| |
| |
| |
Victor Vroomkoning
door Michiel van Kempen
1. Biografie
Victor Vroomkoning werd als Waltherus (Walter) Antonius Bernardinus van de Laar geboren op 6 oktober 1938 te Boxtel (NBr); zijn tweelingzus was hem drie uur voorgegaan. Zijn ouders, Gelderse vader en Antwerpse moeder, dreven een druk beklante bakkerij, zodat de altijd aanwezige dienstbode de moederrol op zich nam.
Op elfjarige leeftijd werd hij naar het Franciscaner internaat Gymnasium Immaculatae Conceptionis te Venray gestuurd. Twee jaar later kwam hij terecht op het Eindhovense St.-Joris-college waar dr Gerard Knuvelder directeur was. Voor de gedichten die hij in die tijd schreef, koos hij het pseudoniem Victor Vroomkoning, een betrekkelijk willekeurige combinatie van namen van mensen uit zijn omgeving. Na zijn diensttijd begon hij aan de studie Nederlands. Hij haalde achtereenvolgens de akten MO-A en MO-B en ten slotte in 1978 aan de Katholieke Universiteit Nijmegen zijn doctoraaldiploma.
Al tijdens zijn studie MO-A werkte hij bij een boekhandel, daarna bijna twee jaar bij uitgeverij Contact te Amsterdam. Vanaf 1967 geeft hij Nederlands aan een Scholengemeenschap voor Middelbaar Beroepsonderwijs in Nijmegen, van 1977 tot 1983 doceerde hij tevens aan de Gelderse Leergangen. In 1968 trouwde hij; hij kreeg een dochter en een zoon.
In 1980 sloot hij zich aan bij de poëzieworkshop van het Klein Literair Café Nijmegen, enkele jaren was hij ook redacteur van het Groot Literair Café. Afgezien van het in 1969 opgevoerde, maar niet uitgegeven toneelstuk Manja, een Bijbels spel, één verhaal, enkele letterkundige artikelen (ook in dit lexicon) en
| |
| |
twee taalkundige bijdragen aan Onze Taal, heeft Vroomkoning uitsluitend poëzie gepubliceerd. Hij deed dit in een groot aantal tijdschriften, maar vooral in Maatstaf, De Tweede Ronde, Bzzlletin en Preludium, Dietsche Warande & Belfort, Yang, Nieuw Wereldtijdschrift, Kreatief en Poëziekrant.
Gedichten van Victor Vroomkoning werden nogal eens onderscheiden, opvallend vaak in België. De belangrijkste van die onderscheidingen was de Pablo Neruda-prijs van het Gentse Frans Masereel-fonds die hij in 1983 ontving voor vijf gedichten uit De laatste dingen. Zijn gedicht ‘Vuilniszakken’ werd in 1991 geselecteerd om in Ierse treinen te worden opgehangen bij gelegenheid van de uitverkiezing van Dublin tot Culturele Hoofdstad van Europa.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Ontwikkeling / Thematiek
Vroomkonings eerste drie poëzie-uitgaven bestonden goeddeels uit dezelfde gedichten over de verwijdering tussen een man en een vrouw, aangevuld met enkele losse, anekdotische gedichten. Toch wijkt De laatste dingen (november 1983) sterk af van de bibliofiel verschenen en overwegend lokaal verspreide eerdere uitgaven Verwijderingen (1981) en De einders tegemoet (januari 1983): Vroomkoning heeft een strengere selectie gemaakt, van bijna alle gedichten een nieuwe redactie opgenomen en de thematische samenhang verstevigd. De wijzigingen hebben De laatste dingen tot Vroomkonings ‘definitieve debuut’ gemaakt.
De hoofdmoot van de bundel vormt een cyclus van 22 gedichten waarin de dichter een huwelijksrelatie beschrijft die steeds verder het moeras in schuift. De stuklopende verhouding wordt geobserveerd aan de fysieke aftakeling van de beide echtelieden. Ten opzichte van de eerste twee bundels is er in De laatste dingen echter een belangrijke verschuiving opgetreden. De obsessionele haat-verhouding tussen een vrouw en een man, uitlopend op de dood van de man, heeft plaatsgemaakt voor een realiteit met meer schakeringen en het universeler drama van de vrouw die treurt om de gestorven geliefde.
| |
Stijl
Techniek
Zijn meerwaarde heeft de cyclus in De laatste dingen ook verkregen doordat de taal verschillende betekenisniveaus kreeg. In ‘Haar tong die lang in coma lag’ speelt behalve het letterlijk verlamd-zijn ook het verbroken contact tussen de vrouw en haar echtgenoot mee. Vroomkoning combineert vaak woorden, uitdrukkingen en spreekwoorden uit dezelfde sfeer. Letterlijk en figuurlijk taalgebruik lopen dan in elkaar over waardoor de verschillende betekenissen van de woorden gaan meespelen:
Nadat het dagelijks rantsoen gesleten is,
wanneer de afwas is gestreken,
gaat zij voor anker in de luwte
van haar zoon, die op haar kamer
met haar schoeisel spelevaren wil.
| |
| |
Anekdotischer zijn de twaalf afzonderlijke gedichten uit de tweede afdeling: boter smokkelen in oorlogstijd, liefde tussen leraar en leerling enzovoort. Zij halen niet het niveau van de cyclus: ze missen de psychologische verfijning om een afgesleten gegeven als de pater die zijn handen niet thuis kan houden, nog boven het middelmatige uit te tillen. Hun metrum is overwegend jambisch, maar wat er aan ontbreekt is de antimetrie die door haar contrast de wrange inhoud onderstreept.
| |
Thematiek
Stijl
Vroomkonings enige verhaal, ‘Circuit des souvenirs’, is thematisch verwant aan De laatste dingen. Binnen het traditionele kader van een vertelling met flashbacks, een tocht terug naar de streek van de vroegere geliefde, ontdekt de hoofdpersoon dat die geliefde inmiddels gestorven is. Er is een zekere parallellie met de poëziecyclus - al uit de beschreven verhouding zich minder excessief. Opvallend is dat Vroomkoning regelmatig zuiver jambische zinnen schrijft: ‘Het ligt er nog tot waar het gras begint’. Ook de meerduidigheid van sommige zinnen herinnert aan de poëzie.
| |
Thematiek
Trad in twee gedichten van de cyclus uit De laatste dingen een zoon op en werden man en vrouw daarmee tot ‘ouders’, in later werk is het krachtenveld rond de ik-figuur complexer geworden. Het gedicht ‘Beheer’ uit Klein museum (1987) is in dit opzicht van programmatisch belang:
Hoe ik met het houden van
Tweemaal ouder werden zij
Zwakker wordend, sterkten zij
in mij aan totdat zij ademden
als in hun eerste albums.
restaureer, hun klein museum
| |
| |
Hoe ik verouder tot grijze wees
van onvergankelijke ouders.
Hoe het nooit meer ophoudt
| |
Visie op de wereld / Thematiek
In het tijdschrift Zefier (1989) merkt Vroomkoning op: ‘Als ik iets nauwelijks bezit, is dat wel een filosofie van/over het leven’. Desondanks laat zich wel een visie aan dit gedicht aflezen. De zes strofen, geconcentreerd geschreven, duiden de zes draden aan waarin de ik zich ingesponnen weet: het zichzelf herkennen én verliezen in het eigen kind; het herkennen van de oudere generatie (zijn ouders) in de jongste generatie (zijn kind); het besef dat wat achter je ligt weer levend wordt; het besef dat het verleden nota bene door hemzelf in stand gehouden wordt; de gewaarwording zelf tussen die generaties weinig eigens te hebben; en het besef dat het verleden veel onuitwisbaarder is dan denkbaar leek. De verhouding tot de ouders, gekenmerkt door zowel afstandelijkheid (vaderangst) als sterke betrokkenheid, wordt in ‘De eerste’ uit Echo van een echo (1990) zelfs tot een zuiver oedipaal conflict: ‘[zij] wekt/het kind in mij dat met zijn moeder/wilde wat zijn vader met haar deed’. In de derde afdeling constateert de ik-figuur hoe seksualiteit met zijn vrouw tot een automatisme is verworden, terwijl zijn zoon de rol van zijn vader lijkt over te nemen.
Het meest wezenlijke voor Vroomkoning is dat de werkelijkheid bestaat uit een beperkt aantal relaties die alle datgene in zich dragen wat de dichter in een interview noemde ‘de onontkoombare breking’. De voornaamste beweging tussen de personen is dan ook de verwijdering, de belangrijkste gewaarwording de vervreemding. Die wordt daar het schrijnendst waar de ik zich realiseert dat het anders zou moeten, maar niettemin in onmacht blijft steken.
| |
Kunstopvatting
Ook het dichten biedt geen soelaas. Vroomkoning in Zefier: ‘Dichten is dan wel een creatieve daad maar een die het leven stolt; wat was, blijft; wat ís moet eerst verleden worden, verwerkt, totdat het ingelijfd wordt bij wat blijft. Ik schrijf dus de tijd in elkaar, maak van mijn verzen eeuwigdurende momenten. Om nog ergens houvast te hebben aan de dingen die mij
| |
| |
dierbaar waren/zijn, die mij ontstelden. Het is geen afrekening met wat/wie dan ook, het is een bestendiging.’ In de eerste afdeling van de bundel Echo van een echo, getiteld ‘Hetzelfde, even nieuw’, bezint Vroomkoning zich, voor het eerst in zijn werk, op het schrijven. De laatste regels van ‘Gedicht’ formuleren kort maar krachtig zijn poëtica:
Een gedicht kent geen verdriet,
geen hoop. Het is zorgeloos zichzelf.
| |
Verwantschap
Geïnspireerd door de stijl van A. Alberts, die hij zeer bewondert, is Vroomkoning steeds soberder gaan schrijven. Gezochte regels als ‘Vader zaait een arm naar/ moeder uit’ (Klein museum, p. 27) zijn in Echo van een echo zeldzaam geworden, de gedichten zitten geraffineerder in elkaar. ‘Vuilniszakken’ heeft een Buddingh'-achtige droogheid van observeren:
aan geleund warmte zoekend
| |
Stijl / Techniek / Verwantschap
Naar de vorm heeft Vroomkoning veel gemeen met dichters als Ed Leeflang, Eva Gerlach en Jan Eijkelboom: gebruik van het jambische metrum, eindrijm dat over meer regels heenreikt en veelvuldig gebruik van het binnenrijm. Daarbij is Echo van een echo veelzijdiger dan het vroegere werk: Vroomkoning varieert het metrum en is gaan experimenteren met verzen die geschreven zijn als een recept: ‘Ze niet troosten,/ haar doorgelegen lijf/ niet optillen, zijn tremor/ niet stillen.’
| |
Publieke belangstelling / Kritiek
Vermoedelijk vanwege de betrekkelijk gemakkelijke verstaanbaarheid van zijn werk heeft Vroomkoning zich een vaste groep lezers weten te verwerven. Overigens wordt hij niet ge- | |
| |
rekend tot de toonaangevende dichters van dit moment en is hij duidelijk in de schaduw gebleven. Men kan ook moeilijk zeggen dat hij sterk debuteerde; zijn werk heeft duidelijk een rijpingsproces doorgemaakt met Echo van een echo als meest overtuigende bundel. Besprekingen van zijn werk verschenen voornamelijk in Vlaamse tijdschriften en waren overwegend zeer positief. Guus Middag daarentegen zag in Vroomkoning een epigoon, terwijl Ineke Bulte de beeldspraak kritiseerde en ‘de oncreativiteit van het taalgebruik’ hekelde.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Victor Vroomkoning, Verwijderingen. [Nijmegen] 1981, [Literair Café], Kleine Avond Literair Café, GB. |
Victor Vroomkoning, De einders tegemoet. Gedichten. Nijmegen 1983, De Stiel, GB. |
Victor Vroomkoning, De laatste dingen. Bergen op Zoom 1983, WEL, WEL poëzie 064, GB. |
Victor Vroomkoning, Circuit des souvenirs of Jacob Zinneman valt bij herhaling. In: Margreet Janssen Reinen & Michiel van Kempen (red.), Helias achterna. Nijmegen 1984, Dekker v.d. Vegt, pp. 135-143, V. |
Victor Vroomkoning, Klein museum. Houten 1987, Agathon, GB. |
Victor Vroomkoning, Groesbeek. Tijdrit. Arnhem 1989, Stichting Beeldende Kunst Gelderland, Gelderland in proza, poëzie en prenten nr. 35, G. |
Victor Vroomkoning, Auteur spreekt voor zichzelf: Victor Vroomkoning. In: Zefier, jrg. 4, nr. 15, 1989, pp. 3-7, E. |
Victor Vroomkoning, Echovan een echo. Antwerpen/Amsterdam 1990, Manteau, Poëziereeks, GB. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Michiel van Kempen, Nijmegen op het hoge zadel. In: Tegenspraak, jrg. 7, nr. 4, 1983, p. 8. (over De einders tegemoet) |
Ton Verbeeten, Elsschot verengd. In: De Gelderlander, 25-3-1983. (over De einders tegemoet) |
Jules Welling, Verrassend goed debuut Victor Vroomkoning. In: Brabants Dagblad, 7-1-1984. (over De laatste dingen) |
Remco Ekkers, Anekdotische poëzie. In: Poëziekrant, jrg. 8, nr. 1, februari/maart 1984. (over De laatste dingen) |
Hans Vermeer, Interview. In: Appel, jrg. 9, nr. 2, juni 1984, pp. 70-77. |
Ares Koopman, Victor Vroomkoning: zoveel kader, zo weinig ruimte. In: Margreet Janssen Reinen & Michiel van Kempen (red.), Helias achterna. Nijmegen 1984, pp. 177-178. (algemeen) |
Michiel van Kempen, De tweede dichtbundel van Vroomkoning: een mooi debuut. In: Ons Erfdeel, jrg. 27, nr. 5, november-december 1984, pp. 754-757. (vergelijking van de epische structuur van De einders tegemoet met die van De laatste dingen) |
Lionel Deflo, Suggestie en understatement bij Victor Vroomkoning. In: Kreatief, jrg. 19, nr. 1, april 1985, pp. 124-125. (over De laatste dingen) |
Ton Verbeeten, De verbeelde jeugd. In: De Gelderlander, 25-9-1987. (interview) |
Daniel Billiet, Het distilleren van ouders. In: Knack, 16-12-1987. (over Klein museum) |
Guus Middag, Ik tokkelde de wanhoop tot een kakelsymfonie. In: Vrij Nederland, 26-12-1987. (over Klein museum) (reactie van Vroomkoning op 16-1-1988) |
Bernard Dewulf, Klein Museum: foto's met de woorden als fixeermiddel. In: De Morgen, 2-1-1988. |
Henk de Jager, Conservator van een poëtisch museum. In: Ons Erfdeel, jrg. 31, nr. 3, mei-juni 1988, pp. 429-431. (over Klein museum) |
Remco Ekkers, Geen jeugdpoëzie. In: Poëziekrant, jrg. 12, nr. 4, juli/augustus 1988, p.5. (over Klein museum) |
Michiel van Kempen, Coulissenlandschap. Over de poëzie van Victor Vroomkoning. In: Preludium, jrg. 5, nr. 2, september 1988, pp. 52-59. (over de thematische ontwikkeling in het werk) |
Wilbert Friederichs, Nieuw genot om oude redenen. In: De Gelderlander, 20-9-1990. (over Echo van een echo) |
Herman de Coninck, De laatbloeier als jonge belofte. In: De Morgen, 2-11-1990. (over Echo van een echo) |
Carlos Backers, Echo van een echo van... In: De Nieuwe Gazet, 23-11-1990. |
Miel Vanstreels, Kort genoteerd. In: Appel, jrg. 15, nr. 4, december 1990, pp. 301-302. (over Echo van een echo) |
Bart Vanegeren, Victor Vroomkoning Charmante duidelijkheid. In: Poëziekrant, jrg. 15, nr. 2, maart/april 1991. (over Echo van een echo) |
Teunis Bunt, Niets blijft, alles herhaalt zich. Een gesprek met Victor Vroomkoning. In: Kreatief, jrg. 25. nr. 1, april 1991, pp. 94-103. |
Ineke Bulte, Dichten zonder zelfrijzend bakmeel. In: Ons Erfdeel, jrg. 34, nr. 2, april-mei 1991, p. 277-278. (over Echo van een echo) |
Ares Koopman, Wat zorgeloos zichzelf is. Over Victor Vroomkonings Echo van een echo. In: Preludium, jrg. 8, nr. 1, 1991, pp. 74-76. |
Paul Bogaert, Van hetzelfde. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 136, nr. 4, augustus 1991, pp. 497-498. (over Echo van een echo) |
45 Kritisch lit. lex.
mei 1992
|
|