| |
| |
| |
Hans Vervoort
door Bert Peene
1. Biografie
Johan Willem Sebastiaan Vervoort werd op 22 april 1939 in Magelang (Midden-Java) geboren als tweede zoon van Gerardus Wilhelmus Vervoort, een Utrechtse boekhouder die zich in de crisisjaren liet uitzenden als KNIL-militair, en Margaretha Oswaldina de Korte. Tijdens de Japanse bezetting werd zij met haar beide zoons in Ambarawa geïnterneerd, waar de oudste van de twee overleed. In 1946 werd het gezin herenigd in Makassar. Uiteindelijk belandde de familie in Surabaja, waar de vader deel uitmaakte van de Nederlandse Militaire Missie. In 1953 repatrieerden zij en kwamen via Oss en Hilversum in Amsterdam terecht. Daar behaalde Hans in 1956 het diploma hbs-A.
Hij werkte vervolgens drie jaar als assistent-accountant, vervulde zijn dienstplicht en ondernam een vergeefse poging tot een wereldreis, die al bij de eerste heuvels van Noord-Frankrijk strandde. In 1961 belandde hij bij toeval in de wereld van het markt- en opinie-onderzoek. In 1967 richtte hij met drie collega's het marktonderzoekbureau Inter/View op. Naast zijn werk probeerde hij nog een universitaire studie te volgen, maar verder dan het kandidaatsexamen andragogie kwam hij niet. In 1974 nam hij afscheid van Inter/View om samen met zijn vrouw en beide zoons een rondreis door Java te maken. Sinds 1975 werkt hij bij de Weekbladpers, eerst als marktonderzoeker, de laatste jaren als adjunct-directeur.
Van 1966 tot 1968 en nogmaals korte tijd in 1970 was Hans Vervoort redacteur van Propria Cures. Van 1969 tot 1974 was hij medewerker van De Nieuwe Linie, eerst voor de Toestand- | |
| |
pagina, later als columnist. Voor Vrij Nederland (vooral in de periode 1972-1979) en NRC Handelsblad (van 1983-1987) schreef hij regelmatig boekbesprekingen.
Hans Vervoort is sinds 1964 getrouwd met Maja Indorf en woont in Amsterdam.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Verwantschap
Hans Vervoort wordt in de literatuuroverzichten als een typische vertegenwoordiger genoemd van het neorealisme dat in het begin van de jaren zeventig het gezicht van het Nederlandse proza bepaalde. Evenals andere vertegenwoordigers van dit genre, zoals Mensje van Keulen en Guus Luijters, vestigde hij zijn naam als schrijver van korte schetsen over de onwrikbare tragiek van het alledaagse bestaan, vol weemoed en verlangen naar een teloorgegane harmonie. Aad Nuis noemde dit ooit ‘ironisch-realisme’, daarmee onder meer verwijzend naar de haast dogmatische voorkeur die deze auteurs tonen voor understatement en ironie. Algemeen wordt de redactie van het Amsterdamse studentenblad Propria Cures als de bakermat van dit proza gezien; alle auteurs die onder de noemer ironisch of anekdotisch-realisme kunnen worden samengebracht, hebben hiervan immers deel uitgemaakt. De literatuuropvatting die aan het redactionele beleid uit die jaren ten grondslag lag, vormt de grootste gemene deler van hun gezamenlijke werk. Nescio, Elsschot en Carmiggelt lijken hun belangrijkste voorbeelden te zijn.
| |
Techniek
Vervoort debuteerde in 1970 in zekere zin twee keer. Samen met G. Heymenberg stelde hij het Klein Nederlands Soldatenboek samen, dat aan de hand van kranteknipsels en soldatenherinneringen een ironiserend beeld geeft van de verschillende aspecten van het militaire bestaan van 1813 tot 1970. Daarna verscheen zijn bundel Kleine stukjes om te lezen, met overwegend melancholieke jeugd- en adolescentenherinneringen, die voor publikatie in Propria Cures werden herschreven. Ze zijn te weinig op de (herkenbare) actualiteit van het moment betrokken om columns te mogen heten en echte verhalen, met een doorwrochte intrige, een climax (of anti-climax) en een duidelijke kop en een staart, zijn ze eigenlijk ook niet. Een van de schetsen heet zelfs gewoon ‘(Fragment)’. Vervoorts ‘stukjes’ beginnen meestal zo maar, eindigen twee, drie bladzijden verder even onverwacht en intussen is er nauwelijks iets gebeurd. Met veel lef wordt de liefde besproken, soms ook gepraktizeerd, er wordt veel gedronken en een enkele keer worden er zaken ge- | |
| |
daan - dat is het wel zo'n beetje. ‘Alles lijkt hier vermeden te worden om aan het leven zelfs [maar] de schijn van gewicht te geven,’ schrijft Kees Fens naar aanleiding van Vervoorts tweede bundel, Heden mosselen, morgen gij. Het Indië van vlak voor en tijdens de Japanse bezetting, de militaire dienst en de zakenwereld dienen meestal als decor.
| |
Stijl
De bravoure waarmee Vervoorts protagonisten zich door het leven slaan, is niet alleen thematisch van belang; ze bepaalt ook de toon waarop de verhalen doorgaans worden verteld. De vele hoofdrolspelers - in de verzamelbundel Oud zeer treden er vierenvijftig op - brengen geheel volgens de verteltrant waarin Heere Heeresma op dat moment toonaangevend is, met laconieke spot, die vaak zelfspot is, verslag uit van hun wedervaren, in korte zinnen en gewone spreektaal. Dramatiek en sentimentaliteit zijn strikt taboe. Maar in de context van het verhaal blijken alle nuchterheid en lolbroekerij niet meer dan pogingen om de Grote Gevoelens te camoufleren: de onmacht, vergeefsheid, eenzaamheid, wanhoop en weemoed.
Het is opvallend hoe gemakkelijk de hoofdpersonen in deze minidrama's hun verlies accepteren en er steeds weer in slagen een zodanig kader te vinden voor wat hun overkomt, dat iedere nederlaag tenslotte toch (een beetje) op een overwinning lijkt. Ook de ‘blik van verstandhouding’ die de verteller soms met de lezer wisselt - ‘We weten allen wat dit betekent’ - moet gezien worden als een poging tot relativeren.
| |
Verwantschap
Overeenkomsten met het werk van Heeresma en zeker met De avonden van Gerard Reve (Vervoort: ‘De avonden gaf mij destijds een enorme lel, toen ik het las’) zijn er ook waar understatement en ironie plaats maken voor absurdisme, cynisme en zwarte humor.
| |
Ontwikkeling
Vanaf 1974 valt er in zijn werk een duidelijke ontwikkeling te bespeuren. Er verschijnen van zijn hand geen verhalenbundels meer - de ‘stukjes’ zijn op - voortaan wijdt hij zich vrijwel uitsluitend aan werk van langere adem. Verhalen schrijft hij alleen nog voor gelegenheidsbundels. Een van de gevolgen daarvan is, dat de anekdotiek belangrijker wordt. In Zonder dollen, de roman die in 1983 wordt omgedoopt tot Een Zaak van Leven of Dood, presenteert hij zich voor het eerst als een
| |
| |
verteller die een verhaal kwijt wil met een kop en een staart en een heuse plot.
| |
Kunstopvatting
Eigenlijk is hij pas vanaf dat moment een echte vertegenwoordiger van het anekdotisch-realisme. In de bundels Kleine stukjes om te lezen en Heden mosselen, morgen gij is hij veel minder een chroniqueur van het moderne leven dan Mensje van Keulen en Guus Luijters in hun verhalen. Vervoorts schetsen zijn veel meer aan zijn eigen ervaringen ontleend en maken op de een of andere manier een indruk van noodzakelijkheid. In een interview met de Haagse Post uit 1973 distantieert hij zich op dit punt ook min of meer van andere schrijvers uit de Propria-Cures-school: ‘Je creëert op een gegeven moment voor jezelf toch een soort gewoonte om dingen van je af te schrijven. In dat opzicht ben ik dus geen echte verteller. Ik heb nog steeds de habitus van iemand die alleen maar schrijft als-ie ergens vanaf wil wezen, terwijl een echte schrijver een verhaal schrijft om het verhaal.’! (De Winter, 1973)
| |
Relatie leven/werk
Na 1974 wordt de band tussen Vervoorts leven en werk losser. Terwijl hij, naar eigen zeggen, in zijn verhalen ‘bijna uitsluitend’ over eigen ervaringen schrijft, zijn de belevenissen van zijn hoofdfiguren later veel meer aan zijn schrijversverbeelding ontsproten. Dat zij afsplitsingen van hun schepper zijn, is duidelijk, maar veel verder gaan de overeenkomsten toch niet. Het is meer zoals boven een van de interviews staat: Vervoort verzínt de werkelijkheid.
| |
Stijl
De keuze die hij maakt voor het vertellen-zonder-meer heeft nauwelijks gevolgen voor zijn manier van schrijven; het belangrijkste verschil met vroeger is dat hij voortaan veel meer dialogen gebruikt. Zijn stijl blijft echter in grote lijnen dezelfde: compact en ondramatisch. Beschrijvingen en bespiegelingen blijven tot het meest noodzakelijke beperkt, gevoelens van eenzaamheid, leegte, mislukking en melancholie gecamoufleerd met zelfspot. De combinatie van bittere ernst en grimas zal in de loop van de jaren de essentie van Vervoorts werk blijken te zijn.
| |
Verwantschap
Als gevolg van die voorkeur voor het onopgesmukte vertellen is er ook verwantschap tussen de romans van Vervoort en het werk van andere schrijvers met een Indische achtergrond, zo- | |
| |
als Willem Walraven, F. Springer, A.L. Schneider, Beb Vuyk en H.J. Friedericy.
| |
Kritiek
Hoewel hij in de eerste jaren van zijn schrijverschap juist veel waardering oogstte om zijn trant van vertellen, wordt vanaf 1974 echter in de kritiek steeds meer de vraag opgeworpen of deze in werk van langere adem wel even effectief is als in korte verhalen. In die verhalen treft Vervoorts ingehoudenheid als een gevoelige kracht en zorgt zij voor een tweede dimensie, schrijft T. van Deel naar aanleiding van Zwarte rijst. ‘Maar zijn stijl wordt in zo'n meer fictioneel geheel als een novelle, laat staan een korte roman, mij te plat en weinigzeggend. Er wordt eigenlijk op een berekende manier - als had iemand opdracht gekregen - een verhaal verteld, zonder veel inhoud, iets om direct weer te vergeten kortom.’ (Van Deel, 1977).
| |
Thematiek
Daarmee zijn de belangrijkste punten uit de kritiek die Vervoort in de jaren die volgen naar aanleiding van zijn romans krijgt, genoemd: te weinig diepgang en een nauwelijks overtuigende plot. Nu is Vervoort altijd de eerste geweest om toe te geven dat het bedenken van een intrige niet zijn sterkste kant is. De bewijzen daarvan laten zich ook gemakkelijk vinden. Zo maakt hij in alle romans feitelijk gebruik van hetzelfde scenario: een veertiger in een midlife crisis, redelijk welvarend maar desondanks teleurgesteld in het leven, vastgelopen in zijn baan en zijn huwelijk, met een wat tweeslachtige hang naar vrij heid, die probeert met zichzelf en het verleden in het reine te komen. Soms neemt dat streven de vorm aan van een echte wraakoefening (bijvoorbeeld in Zonder dollen), soms is er sprake van een poging zich van onverwerkt verdriet te bevrijden (in Zwarte rijst) of zichzelf te rehabiliteren (in Met stijgende verbazing en Het tekort). Verder heeft hij nogal eens wat ‘operette’ nodig om de plots rond te maken, kitscherige en soms regelrecht groteske scènes, zoals de bezetting van het plaatselijke radiostation door een stel nauwelijks toerekeningsvatbare nationalisten in Zwarte rijst.
De problematiek die Vervoort in zijn romans behandelt, is in het algemeen die van het menselijk tekort. Zijn hoofdfiguren ervaren steeds weer hoe moeilijk het is hun leven op een bevredigende manier vorm te geven; meestal komen zij daar dan ook
| |
| |
niet aan toe. Het conflict tussen hun persoonlijke verlangens en de (te) hoge verwachtingen die anderen van hen hebben, werkt verlammend en bovendien ontbreekt het hun vaak aan voldoende pit om hun ambities in daden om te zetten. Dat geldt met name voor de mannelijke personages. Aan vrouwen worden in de visie van de schrijver minder hoge eisen gesteld en daardoor tonen zij in zijn romans vaak meer initiatief.
Een thema dat nauw met dit hoofdthema samenhangt, is de zoektocht naar een identiteit; op de een of andere manier zijn Vervoorts protagonisten ontwortelden. Een aantal keren krijgt dat probleem gestalte in een confrontatie met het land van herkomst, Indië. In het reisverslag Vanonder de koperen ploert beschrijft Vervoort diezelfde confrontatie, maar dan niet gefictionaliseerd.
| |
Kunstopvatting
In Een zomer apart krijgt de zoektocht naar de eigen identiteit er de dimensie van het schrijverschap bij: de belangrijkste personages, de oude Hendrik van Campen en zijn (vermeende?) zoon John zijn allebei schrijver. Via het conflict dat zij met elkaar uitvechten, verschaft Vervoort zich de mogelijkheid nog eens zijn eigen opvattingen over literatuur uiteen te zetten en zich tegelijk af te zetten tegen de stroming die inmiddels het werk van de neorealisten van het eerste plan verdrongen heeft: de Revisor-auteurs. Alles wat voor hun proza kenmerkend is, wordt op de hak genomen: een werkelijkheid die van meer dan één kant wordt belicht, eindeloze reflecties op het schrijven, het inlassen van allerlei tussenverhalen in het eigenlijke verhaal. ‘Het leven betekent niets en kan dus geen vragen van enig belang oproepen. Je kunt er wel over vertellen aan lotgenoten [...]. Een verhaal moet kloppen, mag niet verslappen, je moet de scènes en personen precies voor je zien, anders komt het juiste woord niet omhoog, een mooi literair beeld of een woordvondst stopt het verhaal net zoals een lang aangehouden hoge c een opera, en moet weg.’ Binnen de roman fungeren deze woorden als een beginselverklaring; daarbuiten als een oratio pro domo.
| |
Publieke belangstelling
Geen van Vervoorts boeken is ooit een echte bestseller geworden; illustratief daarvoor is onder meer het feit dat het grootste deel van zijn toch bescheiden oeuvre uitverkocht en niet meer
| |
| |
leverbaar is. Alleen voor het reisboek Vanonder de koperen ploert is vanaf het moment van verschijnen een brede belangstelling geweest.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Klein Nederlands Soldatenboek eerder aangekondigd als Groot Nederlands Soldatenboek. Samengesteld door H. Vervoort en G. Heymenberg m.m.v. R. Kennedy. Amsterdam 1970, Thomas Rap, Documentaire. |
Hans Vervoort, Kleine stukjes om te lezen. Amsterdam [1971], Thomas Rap, VB. (opgenomen in Oud zeer) |
Hans Vervoort, Heden mosselen, morgen gij. Amsterdam 1973, Thomas Rap, VB. (opgenomen in Oud zeer) |
Hans Vervoort, Zonder dollen. Een avontuur in Budapest. Amsterdam 1974, Thomas Rap, R. (tweede druk onder de titel Een Zaak van Leven of Dood. Amsterdam 1983, De Arbeiderspers, Grote ABC nr. 454) |
Hans Vervoort, Vanonder de koperen ploert. Amsterdam 1975, Thomas Rap, Reisverslag. (derde gewijzigde druk 1988, De Arbeiderspers, Grote ABC nr. 626) |
Hans Vervoort, Zwarte rijst. Amsterdam 1977, Thomas Rap, R. (derde druk 1985, De Arbeiderspers, Grote ABC nr. 503) |
Hans Vervoort, Oud zeer. Alle verhalen. Amsterdam 1978, Thomas Rap, VB. (waarin onder meer opgenomen Kleine stukjes om te lezen en Heden mosselen, morgen gij) |
Hans Vervoort, Sicco Roorda van Eysinga, zijn eigen vijand. Amsterdam 1979, De Engelbewaarder, jrg. 4, 1979, Documentaire. |
Hans Vervoort, Met stijgende verbazing. Amsterdam 1980, De Arbeiderspers, Grote ABC nr. 372. R. |
Hans Vervoort, Laat verhaal. In: Roze verhalen. Onder redactie van Martin Ros. Amsterdam 1981, De Arbeidspers, pp. 203-215, V. |
Hans Vervoort, Een zomer apart. Amsterdam 1982, De Arbeiderspers, Grote ABC nr. 430, R. |
Hans Vervoort, Het tekort. Amsterdam 1988. De Arbeiderspers, Grote ABC nr. 614, R. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Evert Werkman, Thomas Rap bracht onthullende verzameling uit. Klein Soldatenboek: sieraad voor elke militaire kantine. In: Het Parool, 7-7-1970. (over Klein Nederlands Soldatenboek) |
Andries de Jong, De lachwekkende triestheid van ons leger. In: De Nieuwe Linie, 11-7-1970. (over Klein Nederlands Soldatenboek) |
Jan Donkers, Jan Soldaat uitgeknipt en opgeplakt. In: De Volkskrant, 18-7-1970. (over Klein Nederlands Soldatenboek) |
Theo Sontrop, Levensgrote miniaturen naar het leven vertekend. In: Het Parool, 3-4-1971. (over Kleine stukjes om te lezen) |
I. Sitniakowsky, Hans Vervoort: half leuk. In: NRC Handelsblad, 8-4-1971. (over Kleine stukjes om te lezen) |
Guus Luijters, Klein maar niet voor De Kast. In: Het Parool, 4-8-1973. (interview) |
Theun de Winter, Schrijver Hans Vervoort: ‘Praatcontact blijft altijd vrijblijvend gewauwel.’ In: Haagse Post, 1-12-1973. (interview) |
Kees Fens, Gewichtloos proza van Hans Vervoort. In: De Volkskrant, 9-2-1974. (over Heden mosselen, morgen gij) |
Piet Keijsers, Verhalen van Hans Vervoort. In: Brabantsch Nieuwsblad, 14-3-1974. (over Heden mosselen, morgen gij) |
Marian Spinhoven, ‘Ik ben niet zo geïnteresseerd in literatuur.’ In: Viva, 22-3-1974. (interview) |
Rico Bulthuis, De sombere vrolijkheid van Hans Vervoort. In: Haagsche Courant, 24-4-1974. (over Heden mosselen, morgen gij) |
Anthony Mertens, Donkers en Vervoort. Fijnproevers van het ironische detail. In: De Groene Amsterdammer, 22-5-1974. (over Heden mosselen, morgen gij) |
Alfred Kossmann, Guus Luijters en Hans Vervoort. In: Het Vrije Volk, 28-12-1974. (over Zonder dollen) |
Leo de Haes, Heden mosselen, morgen gij. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 120, nr. 2, februari 1975, pp. 149-150. |
T. [van] D[eel], Nieuwe Boeken. In: Trouw, 5-3-1975. (over Zonder dollen) |
Ada van Benthem Jutting, Vervoorts hobby: verhalen schrijven. In: Het Parool, 8-3-1975. (interview) |
Leo de Haes, Gehandicapt boek. In: De Standaard, 25-4-1975. (over Zonder dollen) |
Rob Nieuwenhuys, Indonesië voor de belangstellende leek. In: Hollands Diep, jrg. 1, nr. 4, december 1975, p. 19. (over Vanonder de koperen ploert) |
Hans Warren, Een wat wrevelig maar boeiend reisverhaal. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 28-2-1976. (over Vanonder de koperen ploert) |
Wim Sanders en Huug Schipper, Praten met Hans Vervoort. In: Horus, jrg. 3, nr. 13, mei 1976, pp. 112-120. (interview) |
T. van Deel, Kolder in de tropen. In: Trouw, 2-7-1977. (over Vanonder de koperen ploert) |
Paul van 't Veer, Zwarte rijst blijkt te bont. In: Het Parool, 16-7-1977. (over Zwarte rijst) |
Wam de Moor, Afzijdigheid als levensinstelling. In: De Tijd, 12-8-1977. (over Zwarte rijst) |
Margaretha Ferguson, De trieste tropen. In: Bzzlletin, jrg. 6, nr. 48, september 1977, pp. 4-5. (over Zwarte rijst) |
Aad Nuis, Reisverhaal als autobiografie. In: Aad Nuis, Boeken. Veertig besprekingen. Amsterdam 1978, pp. 66-70. (over Vanonder de koperen ploert) |
Gerrit Komrij, Wraak met een bom duiten. In: Gerrit Komrij, Papieren tijgers. Amsterdam 1978, pp. 175-180. (over Zonder dollen) |
Johan Diepstraten en Sjoerd Kuyper, Hans Vervoort: ‘Ik had Zwarte rijst veel liever verplaatst naar Marken.’ In: Johan Diepstraten en Sjoerd Kuyper, Het nieuw proza. Interviews met jonge nederlandse schrijvers. Met tekeningen van Siegfried Woldhek. Amsterdam 1978, pp. 55-74 en 277-280. (interview
|
| |
| |
met een secundaire en primaire bibliografie toten met 1977) |
Frank van Dijl, Hans Vervoort (39): ‘Ik verzin de werkelijkheid.’ In: Het Vrije Volk, 27-1-1979. (interview) |
Aad Nuis, De onopvallende voortreffelijkheid van het ironisch realisme. In: Haagse Post, 20-9-1980. (over Met stijgende verbazing) |
Reinjan Mulder, De terugkeer van het lelijke eendje. In: NRC Handelsblad, 26-9-1980. (over Met stijgende verbazing) |
Ton van Dijk, Schrijver Hans Vervoort: ‘Ik heb een grote weerzin om mezelf te kijk te zetten.’ In: Haagse Post, 27-9-1980. (interview) |
Jan Verstappen, Met stijgende verbazing. In: Het Binnenhof, 27-9-1980. |
Henk Hofland, Goed nieuws. In: Intermagazine, jrg. 3, nr. 6, juni 1982, pp. 8-9. (over Een zomer apart) |
J. Huisman, ‘Ik wil een spoor nalaten.’ In: Algemeen Dagblad, 13-7-1982. (interview) |
Jaap Goedegebuure, De beste loot aan de PC-stam. In: Haagse Post, 24-7-1982. (over Een zomer apart) |
Henk Lagerwaard, Een cacaobus van onvermogen. In: NRC Handelsblad, 13-8-1982. (over Een zomer apart) |
Jan Donkers, Een zomer apart: lezenswaardig Vervoort-boek (dat veel laat liggen). In: Avenue, jrg. 17, nr. 56, oktober 1982, p. 10. |
Wam de Moor, Waar Mensje van Keulen het beter doet dan Hans Vervoort. In: De Tijd, 8-10-1982. (over Met stijgende verbazing en Een zomer apart) |
Kees de Bakker, Hans Vervoort: Kleine stukjes om te lezen. In: Kees de Bakker, Mijn eerste boek. Dertig schrijversdebuten. Amsterdam 1983, pp. 145-148. (interview over Kleine stukjes om te lezen) |
Inge van den Blink, Vervoort terug op zijn oude niveau: In: Utrechts Nieuwsblad, 26-5-1988. (over Het tekort) |
Diny Schouten, De weerloosheid van een man alleen. In: Vrij Nederland, 25-6-1988. (over Het tekort) |
36 Kritisch lit. lex.
februari 1990
|
|