet alleen tegengesteld door het vrijwel ontbreken van het engagement, maar ook door de verheerlijking van het patriarchaat. Het geboorte-eiland van Napoleon roept associaties op met het verleden waarin de Vader meer als patriarch dan als mens optrad:
Want voor de Geschiedenis der Vaderen
had ik gevoel en geen onderscheid
In de volgende bundel De dag van de witte chrysanten (1979) is ‘herfst’, evenals in De vergrijzing en Tussen nat mos en een begrafenis, een beeld voor verval. De zee maakt in De dag van de witte chrysanten een kortdurend en gebrekkig contact mogelijk met de Vader (‘In tweezijdig licht’) of de voorouders (‘De overtocht’ en ‘Schip naar Dover’). De niet te overbruggen afstand tussen heden en verleden is het thema van Zeeschappen (1981). De eeuwigheid achter de vloedlijn blijkt telkens onbereikbaar. Het eerste deel van Avondlandschappen (1982) stelt de problematiek van de verbrokkeling in levensfasen van de ‘hij’, de zee wekt hoop dat deze wordt weggenomen. De ‘hij’ bevindt zich zeer dicht bij de dood, wat hem melancholisch stemt. Dat gevoel verdwijnt in het laatste deel door het opgaan in zee:
| |
| |
Gewichtloos rust het heelal op zijn rug
Geluidloos zijn stem, geen letters meer
De zinnen zijn de zee geworden.
Nu heeft de ‘hij’ de eeuwigheid achter de vloedlijn wél bereikt.
| |
Traditie / Verwantschap
Met zijn eerste gedichten in Manifest, het jongerentijdschrift dat zich in de zestiger jaren protesterend opstelde, verzette Van de Waarsenburg zich tegen de officiële literatuur en cultuur. De hardheid van de taal en het ritme ervan kwamen tot stand onder invloed van de rock en roll, en van de dichter en zanger Bob Dylan, de beeldspraak is verwant aan die van de Vijftigers, en er is een samenhang met de ontwikkeling in de popmuziek.
| |
Visie op de wereld
Van de Waarsenburg beschouwt de hem omringende realiteit als een voortbrengsel van historische gebeurtenissen. Onvoorwaardelijk wijst hij in heden en verleden burgerlijkheid en geloof af, naast maatschappelijke misstanden en oorlog. Voelt hij zich aanvankelijk door de vitaliteit van de seksualiteit gebonden aan de werkelijkheid, vanaf 1978 (als dood en vergankelijkheid nóg uitdrukkelijker naar voren treden dan voorheen) reikt hij naar de eeuwigheid, gesymboliseerd door de zee.
| |
Kritiek
De kritiek sprak zich niet onverdeeld gunstig uit ten aanzien van de eerste bundels. Vooral bestond er bezwaar tegen de rauwe, niet gangbare poëtische taal, en men twijfelde aan de oprechtheid van de inhoud.
Zeer goed werd De vergrijzing ontvangen, volgens de meeste beoordelaars de gaafste bundel in het oeuvre (tot 1972). Verschrikkelijke winter, De dag van de witte chrysanten en Zeeschappen vonden waardering bij onder anderen Jan van der Vegt en Karel Soudijn. Tom van Deel (in de beoordelingen voor het NBLC) en Willem Jan Otten zijn Van de Waarsenburgs poëzie blijven afwijzen. De laatste wees er in zijn recensie van De dag van de witte chrysanten op dat Van de Waarsenburg ‘zich door de poëzie beweegt als een zakkenroller door het Centraal Station’, waarmee Otten doelde op het onoriginele woordgebruik en de aan de Vijftigers ontleende beeldspraak.
| |
| |
| |
Ontwikkeling / Thematiek
Ook na Avondlandschappen (1982) blijft Van de Waarsenburgs voorkeur uitgaan naar het metaforisch en symbolisch gebruik van het zeemotief en daarmee samenhangende aspecten.
In de cyclische bouw van Ach, de tijd (1983) demonstreert hij opnieuw dat het alles uitwissende water eeuwig en het menselijk bestaan tijdelijk is. Deze onverzoenlijke tegenstelling manifesteert zich, ook in de volgende bundels, vooral in tegenstellingen als licht - donker, dag - nacht, beweging - stilstand en lucht - zee. Tussen de delen van deze tegenstellingen is er een uiterst smal overgangsgebied, waarin Van de Waarsenburg naar de naderende dood kijkt en op de eigen jeugd en de (jonge) geschiedenis van het mensdom terugblikt. Daarbij stuit hij steeds op de horizon achter de golven, die het levensgeheim afschermt en de ongewisheid over de dood symboliseert. De waarheid is onbereikbaar en bijgevolg niet te verwoorden, al heeft het er soms de schijn van dat de droom de sluier even oplicht. Van de Waarsenburg neemt zo feitelijk het motief van de ontoereikendheid van de poëtische taal weer op, dat na 19 7 8 op de achtergrond raakte.
Het motief van de elkaar snel opvolgende levensfasen uit De dag van de witte chrysanten is weer volop aanwezig in Waar het blauw eindigt (1987). Nieuw is hier, naast cycli bij het werk van beeldend kunstenaars als Ger Lataster en Jan Hendrix, de aandacht voor exotische oorden. De dorst der havensteden (1990) en Avond val (1993) zetten deze lijn verder voort.
In de titelafdeling van De dorst der havensteden vertrekt Van de Waarsenburg vanuit een aantal kustplaatsen, die de vertrouwde plek bij de vloedlijn lijken te vervangen. De thematiek van dood en verval verwoordt hij hier overigens ook buiten het zeemotief om, met name in de cyclus ‘Asparagus, asparagus’, waar ook de sinds Avondlandschappen (1982) uitgebannen erotiek en katholieke reminiscenties terugkeren.
Dat laatste valt des te meer op in Avond val, met zeer strak gebouwde, maar speelse oden aan de Griekse muzen. In deze bundel wordt de lezer verder deelgenoot gemaakt van het intense leven in het Garaïbisch gebied, maar evenals de grensverleggende droomtaal van de poëzie kunnen de dans, het eten en drinken de melancholie slechts voor even verdrijven.
| |
| |
| |
Kunstopvatting / Ontwikkeling
Van ruig taalgebruik - in Van de Waarsenburgs eerste bundels een uitdrukking van zijn opzettelijk anti-estheticisme - is sinds 1978 niets meer te bespeuren. Dit betekent niet dat hij nog slechts mooie, ansichtkaartachtige beelden oproept Het besef van de harde realiteit van dood en vergankelijkheid laat dit niet toe, zodat ‘Van de poëzie slechts de steen / De einders, de kust en de / Beweging tussen de dingen’ (Ach, de tijd) in het middelpunt staan. In Waar het blauw eindigt komt Van de Waarsenburg via schilderingen van Fons Lemmens tot de formulering van de zin van het kunstenaarschap: de ‘langzame verstoring’ van ‘het geheel der dingen’. Deze revolte tegen de algemeen aanvaarde werkelijkheid is altijd een constante in het oeuvre geweest.
| |
Relatie leven/werk
Verwonderlijk is het daarom niet dat hij al in 1967 in zijn micro-roman Hans Brac in Brabant met zijn katholieke jeugd afrekent. Van de provincie van herkomst, maar ook van de plaatsen waar hij verder gewoond of verbleven heeft, is in zijn werk veel terug te vinden. Zo herinnert hij in ‘(Sardijns) Avondlandschap IV’ aan het ‘veen’ van Brabant. Onderwerpen van oudere gedichten vormen onder meer Helmond en Eindhoven, terwijl in de bundel Avond val in ‘Wijck a/d Maas’ het oostelijke stadsdeel van Maastricht figureert. Ook de vele buitenlandse reizen lieten sporen na, bijvoorbeeld Macao, Hongkong en Puerto Rico in De dorst der havensteden.
| |
Stijl / Techniek
Van de Waarsenburgs gedichten vertrekken vaak vanuit de herinnering aan en de beleving van zo'n geografisch bepaalde plaats. Vóór 1978 liggen sociale misstanden ten grondslag aan het dichterschap, daarná de eindigheid van het bestaan. Van de Waarsenburg heeft inmiddels van zijn geëngageerde poëzie uitdrukkelijk afstand genomen door in de uitgebreide bloemlezing Van de aanvaller geen spoor slechts werk op te nemen uit de periode 1973-1983. Hij selecteerde daaruit bovendien de niet-geëngageerde gedichten, die hij ten gunste van de kernachtigheid gedeeltelijk herschreef. Daarmee versterkte hij ook de enigszins ingetogen toon en de meer klassieke vormgeving, die zijn werk vanaf 1978, en in nog sterkere mate sinds Ach, de tijd, overwegend kenmerken. Maar op onderkoeling is hij zeker niet uit. In zijn bespreking van De dorst der havensteden
| |
| |
heeft Wiel Kusters terecht gewezen op de toon van de fado. In de periode vanaf 1978, of, zo men wil, vanaf 1973, worden grote woorden als ‘verlangen’ en ‘verdriet’ bij de naam genoemd, maar de rauwheid is voorgoed uitgebannen.
| |
Traditie / Verwantschap
Veel meer dan met moderne, onderkoelde dichters is Van de Waarsenburg verwant met A. Roland Holst en Slauerhoff, naar wie hij trouwens expliciet verwijst. Van nog veel groter betekenis is het bondgenootschap met beeldend kunstenaars in Waar het blauw eindigt en volgende bundels, een heropleving van een enigszins vergelijkbare samenwerking met Gèr Boosten in de jaren zeventig.
| |
Visie op de wereld
Alleen al de titels Waar het blauw eindigt en Avond val laten zien dat Van de Waarsenburg zich sterk bewust is van de eindigheid van het aardse bestaan. Zijn angst wordt soms getemperd door de gedachte dat na de dood niet slechts de duisternis wacht en meer nog door de genietingen die het leven biedt. Niet verwonderlijk is dat de vitalistische Van de Waarsenburg zich voor het leven en werk van strijdbare figuren als A. den Doolaard en Theun de Vries interesseert, die hij in uitgebreide interviewboeken portretteerde.
| |
Kritiek
In een essay over de ontwikkelingsgang tot en met De dag van de witte chrysanten uit 1979 heeft Theun de Vries Van de Waarsenburg als een belangrijk dichter aangemerkt. Daarna heeft de landelijke kritiek vrijwel gezwegen. Slechts Avondlandschappen kreeg nog aandacht van Rob Schouten in Maatstafen van Huub Beurskens in De Groene Amsterdammer, terwijl Wiel Kusters De dorst der havensteden besprak.
Schouten deed Avondlandschappen af als ‘halfzachte nonsens’ en bestempelde het jargon als een ‘semi-poëtisch, wereldwinkelachtig taaltje’. Andere recensenten, onder wie Kusters en Beurskens, prezen daarentegen het karakteristieke taalgebruik en kwamen via een serieuze analyse tot verrassende inhoudelijke ontdekkingen.
| |
Publieke belangstelling
Desondanks is de vraag naar de gedichtenbundels klein. Herdrukken zijn er dan ook niet, behalve in bloemlezingen als eenenzestig-negenenzestig powezie (1972) en Van de aanvaller geen spoor (1983). Voor zijn sinds 1983 geregeld verschijnende jeugdboeken heeft Van de Waarsenburg een grotere lezerskring opgebouwd.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Hans van de Waarsenburg, Gedichten. Eindhoven 1965, Uitgeversassociatie Opwenteling, Onze dichters nr, 13, GB. |
[Anoniem], Hans Brac in Brabant. Een micro-roman. Amsterdam 1967, De Arbeiderspers, R. |
Hans van de Waarsenburg, Met innige deelneming. Leiden 1968, A.W. Sijthoff, Aurea, GB. |
Hans van de Waarsenburg, Niet dat powezie nu zo belangrijk is. Leiden 1969, A.W. Sijthoff, Aurea, GB. |
Hans van de Waarsenburg, Bericht van een grafschenner. In: Podium, jrg. 23, nr. 6, januari 1969, pp. 348-356, V. |
Hans van de Waarsenburg, Stadtekens. Amsterdam 1969, De Arbeiderspers, Giraffe-reeks, GB. |
Hans van de Waarsenburg, Powezie '69. 's-Gravenhage/Rotterdam 1971, Nijgh & Van Ditmar, Nieuwe Nijgh boeken 36, GB. |
Hans van de Waarsenburg, eenenzestig-negenenzestig powezie. Met een inleiding van Kees Simhoffer. 's-Gravenhage/Rotterdam/Antwerpen 1972, Nijgh & Van Ditmar/Standaard Uitgeverij, GB. (bevat de eerder verschenen gedichtenbundels naast niet eerder gebundelde poëzie) |
Hans van de Waarsenburg, De vergrijzing. 's-Gravenhage/Rotterdam 1972, Nijgh & Van Ditmar, Nieuwe Nijgh boeken 45, GB. |
Hans van de Waarsenburg, Tussen nat mos en een begrafenis. 's-Gravenhage/Rotterdam 1973, Nieuwe Nijgh boeken 60, GB. |
Vijftig na '50. Bloemlezing van de nieuwe poëzie. Samenstelling Willem M. Roggeman en Hans van de Waarsenburg. Antwerpen/Amsterdam/Baarn 1973, Standaard Uitgeverij/P.N. van Kampen & Zn, Gemini Literaire Paperback, Bl. |
Hans van de Waarsenburg, Schetsen van zuid. Maastricht 1975, J.H.W. Kusters, Het smalle wed, GC. (opgenomen in Verschrikkelijke winter) |
Hans van de Waarsenburg, Verschrikkelijke winter. Met tekeningen van Gèr Boosten. 's-Gravenhage/Rotterdam/Brugge 1975, Nijgh & Van Ditmar/Uitgeversmij Sonneville Press pvba, Nieuwe Nijgh boeken 80, GB. |
Hans van de Waarsenburg, Het sleutelbeen van Napoleon. 's-Gravenhage/Rotterdam 1977, Nijgh & Van Ditmar, Nieuwe Nijgh boeken 83, GB. |
Hans van de Waarsenburg, Het winterhuis voorbij. Een genese zonder jenever. In: Kreatief, jrg. 11, nr. 3, november 1977, pp. 102-114, E. (over het ontstaansproces van het gedicht ‘Het winterhuis voorbij’) |
Keuze uit de politieke gedichten van Hans van de Waarsenburg. Met een uitleiding van Wiel Kusters. Brussel/Amsterdam 1978, Elsevier Manteau, Bl. |
| |
| |
Sergio Macias, Ons zoekt de hoop. Gedichten in de schaduw van de ballingschap. Keuze en vertaling Hans van de Waarsenburg. Haarlem 1979, In de Knipscheer, Bl. (vert.) |
‘Five Contemporaiy Dutch Poets’. Compiled with àn introduction by Hans van de Waarsenburg. Translated by Peter Nijmeijer and Scott Rollins. Etchings by Gèr Boosten. New York 1979, Cross-Cultural Communications, Bl. |
‘Five Contemporary Flemish Poets’. Compiled with an introduction by Hans van de Waarsenburg. Translated by James S. Holmes, Peter Nijmeijer and Scott Rollins. Etchings by Gèr Boosten. New York 1979, Cross-Cultural Communications, Bl. |
Hans van de Waarsenburg, De dag van de witte chrysanten. 's-Gravenhage/Rotterdam 1979, Nijgh & Van Ditmar, GB. |
Hans van de Waarsenburg, Zeeschappen. Banholt 1979, Hans van Eijk, In de Bonnefant, GB. (opgenomen in Zeeschappen, 1981) |
Hans van de Waarsenburg, Cafe ‘De Haagse Post’. In: Fernand Auwera (samenstelling), Drinken tot we zinken. Antwerpen/Amsterdam 1980, Standaard Uitgeverij, pp. 170-178, V. |
Hans van de Waarsenburg, Zeeschappen. 's-Gravenhage 1981, Nijgh & Van Ditmar, GB. |
Hans van de Waarsenburg, A. den Doolaard. Portret van een kunstenaar. Amsterdam 1982, Meulenhoff, Interview. |
Hans van de Waarsenburg, Het vermomde innerlijk. Leven en poëzie van Jan Willem Overeem. Heerlen 1982, Uitgeverij 261, E. |
Hans van de Waarsenburg, Avondlandschappen. Amsterdam 1982, Meulenhoff, GB. |
Hans van de Waarsenburg, Grootvaderdag. Tilburg 1983, Zwijsen, J. |
Franz Hohler, Het standbeeld in de bioscoop. Tilburg 1983, Zwijsen, J. (vert.) |
Hans van de Waarsenburg, Theun de Vries. Portret van een kunstenaar. Amsterdam 1983, Meulenhoff, Interview. |
Hans van de Waarsenburg, Ik kom toch uit geen gekkenland vandaan! Heerlen 1983, Uitgeverij 261, Interviewbundel. |
Hans van de Waarsenburg, Ach, de tijd. Amsterdam 1983, Meulenhoff, GB. |
Hans van de Waarsenburg, Van de aanvaller geen spoor. Gedichten 1973-1983. Amsterdam 1983, Meulenhoff, Bl. |
Hans van de Waarsenburg, Mijn vader danst een tango. Banholt 1984, Hans van Eijk, In de Bonnefant, G. (opgenomen in De dorst der havensteden,) |
Hans van de Waarsenburg, Een blauw Belgisch konijn. Tilhurg 1984, Zwijsen, J. |
Hans van de Waarsenburg, Een boothuis te Laugharne. Banholt 1985, Hans van Eijk, In de Bonnefant, G. (opgenomen in Waar het blauw eindigt, 1987) |
Hans van de Waarsenburg, Noordzee. Banholt 1985, Hańs van Eijk, In de Bonnefant, GC. (opgenomen in Waar het blauw eindigt, 1987) |
| |
| |
Hans van de Waarsenburg, Werken op papier. Met zeefdrukken van Fons Lemmens. Heerlen 1985, Uitgeverij 261, GC. (opgenomen in Waar het blauw eindigt, 1987) |
Hans van de Waarsenburg, De zilveren klem. Tilburg 1985, Zwijsen, J. |
Mordecai Richler, Jacob Dubbel en de verschrikkelijke cipier. Tilburg 1985, Zwijsen, J. (vert.) |
Lei Molin, Waar het blauw eindigt. Acht zeefdrukken bij gedichten van Hans van de Waarsenburg. Banholt 1986, Hans van Eijk, In de Bonnefant, GC. (opgenomen in Waar het blauw eindigt, 1987) |
Hans van de Waarsenburg, Waar het blauw eindigt. Amsterdam 1987, Meulenhoff, GB. |
Hans van de Waarsenburg, Valsmunters op het spoor. Tilburg 1987, Zwijsen, J. |
Mordecai Richler, Jacob Dubbel en de dinosaurus. Tilburg 1988, Zwijsen, J. (vert.) |
Hans van de Waarsenburg, De vijf verticale elementen van Piet Killaars. The five vertical elements of Piet Killaars. Maastricht 1989, Gemeente Maastricht, E. |
Hans van de Waarsenburg, Niet szeggen! Tilburg 1989, Zwijsen, J. |
Hans van de Waarsenburg, Bloed voor de wolfshond. Tilburg 1989, Zwijsen, J. |
Benno Pludra, Alleen op de ijsschots. Tilburg 1989, Zwijsen, J. (vert.) |
Gerhard Mensching, Het eiland met de sprekende dieren. Tilburg 1989, Zwijsen, J. (vert.) |
Hans van de Waarsenburg, Paricutin. Banholt 1990, Hans van Eijk, In de Bonnefant, GC. (opgenomen in Avond val) |
Hans van de Waarsenburg, De dorst der havensteden. Amsterdam 1990, Meulenhoff, GB. |
Hans van de Waarsenburg, Omdat alles vergaat. Met 2 tekeningen van Pierre van Soest. Landgraaf 1991, Herik, Zwarte Reeks 12, GC. (opgenomen in Avond val) |
Hans van de Waarsenburg, Spoorloos. Kampen 1991 La Rivière & Voorhoeve, J. |
Hans van de Waarsenburg, Goudse kaas en milieuproblemen. Over het Morelia Symposium van ‘De groep van Honderd’. In: Bzzlletin, jrg. 21, nr. 190, november 1991, pp. 44-53, Reisverslag. |
Hans van de Waarsenburg, ‘Mijn vormtaal moet zo helder als glas worden’. In gesprek met beeldend kunstenaar Jan Hendrix. In: Bzzlletin, jrg. 21, nr. 190, november 1991, pp. 63-71, Interview. |
Hans van de Waarsenburg, Je zit aan tafel. Met zeefdrukken van Jan Martens. Banholt 1992, Hans van Eijk, Inde Bonnefant, GC. (opgenomen in Avond val) |
Hans van de Waarsenburg, Luchtalarm. Tilburg 1992, Zwijsen, J. |
Hans van de Waarsenburg, De receptie. In: Bzzlletin, jrg. 22, nr. 200, november 1992, pp. 97-101, V. |
Hans van de Waarsenburg, Il Ritorno. Met 4 litho's van Jan Martens. Banholt 1993, Hans van Eijk, In de Bonnefant, GC. (opgenomen in Avond val, onder de titel ‘Aanlandig’) |
Hans van de Waarsenburg, Afscheid. Eindhoven 1993, Stichting Plint, G. (afgedrukt op een ansichtkaart en
|
| |
| |
een affiche, in combinatie met een schilderij van Josephine Sloet; ook opgenomen in Avond val) |
Hans van de Waarsenburg, Doodskoop. Banholt 1993, Hans van Eijk, In de Bonnefant, G. |
Hans van de Waarsenburg, Avond val. Amsterdam 1993, Meulenhoff, GB. |
Hans van de Waarsenburg, Even afrekenen, Don Diego. Tilburg 1993, Zwijsen J. |
Sigmund Mjelve en Dag Larsen, De denkende Vraslosken. Kampen 1993, La Rivière & Voorhoeve, J. (vert.) |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
P. Berger, Generatie met scherpe blik. In: Het Vaderland, 30-9-1966. (over Gedichten) |
Kees Fens, Brac en Wap. In: De Tijd, 18-9-1967. (over Hans Brac in Brabant) |
Paul Haimon, Protestpoëzie van Hans van de Waarsenburg. In: Limburgs Dagblad, 20-7-1968. (over Met innige deelneming) |
André Oosthoek, Niet dat powezie nu zo belangrijk is. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 8-3-1969. |
J.W. Overeem, Nieuwe poëzie van Hans van de Waarsenburg. In: Eindhovens Dagblad, 10-4-1969. (over Niet dat powezie nu zo belangrijk is) |
Peter van den Hoven, Een permanente opstand. In: Derhalve, jrg. 2, nr. 1, september 1969. pp. 3-13. (interview) |
Lidy van Marissing, Onvrede zwart op wit In: de Volkskrant, 1-11-1969. (interview) |
P. Berger, Van de Waarsenburgs persoonlijke revolutie. In: Het Vaderland, 15-11-1969. (over Stadtekens) |
Fernand Auwera, Hans van de Waarsenburg. In: Fernand Auwera, Schrijven of schieten. Antwerpen/Utrecht 1969, pp. 121-128. (interview) |
[Anoniem], Stammetjes-oorlog in literaire jungle. In: De Gelderlander, 10-10-1970. (interview) |
Jan van der Vegt, Tussen bier en revolutie. In: NRC, 14-12-1970. (over Stadtekens) |
Willem M. Roggeman, Agressieve beatpoëzie. In: Het Laatste Nieuw, 6-7-1971. (over Powezie '69) |
R.L.K. Fokkema, Powezie '69 van H. van de Waarsenburg. In: Trouw, 10-7-1971. |
P. Berger, Lyriek vol woede en stilte. In: Het Vaderland, 15-4-1972. (over Powezie '69) |
Robert Franquinet, Een taal die met haar eigen ernst spot. In: Limburgs Dagblad, 18-11-1972. (over De vergrijzing) |
Gaston Durnez, Erts in de woordenberg. In: De Standaard, 23-3-1973. (over eenenzestig-negenenzestig powezie) |
Willem M. Roggeman, Verstild protest In: Het Laatste Nieuws, 21-6-1973. (over De vergrijzing en eenenzestig-negenenzestig powezie) |
Ben Bos, ‘ik geef een verslag van mezelf en mijn samenleving en voor de rest kan iedereen barsten’. In: De Nieuwe Linie, 24-10-1973. (interview) |
Hugo Brems, Dichten als verweer tegen de poëzie. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 119, nr. 5, juni 1974, pp. 421-422. (over Tussen nat mos en een begrafenis) |
Jan van der Vegt, Tegen de spoelmachine van de tijd. In: Ons Erfdeel, jrg. 18, nr. 1 januari-februari 1975, pp. 103-106. (over De vergrijzing en Tussen nat mos en een begrafenis) |
Jan van der Vegt, Van de Waarsenburg nog eenmaal op de barricade. In: De Nieuwe Linie, 28-7-1976. (over Verschrikkelijke winter) |
Hugo Brems, Het zuur van de nederlaag. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 121, nr. 6, juli-augustus 1976, pp. 449-452. (over Verschrikkelijke winter) |
Karel Soudijn, De grote moeheid. In: NRC Handelsblad, 13-8-1976. (over Verschrikkelijke winter) |
Jan van der Vegt, Oorlog van veraf en dichtbij. In: NRC Handelsblad, 30-6-1978. (over Het sleutelbeen van Napoleon) |
Wim Ramaker, ‘Ik vind de poëzie een huis waarin je langer vertoeft dan in het huis met een dak en lucht erboven’. In: Literama, jrg. 13, nr. 3, juli 1978, pp. 87-93. (interview) |
André Matthijsse, De nog steeds politieke poëzie van Hans van de Waarsenburg. In: Het Vaderland, 30-6-1979. (over De dag van de witte chrysanten) |
Peter Nijmeijer, ‘Dogma nekt creativiteit’. In: de Volkskrant, 2-7-1979. (interview over De dag van de witte chrysanten) |
Wim Hazeu, Met de hitparade in de hand leg ik het fascisme uit. In: Hervormd Nederland, 4-8-1979. (belichting van het dichterschap naar aanleiding van Keuze uit de politieke gedichten) |
| |
| |
Willem Jan Otten, De dichter en zijn verstandskiezen. In: Vrij Nederland, 22-9-1979. (over De dag van de witte chrysanten) |
Theun de Vries, Hans van de Waarsenburg. Verkenner naar nieuw water. In: Elseviers Magazine, 17-11-1979. (schets van de ontwikkelingsgang tot en met De dag van de witte chrysanten) |
Johan Diepstraten en Sjoerd Kuyper, Hans van de Waarsenburg. In: Johan Diepstraten en Sjoerd Kuyper, Dichters. Interviews. Amsterdam 1980, pp. 287-304. |
André Matthijsse, De aquarellistische poëzie van Hans van de Waarsenburg. In: Het Vaderland, 28-3-1981. (over Zeeschappen) |
Mark Dangin, ‘Alles wordt door de horizon onthoofd’. In: De Morgen, 16-5-1981. (over Zeeschappen) |
Wim Hazeu, De weerbarstige uitzondering. Er is maar één nieuwe orde van het verzet. In: Hervormd Nederland, 1-5-1982. (over A. den Doolaard) |
Leo Herberghs, Over Jan Willem Overeem. In: De Limburger, 20-7-1982. (over Het vermomde innerlijk) |
Rob Molin, De zee in de poëzie van Hans van de Waarsenburg. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 35, nr. 6, november-december 1982, pp. 9 78-988. (over het zeemotief en de ontwikkeling ervan) |
Rob Schouten, Ceterum censeo. In: Maatstaf, jrg. 31, nr. 4, april 1983, pp. 70-72. (over Avondlandschappen) |
Huub Beurskens, Vastgepind door blaffende soldaten. In: De Groene Amsterdammer, 25-5-1983. (over Avondlandschappen) |
Leo Henny, Goede kinderboeken van diverse literaire genres. In: Het Binnenhof, 22-2-1985. (over Een blauw Belgisch konijn) |
Rob Molin, ‘Ach, de tijd’ vervuld van doodsgedachte. In: De Limburger, 12-6-1985. |
Kees van Domselaar, Over kwaliteitspoëzie en slecht geformuleerde zinnen. In: Utrechts Nieuwsblad, 12-7-1985. (over Ach, de tijd) |
Rob Molin, Er zit een binnenzak in de tijd. In: De Limburger, 3-4-1987. (over Waar het blauw eindigt) |
André Matthijsse, Vastleggen van verleden tijd. In: Haagsche Courant, 17-4-1987. (over Waar het blauw eindigt) |
Jan van Damme, In een Zeeuwse stilte schreef hij eb en vloed. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 24-12-1988. (interview) |
Wiel Kusters, Geen tango in Wenen. In: de Volkskrant, 25-1-1991. (over De dorst der havensteden) |
Hans Groenewegen, Honger. In: Forum, 31-1-1991. (over De dorst der havensteden) |
Irene Verhiel, Verhalen voor jeugd van Van de Waarsenburg. In: De Limburger, 24-2-1992. (over Spoorloos) |
Rob Molin, De muzen van Hans van de Waarsenburg. In: Limburgs Dagblad, 27-7-1993. (over Avond val) |
Dichter bij de Duvel. Samengesteld door Frans Budé. Met korte bijdragen van Hans Berghuis en anderen. Maastricht 1993. (Liber amicorum ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag) |
52 Kritisch lit. lex.
februari 1994
|
|