| |
| |
| |
Elly de Waard
door Maaike Meijer
1. Biografie
Elly de Waard werd op 8 september 1940 geboren in Bergen (N.H.) als oudste van vier zussen. Op haar vijftiende verliet de vader het gezin. De onafhankelijke moeder bracht haar dochters met een bijstandsuitkering groot. Vanaf 1952 bezocht De Waard het Murmellius-Gymnasium te Alkmaar; het einddiploma haalde zij aan het Knorringa-avondlyceum te Amsterdam (1959/60). Daarna studeerde zij enkele jaren Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam. Op haar tweeëntwintigste ging zij samenwonen met de dichter Chr.J. van Geel. Na de brand in hun huis in Groet (1972) verhuisden ze naar ‘'t Vogelwater’ in de duinen bij Castricum, waar De Waard tot op heden woont.
In 1966 begon Elly de Waard pop- en rock-kritieken te schrijven voor Het Vrije Volk, vervolgens voor De Volkskrant en Vrij Nederland. Omstreeks 1980 verschenen in De Volkskrant ook wel bijdragen van haar hand over poëzie.
Na de dood van Van Geel - wiens nalatenschap zij met zorg uitgeeft en beheert - begon De Waard te dichten. Ze debuteerde in De Revisor in september 1977; de eerste bundel, Afstand, verscheen in 1978. Naast De Revisor publiceerden ook De Gids, Bzzlletin, de NRC, Lust & Gratie, Sarafaan en Opzij haar werk. In de jaren tachtig ontwikkelde zij uitgesproken opvattingen over poëzie en manifesteerde zij zich sterk in de literaire tak van de vrouwenbeweging. Zij was de drijvende kracht achter de Amazone-dichteressenfestivals (De Dichteressen) in 1985 en 1986 en richtte te zamen met de auteurs Anja Meulenbelt en Renate Dorrestein en uitgeefster Caroline van Tuyll de Anna
| |
| |
Bijnsstichting op, die voorziet in een tweejaarlijkse prijs voor ‘de vrouwelijke stem in de literatuur’. Vanaf 1986 gaf De Waard workshops poëzieschrijven, en leidde zij de dichteressengroep De Nieuwe Wilden. De groep trad veelvuldig op in het land en De Waard verzorgde twee bloemlezingen (1987 en 1988) uit hun werk.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
Het belangrijkste onderwerp van De Waards poëzie is ontegenzeggelijk de romantische liefde, in al haar hoogten en diepten: de verrukkingen van het samenzijn, de pijn van de scheiding, de woede om de afwijzing, het verlangen naar de (of een) geliefde en de verwikkelingen van wisselende liefdesrelaties staan vanaf 1981 centraal. Daarnaast, vaak in samenhang met het liefdesthema, krij gen de fysieke wereld van het (vrouwelij k) lichaam, de zintuiglijke ervaring, de natuur en het materiële in het algemeen veel aandacht. Vanaf de derde bundel, Furie (1981), is De Waards lyriek te karakteriseren als hartstochtelijke, saffische liefdespoëzie, die aansluit bij de klassieke tradities van de bezielde retoriek.
| |
Stijl / Techniek
De eerste twee bundels, Afstand (1978) en Luwte (1979), zijn nog vrij sober en verstild. De stemming in Afstand is overwegend verdrietig. Veel gedichten cirkelen rond het verlies van een geliefd persoon. De taal is nog eenvoudig, de stijl ‘parlando’, de beelden zijn toegankelijk. Natuurbeelden worden frequent gebruikt en werken vaak als metaforen voor gevoelens en innerlijke processen. Bijvoorbeeld: de weggesneden klimmende winde in het gelijknamige gedicht uit Afstand opent in het opgeroepen beeld ruimte voor associaties met een diep rouwproces, onthechting met het doel te genezen van een groot verdriet, onvermogen om verder te leven:
Om hem te redden van zijn dodelijke
ziekte was ik gedwongen hem
tot niets terug te brengen.
Een overdaad aan ondergronds bestaan
woekert nog steeds omhoog
en vindt geen weg dan een
| |
Traditie
Eenvoudige, concrete dingen vormen steeds de weg tot het beleven van herinnering en verlies. Sommige gedichten zijn veel- | |
| |
eer korte filosofische bespiegelingen, bijna aforismen. Ook de tweede bundel, Luwte (1979), bevat weer verstilde observaties in de natuur. Deze poëzie knoopt het duidelijkst aan bij de persoonlijke lyriek van de vroegere Tirade-dichters als de vroege Kopland, Van Geel en Herzberg. Zij is ook verwant aan het werk van Peijpers, Leeflang, Eij kelboom, Korteweg en Gerlach.
| |
Thematiek
Het lichamelijke neemt in deze eerste twee bundels nog slechts een ondergeschikte plaats in. Het lyrisch ‘ik’ schijnt sekse-neutraal. De gedichten bevatten geen signalen omtrent de sekse van de ‘ik’, noch van de sekse van de verloren geliefde. De herinnerde liefdessituaties zijn open en kunnen als heteroseksueel worden opgevat. Pas in de derde bundel, Furie (1981), gaat de lichamelijkheid een grote rol spelen. Deze bundel kan ook opgevat worden als een poëtische ‘coming out’ (uitkomen voor homoseksualiteit), aangezien de liefdesgevoelens soms van expliciet-lesbische aard zijn. Furie is zowel een thematische breuk als een breuk met de voorafgaande poëtische stijl. De gedichten gaan nu voor het merendeel over de hartstocht. Die is des te intenser omdat de geliefde - gedeeltelijk - onbereikbaar is. De gevoelens worden heftig, haast overdadig beleefd.
| |
Stijl / Techniek
Dat gaat gepaard met veelvuldig gebruik van tegenstellingen en paradoxen. De beeldspraken zijn barok, als in ‘Verlangen spiest zich aan je lieflijkheid,/zich wettend aan je zwichtende genegenheid -’ (Furie, p.45) en stapelen zich soms op. Er zijn nog maar weinig natuurgedichten: in plaats daarvan is de erotiek dominant aanwezig. Het lyrisch ‘ik’ speelt een zeer actieve rol in de erotische betrekking(en). Soms bereiken de gedichten een extatische toonhoogte: ‘Kussen spatten uit de hoorn, De muze aan de telefoon!’ (Furie, p.68).
| |
Thematiek
Vanaf Furie gaan ook moderniteit en moderne technologie een rol spelen in de thematiek; zoals in:
De nacht glanst als zwart lak waarin
Het hemellichaam maan een rand van chroom
Bezet. Kettingen van licht, als pulsars die beslaan,
Zijn om de aarde heengelegd.
Ik kijk van bovenaf, zonder begrip,
In het ontheemdend digitale van deze
Om ons uitgestrekte chip.
| |
| |
De combinatie van motieven uit de moderne technologie én hergebruik van het poëtisch klassieke is verrassend. Verder wordt in deze poëzie een aantal traditionele verwachtingen ten aanzien van vrouwen doorbroken. De agressie, de actieve hartstocht en het lesbische thema kunnen worden opgevat als doorbraak van een maatschappelijke verwachting ten aanzien van vrouwen én van een literaire verwachting ten aanzien van vrouwenpoëzie. Strofen (1983) zet de neo-klassieke lijn van Furie voort. De gedichten over seks in deze bundel (pp. 24, 25) betekenen in hun haast brute explicietheid een novum in de Nederlandse poëzie. Verder thematiseert een groot aantal gedichten van Strofen intense levensvreugde en aandacht voor allerlei fysiek genot. Dit plezier in eenvoudige dingen is een constante in De Waards werk:
Alle ramen zijn beslagen en o de verrukking
Van de verfrissing om met schone kleren
En droge voeten aan tafel te zitten
Terwijl de goten - het water druppelt als honing
Door hun kelen - allengs gaan zingen
| |
Techniek
Sommige gedichten zijn heel los en vrolijk, bijna liedjes. Ook dat is een constant element.
De bundel Een Wildernis van Verbindingen (1986) is weer omvangrijker dan Strofen, en technisch opzienbarend. De Waard lijkt hier een onmiskenbaar eigen vorm te hebben gevonden. De bundel bestaat uit tweeëntachtig gedichten die vrijwel allemaal dezelfde compositie hebben (twee strofen van tien regels, strak gevat in binnen- en eindrijm), waarin de mogelijkheden van het enjambement tot het uiterste zijn benut: systematisch wordt het samenvallen van versregel en zin doorbroken. Zelfs strofe en betekeniseenheid vallen nimmer samen.
| |
Verwantschap
De invloed van de Amerikaanse dichteres Amy Clampitt, wier werk De Waard in deze periode vertaalde en inleidde, is hier onmiskenbaar: ook Clampitt maakt een fabelachtig gebruik van het enjambement.
| |
| |
| |
Thematiek
De hecht gestructureerde disharmonie van Een wildernis van verbindingen is zeer functioneel voor het thema van dit ‘epos’: het is het verslag van de verwerking van een verloren grote liefde, een verwerkingsproces dat gepaard gaat met een razende woede, wraakzucht, ziekte, verdriet, ontzettende gekwetstheid. De eerste cyclus van zesentwintig gedichten cirkelt geheel rond dit thema, in de overige twee afdelingen komt het regelmatig terug. De bundel draagt een motto uit die andere beroemde gedichtencyclus over een verloren liefde, Een winter aan zee van A. Roland Holst: ‘klimt op de kou om mijn stem/een meeuw en kermt en tuimelt.’
| |
Techniek
De bundel Onvoltooiing (1988) laat het keurslijf van de in Een wildernis van verbindingen geperfectioneerde vorm weer los. De gedichten zijn speelser: ze zijn nu wisselend van vorm, lengte en techniek. De Waard experimenteert met de bladspiegel, met haiku-achtige gedichten en het volgende korte gedicht doet denken aan een saffisch fragment:
zij knoopt haar brieven aan mij in haar
dat als een ruim netwerk waarin zij
zinnen en betekenissen vangt
De eigen verbeeldingswereld, waar de melancholie, de liefdesadoratie, het genot, het zintuiglijke, het voelen en kijken zo centraal zijn, beheerst deze laatste bundel.
| |
Kunstopvatting
Elly de Waard probeert in haar werk het moderne en gewone leven te integreren in een neo-klassieke versvorm en idioom. Die integratie is onderdeel van een poëtica, die met name in Strofen een aantal keren geëxpliciteerd wordt (‘En wat ik schrijf is schuttingtaal’, en ‘Ik zoek een taal, niet vaderlijk, maar volks/En door Latijn geadeld: Moedertaal’). In het wraakzuchtige gedicht ‘Je kont is groter dan je/Hart, maar even rond’, uit Een wildernis van verbindingen, wordt die integratie van schuttingtaal opnieuw in praktijk gebracht en beleden: ‘De straat is de moeder/Van de taal, ik hang aan/Haar rokken waar zij gaat.’
| |
| |
Die gewone taal staat het besef van dichterlijke roeping niet in de weg, integendeel. Hoe serieus die roeping is, wordt duidelijk in het gedicht ‘Balans’ waarin de dichteres zichzelf vergelijkt met ‘Petrarca of een nieuwe Dante’: daarmee plaatst zij zich als vrouw in het hart van de klassieke poëtische traditie. Polemisch ten opzichte van de moderne traditie is het gedicht ‘In Deze Tijd. (1983)’, waarin De Waard zich afzet tegen de Vijftigers-poëtica, in het bijzonder tegen Luceberts programmatische gedicht ‘Ik tracht op poëtische wijze’. Dat gedicht verklaarde de schoonheid dood in de bekende regels: ‘in deze tijd heeft wat men altijd noemde/schoonheid schoonheid haar gezicht verbrand’. In De Waards poëtica is poëzie nog altijd schoonheid, en de muze is nog altijd springlevend.
In dezelfde periode, rond 1980, pleitte De Waard ook buiten haar gedichten, in verschillende essays en interviews, voor een herwaardering van de traditie. De Beweging van Vijftig is in haar visie onvoldoende gerelativeerd. De avantgarde der Experimentelen, noodzakelijk in de jaren vijftig, is nu de nieuwe conventie geworden: daardoor is het contact met de traditie verloren gegaan. De Waards opvattingen zijn onderdeel van een bredere discussie die sinds 1980 wordt gevoerd over de Vijftigers en hun intellectualistische erfgenamen: de dichters van de abstractie en ‘woordascese’ als Faverey, Ten Berge, Bloem, Kusters. In haar verzet tegen de dominantie van de autonome of hermetische poëzie laat De Waard zich wat genuanceerder uit dan Komrij en later Zwagerman en de in 1989 alweer ter ziele gegane dichtersgroep de Maximalen. Zij staat een poëzie voor waarin de tonale en ritmische aspecten van de taal even belangrijk zijn als de semantische. Tegenover de ‘ontlichaamde esthetica van de schraalheid’ eist ze soepelheid, durf, gratie, grote visie, engagement en vrijmoedigheid. De traditionele poëtische middelen kunnen en moeten haars inziens gerevitaliseerd worden.
| |
Ontwikkeling
Samenvattend kan gezegd worden dat De Waard zich ontwikkelt van soberheid en onderkoeldheid (in Afstand en Luwte) naar barok en bezielde retoriek (Furie). In Strofen wordt het klassieke en formele element zeer sterk. Een wildernis van verbindingen vertoont de strenge vormbeheersing van een son- | |
| |
nettenkrans: het is een excercitie in één - nieuwe - versvorm, waarin het enjambement tot het uiterste wordt beproefd. Gestapelde beeldspraken en gewaagde enjambementen zijn hier definitief De Waards handelsmerk. De bundel Onvoltooiing laat een voorzichtige terugkeer zien naar de formele losheid van Afstand en Luwte. De poeticale boodschappen zijn daar ondergeschikt geworden. De exuberantie, de compacte beeldspraak, de archaïsmen en het veelvuldig gebruik van de uitroep zijn echter gebleven.
| |
Relatie leven/werk
In het begin van haar dichterlijke carrière werd door critici wat al te vaak verwezen naar de relatie met Chr.J. van Geel, die het onderwerp zou zijn van De Waards poëzie en die haar werk in hoge mate bepaald zou hebben. Ongetwijfeld bestaat er verband tussen de in de poëzie beschreven liefdes en De Waards persoonlijk leven. Het is bijvoorbeeld niet moeilijk te zien dat er in de jaren tachtig verschillende minnaressen in haar leven waren. Interessanter dan die triviale constatering is de wellicht compenserende relatie tussen werk en leven, als geformuleerd in Onvoltooiing (p. 40):
tussen de lakens kaal ontwaakt,
verlaten als een baby die
in het wiegen van de poëzie
het leven dragelijker maakt.
In een interview met Trudy Kunz zei ze: ‘Misschien kies ik wel bewust voor iemand die ik niet krijgen kan. [...] Iedere kunst is uiteindelijk iets dat voortkomt uit gemis.’
| |
Visie op de wereld
De Waard maakt geen geheim van haar lesbische levenswijze. Zij vervult daarmee voor vrouwen dezelfde emanciperende functie als die Gerard Reve voor mannelijke homoseksuelen had. De Waard legt een voorkeur aan de dag vooreen enigszins ‘mannelijke’ rol. Zij vertoont zich sedert de jaren tachtig vaak in smoking en laat zich met kennelijk genoegen in fraaie kostuums fotograferen. In haar poëzie is deze mannelijke identificatie openlijk, moedig en op roerende wijze aanwezig.
De Waard huldigt een atheïstische ‘religie van het aardse’. Haar werk drukt een exuberant beleefde levens- en liefdes- | |
| |
vreugde uit, maar het kan ook diep melancholisch zijn en een lijden aan de lelijkheid en de vervuiling tot uitdrukking brengen: ‘[...] ik zag in alles/Het lijden en het stuk/Zijn, ik kon niet anders,/Ik zag de martelgang door/Stof op zoek naar rust.’ (Een wildernis van verbindingen, p.45) Het romantische adagium ‘Himmelhoch jauchzend, zum Tode betrübt’ is zeker op De Waards emotionele uitersten van toepassing.
Dat De Waard zich bovendien ontwikkeld heeft tot een strijdbaar feministe, komt soms expliciet in haar werk tot uitdrukking.
| |
Traditie
In Furie, Strofen en Een wildernis van verbindingen geeft De Waard duidelijke signalen over de traditie(s) waarbinnen zij gelezen wil worden. Naast mannelijke klassieken - renaissancisten als P.C. Hooft, Elizabethanen als John Donne, de Nederlandse dichter J.H. Leopold - zijn vooral Sappho, Emily Brontë en Emily Dickinson (die zij ook vertaalde) nadrukkelijk aanwezig. Wat deze dichteressen gemeen hebben, is hun spectaculaire dichterschap en hun representaties van actief begerende vrouwelijke subjecten. Ook zijn er referenties aan Sylvia Plath en een enkele keer aan een popsong. Belangrijk is dat De Waard zich met haar intertekstuele referenties bewust plaatst in een grotendeels vrouwelijke poëtische traditie. Het is haar niet te doen om een klassieke revival zonder meer, maar om een nieuwe integratie van de traditie met het moderne, het vrouwelijke en het lesbische.
| |
Verwantschap
Naast De Waards hierboven geschetste verhouding tot de traditie vertoont haar werk verwantschap met dat van Chr.J. van Geel (in de beginfase). Van de Nederlandstalige dichteressen genoten Vasalis en de klassiek georiënteerde Ida Gerhardt en Christine D'haen haar bewondering. De Waard had verder bijzondere belangstelling voor de zangeres Marianne Faithfull en de groep Roxy Music. In het midden van de jaren tachtig raakte zij geboeid door het werk en de techniek van de Amerikaanse dichteres Amy Clampitt.
Op haar beurt heeft De Waard ook anderen beïnvloed: het exuberante en fysieke is inde poëzie weer mogelijk geworden, zoals bijvoorbeeld blijkt in het werk van Anneke Brassinga. Verder is de dichteressengroep De Nieuwe Wilden, in het voet- | |
| |
spoor van De Waard, een poëtica gaan belijden van directheid en band met emotie en (vrouwelijke) traditie.
| |
Kritiek
Sinds haar debuut in 1979 bestaat er een grote belangstelling voor Elly de Waard. Deze is echter, vooral onder mannelijke critici, steeds negatiever geworden sinds ongeveer 1981. Misschien is er een verband tussen deze vijandigheid en De Waards feminisme, haar uitgesproken kunstopvatting en haar openlijk lesbianisme.
De eerste twee bundels, Afstand en Luwte, werden vrij positief in de kritiek ontvangen, met de voor debuten kenmerkende welwillende reserve. Bij Furie zette een duidelijke neergang in waardering in. De negatieve kritiek richtte zich unaniem op de retoriek en de vermeende gezwollenheid van Furie. Büch en Nijmeijer gebruikten de karakteristiek ‘hysterisch’. In de jaren daarna lieten (mannelijke) publicisten zich vaak laatdunkend over De Waard uit. De bundel Een wildernis van verbindingen, De Waards meesterstuk, werd in de dominante kritiek doodgezwegen. Onvoltooiing kreeg enkele tamelijk slechte kritieken. Het is opmerkelijk dat de belangstelling onder vrouwen steeds veel positiever was. Vrouwelijke recensenten (bijvoorbeeld Van Buuren, Reitsma, Jonker, Van der Mark) reageerden aandachtig, welwillend en betrokken op De Waards werk.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Zie voor een uitvoeriger primaire bibliografie Maaike Meijer, De lust tot lezen. Nederlandse dichteressen en het literaire systeem. Amsterdam 1988, pp. 411-413. |
Chr.J. van Geel, ‘De ene kunst leeft nooit zonder de andere, althans bij mij.’ Samengesteld door Elly de Waard m.m.v. K. Ankerman en T. van Deel. Amsterdam 1977, Meulenhoff, Bl. |
Chr.J. van Geel. Een bundel over zijn poëzie. Oorspr. verschenen als RAAM-nummer. Vermeerderd met 9 nieuwe artikelen onder red. van Elly de Waard. Utrecht 1979, Reflex, Bl. |
Elly de Waard, Afstand Amsterdam 1978, De Harmonie, GB. |
Elly de Waard, Luwte. Amsterdam 1979, De Harmonie, GB. |
Elly de Waard, Een ademtocht van liefde en poëzie. In: De Volkskrant, 3-11-1979, E. |
Emily Dickinson, Westers. Vertaald en ingeleid door Elly de Waard. Vianen 1980, Kwadraat, GB. (vert.) |
Elly de Waard. Het poëtisch gelijk van Vasalis. In: De Volkskrant, 5-1-1980, E. |
Elly de Waard, Het raadselachtig zwijgen van een groot talent. In: De Volkskrant, 12-1-1980, E. |
Elly de Waard, Furie. Amsterdam 1981, De Harmonie, GB. |
Elly de Waard, Strofen. Amsterdam 1983, De Harmonie, GB. |
Elly de Waard, Rijkdom van poëzie Vasalis eindelijk op waarde geschat. In: De Volkskrant, 8-8-1983, E. |
Elly de Waard, Over Emily Dickinson en de nieuwe Tachtigers. In: Lust & Gratie, nr. 2, lente 1984, pp. 7-10, E. |
Elly de Waard, Anna Bijns. O God wat horen wij nu al rumoers. Amsterdam 1985, Anna Bijns Stichting, E. |
Elly de Waard, Een debuut als meesterwerk. Over The kingfisher van Amy Glampitt. In: Lusten Gratie, nr. 7, herfst 1985, pp. 19-26, E. |
Amy Clampitt, 7 gedichten. Vertaald door Christine D'haen en Elly de Waard. In: Lust & Gratie, nr. 7, herfst 1985, pp. 8-19, G. (vert.) |
Op weg naar het onbekende. Samenstelling en inleiding Elly de Waard. Amsterdam 1986, Sara, Bl. |
Elly de Waard, Een wildernis van verbindingen, Amsterdam 1986, De Harmonie, GB. |
De nieuwe wilden in de poëzie. Samenstelling en inleiding. Elly de Waard. Amsterdam 1987, Sara, Bl. |
Elly de Waard, Sara. Vier vrouwen over tien jaar feministisch uitgeven. Amsterdam 1987, Van Gennep, Documentaire. |
| |
| |
Elly de Waard, C. Utrecht 1987, Salix Alba, GB. (bibliofiele uitgave in 30 exemplaren, opgenomen in Onvoltooiing) |
Elly de Waard, Onvoltooiing. Amsterdam 1988, De Harmonie, GB. |
De Nieuwe Wilden in de poëzie 2. Samenstelling en inleiding Elly de Waard, Amsterdam 1988, Van Gennep/Sara, Bl. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Deze bibliografie bevat een keuze uit de artikelen over Elly de Waard. Een volledige secundaire bibliografie (tot maart 1988) is te vinden in Maaike Meijer, De lust tot lezen. Nederlandse dichteressen en het literaire systeem. Amsterdam 1988, pp. 397-410.
Bibeb, Ik hou van extremen omdat ik ze in mij heb. In: Vrij Nederland, 23-9-1978. (over Afstand) |
Ineke Jungschleger, Ritme is basis pop en poëzie. In: De Volkskrant, 11-1 (over Afstand) |
Rein Bloem, Moeizame beweging. In: Vrij Nederland, 16-12-1978. (over Afstand) |
Karel Soudijn, Wennen aan de nacht. In: NRC Handelsblad, 19-1-1979. (over Afstand) |
Robert Anker, Haperende start. In: Het Parool, 6-4-1979. (over Afstand) |
Remco Ekkers, Elly de Waard toch nog te vroeg debuut? In: Poëziekrant, jrg. 3, nr. 2, maart-april 1979. (over Afstand) |
Daan Cartens, Bedwongen emoties. In: Ons Erfdeel, jrg. 22, nr. 2, maart-april 1979, pp. 266-267. (over Afstand) |
Daan Cartens, Verovering van eigen bezit. In: Bzzlletin, jrg. 8, nr. 70, november 1979, pp. 59-63. (over Afstand en Luwte) |
Anneke Reitsma, Poëzie van de Luwte - ‘Een neerslag van betekenis’. In: De Nieuwe Linie, 21-11-1979. (over Luwte) |
Daan Cartens, De stilte voor een storm. In: De Volkskrant, 24-11-1979. (over Luwte) |
R.L.K. Fokkema, Nieuwe gedichten van Elly de Waard. In: Trouw, 6-12-1979. (over Luwte) |
J. Bernlef, Tussen inzicht en uitzicht. In: Haagse Post, 15-12-1979. (over Afstand en Luwte) |
Hanneke van Buuren, De krachten van buiten, binnen en herinnering. In: Wending, jrg. 35, nr. 6, juni 1980, pp. 394-399. (over Afstand) |
Murk Salverda, Elly de Waard verschaft geluksgevoel. In: Het Parool, 4-1-1980. (over Luwte) |
Karel Soudijn, Geveld door rust. In: NRC Handelsblad, 18-1-1980. (over Luwte) |
Huub Beurskens, Beelden die zichzelf niet vertrouwen. In: De Groene Amsterdammer, 12-3-1980. (over Luwte) |
Mark Dangin, Opmerkelijke bundels van Elly de Waard. Poëzie als intimiteit. In: De Morgen, 21-3-1980. (over Afstand en Luwte) |
Hans van de Waarsenburg, Elly de Waard onderschat de dichtkunst. In: De Limburger, 24-3-1980. (over Afstand en Luwte) |
Remco Ekkers, Streven naar een zo betekenisvol mogelijke lyriek. In: Poëziekrant, jrg. 4, nr. 2, maart-april 1980. (interview) |
Arend Slagman, Een doorsnee van uitersten. In: Vrij Nederland, 19-4-1980. (over Luwte) |
Jan Brokken, De agressie van Elly de Waard. In: Haagse Post, 28-6-1980. (interview) |
Trudy Kunz, Elly de Waard, dichteres en recensent van popmuziek. In: Libelle, 30-1-1981. (interview) |
Hanneke van Buuren, De lege kamers van het hart In: Ons Erfdeel, jrg. 24, nr. 1, januari-februari 1981, pp. 18-26. (over Furie) |
Daan Cartens, Poëzie. In: Het Vaderland, 14-5-1981. (over Furie) |
Anneke Reitsma, Nieuwe poëzie van Elly de Waard. In: De Nieuwe Linie, 27-5-1981. (over Furie) |
Daan Cartens, Tussen klassiek en modern. In: Poëziekrant, jrg. 5, nr. 3, mei-juni 1981. (over Furie) |
Wim Hazeu, De liefdesgedichten van Elly de Waard. In: Hervormd Nederland, 27-6-1981. (over Furie) |
R.L.K. Fokkema, Elly de Waard. In: Trouw, 11-7-1981. (over Furie) |
Willem Jan Otten, Een geval van lyriek. In: Vrij Nederland, 18-7-1981. (over Furie) |
Boudewijn Büch, Een openbare liefdesbrief is
|
| |
| |
geen poëzie. In: Het Parool, 28-8-1981. (over Furie) |
Rob Schouten, Ceterum Censeo. In: Maatstaf, jrg. 29, nr. 8/9, augustus-september 1981, pp. 112-117, (onder meer over Furie) |
Maaike Meijer, Woede als bevrijding. Over vrouwen, gedichten en dichteressen. In: Serpentine, jrg. 2, nr. 3, november 1981, pp. 4-14. (over Furie) |
Peter Nijmeijer, Bombastische poëzie. In: De Volkskrant, 20-11-1981. (over Furie) |
Hanneke van Buuren, Ik heb je horend gezongen en ziende gedicht. In: Ons Erfdeel, jrg. 25, nr. 2, maart-april 1982, pp. 279-281. (over Furie) |
Betty Vetter en Jenny Berenbak, Gedachten worden gedichten. In: Viva, 18-6-1982, pp. 48-55. (interview) |
Kees de Bakker, Elly de Waard: Afstand. In: Kees de Bakker, Mijn eerste boek. Dertig schrijversdebuten. Amsterdam 1983, pp. 155-158. (interview) |
Rob Schouten, Ceterum Censeo. In: Maatstaf, jrg. 32, nr. 3, 1984, pp. 91-92. (over Strofen) |
Peter Zonderland, Elly de Waard blijft dicht bij huis in nieuwe bundel. In: De Volkskrant, 13-1-1984. (over Strofen) |
Guus Middag, Uitersten in liefdesgedichten. In: Het Parool, 11-2-1984. (over Strofen) |
Remco Ekkers, Strofen van Elly de Waard. In: Poëziekrant, jrg. 8, nr. 3, februari-maart 1984. |
Ad Zuiderent, De hoge toon en de noodzaak een belangrijke dichter te worden. In: De Tijd, 9-3-1984 (onder meer over Strofen) |
Gerdien Jonker, Lees strofen. In: Diva, jrg. 3, nr. 2, maart 1984, pp. 32-33. (over Strofen) |
Hanneke van Buuren, ‘Strofen’ van Elly de Waard. In: Ons Erfdeel, jrg. 27, nr. 4, september-oktober 1984, pp. 588-589. |
Anja Meulenbelt, Voor mij is de taal een democratie. In: Anja Meulenbelt, Wie weegt de woorden. De auteur en haar werk. Amsterdam 1985, pp. 173-193. (interview) |
Willenden van der Mark, Poëzie als schot in de roos. In: Sek, jrg. 16, nr. 3, maart 1986, p. 19. (over Furie en Strofen) |
Annettje Dia Huizinga, Hoe wild zijn de Nieuwe Wilden? In: Opzij, jrg. 15, nr. 6, juni 1987, pp. 52-53. |
Judy van Emmerik, Ik wilde het ongerepte wilder. In: Surplus, jrg. 1, nr 5, november-december 1987, p. 9. (over Een wildernis van verbindingen) |
Anneke Reitsma, Een scheef huis van regels. Nieuwe poëzie van Elly de Waard. In: Ons Erfdeel, jrg. 30, nr. 5, november-december 1987, pp. 748-750. (over Een wildernis van verbindingen) |
Will van Sebille, Vooruit sirene, blaas de stormwind aan. In: Lust & Gratie, nr. 16, winter 1987. (over De Waards literair-historische opvattingen, naar aanleiding van haar inleiding op De Nieuwe Wilden in de poëzie |
Guus Middag, ‘De maan bezongen.’ In: Vrij Nederland, 9-1-1988. (over C.) |
Rogi Wieg, Poëzie over verlies. In: De Volkskrant, 13-5-1988. (over Onvoltooiing) |
Wim Brands, Poëzie Elly de Waard te direct en te simpel. In: Leidsch Dagblad, 13-5-1988. (Over Onvoltooiing) |
Rob Schouten, Schaamteloze directheid. Denderende gevoelens in gedichten Elly de Waard. In: Vrij Nederland, 20-8-1988. (over Onvoltooiing) |
Matthijs van Nieuwkerk, Seksenconflict als poëtisch thema. In: Het Parool, 26-11-1988. (interview met De Nieuwe Wilden) |
Maaike Meijer, De lust tot lezen. Nederlandse dichteressen en het literaire systeem. Amsterdam 1988, pp. 347-392. (onderzoek naar de receptie van de poëzie van De Waard tot begin 1988) |
Jaap Goedegebuure, Klauwhamers en Sirenezang. Over het gebrek en teveel aan lef in de hedendaagse, vaderlandse poëzie. Nieuwe wilden en maximale titanen. In: Haagse Post, 24-12-1988. |
Maaike Meijer, Brief uit Utrecht. Nieuwe Wilden en Maximalen in Vredenburg. In: Lust & Gratie, winter 1989, pp. 58-68. |
40 Kritisch lit. lex.
februari 1991
|
|