| |
| |
| |
Simon Vinkenoog
door Karin Vogelaar
1. Biografie
Simon Vinkenoog werd geboren op 18 juli 1928 te Amsterdam. Vader Hendrik Albertus Vinkenoog, die postbode was, verliet zijn vrouw toen Simon zes jaar oud was. Het gezin had het niet breed en moest in de jaren erna regelmatig verhuizen. Vinkenoog voltooide de mulo in 1944. Onder andere door de oorlog kwam het er niet van om verder te leren, of zoals hij het zelf verwoordt in de inleiding van Bloemlezing uit de poëzie van Simon Vinkenoog. ‘Einde schooltijd. Begin leertijd: levenslange autodidactiek.’ Tijdens de oorlog had Vinkenoog een hechte band opgebouwd met zijn moeder. Haar nieuwe man werkte in Duitsland en toen hij na de oorlog terugkeerde, ging Vinkenoog het huis uit Hij ging aan het werk als jongste bediende en kwam, via een eerder baantje bij een reclamebureau, terecht bij uitgeverij Querido, waar hij van 1946 tot 1948 werkte. Zijn meisje bij de communistische jeugdbeweging, Jenny Lefevre, raakte zwanger en daarom moesten ze in 1946 trouwen. Het huwelijk, en het inwonen bij zijn schoonmoeder, was geen succes en in 1949 vluchtte hij met zijn nieuwe vriendin Judith Cohen naar Parijs.
In Parijs ontmoette Vinkenoog verschillende kunstenaars, onder wie veel Amerikanen, de beeldhouwers Tajiri en Zadkine en ook Karel Appel, Corneille en Hugo Claus. Mede doordat Vinkenoog één van de weinigen onder hen was in die tijd met een fatsoenlijk betaalde baan - hij werkte van 1949 tot 1956 als documentalist bij de Unesco - werd zijn huis al snel een plaats van samenkomst voor de Nederlandse experimentelen in Parijs. Veel jonge schrijvers, zoals Hans Andreus en Bert Schierbeek, kwamen geregeld bij hem logeren. In 1950 was Vinkenoog door een pleuritis lang- | |
| |
durig geveld en las hij veel. Met name de Franse surrealisten maakten indruk en onder andere de behoefte zich hierover te uiten, leidde tot de oprichting van het tijdschrift Blurb (1950-1951). Na acht jaar Parijs keert Vinkenoog terug naar Nederland, om zich in Amsterdam te vestigen. Binnen deze stad verhuisde hij nog verscheidene malen. Hij werkte van 1957 tot 1961 als redactieassistent bij de Haagse Post. Dit is slechts één van de vele bladen waar Vinkenoog korte of langere tijd heeft gewerkt Van 1956 tot 1957 zat hij in de redactie van Podium, van 1961 tof 1969 in die van Randstad en van 1967 tot 2003 leverde hij zijn aandeel in het esoterische en levensbeschouwelijke Bres, eerst als medewerker en later als redacteur. Om ideeën van anderen voor een breed publiek toegankelijk te maken, vertaalde Vinkenoog talloze werken op het gebied van de literatuur, drugs, new age en alternatieve levensbeschouwingen.
In de jaren na zijn terugkeer in Nederland verdiept Vinkenoog zich in de opkomende jongerencultuur, hij experimenteert met drugs en begint aan een spirituele zoektocht. In 1959 neemt hij als vrijwilliger deel aan een LSD-experiment van de psychologen J. Th. Barendrecht en F. van Ree. Volgens Vinkenoog heeft deze ervaring zijn leven veranderd.
Behalve op het gebied van de literatuur ontplooit Vinkenoog zich ook op andere kunstzinnige terreinen. Zo is hij actief als beeldend kunstenaar en exposeert hij zijn werk regelmatig. Ook uit hij zich door andere en nieuwe media. In 1958 maakt hij de televisiedocumentaire De taal van de machine voor de VPRO met onder andere schakers Max Euwe en Michael Botwinnik, de auteur Sybren Polet en neuroloog prof. dr. S.T. Bok. Hij maakt in 1959 een documentaire over vliegende schotels voor de VARA en de televisiefilm Redt een kind voor de VPRO ten behoeve van Algerijnse vluchtelingenkinderen. Voor de radio maakt hij in 1961 een serie literaire programma's, Het woord betrapt. Vanaf 2004 is Vinkenoog actief op het internet Op zijn website schrijft hij een dagelijkse column over zijn belevenissen.
Daarnaast ontpopt Vinkenoog zich als organisator van happenings en gaat hij het podium op met zijn poëzie. Vanaf 1963 organiseerde hij Jazz & Poetry-avonden in het Amsterdamse café Sheherezade. Legendarisch wordt het eerste echte poëziefestival dat hij in 1966 organiseert: Poëzie in Carré.
| |
| |
Ook in zijn huwelijksleven lijkt Vinkenoog een lange zoektocht af te leggen. Na zijn eerste twee huwelijken volgen er nog vier: met Ilse Monsanto, Reineke van der Linden, Barbara Mohr en sinds 1989 is hij getrouwd met Edith Ringnalda. Uit deze huwelijken heeft Vinkenoog vier kinderen: Robert (1947), Alex (1961), Anna (1973) en Arthur (1978).
In zijn lange literaire leven heeft Vinkenoog slechts twee prijzen in ontvangst mogen nemen: in 1986 de 's-Gravesandeprijs van de Jan Campeitstichting voor zijn activiteiten ter promotie van de poëzie, en in 1993 de Johnny van Doorn-prijs voor zijn oeuvre en zijn betekenis als voordrachtskunstenaar. In 2004 fungeerde hij als interim-Dichter des Vaderlands. Zijn gedichten zijn vertaald in het Duits en het Engels, zijn biografie van Karel Appel in het Frans.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Verwantschap
Wanneer zich aan het begin van de jaren vijftig een nieuwe groep dichters aandient, speelt Simon Vinkenoog een belangrijke rol bij de doorbraak van deze auteurs. Hij was tijdens zijn verblijf Parijs in aanraking gekomen met de experimentele Franse literatuur en met kunstenaars van allerlei nationaliteiten. Hierdoor begon hij met een kritisch oog naar de naoorlogse Nederlandse literatuur te kijken. Zijn eerste literaire opvattingen verwoordde Vinkenoog in het eenmanstijdschriftje Blurb (1950-1951), een hobbyproject dat literaire status verwierf. Vinkenoog schreef en stencilde Blurb zelf en stuurde exemplaren naar iedereen die zich er mogelijkerwijs voor zou kunnen interesseren. Er verschenen in totaal acht nummers. Een negende werd daar bij de bloemlezing in 1961 aan toegevoegd.
Samen met het door Rudy Kousbroek en Remco Campert geredigeerde Braak vormde het tijdschrift een publicatiemogelijkheid voor jonge auteurs die nog nergens anders terecht konden. Er ontstond al snel contact tussen beide bladen; de basis voor een vriendschap en een nieuwe literatuur was gelegd.
Naar aanleiding van een enquête in Elsevier waarin geconstateerd werd dat er niets nieuws onder de zon was, publiceerde Vinkenoog in Blurb in 1951 een eigen onderzoek waarin hij verschillende jonge auteurs aan het woord laat Uit de reacties kwam een nieuw geluid naar voren. Het verleden heeft voor de dichters afgedaan. Er is een nieuwe poëzie in opkomst die radicaal anders is dan de voorgaande en daarbij horen een aantal namen waarvan die van Lucebert duidelijk de grootste is. Het volgende nummer gaat Vinkenoog verder op het thema in en maakt hij een bewijsnummer van de nieuwe poëzie met gedichten van Andreus, Claus, Van der Graft, Hanlo, Lodeizen en Rodenko. Hierdoor staat Blurb aan de wieg van wat de geschiedenis in zal gaan als de Beweging van Vijftig. Om een goed beeld te krijgen van wat kenmerkend is voor deze poëzie, is het belangrijk om de volgende stap in Vinkenoogs carrière toe te lichten.
Zijn activiteiten bleven namelijk niet onopgemerkt De uitgever Stols deed hem het voorstel een bloemlezing te maken van de nieuwe poëzie. Vinkenoog bundelt gedichten van Andreus, Cam- | |
| |
pert, Claus, Elburg, Hanlo, Kouwenaar, Lodeizen, Lucebert, Rodenko, Schuur en zichzelf. Atonaal (1951) wordt de bijna programmatische bloemlezing van de Beweging van Vijftig. In de inleiding van de bundel probeert Vinkenoog een beeld te schetsen van de nieuwe experimentele poëzie maar hij blijft wat vaag en komt niet verder dan een aantal algemeenheden. Zo staat de nieuwe poëzie volgens hem los van enige Nederlandse traditie, maar sluit zij wel aan bij het internationale modernisme van tussen de wereldoorlogen. Ook constateert Vinkenoog dat de Vijftigers geen gesloten groep vormen. Hoewel de indruk gewekt wordt door verschillende manifestaties dat er sprake is van een hechte groep met duidelijk vormgegeven denkbeelden, is dit niet het geval. Op artistiek gebied gaat iedereen al snel zijn eigen weg.
| |
Kunstopvatting
Wel zijn er talloze overeenkomsten in hun poëzie aan te wijzen. De naam ‘experimentele poëzie’ roept misschien de verwachting op dat het hierbij gaat om experimenten, maar de grondbetekenis van de naam verwijst naar iets anders, namelijk het Franse woord voor ‘ervaring’: ‘expérience’. Het is proefondervindelijke poëzie, het eindresultaat is van ondergeschikt belang aan de scheppingservaring. De dichter probeert geen boodschap over te brengen, hij gebruikt de taal niet als gereedschap voor een bepaald doel. Het is juist omgekeerd. De dichter is het gereedschap; de taal gaat met de dichter aan de haal. Doel van deze scheppingservaring is het vinden van een andere, nieuwe taal. De bestaande taal is bezoedeld door de maatschappij en de geschiedenis. Door middel van deze op mythische grondslagen gebaseerde taal moet de waarheid verkondigd worden.
Ten opzichte van andere West-Europese landen betekende de Beweging van Vijftig eigenlijk een inhaalslag. In één klap werden dadaïsme en surrealisme de Nederlandse literatuur binnengehaald. Anbeek spreekt in het geval van de Vijftigers van lichamelijke beeldspraak. Bij traditionele beeldspraak wordt het verbeelde met een beeld vergeleken, maar bij de Vijftigers zijn de verbanden vaak niet direct en meer associatief. Zo schrijft Vinkenoog in zijn debuutbundel: ‘ik ben een vreemde in eigen bloed/ mijn hartslag klopt aan andere deuren/ van het schuim der goden herken ik de kleuren/ maar het is ik die mij huiveren doe’. Deze lichamelijke poëzie blijft dicht bij de eigen ervaring, of zoals Kouwenaar het
| |
| |
verwoordt: ‘De mens van vlees en zenuwen is toch belangrijker dan zijn geïdealiseerd portret gebleken’.
| |
Verwantschap
Zoals dat vaak gaat met nieuwe literatuur, riep Atonaal weerstand op. De Vijftigers wilden radicaal andere poëzie en zetten zich af tegen heersende conventies. Reacties bleven dan ook niet uit Bertus Aafjes ontlokte dit bijvoorbeeld de uitspraak dat het leek of de SS de Nederlandse literatuur was komen binnenmarcheren. Maar de storm luwde opvallend snel en de dichters werden in de Nederlandse canon bijschreven.
Vinkenoogs rol in de Beweging van Vijftig is vooral die van gangmaker en bloemlezer geweest. Zijn woning in Parijs was een ontmoetingsplaats voor de dichters. Hij schreef met verschillende auteurs en archiveerde die correspondentie nauwgezet Vinkenoog was een spin in het literaire web en daarin ligt het belang van zijn werk. Zijn poëzie is door de jaren heen langzaam naar de marge van het literaire veld verschoven. De dichter zelf lijkt dit enigszins te betreuren, maar laat zich er in zijn verdere productie niet door belemmeren.
| |
Thematiek
Vinkenoog debuteerde als dichter met Wondkoorts (1950). Het wereld- en mensbeeld van de auteur was, door zijn ervaringen in de Tweede Wereldoorlog en het beklemmende culturele leven in de periode erna, erg negatief. Hij uitte zijn frustraties over het naoorlogse leven in zijn poëzie. Zijn verzen worden bevolkt door de doden. Het lijden van de mens wordt vormgegeven door middel van een lichamelijke beeldspraak. Soms personifieert de ikfiguur zelf het menselijk lijden: ‘ik ben het brandende water/ getroffen torens/ en de roes der elementen’. De ikfiguur in Wondkoorts is een buitenstaander in zijn eigen leven en wordt geconfronteerd met de onmogelijkheid tot communicatie met zijn medemens. De taal is voor hem als het ware verloren. Hij ervaart existentiële emoties als weerzin en angst. Door de heftige negatieve emoties en door de haat die uit de gedichten sprak, bracht Wondkoorts nogal wat ophef teweeg.
| |
Stijl / Kritiek
De stijl van de poëzie riep bij critici de associatie op met een dichter als Marsman. Emotionaliteit en zelfexpressie zijn kenmerken die inderdaad ook terug te vinden zijn in het expressionisme. Het vitalisme uit zich bij Vinkenoog echter op een negatieve, destructieve manier, zoals in de eerste strofe van het gedicht ‘Blik- | |
| |
sem’: ‘dit is het handschrift van een ziek genie:/ prikkeldraad/ vergaan aan de hemel’. Met de bundel wil Vinkenoog nadrukkelijk een eigen plaats in de literatuur en het recht op een eigen, afwijkende visie opeisen.
Met zijn tweede dichtbundel, Land zonder nacht (1952), borduurt hij voort op de thematiek van het debuut, maar om aan de haat te ontkomen zoekt de dichter nu soms zijn heil in de roes van de liefde: ‘wat ik beminnend/ heb teniet gedaan/ heb ik in het wonder/ hervonden levend/ te branden in liefdes/ vooronder’. De reacties waren gelijk aan die op zijn eerste bundel, maar tegelijkertijd werd zijn werk in een breder perspectief van de experimentelen geplaatst Er is nog steeds enig commentaar op de onleesbaarheid van de Vijftigerspoëzie, maar er heerst inmiddels een opvallende welwillendheid ten aanzien van de dichters, ook ten aanzien van Vinkenoog. Het voornaamste punt van kritiek op Land zonder nacht is het gebrek aan eenheid in de bundel. Vrijwel iedere criticus weet er wel wat mooie strofen in aan te wijzen.
| |
Techniek / Thematiek
Vanaf Heren zeventien (1953) beginnen tederheid en mededogen een rol te spelen in Vinkenoogs poëzie. In deze bundel staat de verhouding met het onbekende centraal. De structuur is beduidend complexer dan die van voorgaande bundels. De titel verwijst naar de hoge heren die de VOC bestuurden. Het eerste deel van de bundel, ‘Avant’, haakt hierop in met motieven als de zeereis en het vermist zijn. Het laatste gedicht uit het eerste deel blikt vooruit naar het tweede deel, naar het heden: ‘Geen frans meer gesproken in Afrika/ er is geen missieschool meer in Basutoland/ geen U.S.I.S. in New Delhi, Singapore/ of Kaapstad waar zelfs geen Boer/ meer aan de bomen hangt’. Het eerste gedicht van het tweede deel begint juist met het verleden: ‘En als zij door blijven varen/ voor zeventien heren, driehonderd jaren’. Met deze verwijzing naar het verleden neemt de dichter de lezer in het tweede deel, ‘Et après’, weer mee naar het heden. De verzen in dit deel hebben vervreemding als thema, met de bekende daarbijbehorende motieven als weerzin, dood en angst Vinkenoog probeert de beschaving in het algemeen en de positie van de dichter in het bijzonder te diagnosticeren. Het procédé dat hij gebruikt, vertoont overeenkomsten met dat in Eliots The Waste Land. De dichter plaatst historische en actuele politieke gegevens, eigen emoties en
| |
| |
dichterlijke problemen naast elkaar. Hij laat in zijn gedichten de koloniale geschiedenis naar voren komen, plaatst hier de naamgeving van het Oostvaardersdiep tegenover en ook zijn worsteling met de taal. Het is de bedoeling dat de waarheid zich zo in al zijn complexiteit op verschillende niveaus openbaart Op deze manier moet objectieve poëzie totstandkomen. Vinkenoog luistert naar de verhalen uit onze vaderlandse geschiedenis en vraagt zich af of aan deze mooie woorden wel een mooie realiteit ten grondslag ligt Hij laat de woorden daarom zelf de geschiedenis hervertellen. Heren zeventien bevat typische Vijftigerpoëzie met associatieve woordenreeksen, neologismen, ambiguïteit, grammaticaal incorrecte constructies, afwijkende interpunctie en beeldspraak. Na deze bundel wordt de haat minder, maar de verbijstering over menselijke daden blijft.
| |
Relatie leven/werk
Na drie dichtbundels debuteert Vinkenoog als prozaschrijver. In zijn eerste roman, Zolang te water (1954), valt dezelfde toon te horen als in Wondkoorts. Het verhaal is in hoge mate autobiografisch. Hoofdpersoon Simon heeft een ongelukkige jeugd gehad met gescheiden ouders, moest trouwen omdat hij een vriendinnetje zwanger maakte, vlucht naar Parijs, leidt daar een wat dubieus leven, heeft avontuurtjes met beide geslachten, en denkt na oyer zijn leven. Het boek is een verdediging van een slachtoffer dat door het beschrijven van de gebeurtenissen de onrechtvaardigheid ervan wil aantonen. De ondertitel luidt dan ook: ‘een alibi’. De kritieken spreken veelal van morsig, landerig en onbetekenend, een ontvangst die ook Gerard Reves De Avonden ten deel viel. Er zijn verschillende overeenkomsten tussen beide romans aan te wijzen. Ze worden gekenmerkt door een sfeer van onmacht, zinloosheid, wanhoop en angst. De hoofdpersonen leiden een onbetekenend leven in een benauwende omgeving. Net als zijn tijdgenoten lijkt Vinkenoog het naoorlogse leven van zich af te moeten schrijven. Goedegebuure wijst Vinkenoog, met een boek als Zolang te water, naast Reve, aan als een van de naoorlogse grondleggers van het genre bekentenisroman in Nederland. De rauwheid Van de biecht wordt bij Vinkenoog echter gedempt door een fluwelen lyriek. Het boek blijft boeien als ‘een getuigenis van een historisch geworden mentaliteit’ en is ‘exemplarisch voor een verlangen naar vrijheid dat pas na 1965 kon worden gestild’. Vinkenoog weet als geen ander de tijdgeest steeds weer in zijn werk te vangen.
| |
| |
| |
Thematiek / Verwantschap
Ook in Wij helden (1957) spelen (auto)biografische elementen een rol. Vinkenoog baseert het verhaal losjes op een reis die hij voor Unesco maakte en verwerkt elementen uit de jeugd van Hans Andreus in het verhaal. Maar in het algemeen kan men stellen dat de auteur meer afstand tot zijn onderwerp heeft weten te nemen. Er is sprake van duidelijk opgezette verhaallijnen. Vinkenoog vlecht de afzonderlijke levensverhalen van Viktor en het hoertje Susanna dooreen om ze aan het einde samen te laten komen in een anticlimax. De titel van het verhaal is ironisch bedoeld en de betekenis wordt nog eens benadrukt door motto's van Blaise Pascal, Henry Miller en Robert Margerit over de (on)mogelijkheid van het heldendom. Viktor staat model voor zijn generatie in het algemeen, zoals de laatste regels van de roman suggereren: ‘Hij vervaagt, er schieten gaten in onze herinnering, hij heeft een handschrift dat wij niet herkennen, een gezicht dat in elke droom terugkeert Hij heeft de oorlog niet gekend, de wereld niet gezien, de liefde niet beleefd. Hij leeft in anderen - Viktor. Wie zeg ik? Hoe was zijn naam?’ Vinkenoog wil met dit boek illustreren dat zijn generatie worstelt met het al dan niet maken van een keuze en met de schijnbare betekenisloosheid van het leven.
| |
Verwantschap
Zolang te water wordt veelvuldig genoemd in vergelijking met de in Engeland op dat moment actieve angry young men. Deze verwantschap ligt met name in de achterliggende existentialistische filosofische denkbeelden. Kenmerkend voor veel existentialistische literatuur is dat de hoofdpersoon een bewustwordingsproces doormaakt, dat door een radicale verandering wordt teweeggebracht Dit is ook het geval bij Viktor: hij wordt door de Tweede Wereldoorlog een buitenstaander. Even lijkt er betrokkenheid tot stand te komen met Susanna, maar dat loopt op niets uit Waar bij schrijvers als John Osborne de ontheemding samenhangt met hun arbeidersachtergrond en hun opleiding, is bij Vinkenoog dus de Tweede Wereldoorlog de hoofdoorzaak hiervan.
Niet alleen in de kritieken op Wij helden wordt het werk van Vinkenoog met buitenlandse auteurs en stromingen in verband gebracht, dat gebeurt ook in de reacties op zijn volgende roman, Hoogseizoen (1962). De critici zien in deze roman overeenkomsten met het werk van de beatschrijvers. Vinkenoog speelde zelf een belangrijke rol bij de verspreiding van het werk van de beatpoets
| |
| |
in Nederland. Hij ontmoette Allen Ginsberg, Peter Orlovsky en Gregory Corso in 1947 in een jazzcafé in Amsterdam. Vooral niet Ginsberg klikte het goed; ze bleven tot diens dood in 1996 contact houden. In 1966 vertaalt Vinkenoog Ginsbergs gedichten, Proef m'n tong in je oor. Hij vertaalt ook teksten van Burroughs voor Randstad, en voor Provo schrijft hij over de betekenis van de beat-generation. Net als in de voorgaande jaren vervult Vinkenoog de rol van verzamelaar, organisator en promotor. Vanwege Hoogseizoen wordt hij wel vergeleken met Ginsberg, beiden profeet en wegbereider van de jaren zestig.
| |
Publieke belangstelling
Hoogseizoen geeft een beschrijving van de Leidsepleinscene uit die tijd en kent eenzelfde soort bandeloze thematiek als het werk van de beatschrijvers: drugs, vrije seks en drank. Ook schrijft Vinkenoog in een vergelijkbaar ademloos proza, snel en evocatief, soms haastig genoemd. Het was een tijdlang het cultboek van de Nederlandse beatniks. Het grensverleggende van de beats blijft bij Vinkenoog echter wat steken in een provinciale sfeer. Samen met Zolang te water en Wij helden vormt Hoogseizoen een drie-eenheid waarin Vinkenoogs ideeën uit zijn beginperiode in romanvorm naar voren komen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat ze in 1998 gezamenlijk werden heruitgegeven. Hoogseizoen verschilt echter belangrijk van zijn eerste twee romans.
| |
Thematiek
De thematiek van dit boek laat een keerpunt in Vinkenoogs oeuvre zien. In Hoogseizoen is de eerste aanzet aanwezig van wat de schrijver in Liefde (1965) verder uitwerkt: de verontwaardiging om maatschappelijk onrecht blijft, maar haat en walging zijn verdwenen.
| |
Visie op de wereld / Kunstopvatting
Als Vinkenoog in 1961 de Haagse Post verlaat, wil hij met de daar opgedane ervaring aan de slag om toegepaste kunst te creëren die ergens tussen literatuur en journalistiek in ligt Hiermee sluit hij tot op zekere hoogte aan bij de trend tot defictionalisering die zich rond die tijd manifesteert in het proza van bijvoorbeeld Mulisch en Reve. Door middel van leesverslagen en dagboeken probeert hij het publiek te interesseren voor de dingen die hem bezighouden. Vinkenoogs werk blijft een hoog autobiografisch gehalte houden. Zo keert het feit dat hij in maart/april 1963 zes weken gevangenisstraf uitzat in het Utrechtse Huis van Bewaring voor het bezit van marihuana, jaren later terug in zijn werk, wanneer in 1981 een
| |
| |
daar bijgehouden dagboek verschijnt als Tegen de wet. Vinkenoog publiceert veel losjes geschreven essays met een hoog persoonlijk en idealistisch gehalte. Dit hangt samen met zijn conceptie van het schrijverschap, zijn levensbeschouwing en -taak. De drie belangrijkste elementen hierin zijn: het moment van Vinkenoogs openbaring, het evangelie van de nieuwe mens op weg naar een nieuwe wereld en de schrijver als overtuigende verzamelaar en overbrenger van informatie. Het gebruik van LSD heeft Vinkenoog de ogen geopend voor een nieuwe wereld waarin het mogelijk is om in harmonie samen te leven. Hij propageert in zijn werk deze nieuwe wereld, alsmede het gebruik van geestverruimende middelen om haar te bereiken, hoewel hij nadrukkelijk niemand ergens toe wil verplichten. Vinkenoog ziet het als taak van de schrijver om de rol van wegbereider op zich te nemen, om een mediator of communicatie-expert te zijn. Hij verzamelt informatie over allerlei mogelijk relevante onderwerpen en deelt die met zijn lezers. Deze mediatorrol vormt al vanaf begin jaren vijftig de kern van Vinkenoogs schrijverschap. Destijds verzamelde hij al opvattingen, die hij vervolgens door middel van Blurb met anderen deelde. Deze passie voor het delen van informatie is ook kenmerkend voor zijn latere oeuvre.
| |
Ontwikkeling / Thematiek
De grote ommekeer openbaart zich ook in zijn eigen literaire werk in 1965, als hij Liefde. Zeventig dagen op ooghoogte publiceert. Hiermee lijkt hij zich lijnrecht tegenover zijn eerdere werk op te stellen, waarin de haat een sleutelrol speelde. Mededogen en liefde krijgen nu de overhand. Hij beschrijft zijn psychedelische ervaringen, jeugdherinneringen en de lotgevallen van vrienden en bekenden. Daarbij doorbreekt hij voortdurend de chronologische volgorde. Er is geen duidelijk zichtbare structuur. Dit is in veel van zijn proza het geval. Vinkenoog improviseert en schrijft wat in hem opkomt Veelal is dit autobiografisch en wisselen heden en verleden elkaar af. Liefde is een bewustzijnsverruimend evangelie en Vinkenoog is de zendeling die zijn lezers ervan wil overtuigen dat op de door hem gepropageerde manier een betere maatschappij mogelijk is.
Ook genres lopen bij Vinkenoog door elkaar. Zijn proza is soms zo lyrisch dat het poëzie had kunnen zijn. Vinkenoog neemt zijn rol als mediator uiterst serieus en probeert zo veel mogelijk infor- | |
| |
matie over te brengen. Hij vult eigen tekst aan met citaten van schrijvers, goeroes, psychologen en wereldverbeteraars.
Een ander voorbeeld van zo'n dagboek annex leesverslag is Weergaloos. Ontdekkingsreizen naar de waarheid (1968), volgens de ondertitel een getijdenboek. De 500 bladzijden zijn verdeeld in 22 hoofdstukken volgens de figuren van het tarotspel. Net als bij het tarotspel wil Vinkenoog al spelend het onbewuste boven krijgen. De band tussen spel en boek lijkt verder oppervlakkig: de kaarten hebben op het eerste gezicht weinig met de inhoud van de hoofdstukken te maken. De auteur beschrijft en geeft commentaar op de verschillende stromingen die zich bezighouden met zelfontplooiing en een nieuwe wereld. Hij gelooft dat de mens door het geloof in de liefde tot een betere toekomst kan komen.
| |
Kritiek
Vinkenoog wil met dit werk een positie midden in het leven innemen. Coen de Jonge noemt het boek dan ook een afscheid van de traditionele letterkunde. De traditionele letterkunde (dat wil zeggen: de literaire kritiek) nam inmiddels ook in zekere zin afscheid van Vinkenoog, door hem zijn improviserende schrijven en dan met name het gebrek aan selectie daarbij onder de neus te wrijven. Daarbij komt dat zijn proza na Liefde nauwelijks nog ontwikkeling doormaakt. De auteur herhaalt zichzelf in steeds nieuwe bewoordingen. Hij snijdt nu en dan wel nieuwe onderwerpen aan, maar de boodschap blijft dezelfde.
Ook naast zijn min of meer autobiografische werk doet Vinkenoog er alles aan om oude en nieuwe levensbeschouwingen en esoterische opvattingen voor een breed publiek toegankelijk te maken. Hij schrijft hierover in bijvoorbeeld het tijdschrift Bres en vertaalt allerlei werk, waaronder dat van de psychedelicapsycholoog Timothy Leary.
| |
Thematiek
Vinkenoog publiceerde een aantal werken op het snijvlak van journalistiek en literatuur die een nadere beschouwing verdienen. Zo schreef hij Leven en dood van Marcel Polak (1969), over een Nederlandse kunstenaar met suikerziekte die een zwervend bestaan in Parijs leidde. Hij doet verslag van hun vriendschap en het verloop van Polaks ziekte aan de hand van hun briefwisseling. De kritiek was unaniem lovend over dit dunne boekje, hoewel He reacties verschillen ten aanzien van het literaire gehalte van het genre ‘brief’.
| |
| |
Vinkenoog was een enthousiast brievenschrijver. Hij correspondeerde met talloze schrijvers, uitgevers en bekenden. Doordat hij nauwgezet een uitgebreid archief bijhield, zijn grote delen van deze correspondenties bewaard gebleven, wat een schat aan informatie voor literatuurwetenschappers oplevert. In 1989 zijn bijvoorbeeld de brieven uitgegeven die Vinkenoog tussen 1950 en 1956 met Hans Andreus wisselde, Brieven 1950-1956. Deze boeiende correspondentie geeft een goed beeld van beide schrijvers, hun leven en opvattingen.
| |
Traditie
In de jaren zeventig en tachtig verdwijnt Vinkenoog van het traditionele literaire toneel. Zijn werk wordt niet langer door de grote uitgevers gepubliceerd en hoewel er zo nu en dan sympathiek over de mens Vinkenoog geschreven wordt, gaan de critici nauwelijks nog in op zijn werk. Literatuurgeschiedenissen noemen hem nog slechts als de bloemlezer van Atonaal. Maar naast zijn bijdrage aan de Beweging van Vijftig is nog een ander belangrijk onderdeel van Vinkenoogs carrière niet aan bod gekomen, te weten de rol die hij speelde in de acceptatie van de poëzievoordracht De literatuurbeschouwing heeft tot voor kort vrijwel geen aandacht besteed aan het verschijnsel voordracht, maar vanaf de millenniumwisseling kwam hierin steeds meer verandering.
De gevestigde literaire orde stond in de jaren vijftig negatief ten opzichte van de poëzievoordracht Vinkenoog doorbreekt de taboes op dit gebied. In 1960 schrijft hij bijvoorbeeld een lang gedicht voor LP, Stem uit de groef. Hierin doet hij, net als in zijn proza, zelfonderzoek naar aanleiding van jeugdherinneringen en recente gebeurtenissen. Fragmenten hiervan zijn terug te vinden in Het hoogste woord (1996). Ook organiseert hij in 1966 het unieke evenement Poëzie in Carré. Een breed opgezette avond, met onder de voordragende dichters zowel Adriaan Roland Holst als een piepjonge Jules Deelder. Deze avond bleek het startsein voor het acceptatieproces van voordrachtsavonden.
Voor Vinkenoog en sommige anderen gaat die acceptatie niet ver genoeg. Wat begon bij de Vijftigers met dadaïstische happenings, bouwt Vinkenoog in navolging van Allen Ginsberg en consorten verder uit Vinkenoog wordt performancedichter. Dit komt er kort gezegd op neer dat hij het belang van een goede presentatie onderkent en dat hij, onder invloed van de popcultuur, een podium- | |
| |
artiest wordt. Kenmerkend hiervoor is de vaak nauwe band met andere kunstvormen, zoals muziek en videokunst. Zo wordt er in de jaren vijftig en zestig internationaal geëxperimenteerd met Jazz & Poetry. Onder andere Vinkenoog stond aan de wieg van dit fenomeen in Nederland.
De literaire kritiek nam deze performancedichters vaak niet serieus. Aan de heersende conventie dat poëzie taalgericht moest zijn, voldeed de podiumpoëzie niet Podiumdichters zijn logischerwijs meer op het publiek gericht. Er valt over te discussiëren of deze houding voortkomt uit hun ervaringen op het podium of dat ze juist het podium op gaan vanwege een publiekgerichte poëzieopvatting, maar feit blijft dat de gedichten meestal toegankelijker zijn en dat er gebruik wordt gemaakt van rijm en ritme die goed in het gehoor liggen. Dit geldt ook voor Vinkenoog. De voordracht beïnvloedt zijn poëzie; zijn gedichten liggen dan ook steeds beter in het gehoor, mede dankzij de vele herhalingen en variaties op woorden. Het ritme laat tijdens een optreden het gedicht tot leven komen.
Zijn gerichtheid op een publiek blijkt daarnaast uit de vele gelegenheidsgedichten die hij heeft geschreven. De ware Adam (2000) staat er vol mee: bij vernissages, bij de opening van een jazzfestival, gedichten in opdracht van kunstenaars of als eerbetoon. Ook in andere opzichten is Vinkenoog duidelijk op het publiek gericht. Hij geeft workshops voor hobbydichters en hij vervult een mentorrol voor veel podiumdichters.
| |
Thematiek
Met zijn voordrachten sluit Vinkenoog aan bij de orale traditie van vroeger eeuwen, waarin poëzie een belangrijke nieuws- en informatiebron was. Hij verwijst zelf graag naar deze traditie om zijn plaats te duiden. De voordracht is in zijn perceptie onlosmakelijk met het dichterschap verbonden, zoals naar voren komt in ‘Profielschets: dichter’ uit De ware Adam: ‘Parkdichter/ festivaldichter/ gebrokendromendichter/ paradedichter/ straathoekdichter/ droomdansdichter/ jazzdichter’. Voor een groot deel is het aan Vinkenoogs inspanningen te danken dat de voordracht inmiddels weer als volwaardig onderdeel van het dichterschap gezien wordt. Vinkenoog is ondertussen blijven doorgaan met publiceren. In de jaren tachtig verscheen er van zijn hand veel werk over anderen, zoals over Hugo Claus en Hans Andreus. Hij stelde verschillende
| |
| |
uitgaven over Amsterdam samen. Over talloze andere onderwerpen verschenen publicaties van zijn hand: marihuana, een Unesco-symposium, verslaafden. Vinkenoog wordt als ervaringsdeskundige geregeld benaderd met vragen over de jaren zestig.
| |
Visie op de wereld
Behalve al deze thematische uitgaven publiceerde hij ook nog geregeld dagboeken en dichtbundels. In dit werk staat steeds dezelfde boodschap - de zoektocht naar een betere wereld - centraal, en is de vorm duidelijk ondergeschikt aan de inhoud. Er is een duidelijke tegenstelling met zijn vroegste poëzie: de lichamelijke mens heeft moeten wijken voor de spirituele.
| |
Kritiek
Het werk van Vinkenoog uit de jaren zeventig en tachtig heeft in de kritieken vrijwel geen aandacht gekregen. Eind jaren negentig ontstaat er echter in het literaire circuit langzaam een herwaardering van Vinkenoogs poëzie. Dit begint rond 1993 als voor zijn vijfenzestigste verjaardag Louter genieten wordt uitgegeven met tekeningen en gedichten. Eén van de samenstellers, Coen de Jonge, verzorgt het jaar erna de Bloemlezing uit de poëzie van Simon Vinkenoog. Weer twee jaar later verschijnt onder zijn begeleiding Het hoogste woord. De stem van Simon Vinkenoog, alweer een bloemlezing, maar ditmaal specifiek van zijn podiumpoëzie. Deze bundels brengen Vinkenoog weer onder de aandacht van de critici. Het initiatief wordt geprezen en men vindt dat door een bloemlezing het werk van Vinkenoog goed tot zijn recht komt. Het altijd als hinderlijk ervaren gebrek aan selectie speelt in de bloemlezingen immers geen rol meer.
Vinkenoogs zeventigste verjaardag is gevierd met een gebundelde heruitgave van zijn eerste drie romans en een dikke bloemlezing van zijn columns uit Bres: Herem'ntijd. Kroniekschrijving van dertig jaar Wereld in Beweging. Hierin schrijft hij over allerhande zaken, van politiek en avant-garde tot kosmische liefde en de I Tjing. Hij focust op het internationale nieuws en spreidt enthousiast zijn kennis tentoon over van alles en nog wat De verzamelbundel geeft eigenlijk in het kort de opvattingen en onderwerpen van Vinkenoogs literatuur weer. Hij schrijft over universele levensbeschouwingen vanuit een synergische synthesegedachte. Achtereenvolgens komen bijvoorbeeld Jean Paul Sartre, Timothy Leary, Henry Miller, Frederik van Eeden en Krishnamurti aan bod. Hij verzamelt voor hem relevante opvattingen van anderen en wil die inzichtelijk maken voor de lezer.
| |
| |
| |
Kunstopvatting
Vinkenoog lijkt ruim vijftig jaar na zijn debuut lijnrecht tegenover zijn opvattingen uit de jaren vijftig te zijn beland. De dichter staat nu in feite in dienst van de mensheid. De existentiële buitenstaander die proefondervindelijke poëzie schreef, heeft plaatsgemaakt voor een ambachtelijk auteur die onlosmakelijk met de maatschappij verbonden is; van de taalgerichtheid van Wondkoorts naar een publiekgericht gelegenheidskunstenaarschap. De rode draad door Vinkenoogs gehele oeuvre, dwars door deze tegenstellingen heen, wordt gevormd door zijn wil de wereld te verbeteren en zijn hoop en geloof dat hij daar als mediator een rol in kan spelen.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Simon Vinkenoog, Wondkoorts. Amsterdam 1950, Holland, De Windroos 8, GB. (3e druk 1978, De Bezige Bij, BBpoëzie) |
Simon Vinkenoog, Driehoogballade. Tekeningen Corneille. Parijs 1950, eigen beheer, GB. |
Atonaal. Bloemlezing uit de gedichten van Hans Andreus, Remco Campert, Hugo Claus [e.a.]. Samenstelling en inleiding Simon Vinkenoog. Tekeningen Karel Appel en Corneille. 's-Gravenhage 1950, A.A.M. Stols, Bl. (3e uitgebreide druk 1956). |
Hans Andreus, Remco Campert, Hugo Claus en Simon Vinkenoog, Vierendelen. Parijs, 1951, eigen beheer, GB. |
Simon Vinkenoog, Land zonder nacht. Amsterdam 1952, Querido, GB. |
Simon Vinkenoog, Heren Zeventien. Proeve van waarneming. Amsterdam 1953, De Beuk, ie serie A, dl. 3, GB. (3e druk, met een nawoord van RA. Cornets de Groot, 1987, De Bezige Bij, Bezige Bij Poëziepocket 9) |
Simon Vinkenoog e.a., Sextet voor Corneille. Amsterdam 1954, Martinet, GB. |
Simon Vinkenoog, Zolang te water. Een alibi. Foto's Ed van der Elsken. Amsterdam 1954, De Bezige Bij, De Bijenreeks, R. (3e druk 1958, Literaire Pocket 12; ge druk 1969, Literaire Reuzenpocket 302; 10e druk 1978, BBliterair; 11e druk 1989, Bezige Bij Pocket 58; 12e druk, samen met Wij helden en Hoogseizoen, 1998) |
Simon Vinkenoog, Lessen uit de nieuwe school van taboes en andere gedichten. Amsterdam 1955, De Bezige Bij, GB. |
Hans Andreus en Simon Vinkenoog, Tweespraak. 's-Gravenhage 1956, Stols, GB. |
Simon Vinkenoog, Enkele reis Nederland. Amsterdam 1957, Corvey, Het model voor de uitgever, juni 1957, Autobiografie. |
Simon Vinkenoog, Wij helden. Verhaal. Amsterdam 1957, De Bezige Bij, R. (2e druk 1962, Literaire Reuzenpocket 88; 3e, vermeerderde druk 1965; 5e druk 1972, BB-herdruk; 6e druk 1978, BBliterair; 7e druk, samen met Zolang te water en Hoogseizoen, 1998) |
Simon Vinkenoog, Een tekst. Vignetten Armando. Amsterdam 1957, De Poortpers, E. |
Simon Vinkenoog, Eerste persoon meervoud (autobiografisch). Amsterdam 1957, De Beuk, Vriendenkring van De Beuk, serie A7, dl. 5, Autobiografie. |
Simon Vinkenoog, Onder (eigen) dak. Gedichten. 's-Gravenhage 1957, Stols, GB. |
Simon Vinkenoog, Stem uit de groef. Amsterdam 1960, Querido, LP. |
Simon Vinkenoog, Uit de doeken. (Signalementen) 1957-1960. Baarn 1960, De Boekerij, De Nieuwe Boekerij, EB. |
Simon Vinkenoog, Blurb 1 t/m 9. Amsterdam 1961, De Beuk, Bl. |
Simon Vinkenoog, Essay over mens en kunst. Maastricht 1961, Wagemans en Van Tuinen, E. |
Schrijftaal. Moderne poëzie = Written language: contemporary poetry. 3 dln. Samenstelling Simon Vinkenoog. Hilversum 1961-1972, Steendrukkerij De Jong & Co, Kwadraatbladen 8, 12, 25, Bl. |
| |
| |
Simon Vinkenoog, Spel en nederlaag. Tekeningen Ernst Vijlbrief. Den Haag 1961, z.u., E. |
Simon Vinkenoog, Hoogseizoen, Amsterdam 1962, De Bezige Bij, Literaire Reuzenpocket 31, R. (5e druk 1971, BB-herdruk; 6e druk 1979, BBliterair; 8e druk, samen met Zolang te water en Wij helden, 1998) |
Simon Vinkenoog, Spiegelschrift - gebruikslyriek. Gedichten. Amsterdam 1962, De Bezige Bij, Literaire pocket 95, GB. |
Hans Andreus, Nico Verhoeven en Simon Vinkenoog. Drie staat tot een. Tekeningen Martin van Veen. Amsterdam 1962, Moussault, GB. |
Simon Vinkenoog, Het verhaal van Karel Appel. Een proeve van waarneming. Utrecht 1963, Bruna, Grote beren 9, E. (opgenomen in Appel's oogappels, 1970) |
Simon Vinkenoog, Gesproken woord. Amsterdam 1964, eigen beheer, GB. |
Simon Vinkenoog, Wat te zeggen. Eigen en andermans teksten. Bloemendaal 1964, Arcadia Pers, E. |
Simon Vinkenoog, Liefde. Zeventig dagen op ooghoogte. Amsterdam 1965, De Bezige Bij, Literaire Reuzenpocket 107, D. (4e herziene druk 1972, Bij-reeks) |
Lucebert, Gedichten 1948-1963. Redactie Simon Vinkenoog. Amsterdam 1965, De Bezige Bij, Literaire Reuzenpocket 84, Teksteditie. |
Simon Vinkenoog e.a., Negen verhalen op het thema: dood in de drukkerij. Amsterdam 1965, Meulenhoff, Meulenhoff Editie E 86, VB. |
Simon Vinkenoog, Eerste gedichten 1949-1964. Amsterdam 1966, De Bezige Bij, Literaire Reuzenpocket 148, GB. |
Allen Ginsberg, Proef m'n tong in je oor. Vertaling Simon Vinkenoog. Amsterdam 1966, De Bezige Bij, Literaire Reuzenpocket 188, GB. (vert) |
Poëzie in Carré op 28 februari 1966 in theater Carré, Amsterdam. Samenstelling Simon Vinkenoog. Amsterdam 1966, De Bezige Bij, Bl. |
Simon Vinkenoog, Vogelvrij. Bouwstenen 1963-1967. Amsterdam 1967, De Bezige Bij, Literaire Reuzenpocket 231, EB. |
Simon Vinkenoog, Proeve van kommunikatie. Amsterdam 1967, De Bezige Bij, Literaire Reuzenpocket 236, E. |
Simon Vinkenoog, Weergaloos. Ontdekkingsreizen naar de waarheid. Hilversum 1968, Brand, D/EB. |
Simon Vinkenoog, Leven en dood van Marcel Polak. Amsterdam 1969, De Bezige Bij, Literaire Reuzenpocket 293, Biografie. |
Simon Vinkenoog, How to enjoy reality. Illustraties Jean Paul Vroom. Amsterdam 1969, s.n., E. |
Thimothy Leary, Ralph Metzner en Richard Alpert, De psychedelische ervaring. Vertaling Simon Vinkenoog. Amsterdam 1969, De Bezige Bij, Kwintessens 5, E. (vert) |
Simon Vinkenoog, Appel's oogappels en Het verhaal van Karel Appel. Utrecht 1970, Bruna, E. |
Het moederkruid. Een boek over marihuana. Samenstelling Simon Vinkenoog. Den Haag 1970, Bakker, Bl. |
| |
| |
Simon Vinkenoog, Het hek van de dam. Bijdragen tot de geestelijke volksgezondheid. Amsterdam 1971, De Bezige Bij, Literaire Reuzenpocket 369, E. |
Simon Vinkenoog, Tussen wit en zwart. Een persoonlijke benadering van het Chinese Boek der Veranderingen. 's-Gravenhage 1971, Bert Bakker, GB. |
Simon Vinkenoog, Aan het daglicht. Drie maanden leven met Simon Vinkenoog (eind februari - eind mei 1971). Brugge 1971, Orion, Open kaart, D. |
Aldous Huxley, De deuren der waarneming. Vertaling Simon Vinkenoog. Amsterdam 1971, Contact (vert) |
Simon Vinkenoog, Wonder boven wonder. Gedichten 1965-1971. Amsterdam 1972, De Bezige Bij, GB. |
Simon Vinkenoog, Timothy Leary, magiër. Het abz van de psychedelische avani-garde. Den Haag 1972, Sijthoff, Tango, E. |
Simon Vinkenoog, De waarheid over Timothy Leary. Leiden 1972, Sijthoff, E. |
Aldous Huxley, Hemel en Hel. Vertaling Simon Vinkenoog. Amsterdam 1973, Contact, E. (vert.) |
Simon Vinkenoog, Voorzetten. Voorburg 1973, Bzztôh Teater, Schrijverscyclus Bzztôh Theater 14, G. |
Niet niets. De kunst van het sterven. Samenstelling Simon Vinkenoog. Den Haag 1974, Bert Bakker, Universum Reeks, Bl. |
Simon Vinkenoog, Naam. Etsen Frank Lodeizen. Amsterdam 1974, Printshop, GB. |
De ervaring van de verandering van de ervaring. Teksten over avant-garde en underground in de twintigste eeuw. Samenstelling Simon Vinkenoog. Amsterdam 1974, Meulenhoff Educatief, Het spel en de knikkers, Profielen 9, Bl. |
Simon Vinkenoog, Handtekens. Tekeningen Frank Lodeizen. Arristerdam 1974, Western Market Art Press, GB. |
Simon Vinkenoog, Pen en Burijn dl. 4: Verleden tijd. Litho Rastislav Michal. Ulvenhout 1976, Haans, Pen en Burijn, 3e reeks, G. |
Simon Vinkenoog, Mij best. Gedichten, 1971-1975. Amsterdam 1976, De Bezige Bij, BBpoëzie, GB. |
Inzicht in. Verkeer met gene zijde. Redactie Simon Vinkenoog en Noud van den Eerenbeemt. De Bilt 1976, De Fontein, Fontein Folio, EB. |
Simon Vinkenoog, Made in Limburg. Maasbree 1978, Corrie Zelen, E. |
Simon Vinkenoog, De andere wereld. Maasbree 1978, Corrie Zelen, Mengelwerk. |
Simon Vinkenoog, Het huiswerk van de dichter. Maasbree 1978, Corrie Zelen, Teksten. |
Simon Vinkenoog, Nederland, Nederland, Nederland, Nederland, NL. z.pl. 1978, z.u., G. |
Simon Vinkenoog, Levend licht. Bussum 1978, Fidessa, E. |
John Ferguson, Encyclopedie van de mystiek en de mysteriegodsdiensten. Vertaling en bewerking Simon Vinkenoog. Baarn 1979, Het Wereldvenster, Naslagwerk (vert.) |
| |
| |
Diane di Prima, Revolutionaire brieven. Vertaling Simon Vinkenoog. Haarlem 1979, In de Knipscheer, GB. (vert) |
Simon Vinkenoog, Juli. Utrecht 1979, Het Spectrum, Floroscoop 7, Bl. |
Simon Vinkenoog, Bestaan en begaan (1972-1998). Maasbree 1979, Corrie Zelen, GB. |
Moedergras, een boek over marihuana. Samenstelling Simon Vinkenoog. Maasbree 1980, Zelen, Bl. |
Simon Vinkenoog, Tegen de wet (Zes weken Huis van Bewaring maart/april 1965). Maasbree 1980, Corrie Zelen, D. |
Simon Vinkenoog, Jack Kerouac in Am[ster]dam 14/10/'79. Heerlen 1980, 261 produkties, GC. |
Simon Vinkenoog, Poolshoogte / approximations: 1978-1980. Heerlen 1981, Uitgeverij 261, The Amsterdam school/poetry series, GB. |
Simon Vinkenoog, Voeten in de aarde en bergen verzetten. Amsterdam 1982, Guus Bauer, Syllabe 5, GB. |
Wat is er werkelijk loos in Nederland. Redactie Simon Vinkenoog en Hans Plomp. Amsterdam 1982, Amsterdams Ballongezelschap, Manifest. |
Simon Vinkenoog, Le peintre maudit. Woubrugge 1983, Avalon Pers, Tekst. |
Simon Vinkenoog, Beeld in zicht. Foto's Eddy Postuma de Boer. Weesp 1984, Moussault, E. |
Clyde Roel Lo-A-Njoe, Ton Luiting, Raoul Maria de Puijdt, Simon Vinkenoog, Doodverf. Hilversum 1984, het Kofschip, GB. |
Simon Vinkenoog, De avonturen van Amsterdam. Uit een plaatjesboek. Amsterdam 1985, De Bezige Bij, E. |
Simon Vinkenoog, Maandagavondgedichten: 1983-1985. Foto's Hans te Wierik. Roermond 1985, Onze Tijd, GB. |
Simon Vinkenoog, Stadsnatuur. Dagboeknotities januari-juli 1986. Schoorl 1986, Conserve, D. |
Simon Vinkenoog, Mijn Parijse legende. Utrecht 1986, Sjaalmanpers, Klein literair museum 15, Memoires. |
Simon Vinkenoog, O boze boom. I.m. Narma Pater. Bedum 1986, Exponent, Eenheden-reeks 8, G. |
Simon Vinkenoog, Jarings jaren zestig. Foto's Cor Jaring. Baarn 1986, De Kern, E. |
Simon Vinkenoog, Coito ergo sum. Samenspraak der eenwording. Prenten Menno Wielenga. Bedum 1986, Exponent, GC. |
Simon Vinkenoog, Een stad zonder groen is een mond zonder zoen, een stad zender water heeft geen vroeger of later. Amstelveen 1987, AMO, E. |
Simon Vinkenoog, Herinnering aan Christopher Logue. Amstelveen 1988, AMO, B. |
Simon Vinkenoog, Herinnering aan Hugo Claus. Amstelveen 1988, AMO, B. |
Simon Vinkenoog, Herinnering aan Hans Andreus. Amstelveen 1988, AMO, B. |
Simon Vinkenoog, Op het eerste gehoor. Gedichten. Amsterdam 1988, De Beuk, GB. |
Hans Andreus, Simon Vinkenoog, Brieven 1950-1996. Inleiding, tekstverzorging en aantekeningen Jan van der Vegt Baarn 1989, De Prom, Br. |
Simon Vinkenoog, Welk groter behoeftige dan de verslaafde. Zwolle 1990, Instituut Verslavingszorg, E. |
| |
| |
Simon Vinkenoog, De Amsterdamsche Boekenmarkt 1990 presenteert: De literaire tram. Amsterdam 1990, z.u., E. |
Simon Vinkenoog, Louter genieten. Samenstelling Lex Schrama en Coen de Jonge. Eindhoven 1993, Kempen Uitgevers, GB/Beeldend werk. |
Simon Vinkenoog, Bloemlezing uit de poëzie van Simon Vinkenoog. Samenstelling en inleiding Coen de Jonge. Gent 1994, Poëziecentrum, Dichters van nu 4, Bl. |
Simon Vinkenoog, Het hoogste woord. De stem van Simon Vinkenoog. Samenstelling en inleiding door Coen de Jonge. Groningen 1996, Holmsterland/SKF, Bl. |
Simon Vinkenoog, Vreugdevuur. Redactie Coen de Jonge. Groningen 1998, Passage, GB/Beeldend werk. |
Simon Vinkenoog, Herem'ntijd Kroniekschrijving van 30 jaar Wereld in beweging. Amsterdam 1998, Bres, EB. |
Simon Vinkenoog, De ware Adam. Gedichten uit de jaren negentig. Parijs 1999, Uitgeverij B.A.C., GB. |
Simon Vinkenoog, De ware Adam. Gedichten rond de eeuwwisseling. Samenstelling Coen de Jonge. Groningen 2000, Passage, GB. |
Allen Ginsberg, Me and my peepee. Vertaling Simon Vinkenoog. Samenstelling Coen de Jonge. Groningen 2002, Passage, Bl. (vert) |
Simon Vinkenoog, Goede raad is vuur. Een poëtische handreiking. Groningen 2004, Passage, EB. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Maurits Mok, Simon Vinkenoog, een der meest persoonlijke onder de jonge dichters. In: Algemeen Handelsblad, 21-5-1951. (over Wondkoorts) |
L.P. Boon, De vijfde kolom, Zolang te water van Simon Vinkenoog. In: Vooruit, 7-7-1956. |
L.P. Boon, De vijfde kolom, Samenspraak tussen Vinkenoog en Andreus. In: Vooruit, 13-4-1957. |
Adriaan Morriën, Krampachtige monotonie. In: Het Parool, 21-9-1957. (over Enkele reis Nederland) |
L.P. Boon, Hoogseizoen, een nieuw prozawerk van Simon Vinkenoog. In: Vooruit, 17-9-1962. |
H. Gabriëls, Vinkenoog heeft altijd haast In: Vrij Nederland, 13-10-1962. (over Blurb 1 t/m 9) |
J.J. Oversteegen, Vier maal experimenteren met de roman. In: Merlyn, jrg. 2, nr. 5, 1963, pp. 1-21. (onder andere over Hoogseizoen) |
Huug Kaleis, Liefde: zeventig dagen op ooghoogte. In: Schrijfkrant, 21-5-1965. |
Adriaan Morriën, Vinkenoog voedt de mensheid op. In: Het Parool, 11-9-1965. (over Liefde, zeventig dagen op ooghoogte) |
Kees Fens, Blurb. In: Kees Fens, Loodlijnen. Amsterdam, 1967, pp. 116-118. |
RA. Cornets de Groot, Het daghet In: RA. Cornets de Groot, De open ruimte. Opstellen over... Den Haag 1967, pp. 91-102. (algemeen) |
Piet Jager, Vinkenoogs nieuwe boeken: niet alleen maar woorden. Plaats maken voor de mens. Elsevier, 26-8-1967. (over: Vogelvrij en Proeve van kommunikatie) |
Karel Soudijn, Blijheid in opdracht. In: NRC Handelsblad, 15-10-1971. (over Het hek van de dam) |
Paul de Wispelaere, Verzamelaar en overbrengen van informatie. In: Het Vaderland, 12-8-1972. (over Het hek van de dam) |
Jan van der Vegt, Alles is te veel. In: NRC Handelsblad, 30-4-1976. (over Mij best) |
Martin Koomen, Orakelen en oprakelen. In: Vrij Nederland, 12-8-1978. (over De andere wereld) |
Ludo Meyvus, Blurb en Braak, Een literair-historische studie van twee tijdschriften uit de beginperiode van de experimentele literatuur. Leuven 1978. |
Karel Soudijn, Sprong uit de cocon. In: NRC Handelsblad, 6-7-1979. (over Bestaan en begaan en Levend licht) |
R.L.K. Fokkema, Het Komplat der Vijftigers. Amsterdam 1979. (wetenschappelijke studie, onder andere naar Atonaal) |
Jef van Gool, Ik vind mezelf al heel lang geen kwajongen meer. In: Archief de Vijftigers II. Samenstelling Hans Dütting. Baarn 1983, pp. 159-168. (interview) |
Jelle van der Meulen, Van straalkachelhaat tot open haard. In: idem, pp. 169-179. (interview) |
Gerard Reve, Simon Vinkenoog: Liefde. In: Gerard Reve, Schoon Schip, 1945-1984. Amsterdam 1984, pp. 1138-140. |
Joost Nijsen, De economie van het schrijven (3): Simon Vinkenoog ‘I'm not in it for the money’. In: Boekblad 13-6-1986. |
Rudie Kagie, Eerste prijs: doodgaan is nog geen einde van de communicatie. Ik heb zelfbeklag al zo lang uit m'n leven gebannen. In: Vrij Nederland 13-12-1986. (interview naar aanleiding van 's-Giavesandeprijs) |
Bert Schierbeek, Simon Vinkenoog, een vriendschap, een bewondering. In: Jan Campertprijzen 1986. Redactie Harry Bekkering. 's-Gravenhage 1986, pp. 92-119 (algemeen, inclusief bibliografie) |
J.A. Dautzenberg, Het woord, achterhoede en schuilplaats van de dood. In: de Volkskrant, 22-9-1988. (over Heren 17) |
Sjoerd de Jong, Onvermoeibaar chroniqueur van de Nieuwe Tijd. In: NRC Handelsblad, 8-3-1993. (algemeen) |
Hugo Brems, Eind 1950: Hugo Claus vertrekt naar Parijs, Contacten tussen experimentele schilders en schrijvers. In: Nederlandse Literatuur, een geschiedenis. Redactie M.A. Schenkeveld-van der Dussen e.a, Groningen 1993, pp. 721-727. |
R.L.F. Fokkema, 4 juli 1953: Lucebert schrijft een ‘Open brief aan Bertus Aafjes’, Commotie rond de Beweging van Vijftig. In: idem, pp. 737-742. |
Frans van Heel, De; jaren zestig: jaren van lieve(r) revolutie? De literair-artistieke tegen- |
| |
| |
elite volgens het boek ‘Liefde’ van Simon Vinkenoog. In: Kreatief, jrg. 27, nr. 5, 1993, pp. 3. |
Coen de Jonge, Inleiding. In: Simon Vinkenoog, Bloemlezing uit de poëzie van Simon Vinkenoog. Samenstelling Coen de Jonge. Gent 1994, pp. 5-45. (algemeen) |
Hans Warren, Simon Vinkenoog niet stuk te krijgen. In: Provinciale Zeeuwsche Courant, 27-1-1995. (over Bloemlezing uit de poëzie van Simon Vinkenoog) |
Coen de Jonge, Het vogelvrije werk van Simon Vinkenoog. In: Bzzlletin, jrg. 23, nr. 224, 1995, pp. 60-70. (algemeen) |
Theodor Holman, De dichter van plezier. In: Het Parool, 19-4-1996. (over Het hoogste woord) |
Kees Fens, Simon Vinkenoog. In: de Volkskrant, 18-12-1996. (algemeen) |
Jaap Goedegebuure, Rauwe biecht, fluwelen lyriek. In: HP/De Tijd, 3-7-1998. (over Zolang te water, Wij helden en Hoogseizoen) |
Jaap van der Bent, ‘O fellow travelers I write you a poem in Amsterdam’. Allen Ginsberg, Simon Vinkenoog. In: College Literature, jrg. 21, nr. 1, 2000, pp. 199-212. (over de verhouding tussen beatpoëzie en werk van Vinkenoog) |
Ischa Meijer, Simon Vinkenoog. In: Ischa Meijer, De interviewer en de schrijver. Dertig literaire interviews van 1966 tot 1993. Amsterdam 2003, pp. 34-38. (interview) |
Arjan Visser, Dood? Zonde van m'n kunstgebit. In: Arjan Visser, De tien geboden. Amsterdam 2003, pp. 158-168. (interview) |
96 Kritisch lit. lex.
maart 2005
|
|