| |
| |
| |
Freddy de Vree
door J. Schoolmeesters
1. Biografie
Freddy (Alfred) de Vree werd geboren in Antwerpen op 3 oktober 1939. Het gezin behoorde tot de bemiddelde Franssprekende bourgeoisie. De dichter en criticus Paul de Vree was zijn oom. Na de Grieks-Latijnse humaniora in Antwerpen te hebben afgerond, begon De Vree aan een studie scheikunde aan de Katholieke Universiteit Leuven. In 1959 ging hij studeren aan de Rijksnormaalschool te Lier, waar hij in 1961 afstudeerde als regent Engels, Frans en Duits. Tot 1965 was hij werkzaam in het onderwijs. Van 1966 tot 1998 was hij producer en hoofdproducer bij het Derde Radioprogramma van de VRT (toen nog BRT). Hij maakte programma's over een ruim spectrum van onderwerpen: literatuur, beeldende kunsten, filosofie, jazz. Voor onder andere NRC-Handelsblad en Vooruit werkte hij sporadisch als literatuurrecensent. In 1968-1969 verbleef hij in de Verenigde Staten met een Fullbright Fellowship als medewerker aan de International Writers Workshop van de Universiteit van Iowa City.
Hij was nauw betrokken bij de Antwerpse bibliofiele uitgeverij Ziggurat (1977-1986). Zijn eerste publicaties, sommige in het Frans, verschenen in kleinere, meestal Antwerpse, tijdschriften als De Tafelronde, Het Kahier, Sinteze, Hoos, Stuip en Nul of bij kleinere uitgeverijen. Hij was redacteur van de tweede jaargang van Hoos (1960-1961), van de tweede jaargang van Nul (1962-1964) en van de achtste jaargang van Gard Sivik (1964). Van De Tafelronde was hij redacteur van 1963 tot 1975.
Freddy de Vree is nog altijd zeer actief als kunstcriticus. Hij publiceerde een aantal monografieën en catalogi over beeldende
| |
| |
kunst, was vast medewerker van Kunst & Cultuur en hij was een aantal jaren voorzitter van de Vereniging van Belgische Kunstcritici.
In 1971 ontving hij de Prijs van de gemeente Deurle voor de gedichtencyclus ‘A.C’, de tijdschriftversie van Een sneeuwvlok in hel. In 1977 werd hem de Arkprijs van het Vrije Woord toegekend voor Steden en sentimenten.
Pseudoniemen van Freddy de Vree zijn Marie-Claire de Jonghe, Jan Vlaming en, mogelijk, Paul Monty.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
Freddy de Vree beoefent uiteenlopende genres, maar dikwijls hebben die hetzelfde onderwerp of dezelfde aanleiding. Een reis naar Mexico levert zowel een verslag op (Mexico vandaag, 1982) als de gedichtencyclus ‘Land van Posada’ (Moravagine of de vervloeking, 1982). Hij schrijft over Jan Cremer - over de auteur en over de schilder - en produceert een homoseksuele pendant van Ik, Jan Cremer, die meteen ook een pastiche is (De nichten, 1965). De Vree vertaalt De Sade en wijdt een gedichtencyclus aan hem (‘Donatien-Alphonse-Frangois, Marquis de Sade’ in De Dodenklas, 1977). Hij schrijft essays over Marcel Broodthaers en Constant zowel als gedichtencycli die naar hun leven of werk verwijzen: ‘Marcel Broodthaers’ (De Dodenklas) en ‘Moravagine of de vervloeking’ (in de gelijknamige bundel).
De onderwerpen die De Vree in diverse genres behandelt of als vertrekpunt neemt zijn heel divers. Zo komen in de essaybundel Rita Renoir, enz. (1973) naast vele anderen aan de orde: Samuel Beckett, William Burroughs, Yukio Mishima, de stripteaseuse Rita Renoir - ‘bekeken’ vanuit de filosofie van Georges Bataille en Vergilius in de vertaling van Pierre Klossowski. Ook binnen één tekst treedt die verscheidenheid op. De cyclus ‘Lupanar’ (in Moravagine of de vervloeking) vertrekt vanuit de autobiografie van de Amerikaanse schizofreen Louis Wolfson, maakt gebruik van de inleiding op die autobiografie door de Franse filosoof Gilles Deleuze, zinspeelt regelmatig op de theorie van het spiegelstadium in de psychoanalyse van Jacques Lacan, alludeert op de structuralistische taaltheorie van Ferdinand de Saussure, vergelijkt de drang van Wolfson om een eigen taalwereld te scheppen met het mathematische systeem van Pythagoras. En via associaties vanuit ‘spiegel’, ‘gespleten’ en ‘wolf’ worden nog allerlei andere referentiekaders in de cyclus opgenomen. Overigens werd ‘Lupanar’ ook nog gebruikt als een gelegenheidsgedicht, voorgelezen bij het duizendjarig bestaan van Brussel.
| |
Techniek
Het behoeft dan ook geen verwondering te wekken dat De Vree niet alleen de ‘hogere’ maar ook de ‘lagere’ genres beoefent, en
| |
| |
- vooral - de afbakeningen tussen die genres poogt te verstoren. Zo schrijft hij bijvoorbeeld de uiterst boertige parodie op de James Bond-romans 69 + 1 James Klont (1966), maar laat hij tegelijkertijd niet na daarin allerlei figuren uit de Vlaamse culturele wereld te doen opdraven. Zijn vertaling van delen van Juliette (1965) van De Sade verschijnt bij een uitgeverij die niet op de eerste plaats mikte op een publiek met belangstelling voor de literator en filosoof De Sade. Maar De Vree laat de vertaling voorafgaan door een uitgebreide en filologisch gedetailleerde kritiek op de door dezelfde uitgever eerder uitgebrachte vertaling van het eerste deel van Juliette. Die kritiek kan worden beschouwd als een poging De Sade op te waarderen op een ogenblik dat dat niet voor iedereen vanzelfsprekend was, maar kan ook worden gelezen als een parodie op de filologie.
De Vree is er dus niet wars van de lezer steeds weer op het verkeerde been te zetten. Er zijn de mystificaties zoals de pasticherende bundels Jaja (1969) en De lemen liefde (1969), meteen bij De Bezige Bij gepubliceerd onder de naam van de onbekende dichteres Marie-Claire de Jonghe. Daarnaast hanteert De Vree nog een andere strategie die veel subtieler is, die van de (schijnbare?) paradox. Rita Renoir, enz. is daarvan een uitstekend voorbeeld, zowel wat de inhoud van de essaybundel betreft als de zelfpresentatie van De Vree. Inhoudelijk is hij zowel de verdediger van het logisch-positivisme als de bewonderaar van hermetische en alchimistische geschriften. De wijze waarop de essays worden gepresenteerd zendt de boodschap uit: neem mij (niet) ernstig. De inhoudsopgave en de zwaar aangezette flaptekst moeten de lezer imponeren. In de inleiding wordt ‘het boekje’ weer weggewuifd: ‘Ze vertegenwoordigen weinig, die stukjes. Maar ook mij bekruipt, uit lafheid, ijdelheid en geldzucht wel eens de lust om nog maar eens “een boekje” te maken [...].’ De Vree voert zich gaarne ten tonele met een dubbelzinnigheid die voor de lezer onbeslisbaar zou moeten blijven.
| |
Verwantschap / Traditie
De diversiteit aan onderwerpen en genres die De Vree aanpakt en de soms dubbelzinnige presentatie beletten niet dat er duidelijke constanten en voorkeuren zijn aan te wijzen in zijn werk, zowel wat inhoud als wat benaderingswijze betreft. Reeds zijn
| |
| |
eerste publicatie van langere adem, het essay over de schrijver Boris Vian (1965), is in dit verband heel illustratief.
De Vree heeft een uitgesproken voorkeur voor de Franse en Engelstalige literatuur. Het grootste gedeelte van de Nederlandse literatuur schuift hij terzijde. Slechts een paar auteurs neemt hij ernstig, bijvoorbeeld: Hugues C. Pernath, Jos de Haes en vooral Hugo Claus en Willem Frederik Hermans. Voor die laatste twee heeft De Vree merkwaardig genoeg een haast mateloze bewondering.
Boris Vian was aanvankelijk een duidelijk miskende en marginale figuur. Zijn werk vertoont extreme en absolutistische trekken. De thema's in het werk van Vian zijn in sterke mate bepaald door een samenspel van seksualiteit, transgressie, dood en gewelddadigheid. Deze kenmerken vinden we ook terug bij de andere figuren in De Vrees kritisch en poëtisch werk: De Sade, Georges Bataille, Lautréamont, Jan Cremer of Blaise Cendrars met de roman Moravagine.
Het essay over Vian is sterk syncretistisch opgebouwd. Teksten van Vian worden benaderd vanuit de alchimie, de taalanalytische filosofie, de psychoanalyse en nog veel meer. Die uiteenwaaierende referentievelden vinden we ook in ander werk terug, bijvoorbeeld in de veelvuldige verwijzingen naar de alchimie in de gedichten of de vertalingen van de sterk door het logisch-positivisme geïnspireerde romans van Stefan Themerson.
| |
Thematiek
De poëziebundels van De Vree bestaan uit gedichtencycli. Nagenoeg de helft daarvan zijn wat De Vree zelf ‘fictieve biografieën’ noemt, commentaar bij leven en werk van een aantal van de bovengenoemde figuren, soms ook citaten uit of imitaties van hun werk. De thema's vertonen opvallende constanten. Een belangrijk thema is het onmogelijke verlangen naar het opheffen van de onvermijdelijke inbedding in de familie, in het lichaam, in de cyclus van geboorte en dood. Zo bijvoorbeeld ‘Lupanar’, waarin de schizofrene Louis Wolfson zich poogt te onttrekken aan zijn moeder en moedertaal:
Ontwaken betekent het binnenkruipen
van kakkerlakken van herinnering in beide oren,
| |
| |
met het geschater en getater van het klamme wijf
Hij speurde daarom naar foto's uit een tijd
dat hij niet bestond en kleefde die
in een album zonder pagina's,
elke dag op zoek naar een andere levensbeschrijving
Of De Sade, die streeft naar een absolute autonomie:
Blind en stralend van geluk slikt hij,
boreling aan een tepel zonder lichaam,
likt hij, vondeling van een golem,
kwijlt hij, weeskind van niemand,
achter de schrijftafel vermomd als mens.
Een tweede constante in de thematiek is de nauwe en brutale verwevenheid van seks en dood. In Een sneeuwvlok in hel (1972) treedt reeds het beeld op van de ‘pijpende dood’. De vrouw is dodelijk en het vrouwelijke moet worden gedood. ‘Moravagine’ in de titel Moravagine of de vervloeking is leesbaar als ‘mort à vagin’, ‘dood de vagina’.
Naast de ‘fictieve biografieën’ schrijft De Vree cycli geïnspireerd door reizen. Meestal gaat het om landen of steden of streken die door hun klimaat of hun geschiedenis extreme en gewelddadige trekken vertonen: ‘Iowa City’, ‘dertig graden onder nul’ (Steden en sentimenten, 1976), Mexico, ‘Land waar de dood fuivend te paard rijdt’ (‘Land van Posada’). De diverse locaties zijn drager van of decor voor dezelfde thematiek als in de biografieën, zij het dat die hier dikwijls subtieler geformuleerd wordt. Zo bij voorbeeld de opheffing van het driftmatige: ‘Doof de driften, dood de dooier. / Ontsteek maar traag het gloedloos vuur.’ (‘Toscane II’ in Drie ogen zo blauw, 1987). Of de combinatie van erotiek en de dood. Vóór de coïtus luidt het in ‘Drie ogen zo blauw’ (in de gelijknamige bundel):
Avond die tintelt zonder gewicht.
Schouders, borsten, tepels wit,
alsof zij had gebaad in een katafalk van talk.
En in ‘Land van Posada’ drijft - opnieuw minder subtiel, heel bruut - op een Mexicaanse markt rond het stalletje met vrouwelijke attributen de geur van de slagersafdeling een eind verder:
| |
| |
de wakke geur van lijken. Kippekadaver,
opengeprengde darmen, gebarsten levers, milt:
stank vanuit de afdeling slagerij
naar die van lingerie gespild.
Bij nader inzien is de belangrijkste constante in de poëzie van De Vree de dood. Er zijn de elegische gedichten voor Hugues C. Pernath en Charlie Parker (De Dodenklas). Daarnaast roept elke streek uit de op reizen geïnspireerde verhalen in een of andere vorm de dood op: Iowa City, Toscane, Skopelos (Drie ogen zo blauw). Typerend in de uitwerking is een uitgesproken esthetiek van het lelijke, morbide en macabere, die zelfs niet aarzelt elementen uit de griezelliteratuur op te nemen. Even typerend zijn de scherpe tegenstellingen. Een voorbeeld uit ‘Venetië’ (Steden en sentimenten):
- zo lijkt de kamer op een kelder
& zo lijken de duiven op vampieren
zo lijken de trappen op guillotines
| |
Stijl
Tegenstelling en emfase bepalen ook in grote mate de stijl van Stijl de gedichten: antithesen en paradoxen, anaforen, lange en asyndetische opsommingen en veel versterkende en hyperboliserende vergelijkingen en metaforen. Samen met een frequent gebruik van ellipsen, met een voorkeur voor drieledige constructies en met een sterk allusief taalgebruik en het aanwenden van intellectualistische woordspelingen is het resultaat van een typisch maniëristische stijl. Het meest eigen kenmerk van De Vrees maniërisme is de bruuske afwisseling binnen cycli, maar ook binnen afzonderlijke gedichten, tussen elliptische en syntactisch voldragen verzen, tussen betogende en metaforische passages of tussen formeel en informeel taalgebruik. Het nerveuze effect hiervan wordt nog versterkt door een voorliefde voor tussenzinnen.
Een aantal meer parlandogetinte gedichten zoals ‘Drie ogen zo blauw’ lijkt minder aan deze stijlkarakteristieken te beantwoorden. Hun ogenschijnlijke eenvoud wordt evenwel doorbroken door onder andere ironiserende taalspelletjes.
| |
| |
| |
Techniek
De verhouding tussen de afzonderlijke gedichten en de cycli is wisselend. In cycli die een tijdsverloop impliceren of naar een climax zijn opgebouwd, ontlenen de afzonderlijke gedichten hun betekenis aan het geheel, zeker als het afzonderlijke gedicht de status van fragment, notitie of impressie niet overstijgt. In andere cycli is het verband veel losser. Zo gaat het in ‘Spiegelbeelden’ (Drie ogen zo blauw) om wel degelijk thematisch verbonden, maar ook afzonderlijk leesbare beeldgedichten. En in een cyclus als ‘Gozo’ (Steden en sentimenten) is de volgorde relatief willekeurig.
| |
Kunstopvatting
In de poëzie van De Vree zijn nogal wat poëticale uitspraken verwerkt. Samen vormen ze zeker geen afgerond systeem, maar sommige lijken wel toepasbaar op de kunstopvatting vanwaaruit De Vree schrijft. Zo wordt in Moravagine of de vervloeking het schrijven van De Sade voorgesteld als een middel om ‘buiten dit leven te blijven’. In dezelfde bundel staat ook de formulering ‘Dood of leven: / schrijven is naar geen van beide streven.’ In Een sneeuwvlok in hel gaat het om ‘Verzen die niets bewijzen van het bestaan van mezelf’. Telkens uitspraken die typisch zijn voor een lyriek die de onmiddellijke expressie wil uitbannen, voor een poëzie waarin de constructie en de artificialiteit - in de positieve zin des woords 4 voorop moeten staan.
| |
Thematiek / Techniek
In De Vrees kunstkritische en kunsthistorische opstellen is de Cobra-beweging steeds weer hét hoogtepunt en referentiepunt in de geschiedenis van de plastische kunsten in de tweede helft van de twintigste eeuw. De toon van zijn opstellen varieert van zakelijk tot heel lyrisch en metaforisch (Wyckaert, 1986). Er is veel aandacht voor de techniek van de schilders. Meestal gebruikt hij als stramien de biografie van de kunstenaar. Maar de structuur van zijn opstellen is weinig strak. Hij werkt met korte hoofdstukken, die elkaar dikwijls overlappen of herhalen. Hinderlijk is zijn soms stroeve en gallicistische taalgebruik.
| |
Ontwikkeling
De eerste jaren van De Vrees schrijversloopbaan spelen zich af in het nogal bruisende Antwerpse artistieke wereldje van de eerste helft van de jaren zestig. Kleinere meestal slechts kort- | |
| |
stondig verschijnende tijdschriften bekampen elkaar of volgen elkaar op. In de poëzie wedijveren allerlei vormen van postexperimentalisme. De eerste tekenen van de protestbeweging worden merkbaar, voorlopig nog vooral tegen het seksuele taboe gericht. Er is een intense interactie tussen de literatoren en de plastische avant-garde. Vanuit het buitenland trekken de Franse Nouveau Roman en de Amerikaanse undergroundliteratuur de aandacht. In de tweede helft van de jaren zestig schuift De Vree op naar het meer gevestigde literaire circuit en publiceert hij vertalingen en oorspronkelijk werk bij De Bezige Bij.
| |
Traditie / Verwantschap
Als dichter behoort De Vree niet tot een of andere groep. In de geschiedschrijving van de recente Vlaamse poëzie wordt hij gemakshalve bij de ‘taalgerichte’ dichters geplaatst, de dichters aan de antipode van het nieuwrealisme en de neoromantiek. Maar hij is zeker geen extreme vertegenwoordiger daarvan. Integendeel, zijn gedichten vertonen een grote toegankelijkheid en transparantie, op voorwaarde dat de lezer de nodige achtergrondkennis heeft van de teksten, de figuren en de plaatsen waarop zijn poëzie expliciet of allusief is geënt.
Bij een zo belezen auteur als De Vree is er onvermijdelijk sprake van allerlei vormen van invloed en imitatie. Zeker kunnen Hugo Claus worden genoemd en Boris Vian, wiens roman Troubles dans les Andains mede model stond voor de pastiche van de thriller en spionageroman De erfgenamen van de dood (1977).
| |
Kritiek
Over De Vrees poëziebundels zijn twee soorten recensies geschreven. De eerste, geschreven door critici die zich probleemloos kunnen vinden in de literatuuropvatting van De Vree, zijn vooral beschrijvend en toelichtend (Beurskens, Den Haerynck, Denoo). De tweede soort is geschreven door critici die de grenzen van die literatuuropvatting aftasten. Hugo Brems spreekt over ‘intellectualistische poëzie’, die hij bij Steden en sentimenten prijst als ‘overdacht, bewust uitgebalanceerd’ en als ‘zich niet verliezend in onachterhaalbare taalassociaties’. Bij De Dodenklas stelt hij evenwel dat ‘de grens tussen het storend artificiële en de overtuigende zeggingskracht niet altijd duidelijk te trekken is’ en verwijt hij De Vree ‘te weinig vakmanschap’ om zijn poëtica
| |
| |
te kunnen waarmaken. Rein Bloem aanvaardt De Vrees montagetechniek omdat ‘de gemonteerde gegevens direct zijn thuis te brengen’. H.F. Jespers spreekt over ‘de kunst van de verwijzing’ en prijst de ‘bewuste inbreng van erudiete beelden’. Maar Rob Schouten heeft dan weer moeite met de allusies en verwijzingen. J. Fontijn verwijt hem een te retorisch taalgebruik, maar stelt dat hij ook af en toe doet denken aan de ‘rijkdom van associatie en taalgebruik’ van de vroege Lucebert.
| |
Publieke belangstelling
Voor een groter publiek zijn de gedichten van De Vree zeker niet bestemd, niet in het minst vanwege het grote intertekstuele veld dat de potentiële lezer verondersteld wordt te kennen om deze gedichten tot hun recht te laten komen.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Freddy de Vree, Blues pour Boris Vian. Essai. Antwerpen 1961, De Tafelronde, Otosilben 8, E. |
Tony Rombouts en Freddy de Vree, Skunk, [z.p.] 1961, International Merde Press, GB. |
Freddy de Vree (red.), Nul, jrg. 1, nr. 4, maart 1962. Bijzonder nummer met als titel ‘U.S.A. Edition’. Samengesteld en vertaald door Freddy de Vree. |
OM [= Olivia de Haulleville], Vosaapjes. Sint-Niklaas 1962, Paradox-Press, GB. (vert.) |
Freddy de Vree, Hubert Decleer. Sint-Niklaas 1963, Paradox-Press, E. |
Freddy de Vree, Motspour Karin. 20 textes. Sint-Niklaas 1963, Paradox-Press, GB. |
Freddy de Vree, Frans Neels. Sint-Niklaas 1964, Paradox-Press, E. |
Freddy de Vree, Le sang de nospères. Sint-Niklaas 1964, Paradox-Press, GC. |
Marcel van Maele, Medgar Evers te Jackson vermoord. [Met een Franse en een Engelse vertaling door Freddy de Vree.] Sint-Niklaas 1964, Paradox-Press, G.(vert.) |
Freddy de Vree, Boris Vian. Essai. Parijs 1965, Le Terrain Vague, E. |
Freddy de Vree, Raymond Roussel. In: Dubois Pierre H. (red.), De onbekende twintigste eeuw. List en literatuur. ['s-Gravenhage 1965], Nijgh & Van Ditmar, pp. 7-35, Nieuwe Nijgh Boeken 9, E. |
Paul Monty, De nichten. Bewerkt door Freddy de Vree. Antwerpen [1965], Celbeton-Soethoudt, R. |
D.A.F. de Sade, Juliette. Delen 2, 3 en 4. Vertaald door René Gysen, Gust Gils & Freddy de Vree. Antwerpen [1965], Soethoudt, R. (vert.) |
Jan Vlaming, 69 + 1 James Klont. Antwerpen 1966, Celbeton-Soethoudt, R. |
Stefan Themerson, Kardinaal Pölätüo. Vertaling Gust Gils en Freddy de Vree. Inleiding Willem Frederik Hermans. Amsterdam 1967, De Bezige Bij, Literaire Reuzenpocket 179, R.(vert.) |
Marie-Claire de Jonghe, Jaja. Amsterdam 1969, De Bezige Bij, GB. |
Marie-Claire de Jonghe, De lemen liefde. Amsterdam 1969, De Bezige Bij, GB. |
Georges Bataille, Mijn moeder. Vertaling en nawoord door Freddy de Vree. Amsterdam 1969, De Bezige Bij, R. (vert.) |
Stefan Themerson, Tom Harris. Vertaling Gust Gils en Freddy de Vree. Amsterdam 1970, De Bezige Bij, Literaire Reuzenpocket 342, R. (vert.) |
Freddy de Vree, Een sneeuwvlok in hel. Amsterdam 1972, De Bezige Bij, GB. |
Bookmultiple Jef Verheyen 40. [Franse vertaling door Freddy de Vree.] Antwerpen 1972, Multi-Art Press International, Catalogus-E. |
Freddy de Vree, Alsof zij niets was. [Antwerpen] 1973, Pink Editions & Productions, GB. |
| |
| |
Freddy de Vree, Rita Renoir, enz. Amsterdam-Brussel 1973, Paris-Manteau, Grote Marnixpocket 86, EB. |
Freddy de Vree, Beleggen en beliegen. Veilig moderne kunst kopen. Brussel-Den Haag 1975, Manteau, Manteau Info, E. |
Freddy de Vree, Alechinsky. Schelderode 1976, Kunstforum, Kunstpockets Serie 2 Nummer 3, E. |
Freddy de Vree, Steden en sentimenten. Amsterdam 1976, De Bezige Bij, BBPoëzie, GB. |
Freddy de Vree (red.), Hugo Claus. Biografische, bibliografische, beschouwelijke, documentaire gegevens. Brussel-Den Haag 1976, Manteau, Profielreeks, EB. |
Freddy de Vree, De dodenklas. Antwerpen 1977, Pink Editions & Productions, GB. |
Freddy de Vree, De erfgenamen van de dood. Kalmthout 1977, Beckers, Vlaamse Auteurs, R. |
Freddy de Vree, Zao Wou-Ki. Schelderode 1977, Kunstforum, Kunstpockets Serie 2 Nummer 6, E. |
Freddy de Vree, Inleiding. In: Fernand Auwera, De donderzonen. Kalmthout-Antwerpen 1977, Beckers, Vlaamse Auteurs, pp. [13-29], E. |
Freddy de Vree, Inleiding. In: Hugo Claus, Het leven en de werken van Leopold II. Antwerpen 1978, Beckers, Vlaamse Auteurs, pp. [13-51], E. |
Freddy de Vree, Marcel Broodthaers, Marcel Broodthaers. [Brussel 1979], Elsevier-Manteau, Manteau Marginaal, E. |
Pierre Louys, Geheime gedichten. Vertaald door Freddy de Vree. Utrecht 1980, Lion, Salon 1, E/Bl. (vert.) |
Freddy de Vree, Constant. Schelderode 1981, Kunstforum, Kunstpockets Serie 2 Nummer 10, E. |
Freddy de Vree, Lupanar. Antwerpen 1981, Ziggurat, GC. (opgenomen in Moravagine of de vervloeking) |
Hugo Claus en Freddy de Vree, Fiesta. Antwerpen 1981, Ziggurat, GC. |
Freddy de Vree, Moravagine of de vervloeking. Amsterdam 1982, De Bezige Bij, BBPoëzie, GB. |
Freddy de Vree, Inleiding. In: Hary van Tienen (red.), Een Vlaams eiland. Baarn 1982, Hollandia, Hollandia Literair, pp. 7-18, E. |
Hugo Claus en Freddy de Vree, Mexico vandaag. Land van Posada. [Brussel] 1982, Dienst Pers en Publikaties van de BRT, BRT-Brochure, E. |
Freddy de Vree, Karel Appel. Schelderode 1983, Kunstforum, Kunstpockets 16, E. |
Freddy de Vree, Hugo Claus. Amsterdam 1984, Uniepers, Literaire Leerbundels, E. |
Johan Thielemans en Freddy de Vree, Chicago! [Brussel] 1984, Dienst Pers en Publikaties van de BRT, BRT-Brochure, E. |
Freddy de Vree, Jan Cremer. Schelderode 1985, Kunstforum, Kunstpockets 20, E. |
Freddy de Vree, Drie ogen zo blauw. Antwerpen 1986, Ziggurat, GC. (opgenomen in Drie ogen zo blauw, 1987) |
| |
| |
Freddy de Vree, Wyckaert. Tielt-Antwerpen 1986, Lannoo-Mercatorfonds, Catalogus-E. |
Freddy de Vree, Drie ogen zo blauw. Amsterdam 1987, De Bezige Bij, BBPoëzie, GB. |
Pierre Alechinsky, De andere hand. Verhalen van een schilder. Vertaald door Hugo Claus en Freddy de Vree. Amsterdam-Leuven 1987, Meulenhoff-Kritak, Ceder Editie, Autobiografische Notities. (vert.) |
Wim Beeren, R.W.D. Oxenaar en Freddy de Vree, Jan Cremer Schilder 55 88. 's-Gravenhage 1988, SDU, Catalogus-EB. |
Hugo Claus, Beelden. [Keuze van de tekeningen, inleiding en interview door Freddy de Vree.] Antwerpen 1988, Mercatorfonds, Catalogus. |
Marcel Broodthaers, Oeuvres 1963-1975. Texte de Freddy de Vree. Brussel 1990, Brachot, Catalogus-E. |
Hugo Claus, Een keuze uit de poëzie van Hugo Claus. Samengesteld en ingeleid door Freddy de Vree. Gent 1990, Poëziecentrum, Dichters van Nu 1, E-Bl. |
Hommage aan Karel Geirlandt. [Samengesteld en ingeleid door Jan Hoet en Freddy de Vree.] Antwerpen 1990, Campo, Catalogus. |
Freddy de Vree, Inleiding. In: Roger Raveel en Hugo Claus, Genesis 1966/1968. Brugge 1990, Stichting Kunstboek, Catalogus-GB-E. |
Daan Cartens en Freddy de Vree (red.), Het spiegelpaleis van Hugo Claus. Amsterdam 1991, De Bezige Bij, EB. |
Hugo Claus, Beeldend werk 1950-1990. Tekst Freddy de Vree. Amersfoort 1991, Amersfoortse Culturele Raad, Zonnehof-Reeks 3, Catalogus-E. |
Freddy de Vree, Cobra-Post-Cobra. In: Willy van den Bussche, Cobra post Cobra. Oostende 1991, Provinciaal Museum voor Moderne Kunst, pp. 14-53, E. |
Freddy de Vree, Jan Vanriet. Schilderijen 1984-1986. Tielt 1996, Lannoo, Catalogus-E. |
Freddy de Vree, [Inleiding]. In: Marcel Wauters, Versnipperde intenties. [Antwerpen] 1997, Jef Meert, pp. 13-25, E. |
Freddy de Vree, De grafiek van Jan Cremer. The graphic art of Jan Cremer. In: Cremer, Grafiek/Prints 1956-1998. Bussum 1998, Thoth, pp. 11-17, E. |
Enrico Baj. [Interview en tekst door Freddy de Vree.] Antwerpen 1998, Ronny van de Velde, Modifications, Catalogus-E. |
Asger Jorn. [Tekst Freddy de Vree.] Antwerpen 1998, Ronny van de Velde, Modifications, Catalogus-E. |
Daniel Spoerri. Détrompe-l'oeil. [Interview en tekst door Freddy de Vree.] Antwerpen 1998, Ronny van de Velde, Modifications, Catalogus-E. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
René Gysen, Freddy de Vree. Geen spijt van Vian-boek. In: Kunst van nu, jrg. 3, nr. 6, 1966, p. 4. (interview naar aanleiding van Boris Vian) |
Julien Weverbergh, Vier plus. In: Maatstaf, jrg. 17, nr. 1, mei 1969, pp. 68-69. (over Jaja) |
Fernand Auwera, Freddy de Vree, een damesauteur. In: De Nieuwe Gazet, 12-12-1973. (over Rita Renoir, enz.) |
Carel Peeters, Een ongeduldige belangstelling voor breinen. In: Vrij Nederland, 16-2-1974. (over Rita Renoir, enz.) |
Georges Wildemeersch, Vlinderen. In: De Standaard, 18-3-1974. (over Rita Renoir, enz.) |
Joris Gerits, Freddy de Vree, Rita Renoir, enz. In: Streven, jrg. 27, nr. 10, juli 1974, pp. 1041-1042. |
Rein Bloem, Wat doet de dichter met de kou? In: Vrij Nederland, 25-9-1976. (over Steden en sentimenten) |
Hugo Brems, Steden en sentimenten. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 122, nr. 8, oktober 1977, pp. 604-607. |
Anne Marie Musschoot, Onderkoeld sentiment (Freddy de Vree). In: Ons Erfdeel, jrg. 20, nr. 5, november-december 1977, pp. 784-785. (over Steden en sentimenten) |
Ivo Michiels, [Inleiding]. In: Freddy de Vree, De erfgenamen van de dood. Kalmthout 1977, pp [15-23]. (algemeen) |
Peter Nijmeijer, Het brein ‘vermomd als mens’. In: de Volkskrant, 4-3-1978. (over De Dodenklas) |
Hugo Brems, P.E.P. en P.P. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 123, nr. 5, juni 1978, pp. 367-377. (over De Dodenklas) |
Joris Denoo, J'ay mal employé mes jours. In: Yang, jrg. 14, nr. 85, november 1978, pp. 91-101 (over De Dodenklas) |
Henri-Floris Jespers, De Arkprijs 1977: Freddy de Vree. In: Henri-Floris Jespers, Het bed van Procrustes. Schetsen en verkenningen. Antwerpen 1978, pp. 237-239. |
Jan Fontijn, De dodenklas. In: Litterair Paspoort, jrg. 30, nr. 277, maart-april 1979, p. 166. |
Rob Schouten, Ceterum censeo. In: Maatstaf, jrg. 30, nr. 7, juli 1982, pp. 73-77. (over Moravagine of de vervloeking) |
Huub Beurskens, Een kansloos schaap in wolfskleren. In: De Groene Amsterdammer, 15-9-1982. (over Moravagine of de vervloeking) |
Peter Nijmeijer, De Vree drukt in biografie fascinatie voor extreme uit. In: de Volkskrant, 8-10-1982. (over Moravagine of de vervloeking) |
Joris Denoo, Chabot, De Vree, Tentije, Groot. In: Yang, jrg. 18, nr. 108, november 1982, pp. 48-50. (over Moravagine of de vervloeking) |
Marcel Obiak, Schrijven is zilver, wissen is goud. Over ‘Drie ogen zo blauw’ van Freddy de Vree. In: Poëziekrant, jrg. 11, nr. 5, september-oktober 1987, p. 16. |
Remco Ekkers, Drie Belgische dichters. In: De Gids, jrg. 150, nr. 9-10, november 1987, pp. 851-854. (over Drie ogen zo blauw) |
Jean-Paul den Haerynck, Drie ogen zo blauw: Het kwikzilveren brein van Freddy de Vree. In: Yang, jrg. 24, nr. 136, januari-maart 1988, pp. 78-81. (over Drie ogen zo blauw) |
Georges Wildemeersch, [over Een keuze uit de poëzie van Hugo Claus]. In: De Morgen, 22-2-1991. |
80 Kritisch lit. lex.
februari 2001
|
|