| |
| |
| |
Erik Vlaminck
door Jooris van Hulle
1. Biografie
Erik Vlaminck werd op 2 juli 1954 te Kapellen geboren als eerste kind van Georges Vlaminck (1923-1981) en Anna Rombouts (1929-1989). Hij bracht zijn jeugd door in zijn geboortedorp. Lager en middelbaar onderwijs volgde hij aan het Sint-Michielscollege in Brasschaat. Van 1973 tot 1975 volgde hij een lerarenopleiding Nederlands, geschiedenis en economische wetenschappen aan het Pius X-instituut in Antwerpen. Van 1975 tot 1983 werkte hij als projectleider in een psychiatrische instelling in Mortsel, van 1984 tot 1995 als projectleider en straathoekwerker in de thuislozenzorg. In 1995 werd hij fulltime schrijver. Sinds 1997 is hij ook verbonden aan de Academie voor Schrijfkunst in Antwerpen, eerst als docent, sinds 2000 als directeur. Erik Vlaminck debuteerde in 1975 met het verhaal Proefschrift, uitgegeven in eigen beheer. Na een periode van experimenten met verschillende genres startte zijn literaire carrière pas goed met de roman Quatertemperdagen (1992). Hij publiceerde verhalen en bijdragen in diverse literaire tijdschriften (Vandaag, Nieuw Vlaams Tijdschrift, Nieuw Wereldtijdschrift, De Brakke Hond, Dietsche Warande & Belfort, Gierik / Nieuw Vlaams Tijdschrift, Deus ex Machina) en in de kranten De Morgen en De Standaard. Als columnist werkte hij mee aan Alert, het vaktijdschrift voor welzijnswerk.
In 2002 leidde Vlaminck een schrijfworkshop in de Antwerpse gevangenis. Met Geertrui Daem, Stefan Brijs, Daniël Billiet, Sonja Focketeyn en Karel Segers schreef en speelde hij Het schijnt dat er bijna geen mussen meer zijn, een theaterstuk op basis van teksten van gevangenen, dat werd opgevoerd in zowat alle
| |
| |
Vlaamse gevangenissen.
In 1975 werd een van de gedichten van Vlaminck bekroond met de Basiel de Craeneprijs. De roman Wolven huilen werd in 1995 genomineerd voor de AT&T-prijs. Vlaminck bewerkte deze roman ook voor toneel.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Erik Vlaminck deelt zijn literaire loopbaan zelf in twee periodes in: het literair ‘experiment’ (1975-1984) en de literaire ‘carrière’ (sinds 1992). In de eerste periode is hij nog op zoek naar een eigen stem. Zowat ieder jaar komt hij met een publicatie, vaak in eigen beheer, binnen diverse genres: verhalen, novellen, poezig en toneel. De roman Quatertemperdagen (1992), het eerste deel van een zesdelige romancyclus die hij in 2005 voltooide met Het schismatieke schrijven, markeert voor Vlaminck het begin van zijn literaire carrière.
| |
Thematiek
Het werk van Vlaminck sinds 1992 gaat vrijwel helemaal over de eigen familie als schets van een maatschappijbeeld in een Vlaanderen dat langzaam maar zeker verdwijnt.
In het werk dat hij zelf rekent tot zijn periode van het literair ‘experiment’ tekenen zich duidelijk al een aantal thema's af die in de familiekroniek verder zullen worden uitgediept. De aandacht voor mensen die in de psychiatrie zijn beland, in verhalen als De Troost (1976) en Het kermisbed (1980) of die aan de zelfkant van de maatschappij leven (Tomate crevettes, 1999) wordt grondig uitgewerkt in de roman Stanny, een stil leven (1996), die als derde deel verschijnt in de familiekroniek, maar die binnen het geheel duidelijk als een intermezzo kan worden beschouwd. Hoe het verhaal over zijn jeugdvriend Constant (‘Stanny’) van Stokken zijn plaats is komen opeisen binnen de familiesaga wordt dan weer verklaard in de proloog van Het schismatieke schrijven (2005): de verteller gaat het graf van zijn vader inspecteren net op het moment dat de grafzerk van zijn overleden vriend definitief wordt verwijderd. In de naar hem genoemde roman wordt Stanny beschreven als een eenzelvige jongen die na de beslissing om zijn geboortedorp Wilmarsdonk op te offeren aan de havenuitbreiding, met zijn ouders naar Kapellen is verhuisd. Aan het slot wordt gesuggereerd dat hij zichzelf te pletter heeft gereden met zijn sportwagen. In Het schismatieke herneemt Vlaminck deze thematiek, daarbij in de eerste plaats focussend op de laatste twee jaar van Stanny's leven.
De roman over de wereldvreemde dromer die Stanny is ge- | |
| |
weest, sluit daarnaast naadloos aan bij de algemene thematiek van de cyclus. In Stanny, een stil leven wordt daarbij in de eerste plaats aandacht besteed aan de oprukkende industrie die in de jaren zestig het verdwijnen van kleine dorpsgemeenschappen met zich meebracht In zijn totaliteit hangt de cyclus een beeld op van het leven van alledag in het agrarisch, communaal Vlaanderen van de twintigste eeuw.
Het aan de Ierse schrijver Malachy McCourt ontleende motto van de roman Houten schoenen (2000), luidt als volgt: ‘Een familie is zo ziek als haar geheimen.’ In Quatertemperdagen (1992), Wolven huilen (1996), Houten schoenen en De portrettentrekker (1998) vertelt Vlaminck de familieverhalen die verteld moeten worden, maar waaromheen altijd een sfeer van geheimzinnigheid heeft gehangen. Er waren en zijn nu eenmaal zaken, onder meer in verband met de beide wereldoorlogen, waarover niet of alleen in bedekte termen werd gepraat. Zelf zegt Vlaminck hierover: ‘Toen in 1989 mijn moeder stierf, was ik ineens de oudste in de familie. Ik wilde onze familiegeschiedenis opschrijven voor de kinderen van mijn zus. Daaraan bezig zijnde, ontdekte ik een stijl waarin ik me goed voelde. Het was ook een bevrijding te weten dat ik mijn moeder met het oprakelen van al die familiegeheimen geen pijn meer kon doen. Dat was het moment waarop ik besliste ermee naar buiten te komen.’
In de eerste twee romans uit de cyclus verkent Erik Vlaminck de familiegeschiedenis langs moederskant. Quatertemperdagen zoomt, via een reeks tragische gebeurtenissen die de familie blijvend hebben getekend, in op de grootouders Eduard en Fien. Grootvader Eduard is een echte twijfelaar, zijn vrouw Fien besluit na de dood van haar dochter Anneke, de moeder van de auteur, om niet meer verder te leven. De tegenslagen die de familie treffen, beschouwt zij als een straf van God: haar dagen zijn zonder uitzondering ‘quatertemperdagen’, dagen van onthouding en boetedoening. Wolven huilen reconstrueert het levensverhaal van Alfons Huybrechts, de halfbroer van grootmoeder Fien, en diens vrouw Liza. Fons was ‘fout’ in de oorlog en is, nadat hij een gevangenisstraf had uitgezeten, in 1950 naar Canada uitgeweken om de wraak van het dorp waar hij woonde te ontlopen. Binnen het kader van dit stukje Vlaams oorlogs- | |
| |
verleden tekent Vlaminck het portret van twee ontheemde mensen, die in eenzaamheid en verbittering vergeefs het gevecht zijn aangegaan met zichzelf en met een verleden dat nooit écht verleden is geworden.
In De portrettentrekker belicht Vlaminck de geschiedenis van de familie aan vaderskant, met name die van grootvader Henri en diens ongetrouwde zuster Virginie. Decor van het hele gebeuren is Diest, waar tot na de Eerste Wereldoorlog een deel van de familie Vlaminck woonde. Ook over de levens van deze personages valt weinig positiefs te vertellen. Of, zoals Leon van Riel, de fictionele grootoom van de auteur, het uitdrukt: ‘Schrijft maar dat er vroeger veel miserie was.’ Houten schoenen bevat het relaas van de tijd die Georges, de vader van de auteur, tijdens de Tweede Wereldoorlog als vrijwillige werkkracht doorbracht in een fabriek in Bremen. Als de oorlog bijna afgelopen is, belandt de man in een kamp. Ten slotte komt hij na de bevrijding op ‘houten schoenen’ (planken die bij gebrek aan echte schoenen onder de voeten worden gebonden) terug naar België. Met deze roman heeft Vlaminck, zonder deze boodschap expliciet te verwoorden, de keuze van zijn vader om in Duitsland te gaan werken, willen rechtvaardigen.
Het schismatieke schrijven sluit de familiecyclus af. Het is de roman die het dichtst op de huid van Vlaminck zelf zit: aan het relaas over de laatste twee levensjaren van zijn jeugdvriend Stanny verbindt de auteur een aantal fundamentele bedenkingen over zijn eigen betrokkenheid bij de manier waarop Stanny uiteindelijk ten onder is gegaan en over de positie van de schrijver. De roman eindigt met de volgende bedenking: ‘Ik overwoog de foto's vooraan in het schriftje te steken waarin ik aantekeningen maakte over de heersende wantoestanden in psychiatrische inrichtingen. Het was alleen de vraag of ik wel ooit aan dit boek zou beginnen. Ik zou er mezelf mee verscheuren.’ Deze uitspraak is gedateerd eind 1978. Toen ging Vlaminck er nog van uit ooit een aanklacht te schrijven tegen de manier waarop psychiatrische patiënten werden behandeld: ‘Ik wilde schrijver worden. (...) Om een boek te schrijven over hoe ze daar mensen platspuiten en elektroshocks geven en hersenspoelen. Ik zal aanklagen wat er aan te klagen is.’
| |
| |
Hoewel niet behorend tot de familiecyclus heeft ook de novelle Angélique (2003) haar wortels in de familiegeschiedenis. Op de binnenflap schrijft Vlaminck: ‘Het schrijven begon met die ene herinnering: die mysterieuze vrouw die, toen ik acht of negen jaar oud was, een kamer huurde in ons ouderlijk huis.’ Angélique blijkt een uitgetreden non te zijn voor wie de auteur een verleden verzint waarin de wurgende greep van het katholicisme en de pijnlijke periode van de dekolonisatie van toenmalig Belgisch-Kongo met elkaar worden verbonden.
| |
Visie op de wereld
Uit de verhalen en romans van Erik Vlaminck komt een naturalistisch gekleurd wereldbeeld naar voren. Het onderzoek van de eigen familiesaga leert hem dat mensen de optelsom zijn van de familie waaruit ze voortkomen en het milieu waarin ze verkeren. Binnen deze context zijn mensen volgens hem vaak slachtoffer: van de manier waarop ze worden behandeld door hun medemensen of waarop ze binnen bepaalde structuren (die van de ziekenzorg bijvoorbeeld) terechtkomen. Dat leidt vaak tot een vorm van lijdzame aanvaarding. In Wolven huilen vat de auteur de situatie van zijn hoofdfiguren Fons en Liza als volgt samen: ‘Hij heeft zichzelf in een kamp gestoken. En haar erbij.’ Als beginnend auteur geloofde Erik Vlaminck in de mogelijkheid om de maatschappij te verbeteren en in het feit dat hij hieraan als schrijver kon meehelpen. Hierover zegt hij: ‘Dat was mijn overtuiging toen ik jong was. Ik behoor tot de generatie van net na mei '68, wij geloofden in de maakbaarheid van de samenleving en dachten dat we met gerichte acties de wereld konden veranderen. Die overtuiging is ondertussen geëvolueerd. Ik geloof nog steeds dat je dingen kan veranderen, maar niet door simpelweg een boek te schrijven.’ De werkelijkheid is zo complex dat ze ondoorgrondelijk blijft. Dat komt ook tot uiting in de vorm van de romans van Erik Vlaminck: het blijft onduidelijk waar hij zich gebaseerd heeft op verhalen en getuigenissen van anderen en waar hij zelf heeft aangevuld. Illustratief hiervoor is het aan György Konrad ontleende motto dat voorafgaat aan Quatertemperdagen: ‘Ik zal de auteur ontslaan van de verplichting de feiten waarheidsgetrouw te registreren. De werkelijkheid is onbeschrijfelijk en het onthullen van privégeheimen heeft een kwalijk luchtje. Het zou geen pas geven
| |
| |
familieleden, die geen schrijver zijn, op papier te koeioneren,’
| |
Relatie leven/werk
De kern van de boeken van Erik Vlaminck is autobiografisch. Ervaringen uit de kindertijd en de jeugd, de ervaringen die hij opdeed als werknemer in de psychiatrie en de daklozenzorg, de verhalen die verteld werden in de familie, vormen het substraat van wat hij schrijft. Nadrukkelijk ook treedt de auteur zelf op de voorgrond als romanpersonage. Dit houdt niet in dat wat hij zijn personage Erik in de mond legt of wat hij hem laat doen, ook in zijn totaliteit aan de schrijver dient te worden toegeschreven. Realiteit en fantasie lopen ongemerkt in elkaar over, met dien verstande dat wat het personage Erik in de romans zegt of doet, ook door Erik Vlaminck gezegd of gedaan kan zijn.
| |
Stijl / Kunstopvatting
Erik Vlaminck hanteert in zijn romans een fotografische vertelstijl, die nauw aansluit bij het documentaire schrijven. In minimale bewoordingen, die resulteren in een sober proza, ontwerpt hij het beeld van een wereld dat de lezer in zijn verbeelding zelf moet completeren. Zelf zegt hij hierover: ‘De meeste romans uit de cyclus waren aanvankelijk 250 pagina's, uiteindelijk schrap ik er honderd. Ik wil de essentie overhouden. Het gaat in die boeken vaak ook om kleinmenselijke drama's, ik moet me er voor hoeden larmoyant te worden. Daarom ga ik op de rem staan en geef de feiten zo naakt mogelijk weer. Maar net dat schrale maakt het blijkbaar indringender voor de lezer.’
Omdat het anderzijds zijn bedoeling is de familiegeschiedenis zo ongerept mogelijk te boek te stellen, gebruikt hij meer dan eens typisch Vlaamse uitdrukkingen. Soms leidt dat ertoe dat hij bepaalde woorden via een tussenopmerking duidelijk moet maken voor zijn Nederlandse lezers.
| |
Techniek
In veel gevallen doorbreekt Vlaminck de lineaire chronologie van het verhaal dat hij wil vertellen. Zo wisselen in Houten schoenen cursief gedrukte beelden en bedenkingen uit de jaren zestig en zeventig, waarin hij de ikvorm hanteert, af met het in de hijvorm vertelde verhaal van de oorlogsbelevenissen van zijn vader. Dat wisselend vertelperspectief wordt ook gehanteerd in de andere romans: het onderzoek van de schrijver naar bijvoorbeeld de leefomstandigheden in de beschreven periode, resulteert doorgaans in een afstandelijke beschrijving, die dan gekoppeld wordt aan de meer persoonlijk gekleurde jeugd- | |
| |
herinneringen van de verteller. Opvallend is ook dat de romans vaak worden omkaderd door een proloog en een epiloog. Zelf beschouwt Vlaminck de novelle Anastasia als een proloog bij de hele cyclus.
Een bijzondere plaats wordt in de cyclus ingenomen door het fictionele personage Leon van Riel, de grootoom van de verteller, die vanuit zijn rolstoel commentaar levert op de leden van de familie en op de verhalen die in de familie de ronde doen. Volgens Vlaminck ‘accepteert de lezer van vandaag immers niet meer dat de schrijver een alwetende verteller is. Ik had een personage nodig dat op de hoogte is van het hele reilen en zeilen van de familie en daar van op zijn troon - zij het dan een rolstoel - zijn commentaar op geeft.’ En verder: ‘Ik hou van de figuur Leon van Riel. Hij laat me als schrijver toe evenwicht in het boek te brengen. Hij zorgt voor de dosis humor die het zware verhaal leesbaar maakt, maar ook voor het tegengewicht in het ideeëngoed. Hij is de klassieke ouderwetse zagevent die de progressieve ideeën relativeert.’
| |
Ontwikkeling / Verwantschap
In zijn ‘experimentele’ periode, voor 1992, was Erik Vlaminck nog op zoek naar een eigen schriftuur. Opvallend is dat hij in die periode een dichtbundel publiceerde, maar het daarna op het vlak van de poëzie voor bekeken hield. Zelf vindt hij achteraf die gedichten ‘allicht allemaal te puberaal en te emotioneel’. Ook de prozateksten uit de beginperiode gaan vaak gebukt onder een geforceerde drang naar ‘verliteraturing’, die haaks stond op het maatschappelijk engagement waar Vlaminck in die tijd resoluut voor ging. Vanuit zijn persoonlijke ervaringen wilde hij een aantal wantoestanden in de psychiatrie aanklagen. Binnen deze traditie sluiten de teksten uit de beginperiode aan bij het werk van Roger van de Velde, die onder meer in zijn roman Recht op antwoord (1969) van leer trok tegen het beleid in de psychiatrie.
Met de roman Quatertemperdagen, de aanzet van de familiecyclus, ontwikkelde hij een persoonlijke aanpak die in de romans die erop volgden, ook definitief vorm kreeg. Hij wil zijn lezers niet zozeer meer overtuigen, maar ze aan het denken zetten. De zesdelige familiecyclus kan worden beschouwd als een genealogisch project binnen het genre van de ‘roman
| |
| |
fleuve’. Vlaminck treedt ermee in het spoor van auteurs als Walter van den Broeck, met zijn roman Aantekeningen van een stambewaarder (1977) en zijn cyclus Het beleg van Laken (1985-1992) en Leo Pleysier. Net als deze auteurs is het Vlaminck erom te doen het via fotomateriaal en getuigenissen aangereikte materiaal zo te manipuleren dat een breed tijdsbeeld vorm krijgt. In de manier waarop hij een beeld ophangt van Vlaanderen in de voorbije eeuw, heeft zijn proza op bepaalde momenten de sfeer van het naturalisme van Stijn Streuvels en Cyriel Buysse.
| |
Kritiek / Publieke belangstelling
Op het werk uit de eerste periode van Vlamincks schrijverschap werd terughoudend gereageerd. Ook de eerste roman uit de familiecyclus, Quatertemperdagen, werd niet onverdeeld gunstig ontvangen. Iven vindt het ‘een prachtige debuutroman’, Van Hulle daarentegen mist in het werk ‘die suggestiviteit in het taalgebruik die je tijdens de lectuur dwingt te vergeten dat je met die ene persoon in die welbepaalde tijd vertoeft’. De romans die nadien werden gepubliceerd, mochten rekenen op een doorgaans positief onthaal. Kritiek kwam er op de ‘vlakke karakters die voorspelbaar reageren’ (Overstijns); ‘een gemiste kans: terwijl de oorlogsplot aanleiding kon zijn tot zoveel meer, is het bij een verhaaltje over vroeger gebleven’ (Bultinck); ‘een tekort aan literair effect’ (Verheyden); ‘kleinschaligheid’ (Overstijns). Ook Jeroen Vullings is van mening dat de meeste verhalen van Vlaminck te zeer beperkt blijven tot het loutere familieverhaal. Wolven huilen is voor hem dan ook Vlamincks beste boek, omdat het ‘bredere geldigheid bezit (...) omdat die roman meer van de familietoestanden losgezongen is’.
Erik Vlaminck is niet het soort schrijver dat een groot lezerspubliek weet te bereiken, ook al door het feit dat nominaties voor de grote literaire prijzen grotendeels aan hem voorbij zijn gegaan.
| |
| |
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Erik Vlaminck, Proefschrift. Kapellen 1975, Eigen beheer, V. |
Erik Vlaminck, De troost. Antwerpen 1976, Soethoudt, V. |
Erik Vlaminck, Kringlopen. Kapellen 1977, Eigen beheer, GB. |
Erik Vlaminck, Afspraak met Ooievaar. Kapellen 1978, Eigen beheer, V. |
Erik Vlaminck, Het kermisbed. Antwerpen 1980, Soethoudt, V. |
Erik Vlaminck, De mosselkop. Borgerhout 1981, Eigen beheer, V. |
Erik Vlaminck, Om dood te vallen. Leuven 1982, Infodok, Toneelserie Brialmont-theater 4, T. |
Erik Vlaminck, Het einde van de toekomst. Antwerpen 1983, Toneelfonds Janssens, T. |
Erik Vlaminck, De blauwe steen. Antwerpen 1984, De Nederlandse Boekhandel, N. |
Erik Vlaminck, De poetrel. Antwerpen 1984, Toneelfonds Janssens, T. |
Erik Vlaminck, Quatertemperdagen. Amsterdam 1992, Wereldbibliotheek, R. (3e druk in Langs moederszijde, 2005) |
Erik Vlaminck, Wolven huilen. Amsterdam 1994, Wereldbibliotheek, R. (4e druk in Langs moederszijde, 2005) |
Erik Vlaminck, Stanny, een stil leven. Amsterdam 1996, Wereldbibliotheek, R. (2e druk in Langs schrijverszijde, 2005) |
Erik Vlaminck, Wolven huilen. Antwerpen 1996, Toneelfonds Janssens, T. |
Erik Vlaminck, De portrettentrekker. Amsterdam 1998, Wereldbibliotheek, R. (2e druk in Langs vaderszijde, 2005) |
Erik Vlaminck, Tomate crevettes. Amsterdam 1999, Wereldbibliotheek, V. |
Erik Vlaminck, Houten schoenen. Amsterdam 2000, Wereldbibliotheek, R. (2e druk in Langs vaderszijde, 2005) |
Erik Vlaminck, Brieven aan dikke Freddy. Leuven/Amsterdam 2002, Van Halewyck/Wereldbibliotheek, CB. |
Erik Vlaminck, Angélique. Amsterdam 2003, Wereldbibliotheek, N. |
Erik Vlaminck, Anastasia. Amsterdam [enz.] 2004, Februari Boekhandels, N. (2e druk in Langs moederszijde, 2005) |
Erik Vlaminck, Het schismatieke schrijven. Amsterdam 2005, Wereldbibliotheek, R. (3e druk in Langs schrijverszijde, 2005) |
Erik Vlaminck, Langs moederszijde. Het schismatieke schrijven 1. Amsterdam 2005, Wereldbibliotheek, RB. (bevat Anastasia, Quatertemperdagen, Wolven huilen) |
Erik Vlaminck, Langs vaderszijde. Het schismatieke schrijven 2. Amsterdam 2005, Wereldbibliotheek, RB. (bevat De portrettentrekker, Houten schoenen) |
Erik Vlaminck, Langs schrijverszijde. Het schismatieke schrijven 3. Amsterdam 2005, Wereldbibliotheek, RB. (bevat Stanny, een stil leven, Het schismatieke schrijven) |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Frank de Keyser, Een resem tegenslagen. In: Het Laatste Nieuws, 4-8-1984. (over De blauwe steen) |
Luc Lannoy, Quatertemperdagen. In: Gazet van Antwerpen, 13-6-1992. |
Jooris van Hulle, Familieportret. In: De Standaard, 27-6-1992. (over Quatertemperdagen) |
J.A. Dautzenberg, Het huwelijk volgens Elsschot. In: de Volkskrant, 17-7-1992. (over Quatertemperdagen) |
Michel de Koning, Vlaminck rekent af met goeie ouwe tijd. In: Brabants Nieuwsblad, 17-7-1992. (over Quatertemperdagen) |
Frank Hellemans, Doden wake met stijl. In: Knack, 2-9-1992. (over Quatertemperdagen) |
Fernand Auwera, Quatertemperdagen. In: Gierik/NVT, jrg. 10, nr. 2, september-november 1992, p. 66. |
Carlos Alleene, Een zoveelste familieportret. In: Het Volk, 22-10-1992. (over Quatertemperdagen) |
J. Iven, De ondraaglijke zwaarte van het bestaan. In: Het Belang van Limburg, 23-10-1992. (over Quatertemperdagen) |
Jan Loovers, De pijn van het verleden. In: Het Nieuwe Land, 23-4-1994. (over Wolven huilen) |
Mark Vlaminck, Vlaminck: zoektocht deel 2. In: Het Nieuwsblad, 30-4-1994. (over Wolven huilen) |
Bob van Laerhoven, Erik Vlaminck: de geschiedenis achter de geschiedenis. In: Het Volk, 3-5-1994. (interview) |
Eric Rinckhout, Het grote lijden van kleine lieden. In: De Morgen, 13-5-1994. (over Wolven huilen) |
Luc Lannoy, Fons, Liza en de anderen. In: Gazet van Antwerpen, 14-5-1994. (over Wolven huiler) |
Herman de Coninck, Zeventig keer verboden toegang. In: NRC Handelsblad, 24-6-1994. (over Wolven huilen) |
Frank Hellemans, Erik en de wolf. In: Knack, 6-7-1994. (over Wolven huilen) |
Wim van Rooy, Een wolf huilt om zichzelf. In: Het Laatste Nieuws, 24-9-1994. (over Wolven huilen) |
Johan Diepstraten, De angst om gepakt te worden. In: De Stem, 25-9-1994. (over Wolven huilen) |
Jos Borré, Als met een onzindelijke hond. In: Nieuw Wereldtijdschrift, jrg. 11, nr. 5, september-oktober 1994, pp. 72-73. (over Wolven huilen) |
Jeroen Overstijns, Tranerige weemoed. In: De Standaard, 26-9-1996. (over Stanny, een stil leven) |
Eric Rinckhout, Scherven van het leven. In: De Morgen, 27-9-1996. (over Stanny, een stil leven) |
Michel de Koning, Fijngemalen door het lot. In: Brabants Nieuwsblad, 4-11-1996. (over Stanny, een stil leven) |
Jooris van Hulle, Wilde inkt en ambrozijn. Vlaams proza in de jaren negentig. Leuven 1997, pp. 160-162. (over Wolven huilen) |
W. Wouters-Maljaars, Het stille leven van Stanny. In: Reformatorisch Dagblad, 3-3-1997. (over Stanny, een stil leven) |
Bertram Westera, Een fluim om te koesteren. In: HN, 19-7-1997. (over Stanny, een stil leven) |
An Peuteman, Wroeten in het familieverleden. In: Het Volk, 11-5-1998. (over De portrettentrekker) |
Wim Vogel, De werkelijkheid als poort naar 't onbekende. In: Haarlems Dagblad, 14-5-1998. (over De portrettentrekker) |
Frans Willem de Zoete, Jezus voor de mast. In: HN, 16-5-1998. (over De portrettentrekker) |
Karel Segers, De verzwegen verhalen van een garnizoenstad. In: Het Belang van Limburg, 23-5-1998. (interview) |
John Vervoort, Eenvoudige mensen in een grillige eeuw. In: Het Nieuwsblad, 29-5-1998. (over De portrettentrekker) |
André Matthijsse, Een monumentaal Vlaams panorama. In: Haagsche Courant, 5-6-1998. (over De portrettentrekkef) |
Frank Hellemans, Maak er het beste van. In: Knack, 10-6-1998. (over De portrettentrekker) |
Jeroen Vullings, Miserie maakt de mens. In:
|
| |
| |
Vrij Nederland, 13-6-1998. (over De portrettentrekker) |
Jeroen Overstijns, De properste Vlaamse schrijver. In: De Standaard, 23-7-1998. (over De portrettentrekker) |
Bert Bultinck, Miserie op klompen. In: De Morgen, 29-7-1998. (over Houten schoenen) |
Johan Diepstraten, De kunst van het schrijven. Arnhem 2000, pp. 572-579. (over Quatertemperdagen, Stanny, een stil leven en De portrettentrekker) |
Sander van Vlerken, Ware geschiedenis met uitroeptekens. In: De Stem, 14-4-2000. (over Houten schoenen) |
Tom Verheyden, Een te kleine oorlog. In: De Tijd, 19-4-2000. (over Houten schoenen) |
Wilfred Takken, Een beetje in het verzet geweest. In: NRC-Handelsblad, 5-5-2000. (over Houten schoenen) |
Frank Hellemans, Vlaams is altijd schoon. In: Knack, 10-5-2000. (over Houten schoenen) |
André Matthijsse, Deernis met foute vader. In: Haagsche Courant, 13-5-2000. (over Houten schoenen) |
John Vervoort, Een Fremdarbeiter op weg naar huis. In: Het Nieuwsblad, 28-5-2000. (over Houten schoenen) |
Remco Kerkhof, Ik ben gefascineerd door verzwegen verhalen. Biografische schets van Erik Vlaminck. In: Lyra Magazine, september 2000, pp. 8-17. (algemeen) |
W. Wouters-Maljaars, Geheimen van een Vlaamse familie. In: Reformatorisch Dagblad, 20-9-2000. (over Houten schoenen) |
Annick Grobben, Brieven van Dikke Freddy. In: Gazet van Antwerpen, 23-3-2002. (interview) |
Pieter Steinz, Zuster zonder glimlach. In: NRC Handekblad, 9-5-2003. (over Angélique) |
Bart Vervaeck, Dame blanche in madeirasaus. In: De Tijd, 21-5-2003. (over Angélique) |
Erik Vissers, Angélique. In: De Standaard, 19-6-2003. (over Angélique) |
Jos Borré, Gedempte tragiek. In: De Morgen, 2-7-2003. (over Angélique) |
Frank Hellemans, In zachte grond. In: Knack, 23-2-2005. (over Het schismatieke schrijven) |
Jooris van Hulle, Het schismatieke schrijven. In: De Leeswolf, jrg. 11, nr. 2, maart 2005, pp. 90-91. |
Gorik van Holen, De schrijver als jongeman. In: Metro, 21-3-2005. (interview) |
Pieter Steinz, De eeuw van Vlaanderen. In: NRC Handelsblad, 1-4-2005. (over Het schismatieke schrijven) |
Bert Bultinck, Vlaamse filmkes. In: De Morgen, 20-4-2005. (over Het schismatieke schrijven) |
Betty Mellaerts, Schrijven in naakte taal. In: Colibro Magazine, nr. 13, zomer 2005. (interview) |
Joke Depuydt, Het schismatieke schrijven. In: Kunsttijdschrift Vlaanderen, jrg. 54, nr. 306, juni 2005, pp. 187-188. |
101 Kritisch lit. lex.
juni 2006
|
|