| |
| |
| |
Mischa de Vreede
door Saskia van Rijswou
1. Biografie
Mischa (eigenlijk Henny) de Vreede werd op 17 september 1936 in Batavia geboren. Als dochter van een zendingspredikant bracht zij haar vroegste jeugd door in het toenmalig Nederlands-Indië, waarvan drieëneenhalf jaar in Japanse interneringskampen op Sumatra, samen met haar moeder en haar twee broertjes. Als negenjarige kwam Mischa de Vreede, vlak na het einde van de Tweede Wereldoorlog, naar Nederland, waar zij voor het eerst naar school ging. Het gezin vestigde zich in 1946 in Emmen en verhuisde enkele jaren later naar Zetten, in de Betuwe. In Nijmegen volgde zij vier klassen van het Stedelijk Gymnasium en daarna bezocht zij één jaar de kunstnijverheidsschool in Arnhem.
Tijdens haar middelbare-schooljaren raakte De Vreede vertrouwd met de poëzie van de Vijftigers en later leerde zij veel van deze dichters ook persoonlijk kennen.
In 1957 verscheen haar korte verhaal ‘Een Hollands meisje in Parijs’ in Podium en publiceerde zij samen met John van de Rest en Theo Festen het poëziebundeltje Morgen mooi weer maken. Zij debuteerde officieel in 1959 met de poëziebundel Met huid en hand. Voor het gedicht‘een jong meisje droomt’ uit die bundel ontving zij de Poëzieprijs van de Gemeente Amsterdam. Behalve romans, verhalenbundels, gedichten, een bloemlezing, vertalingen en kinderboeken publiceerde zij artikelen in Podium, Maatstaf, Vrij Nederland en Intermagazine. Tevens recenseerde zij kinderboeken voor de Nieuwe Rotterdamse Courant en schreef ze voor het Algemeen Handelsblad een tv-column.
| |
| |
De Vreede zat van 1971 tot 1973 in het bestuurvan de Vereniging van Letterkundigen (VVL). In 1983 was zij voor een jaar als ‘writer-in-residence’ verbonden aan de University of Michigan, en voor de Vriendschapsvereniging Nederland-China reisde zij in 1985 naar China.
Sinds 1954 woont Mischa de Vreede in Amsterdam. Zij is tweemaal getrouwd geweest, van 1956 tot 1957 en van 1960 tot 1969. Uit deze huwelijken werden respectievelijk een dochter en een zoon geboren.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Visie op de wereld / Thematiek
Een belangrijke opvatting in het werk van Mischa de Vreede is dat elk mens een afgeronde persoonlijkheid is en dat zijn gedrag en beweegredenen psychologisch te verklaren zijn. De Vreede beschouwt mensen als existentieel eenzaam (een idee dat met name haar gedichten sterk bepaalde), en zij is gefascineerd door de pogingen die zij desondanks ondernemen om te communiceren en relaties op te bouwen met anderen.
Als het personages in het werk van De Vreede absoluut niet lukt de wereld in te gaan, kiezen zij, als een troostrijke laatste vluchtmogelijkheid uit de eenzaamheid, voor de dood. Rita, de hoofdpersoon in Bevroren (1985), treurt om de dood van haar man, terwijl zij in een vreemd land op bezoek is bij haar dochter, met wie zij de relatie van dag tot dag ziet verslechteren. Het einde van de roman suggereert dat Rita, beroofd van haar belangrijkste menselijke contacten, zelfmoord pleegt. Ook de vrouw uit ‘Onze eeuwige honger’ (1973), die helemaal niet in staat is contact te maken met de buitenwereld, pleegt uiteindelijk zelfmoord.
De contradictie van de absolute eenzaamheid en het levensbelang van sociale contacten dwingt mensen tot keuzes die in wezen tragisch zijn. De personages van De Vreede worden in situaties geplaatst waarin zij dat soort keuzes moeten maken: ofwel zich aanpassen en de omstandigheden accepteren, ofwel een radicale wijziging in hun leven aanbrengen. De auteur richt daarbij haar aandacht niet zozeer op de uitkomst van de keuzes, alswel op de kracht die mensen bezitten in moeilijke situaties tot een oplossing te komen.
De oudere vrouw Margot in Over (1980) besluit het vreemdgaan van haar man te accepteren, omdat ze tot het einde met hem wil samenblijven. Anderzijds wil Agaath in Eindelijk mezelf (1979) niet haar leven opofferen aan een los-vaste verhouding met een getrouwde man en neemt zij de beslissing buiten zijn medeweten om het kind te krijgen waar zij op haar veertigste nog naar verlangt.
Met de problematiek van de keuze hangt de neiging samen het verleden te ordenen. In Eindelijk mezelf schrijft Agaath, als ze al
| |
| |
zwanger is, een verslag van wat tot de beslissing van het krijgen van dat kind heeft geleid. En in Een gelijkend portret (1990) draagt de diefstal van haar tas vol persoonlijke herinneringen ertoe bij dat Nora de dood van haar minnaar kan verwerken en een nieuwe start kan maken.
Ook in haar autobiografisch werk heeft Mischa de Vreede sterk de behoefte aan overzicht en ordening; van haar persoonlijke geschiedenis in dit geval. In Mijn reis (1981) gaat zij op zoek naar de Jappenkampen waarin zij haar jeugd heeft doorgebracht, om tot de conclusie te komen dat zij eigenlijk nooit volwassen heeft willen worden, dat zij moeite heeft het verleden achter zich te laten. En in Geen verleden tijd (1991) gaat De Vreede in Indonesië op zoek naar oude verhalen over de Hollanders, om die op te tekenen in het bijbehorende goed geconserveerde Nederlands, voordat dat uitgestorven raakt. In deze verhalen vindt zij de sfeer van het verleden van haar vader en van haar vroegste jeugd terug.
Tegengestelde neigingen strijden in de boeken van De Vreede om voorrang. Enerzijds zijn de meeste vrouwelijke personages geneigd de veiligheid van het grote getal op te zoeken en zich te schikken in wat de maatschappij van hen verlangt, anderzijds kennen zij de onstuitbare drang hun eigen weg te gaan.
| |
Kunstopvatting
De spanning tussen twee moeizaam te verenigen principes levert in haar werk vaak terugkerende thema's op als: het kunstenaarschap gecombineerd met moederschap, heen en weer geslingerd worden tussen trotse eigenliefde en zelfdestructie - waar in de vroegere werken, de verhalen van Oorlog en liefde (1963) en ‘Onze eeuwige honger’, zelfdestructie sterker is dan eigenliefde, krijgt de eigenliefde later steeds meer de overhand - de aantrekkingskracht die uitgaat van zowel een beschermd leven als van een bohémienachtig bestaan. Ook de spanning tussen de noodzaak uiteindelijk volwassen te worden en de behoefte zowel het onbevangen als onverantwoordelijke kind te blijven, speelt een rol bij de conflicten van de personages. Vooral kunstzinnige vrouwen bevolken de romans van Mischa de Vreede: ze zijn schrijfster, beeldhouwster of cabaretière. Het kunstenaarschap is echter niet veel meer dan een decor, het is geen uitgangspunt voor beschouwingen over kunst door
| |
| |
de personages of vertellers. Enkel Nora van Houten (Een gelijkend portret), die schrijfster is, doet een uitspraak die regelrecht uit de mond van De Vreede opgetekend had kunnen worden: ‘Soms zijn de situaties die ik beschrijf te vergelijken met wat ik heb meegemaakt, soms zijn het mijn gevoelens en ideeën die ik in een verzonnen of samengeraapt iemand plant Maar ergens gaat het altijd over mij, over de manier waarop ik in het leven sta. Vandaar waarschijnlijk die grote mate van herkenbaarheid, die soms als griezelig wordt ervaren.’
| |
Thematiek
De conflicten spelen zich af binnen de intieme relaties van de hoofdpersonages. Met name moeizame moeder-dochterrelaties en relaties met kinderen en minnaars zijn onderwerp van De Vreedes werk. In veel gevallen draait het bij haar in de liefde om driehoeksverhoudingen. Voor de hoofdpersonages is daarbinnen geen vaste plaats ingeruimd: zij kunnen de bedrogen echtgenote zijn, zoals in Over, of zij kunnen de vrouw zijn die een verhouding met een getrouwde man heeft, zoals in Eindelijk mezelf. Die laatste rol komt ook voor in Een gelijkend portret, maar dan is de getrouwde man overleden en probeert de minnares, letterlijk en figuurlijk op afstand, over het verlies heen te komen. In ‘Van jou houd ik,’ (1982) komt de derde mogelijkheid van de driehoek aan de orde en houdt de getrouwde vrouw er zelfs diverse minnaars op na. Zonder dat zij een expliciet waardeoordeel uitspreken, lijken de vertellers zich beter te kunnen inleven in de rollen van de overspelige vrouw en de minnares, dan in die van de bedrogen vrouw.
| |
Visie op de wereld
Behalve dat De Vreede ervan doordrongen is dat de dood een einde maakt aan relaties, zoals zij in Bevroren en Het leven een film (1984) laat zien, beschouwt zij de dood tevens als uiteindelijke troost, als een toestand van waaruit de mens het leven in gegaan is, en waarin hij uiteindelijk ook weer zal verdwijnen. Naar deze toestand van dood/ongeboren wil de moeder in het gedicht ‘Groot slaaplied’ (Met huid en hand, 1959) haar pasgeboren dochter mee terugnemen, omdat zij het leven dat zij haar kind geschonken heeft niet de moeite waard vindt:
| |
| |
door de nauwe ingang van het leven
| |
Relatie leven/werk
De thema's in het werk van Mischa de Vreede zijn diep geworteld in haar eigen bestaan; de parallel tussen haar werk en haar leven is onmiskenbaar aanwezig. Tussen het fictionele werk en het autobiografische werk valt geen duidelijke scheidslijn te trekken: de twee genres komen sterk overeen wat betreft levensvisie, thematiek, mate van realisme, gelaagdheid en stijl; hoofdpersoon Mischa de Vreede lijkt bovendien vaak sprekend op personages uit het fictionele werk. Wat bijvoorbeeld Sander Hoogewonink in Gedroomde rivalen (1987) meemaakt op zijn reis naar China, waarbij hij deel uitmaakt van een culturele delegatie voor een symposium over Max Havelaar, lijkt sterk op gebeurtenissen in het autobiografische verhaal ‘Converseren in China’ (Persoonlijk, 1986). Zelf waarschuwde De Vreede echter meermalen tegen een gemakzuchtige vergelijking van personages met de auteur.
| |
Techniek
Wellicht werkt haar realistische manier van schrijven speculaties in de hand over het autobiografisch gehalte van haar werk. Behalve in haar gedichten maakt zij weinig gebruik van symboliek, en wat ze te vertellen heeft, komt onomwonden uit haar werk naar voren.
Doordat de verhalen meestal niet meerlagig zijn en bij zowel vertellers als personages een zekere diepgang ontbreekt, missen de conflicten, hoewel ze in wezen tragisch zijn, de nodige dramatiek. De vertellers zijn ofwel te luchthartig, zoals in ‘Van jou houd ik’ en Mijn reis, waarin de werkelijke problematiek omzeild lijkt te worden, of zij zijn te sarcastisch, zoals in Over, waarin de verteller vergeefse pogingen doet haar personage sympathiek te vinden, of ze zijn te zeer toegespitst op banale bijkomstigheden, wat een oppervlakkig soort realisme oplevert.
| |
Stijl / Ontwikkeling
Het omvangrijke oeuvre van Mischa de Vreede is consistent, met trouw aan thematiek, wijze van vertellen en onderwerpen. Wel veranderde de stijl. Haar vroege werk, zoals de roman Ein- | |
| |
deloos (1961) ende verhalen van Oorlog en liefde, werd gekenmerkt door een ingetogen stijl, met afgepaste, weloverwogen zinnen en verzorgd taalgebruik. In de loop van de tijd liet De Vreede de voorzichtigheid van het beginwerk los en werd haar taalgebruik slordiger, soms bijna parlando, en met veel theatrale effecten, zoals: in ‘[...] dat vooral het “Hebt uw naaste lief als uzelf” geen geringe opgave voor me was omdat ik mezelf zeer de moeite waard en zelfs tamelijk “godderig” vond - “niet als individu maar als wezen, als creatie”.’ (Geen verleden tijd). De intieme toon van het knusse onderonsje bleef en leverde haar de bijnaam ‘Tante Bet in Wonderland’ op, een benaming die Rudy Kousbroek voor haar bedacht in een van zijn Negri Panerkomst-artikelen in NRC Handelsblad, naar aanleiding van de autobiografische collage Een hachelijk bestaan (1974).
| |
Techniek
De Vreedes romans zijn meestal volgens een vast stramien opgebouwd, waarin de ingewikkeldheid van vertelperspectief en tijdsverloop nooit op de spits gedreven is. De vertelstructuur is veelal eenvoudig, met een ik-verteller, zoals in Het leven een film en Eindeloos, of met een hij-verteller, zoals in ‘Van jou houd ik’, Bevroren en Een gelijkend portret. In de romans Over en Gedroomde rivalen komen echter ook secundaire vertellers aan het woord. In Over wordt het verhaal over Margot even onderbroken voor het verhaal van de minnares van Margots man. En in het door een hij-verteller vertelde verhaal over Sander Hoogewonink in Gedroomde rivalen zijn dagboekfragmenten van zijn tegenspeelster Floortje Blancefloer ingelast. De verwachting die deze vorm oproept, namelijk dat er een discrepantie zou bestaan tussen hoe Sander Floortje ziet en hoe zij in werkelijkheid is, of ten minste hoe zij zichzelf beschrijft, wordt echter niet ingelost.
| |
Verwantschap
Gezien het literaire klimaat is een zekere verwantschap van De Vreedes vroegste werk met dat van de Vijftigers niet verbazingwekkend, zeker niet als we weten dat zij bijzonder goed op de hoogte was van hun poëzie en verschillende Vijftigers persoonlijk kende. Toch koos zij haar materiaal selectief uit de vernieuwingen van haar grote voorbeelden. Vrije versvorm, onregelmatig eindrijm, spaarzaam gebruik van interpunctie en hoofdletters, dat zijn sporen van de Vijftigers die terug te
| |
| |
vinden zijn in haar gedichten, evenals een sterke gerichtheid op het lichamelijke en het gebruik van oersymbolen, zoals in het gedicht ‘zon’ (Met huid en hand):
Hoewel de visie op de wereld van de Vijftigers ten dele ook de hare is, reageert De Vreede op de algehele chaos en willekeur niet met ingewikkelde poëzie die de werkelijkheid te lijf gaat, maar richt zij zich in eenvoudiger poëzie op de binnenwereld. Doordat zij zich in haar gedichten afkeert van de wereld en er een algeheel gevoel van depressie en melancholie uit spreekt, rekent Maaike Meijer haar tot de groep van De Grote Melancholie, waartoe dichteressen als Ellen Warmond, Hanny Michaelis en Lizzy Sara May behoren. Volgens Meijer gaat achter de openhartige liefdespoëzie van Met huid en hand echter een tweede poëtische laag schuil, die de particuliere liefdeservaringen een algemene betekenis geeft. Het gevoel van de verloren liefde verbergt een veel dieper en existentiëler gemis: angst voor verlies van het zelf en doodsverlangen. Ook in haar proza is zij vooral verwant aan andere vrouwelijke auteurs. Met haar keuze voor vrouwelijke personages en voor de mengvorm van psychologisch realisme en autobiografie staat zij in een traditie waartoe zowel Elisabeth Zernike als Anja Meulenbelt behoort.
| |
Kritiek
Over De Vreedes poëzie waren critici zeer lovend; ze vonden het ‘duidelijke taal midden in die periode van duistere atonale poëzie’, zoals Wam de Moor het verwoordde. Over vroeg prozawerk als Eindeloos en Oorlog en liefde schreef Hans van Straten dat zij daarin ‘pioneerde in het terrein van de vrouwelijke
| |
| |
sensibiliteit, heel dat complex van ervaringen waarin de vrouwelijke psyche verschilt van die van de man’. Maar naast de positieve geluiden waren er ook al over het werk uit haar begintijd geluiden van kritiek te horen; deze zouden later een steeds belangrijker plaats gaan innemen in de recensies over haar werk. Ab Visser herkent in Oorlog en liefde haar ‘zuiver talent’, maar vindt de bundel echter maar half geslaagd, en betitelt sommige verhalen als ‘aanstellerig’ en vindt dat in enkele personages de ‘quasi-bohémienne hand in hand [gaat] met de burgerjuf’.
Critici zijn geneigd haar latere werk af te doen als tweederangs literatuur, omdat zij het te oppervlakkig, onoprecht en egocentrisch vinden. De autobiografie Een hachelijk bestaan vertelt volgens Vera Illés over gebeurtenissen die niet belangwekkend genoeg zijn en niet zodanig verwoord dat de lezer er ook wat aan heeft. De reacties op Eindelijk mezelf zijn zelfs ongemeen fel: Sitniakowsky hekelt de ‘huisvrouwenvisie’ ervan, vindt dat de roman blijft steken in dooddoeners en noemt het een ‘deerniswekkend egodocument’.
Hoewel sommigen, ondanks hun kritiek, de grote kwetsbaarheid in het werk bewonderen (Alfred Kossmann en Ab Visser), laten andere critici op een gegeven moment geen spaan meer heel van Mischa de Vreede: haar werk zou geen literatuuur genoemd mogen worden (Jacques Kruithof), de graad van intimiteit zou verstikkend hoog zijn (Jan Hendrik Bakker), en ze vragen zich, verbaasd over het gebrek aan inspiratie, af of haar boeken wel vanuit een innerlijke noodzaak geschreven zijn. Maar pas echt giftig pakten zij uit over haar ijdelheid: ‘Al die pedante trekjes, op iedere pagina weer, maken Een gelijkend portret tot een volkomen onhebbelijk boek over een quasi in zichzelf gekeerde maar intussen zichzelf almaar adverterende schrijfster.’ (Rob Schouten)
| |
Visie op de wereld / Relatie leven/werk
De hang naar zelfmanifestatie kan gezien worden als een compensatie voor een gemis in haar calvinistische jeugd, waarin elke vorm van aandacht vragen aanstellerij en dus een zonde was. Zowel in haar persoonlijk leven als in haar werk, hoewel daarin op een meer indirecte manier, verzette zij zich niet zozeer tegen het geloof van haar vader, alswel tegen de manier
| |
| |
waarop hij leefde. In een interview omschrijft zij die levenswijze als volgt: ‘Een manier die nu nog in bepaalde kringen wordt aangehangen en die beslist niet alléén kerkelijk is: tegen het genot.’ Verzet tegen haar calvinistische opvoeding klinkt door in het verband dat zij in haar werk legt tussen een dergelijke strenge opvoeding enerzijds en eenzaamheid, onzekerheid en moeite om tot sociaal contact te komen, anderzijds. Met name de calvinistische opvatting dat de mens niets is, tracht zij keer op keer door middel van haar werk te ontzenuwen, gefascineerd als zij is door de verhalen die er over elk mens afzonderlijk te vertellen zijn.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Mischa de Vreede, John van de Rest en Theo Festen, Morgen mooi weer maken. Nijmegen 1957, eigen beheer, GB. |
Mischa de Vreede, Met huid en hand. Amsterdam 1959, Holland, Windroos 54, GB. (ten dele opgenomen in In plaats van praten) |
Mischa de Vreede, Al zeg ik het zelf, zei de zwifzwaf. Amsterdam 1960, Holland, J. |
Mischa de Vreede, Eindeloos. Den Haag 1961, Bert Bakker-Daamen, R. (opgenomen in Eindeloos en verder) |
Mischa de Vreede, Ham mag appels eten. Amsterdam. 1961, Holland J. |
Mischa de Vreede, Oorlog en liefde. Den Haag 1963, Bert Bakker-Daamen, VB. (opgenomen in Eindeloos en verderen in Kind in kamp) |
Mischa de Vreede, Binnen en buiten. Amsterdam 1968, Holland, GB. (ten dele opgenomen in In plaats van praten) |
Mischa de Vreede, Een stukje van de wereld. Amsterdam 1969, Holland, GB. |
Mischa de Vreede, ‘Onze eeuwige honger’. Amsterdam 1973, De Bezige Bij, R. |
Mischa de Vreede, Een hachelijk bestaan. Amsterdam 1974, De Bezige Bij, A/R. |
Mischa de Vreede, Eindeloos en verder. Amsterdam 1975, De Bezige Bij, VB. (bevat de roman Eindeloos en de verhalenbundel Oorlog en liefde) |
Als je leest ben je nooit alleen. Samengesteld door Mischa de Vreede. Den Haag 1975, Commissie voor de Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek, Bl. |
Mischa de Vreede, 13, een meisjesboek. Amsterdam 1976, De Bezige Bij, R. |
Saul Bellow, Herzog. Vertaald door Mischa de Vreede. Bussum 1977, Agathon, R. (vert.) |
Mischa de Vreede, Een stukje van de wereld. Amsterdam 1977, Ploegsma, J. |
Mischa de Vreede, Een hond om van te houden. Amsterdam 1977, Ploegsma, J. |
Mischa de Vreede, Waarom ik over kinderboeken schrijf en hoe. In: Bzzlletin, jrg. 6, nr. 49, oktober 1977, pp. 45-46, E. |
Mischa de Vreede, Eindelijk mezelf. Amsterdam 1979, De Bezige Bij, R. |
Mischa de Vreede, Floroscoop. September. Utrecht 1979, Het Spectrum, Bl. |
Mischa de Vreede, Hetongeluk. Amsterdam 1979, Ploegsma, J. |
Mischa de Vreede, Over. Amsterdam 1980, De Bezige Bij, R. |
Mischa de Vreede, Mijn reis. Amsterdam 1981, De Bezige Bij, Reisverslag. |
Mischa de Vreede, ‘Van jou houd ik’. Amsterdam 1982, De Bezige Bij, R. |
Mischa de Vreede, Het leven een film. Amsterdam 1984, De Bezige Bij, R. |
Mischa de Vreede, In plaats van praten. Amsterdam 1985, De Arbeiderspers, GB. (bevat selectie uit Met huid en hand en Binnen en buiten) |
| |
| |
Mischa de Vreede, De afspraak. Amersfoort 1985, De Horstink in samenwerking met de Stichting SVE, Alfabet Reeks 10, V. |
Mischa de Vreede, Bevroren. Amsterdam 1985, De Arbeiderspers, R. |
Mischa de Vreede, Persoonlijk. Amsterdam 1986, De Arbeiderspers, VB. |
Mischa de Vreede, Gedroomde rivalen. Amsterdam 1987, De Arbeiderspers, R. |
Mischa de Vreede, Kind in kamp. Amsterdam 1989, De Arbeiderspers, VB. |
Mischa de Vreede, Een gelijkend portret. Amsterdam 1990, De Arbeiderspers, R. |
Mischa de Vreede, Niet zielig. Kinderen in het ziekenhuis. Deventer 1990, Van Loghum Slaterus, Kinderen als beroep, J. |
Mischa de Vreede, Geen verleden tijd. Nederlands op Ambon. Amsterdam 1991, De Arbeiderspers, Reisverslag. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Adriaan Morriën, Poëzie tussen weerloosheid en bevalligheid. Bij ‘Met huid en haar’ van Mischa de Vreede. In: Het Parool, 14-5-1960. |
Simon Vinkenoog, Mischa de Vreede. In: Boekje open. Samenstelling Remco Campert, H.J. Oolbekkink, Wim J. Simons en anderen. Baarn 1963, pp. 135-137. (over werk en persoon van Mischa de Vreede) |
[Hans] van Straten, Proza Mischa de Vreede, een beetje weergaloos. In: Algemeen Ochtendblad, 17-8-1963. (over Oorlog en liefde) |
Steven Membrecht, Mischa de Vreede is zelden tevreden met eigen werk. Efficiënte vrouw van architect. In: De Telegraaf, 8-12-1965. (interview) |
[Anoniem], Mischa de Vreede. In: Avenue, mei 1967. (interview) |
[Anoniem], Mischa de Vreede: ‘Het woord, de taal verkeert in een crisis.’ In: De Groene Amsterdammer, 23-1-1971. (interview) |
Bibeb, Mischa de Vreede: ‘Ik schaam me niet voor m'n leven en niet voor m'n boek’. In: Bibeb, Veertien vrouwen. Interviews. Amsterdam 1974, pp. 123-137. (interview naar aanleiding van ‘Onze eeuwige honger’) |
Gerrit Komrij, Twee akelige vrouwmensen. In: Gerrit Komrij, Daar is het gat van de deur. Kritieken en essays. Amsterdam 1974, pp. 78-80. (over ‘Onze eeuwige honger’) |
Cees Straus, ‘Alles wat me mankeert is met schrijven op te lossen.’ In: De Gooi- en Eemlander, 2-3-1974. (interview) |
[Anoniem], Schrijfster Mischa de Vreede over: het jappenkamp, het leven van de schrijverij en haar kinderen. ‘Een bordurende moeder is natuurlijk rustiger.’ In: Trouw, 25-3-1974. (interview) |
Wam de Moor, De eindigheid van iets. In: De Tijd, 11-5-1974. (over Een hachelijk bestaan) |
Margaretha Ferguson, Mischa de Vreede schreef direct vanuit kinderlijk ervaren. In: Het Vaderland, 25-5-1974. (over Een hachelijk bestaan) |
Gabriël Smit, Het hachelijk bestaan van Mischa de Vreede. In: De Volkskrant, 25-5-1974. (over Een hachelijk bestaan) |
I. Sitniakowsky, Mischa de Vreede op en top zichzelf. In: De Telegraaf, 24-12-1977. (over Eindelijk mezelf.) |
Corine Spoor, ‘Ik zeg altijd maar: schrijven spaart de psychiater uit.’ In: De Tijd, 30-12-1977. (interview naar aanleiding van Eindelijk mezelf) |
Frank van Dijl, ‘Al schrijvend kom ik verder met mezelf.’ In: Het Vrije Volk, 28-1-1978. (interview naar aanleiding van Eindelijk mezelf) |
Jan Slingenbergh en Frans Melk, Mischa de Vreede, schrijfster: ‘een relatie kan niet zuiver lichamelijk zijn.’ In: De Nieuwe Linie, 5-4-1978. (interview naar aanleiding van Eindelijk mezelf) |
Hannemieke Stamperius, Vrouwen en literatuur. Een inleiding. Amsterdam 1979, pp. 129-131, 135-137, 144. (over de vrouwelijke hoofdpersoon in ‘Onze eeuwige honger’) |
[Anoniem], Het oude meisje en de speelgoedbeer. In: Het Vaderland, 20-9-1980. (over Over) |
Betty Vetter, ‘Ik vind 't al vrijheidsberoving als iemand mij een drankje aanbiedt.’ In: Rotterdams Nieuwsblad, 15-11-1980. (interview) |
Cees Veltman, Rechtvaardigheid is belangrijker dan vrede. In: Hervormd Nederland, 29-8-1981. (interview) |
Jacques Kruithof, De terugkeer van Koos van Zomeren. In: Vrij Nederland, 19-12-1981. (over Mijn reis) |
Han Steendijk, Mijn reis, niet meer dan een toeristenverslag. In: Brabants Nieuwsblad, 13-1-1982. (over Mijn reis) |
Jan Hendrik Bakker, Mischa de Vreede's verrassende idylle. In: Haagsche Courant, 6-7-1984. (over Het leven een film) |
TvW, Mischa de Vreede: ‘Ik ben een hartstochtelijk slaper.’ In: Viva, 1986, nr. 36. (interview naar aanleiding van Persoonlijk) |
| |
| |
Jos Teunissen, De stille kracht van Mischa de Vreede. ‘M'n vader zei: Wees niet zo akelig welbespraakt’ In: HN Magazine, 1-8-1987. (interview naar aanleiding van Persoonlijk) |
Maaike Meijer, De lust tot lezen. Nederlandse dichteressen en het literaire systeem. Amsterdam 1988, pp. 8, 195, 197, 287, 295, 300, 303, 306-307, 314, 368. (Mischa de Vreede geplaatst binnen de vrouwenliteratuurgeschiedenis) |
Doeschka Meijsing, Eenvoud is de motor. Kampherinneringen van Mischa de Vreede. In: Elsevier, 8-4-1989. (over Kind in kamp) |
Alfred Kossmann, Je moet het maar durven. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 28-4-1990. (over Een gelijkend portret) |
Rob Schouten, Narcissus over Narcissus. In: Trouw, 14-6-1990. (over Een gelijkend portret) |
Koos Hageraats, Een ongebreidelde babbelzucht. Blij dat ik schrijf. Bijna ging er een klacht naar de Vereniging van Letterkundigen. De mislukking van Mischa de Vreede's Een gelijkend portret. In: De Tijd, 3-8-1990. |
Doeschka Meijsing, Een hoop gebabbel. Roman zonder houvast van Mischa de Vreede. In: Elsevier, 18-8-1990. (over Een gelijkend portret) |
44 Kritisch lit. lex.
februari 1992
|
|